Vraag nr. 143 van 22 maart 2001
van mevrouw SONJA BECQ
Welzijnssector – Forfaitaire financiering en wedde-drift
Diverse sectoren en diensten in de welzijnssector hebben te maken met een globale budgetfinancie-ring of met een forfaitaire financiebudgetfinancie-ring van het per-soneel.
Om te kunnen voldoen aan de wettelijke CAO-verplichtingen (collectieve arbeidsovereen-komst) én om tegemoet te kunnen komen aan de (terechte) eisen van het personeel inzake anciënni-t e i anciënni-t , baremieke verhogingen en kwalificaanciënni-tieverho- kwalificatieverho-gingen (vaak aangeduid met de term "wedde-drift"), moeten zij voorzien in de nodige middelen. 1. Welke sectoren/voorzieningen werken met
en-veloppefinanciering/forfaitaire subsidiëring van personeel ?
2. In hoeverre wordt in die diverse sectoren/voor-zieningen rekening gehouden met anciënniteit, baremieke verhogingen, k w a l i f i c a t i e v e r h o g i n-gen voor het vastlegn-gen van hun enveloppe/for-faitaire personeelsfinanciering ?
3. Op welke wijze worden deze elementen bere-kend in de diverse sectoren ?
Gebeurt dit op dezelfde wijze in de diverse t o r e n , of zijn er verschillen naargelang de sec-tor ?
Wie wordt bij het vastleggen van de parameters betrokken ?
4. Wordt deze berekeningswijze in de diverse sec-toren gehanteerd voor één jaar of voor verschil-lende jaren ?
Antwoord
1. Administratie Welzijn
Volgende welzijnssectoren werken met envelop-pefinanciering/forfaitaire subsidies van de per-soneelskosten : algemeen welzijnswerk, i n t e g r a-t i e d i e n s a-t e n , cena-tra voor ina-tegrale gezinszorg, diensten voor gezinszorg.
Kind en Gezin
Kind en Gezin past in verschillende sectoren een globale budgetfinanciering of een forfaitai-re personeelssubsidie toe.
– De vertrouwenscentra kindermishandeling, centra voor kinderzorg en gezinsondersteu -n i -n g e-n het Home Ko-ni-ngi-n Fa b i o l a i-n Maas-mechelen worden gesubsidieerd met een glo-bale enveloppesubsidiëring, waarbij geen on-derscheid wordt gemaakt tussen personeels-subsidie en werkingspersoneels-subsidie.
– In de k i n d e rdagverblijven en diensten voor o p v a n g g e z i n n e n wordt de enveloppefinan-ciering vanaf 2001 definitief ingevoerd. – Wat de sector van de b u i t e n s choolse opvang
b e t r e f t , kunnen kinderdagverblijven voor het organiseren van buitenschoolse opvang een forfaitaire vergoeding ontvangen.
– In de hiernavolgende sectoren van preven-tieve zorg bestaat een forfaitaire subsidiëring van personeel : consultbureaus voor het jonge k i n d, de prenatale consultatiebureaus, de i n -loopteams (voorheen preventieve zorgcentra geheten).
Vlaams Fonds
De centra voor gespecialiseerde voorlich t i n g voor beroepskeuze ( C G B V ) , de centra voor be r o e p s o p l e i d i n g ( C B O ) , de a r b e i d s t r a j e c t b e g e l e i -d i n g s -d i e n s t e n ( ATB) en A-d Ergo wor-den met een enveloppe gesubsidieerd voor personeels-kosten en werking.
In de b e s chutte werkplaatsen (BW) worden de doelgroepwerknemers gesubsidieerd op basis van een forfait per uur en het omkaderingsper-soneel op basis van een forfait op jaarbasis. Voor de BW's is er dus wel een forfait per u u r / j a a r, maar is het aantal te subsidiëren uren /kaderpersoneelsleden niet vooraf bekend. Er is natuurlijk wel een capaciteit voor elke BW en een programmatie voor de sector, maar de marge is in de BW-sector nog zeer groot.
2. Administratie Welzijn
In de eerste drie sectoren wordt rekening ge-houden met anciënniteits- en baremieke verho-gingen.
