Vraag nr. 121 van 30 april 2003
van de heer FRANCIS VERMEIREN Bedrijventerreinen – VRIND 2002
Een belangrijke krachtlijn van het Actieplan On-dernemen van de Vlaamse regering legt niet alleen de klemtoon op de noodzaak de administratieve lastendruk te verminderen, maar eveneens op het scheppen van ruimte om te ondernemen. D e Vlaamse Regionale Indicatoren opgenomen in de tiende editie van Vrind maken ook melding van het tekort aan bouwrijpe terreinen, dat reeds vaak aan bod is gekomen. Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen 1994-2007 had wel 7.000 ha in het vooruitzicht gesteld, maar uit het overzicht van de "Economie" kan worden afgeleid dat er niets of onvoldoende is gebeurd.
Er wordt verwezen naar een aantal obstakels, z o a l s de "onvoldoende professionele en hoogstaande lo-caties" van bedrijven. Toch heeft de Vlaamse over-heid in 2001 voor 13,7 miljoen euro subsidies toe-gekend voor de aanleg van bedrijventerreinen, e e n verdubbeling tegenover het jaar 2000. Die midde-len gingen hoofdzakelijk naar de provincies West-Vlaanderen en Limburg.
Ook de term "duurzame bedrijventerreinen", d i e thans opgang maakt, is niet van die aard dat de aanleg van "nieuwe" bedrijven wordt bevorderd. 1. Houdt de toekenning van nieuwe middelen
voor We s t-Vlaanderen en Limburg enig ver-band met de selectie door de Europese Com-missie van deze provincies voor het verkrijgen van specifieke steun in het kader van de V l a a m-se expansiesteun ?
2. Wat wordt eigenlijk bedoeld met "onvoldoende professionele en hoogstaande locaties" ?
3. Hoeveel van de bestaande nog onbebouwde be-drijventerreinen kunnen werkelijk als "duur-zaam" worden beschouwd ?
Antwoord
In zijn vraag legt de Vlaamse volksvertegenwoordi-ger het verband tussen ruimte voor ondernemen, het toekennen van subsidies voor bedrijventerrei-nen en het ontwikkelen van duurzame bedrijven-t e r r e i n e n . Hij baseerbedrijven-t zich op hebedrijven-t Acbedrijven-tieplan Onder-nemen van de Vlaamse regering en de tiende editie van de Vlaamse regionale Indicatoren.
Alvorens in te gaan op de concrete vragen, wil ik hem eraan herinneren dat het aanbodbeleid, v o o r-opgesteld in het Ruimtelijk Structuurplan V l a a n d e-r e n , in casu het bijkomend bestemmen van cie-rca 7.000 ha bedrijventerrein in V l a a n d e r e n , v o l o p l o o p t . Met het regeerakkoord is versnelling gege-ven aan de uitvoering. Uiteraard betekent dit niet dat vandaag reeds alle bijkomende bedrijventerrei-nen werden afgebakend, maar vele voorstellen zit-ten in de pijplijn. Na de gewestplanwijzigingen van de afgelopen jaren, die reeds zorgden voor circa 1.600 ha en talloze bijzondere plannen van aanleg, zijn een aantal bestemmingswijzigingen "nieuwe stijl" in procedure gebracht via gewestelijke ruim-telijke uitvoeringsplannen. Naast de bestemmings-wijzigingen lopen diverse initiatieven, zoals het ur-gentieproject, de brownfields, enzovoort.
Het volledige overzicht van dit alles werd reeds meermaals in antwoord op parlementaire vragen g e g e v e n . Er wordt dus wel degelijk werk gemaakt van "ruimte voor ondernemen".
1. Het economisch ondersteuningsbeleid betreft een bevoegdheid van mijn collega-minister Ga-briels.
2. De verwijzing naar "onvoldoende professionele en hoogstaande locaties" in Vrind houdt ver-band met de huidige toestand van bedrijventer-reinen in V l a a n d e r e n . De evolutie in marktvra-gen en de specifieke vestigingseisen die welbe-paalde economische sectoren vergen, zijn van dusdanige aard dat heel wat bestaande of ver-ouderde bedrijventerreinen tegemoetkomen aan de wensen van (voornamelijk nieuwe) be-d r i j v e n . Vooral in be-de kantorensector zijn hoog-staande kenmerken van een bedrijventerrein van tel. Nochtans dient eveneens te worden ver-meld dat een aantal recente ontwikkelingen, zoals in het Zaventemse, in hoge mate tege-moetkomen aan de vraag naar professionele lo-caties.
Aandachtspunten voor de toekomst betreffen onder meer :
– de opwaardering van oudere of onaangepas-te bedrijvenonaangepas-terreinen ;
– een doordachte inrichting en beheer van nieuw aan te leggen bedrijventerreinen. 3. In principe kan ieder nieuw uit te rusten
e c o n o m i e, enz.) andere invullingen. A f h a n k e l i j k van de locatie, de omgeving, het type bedrijven en tal van andere factoren, dient het duurzame karakter als maatwerk te worden toegepast. A f-hankelijk van de middelen en de behoefte zal een verscheidenheid ontstaan.