De diensten voor gezinszo r g worden m.b. t . h u n personeelskosten gesubsidieerd volgens een for-fait dat gebaseerd is op :
– voor het verzorgend personeel : 625,04 frank per gepresteerd uur ;
– voor het begeleidend personeel 1.147.197 frank per jaar en per 130 geholpen gebrui-kers ;
– voor het leidinggevend personeel 642.113 frank per jaar en per 75 VTE aan verzorgend personeel (VTE : voltijds equivalent – red.). De vastgestelde forfaits worden enkel geïn-dexeerd (100 % spilindex van toepassing op 1 oktober 2000).
Volgens de berekeningen van de administratie zijn deze forfaits voldoende hoog om een ge-middelde anciënniteit voor tien jaar te betalen. Ook uit de praktijk blijkt dat deze forfaits vol-doende hoog zijn om de werkelijke loonkosten te betalen. Er wordt geen stijging van de anciën-niteit boven de reeds vooropgestelde tien jaar verwacht.
Kind en Gezin
In de sectoren vertrouwenscentra kindermishan d e l i n g en centra voor kinderzorg en gezinson -d e r s t e u n i n g en het Home Koningin Fa b i o l a i n Maasmechelen wordt in de subsidiereglemente-ring geen rekening gehouden met wijzigingen in de anciënniteit, baremieke verhogingen of kwa-lificatieverhogingen.
In de k i n d e rdagverblijven en diensten voor op -v a n g g e z i n n e n wordt jaarlijks rekening gehou-den met de gemiddelde leeftijd als parameter voor de anciënniteit. Specifieke gevolgen van baremieke verhogingen en kwaliteitsverhogin-gen worden gesubsidieerd indien daartoe geld wordt uitgetrokken door de Vlaamse Gemeen-schap.
Wat de sector van de b u i t e n s choolse opvang b e-t r e f e-t , hiervoor is de subsidie enkel gekoppeld aan het aantal erkende plaatsen.
In de sector van de consultatiebureaus voor het jonge kind wordt via de organiserende besturen die de consultatiebureaus beheren, aan de art-sen-zelfstandigen een forfaitaire subsidie ver-leent per uur, om te zetten in een honorarium. Voor de artsen-bedienden wordt per consulta-tie-uur een welbepaalde fractie van een vastge-steld jaarbedrag uitgekeerd.
In de prenatale consultatiebureaus wordt aan de arts een bedrag per prestatie uitgekeerd, d a t evolueert met de indexaanpassingen.
In de i n l o o p t e a m s ten slotte wordt voor de drie functies die erin opgenomen zijn een enveloppe samengesteld waarbij voor de functie van coör-dinator rekening wordt gehouden met de effec-tief opgebouwde anciënniteit en voor de andere twee functies in de samenstelling wordt uitge-gaan van een anciënniteit van vijf jaar.
Vlaams Fonds
Alleen in de regelgeving voor de AT B - d i e n s t e n is ingeschreven (BVR 18 december 1998 onder artikel 6, § 5) :
"de subsidiebedragen worden telkens verhoogd met 3 % wanneer de gemiddelde anciënniteit van de AT B - c o ö r d i n a t o r, het bijkomend bege-leidend personeel en de jobfinder, samen 5 t o t 10 jaar, 10 tot 15 jaar, 15 tot 20 jaar en 20 tot 25 jaar is. Bij deze berekening wordt enkel reke-ning gehouden met het aantal jaren effectieve anciënniteit van de bedoelde personeelsleden bij een door het Fonds erkende AT B - d i e n s t .D e stijging van die gemiddelde anciënniteit kan niet meer dan 12 maanden per jaar bedragen. De verhoging wordt toegepast vanaf het jaar dat volgt op het jaar waarin de gemiddelde an-ciënniteit bereikt wordt, die recht geeft op de v e r h o g i n g ; " . ( B V R : besluit van de Vlaamse rege -ring – red.)
Voor de berekening van de forfaitaire subsidie-plafonds voor de subsidiëring van het kaderper-soneel van de b e s chutte werkplaatsen is uitge-gaan van een gemiddelde anciënniteit van tien jaar.
3. Administratie Welzijn Algemeen Welzijnswerk
Om de gemiddelde anciënniteitsstijging te kun-nen bepalen, werden de centra bevraagd over hun personeelssituatie op 1 januari 1999 en 1 ja-nuari 2000. Op 1 jaja-nuari 1999 bedroeg de ge-middelde anciënniteit 13,51 jaar. Op 1 januari 2000 bedroeg de gemiddelde anciënniteit 14,10
j a a r. de gemiddelde stijging bedraagt 0,59 jaar of zes maanden.
Bij de telling werd eveneens gevraagd een on-derscheid te maken tussen de drie belangrijkste categorieën van loonschalen, namelijk universi-tair gediplomeerden, H O BU - g e d i p l o m e e r d e n en humaniora-gediplomeerden (administratieve k r a c h t e n ) . ( H O BU : hoger onderwijs buiten de universiteit – red.)
Uit de telling kwam volgende verhouding :
Personeel a.c. Personeel percentage
Aut Mut Tot Aut Mut Tot
Univ 142,61 6,5 149,11 18,8 1,5 12,6
Hobu 561,77 411,58 973,35 73,9 96,4 82,0
Adm 56,13 8,75 64,85 7,4 2,0 5,5
Tot 760,51 426,8 1.187,31 100,0 100,0 100,0
(a . c. absoluut cijfer ; Aut : autonome centra ; Mut : centra in het kader van "mutualiteiten" – red). Rekening houdende met de minimum- en maximumlonen van de kwalificaties en de pro-centuele verhouding van de kwalificaties resul-teert een gemiddelde stijging van zes maanden anciënniteit in een stijging van de loonuitgaven met 1,09 %.
Berekening van 1,09 %
Kwalificatie Loon 0 jaar anciënniteit Loon 27 jaar anciënniteit
Universitair (barema L1) 1.491.733 2.549.031
Hulpverlener HOBU (barema B1c) 1.193.509 2.014.647
Administratieve kracht (barema A2) 1.027.279 1.755.035
De verhouding personeel in de centra voor algemeen welzijnswerk is :
Universitair 12,6 %
Hulpverlener HOBU 82,0 %
Administratieve kracht 5,5 %
Rekening houdende met deze verhouding is :
Minimumloon (a) 1.209.0491
Maximumloon (b) 2.045.6462
Stijging laagste naar hoogste loon (c) 159,13
Stijgingspercentage over 1 jaar (loopbaan 27 jaar) (d) 2,194
Stijging over 6 maanden per jaar (e) 1,09 (is d x 6/12)
1 Minimumlonen (0 jaar anciënniteit) van de barema's L1, B1c en A2 rekening houdende met de verhouding 12,6 %, 82 % en 5,5 %
2 Maximumloon (27 jaar dienst) rekening houdende met de verhouding zie 1
3 59,1 % stijging over 27 jaar 4 59,1/27 = 2,9 %
Integratiediensten
Voor het jaar 2000 was het forfaitair bedrag sa-mengesteld uit een bedrag van 1.863.000 frank per voltijds personeelslid voor de eerste twee personeelsleden en een bedrag van 1.701.500 frank voor de volgende personeelsleden (wer-kingskosten inbegrepen).
Het bedrag voor de eerste twee personeelsleden kan worden beschouwd als een subsidie voor het gemiddelde van de loonkosten voor een personeelslid van niveau A en een personeelslid van niveau B, vermeerderd met ongeveer 200.000 frank werkingskosten. Voor de volgen-de personeelslevolgen-den werd rekening gehouvolgen-den met de gemiddelde loonkosten voor personeels-leden van niveau A , B en C (in verhouding van 4 0-3 0-10) en met ongeveer 88.000 frank wer-kingskosten :
– voor medewerkers A : loonschaal A (barema 10/ 1)
– voor medewerkers B : loonschaal B (barema 22/6-23/6-24/6)
– voor medewerkers C : loonschaal C (barema 20/1).
Een aanpassing van de gestegen anciënniteit be-tekent een verhoging met afgerond 22.000 frank tot 1.885.000 frank voor de eerste twee perso-n e e l s l e d e perso-n , eperso-n tot 1.723.500 fraperso-nk voor de vol-gende personeelsleden. De 22.000 frank is bere-kend op basis van de gemiddelde anciënniteit op 1 januari 2000 (8,38 jaar), verhoogd met tien m a a n d e n . Dit geeft een verhoging van ongeveer 1,3 % (1,013).
Centra voor integrale gezinszorg
In samenwerking met de centra worden volgen-de berekeningen gemaakt :
– de gemiddelde stijging van de barema's per jaar anciënniteit wordt berekend ;
– de gemiddelde anciënniteit voor de sector wordt berekend door de anciënniteitsjaren van elk personeelslid te vermenigvuldigen met de tewerkstellingsbreuk en de som van deze producten te delen door het totaal aan-tal VTE ;
– de aldus berekende gemiddelde anciënniteit wordt vergeleken met de gemiddelde anciën-niteit van drie jaar voordien.
Het verschil wordt gedeeld door 3, zodat men zicht krijgt op de gemiddelde anciënniteitstoe-name.
De gemiddelde anciënniteitstoename wordt vermenigvuldigd met de gemiddelde stijging van de barema's per jaar anciënniteit. A l d u s verkrijgt men de groeiparameters voor de enve-loppe voor een welbepaald jaar. In 2000 be-droeg deze groeiparameter 1,42 %, met andere woorden de subsidiebedragen werden verme-nigvuldigd met 1,0142. Voor 2001 werd de groei-parameter berekend op 0,8 % (1,008).
Kind en Gezin
De concrete berekening is, afhankelijk van de voornoemde sectoren, zeer verschillend.
Aangezien in de sector van de v e r t r o u w e n s c e n tra kindermishandeling, de centra voor kinder zorg en gezinsondersteuning en het Home Ko -ningin Fa b i o l a in Maasmechelen, zoals reeds hierboven gesteld, geen rekening wordt gehou-den met elementen als anciënniteit, b a r e m i e k e v e r h o g i n g e n , e n z o v o o r t , kan er uiteraard geen sprake zijn van een concrete berekening.
Voor de k i n d e rd a g v e r b l i j v e n, de diensten voor o p v a n g g e z i n n e n en de b u i t e n s choolse opvang ligt het antwoord op de derde vraag reeds ver-vat in wat voorafgaat.
Voor de consultatiebureaus voor het jonge kind ligt de berekeningswijze vast in de bepalingen van het besluit van 18 december 1998 ((Belgisch Staatsblad 19 maart 1999) van de Vlaamse rege-ring tot bepaling van de voorwaarden en de procedureregels inzake erkenning en subsidië-ring van de consultatiebureaus voor het jonge kind.
Voor de i n l o o p t e a m s, nog in experimenteel sta-d i u m , wersta-d een en ansta-der vastgelegsta-d krachtens een beslissing van de raad van bestuur van Kind en Gezin en wordt gewerkt met barema's die eveneens van toepassing zijn op het personeel van Kind en Gezin.
Naargelang van de sector zijn er dus duidelijk verschillen.
Voor het opstellen van parameters is in de ver-schillende voornoemde sectoren een represen-tatieve vertegenwoordiging van de sector be-trokken partij.
Voor de vertrouwenscentra kindermishandeling, centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning en het Home Koningin Fa b i o l a in Maasmeche-len is de vraag zonder voorwerp, gezien wat voorafgaat.
Vlaams Fonds
Zie punt 2: voor de AT B-diensten is reglemen-tair voorzien in de aanpassing; dit is de enige sector waarvoor de parameters vastliggen. 4. Administratie Welzijn
De vermelde berekeningswijze wordt in deze sectoren gedurende meerdere jaren behouden. Jaarlijks wordt ze uitgevoerd mede naar aanlei-ding van de begrotingsopmaak.
Kind en Gezin
Voor de vertrouwenscentra kindermishandeling, centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning en het Home Koningin Fabiola in Maasmeche-len is de vraag zonder voorwerp.
Voor de k i n d e rd a g v e r b l i j v e n, de diensten voor o p v a n g g e z i n n e n en de b u i t e n s choolse opvang i s een en ander afhankelijk van een herziening van de respectieve besluiten die gelden voor de verschillende sectoren.
Voor de consultatiebureaus voor het jonge kind, de prenatale consultatiebureaus en de i n l o o p -t e a m s geld-t wa-t volg-t: afhankelijk van de bepa-lingen van het besluit of van de concrete beslis-s i n g, wordt de berekeningbeslis-swijze voor een korte-re of langekorte-re periode gehanteerd. Voor de con-sultatiebureaus voor het jonge kind is de ter-mijn geldig tot herroeping van het besluit, v o o r de prenatale consultatiebureaus en de
inloop-teams tot wijziging van de beslissing van de raad van bestuur van Kind en Gezin.
Vlaams Fonds