• No results found

f (t)K(x, t)dt (3.1a)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "f (t)K(x, t)dt (3.1a)"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

III. Integraalvergelijkingen.

In dit hoofdstuk passen we de spectraaltheorie van operatoren op Hilbertruimten toe op een aantal lineaire integraalvergelijkingen. In een volgende hoofdstuk zullen we zien hoe bepaalde typen differentiaalvergelijkingen tot integraalvergelijkingen kunnen worden getransformeerd. Een aantal veel voorkomende typen integraalvergelijkingen zijn:

g(x) = Z b

a

f (t)K(x, t)dt (3.1a)

Dit is een Fredholm-integraalvergelijking van de 1e soort. Hierbij zijn g en K(x, t) gegeven functies.

De functie K die gedefinieerd is op [a, b]×[a, b] heet een integraalkern. Eenzelfde type met variabele bovengrens:

g(x) = Z x

a

f (t)K(x, t)dt (3.1b)

heet een Volterra-integraalvergelijking van de 1e soort. Een ander type is het volgende:

f (x) = g(x) + λ Z b

a

f (t)K(x, t)dt. (3.2a)

Hierbij zijn opnieuw g en K gegeven functies. Als g = 0 dan noemen we de vergelijking homogeen.

De parameter λ wordt vaak toegevoegd, zodat het homogene type een eigenwaardenvergelijking wordt. Een integraalvergelijking van deze vorm heet een Fredholm-integraalvergelijking van de 2e soort. Analoog heet het type met variabele bovengrens

f (x) = g(x) + λ Z x

a

f (t)K(x, t)dt. (3.2b)

een Volterra-integraalvergelijking van de 2e soort. Door K(x, t) = 0 te nemen voor t > x, kunnen we de Volterra-vergelijkingen als een speciaal geval van de Fredholm-vergelijkingen beschouwen.

We bestuderen in dit hoofdstuk integraalvergelijkingen van type (3.2a) en (3.2b) waarvan de be- handeling aansluit bij de theorie uit het vorige hoofdstuk. We nemen aan dat alle functies in de Hilbertruimte L 2 (a, b) liggen en K : [a, b]×[a, b] → C is continu. De integraal met kern K definieert een begrensde operator K ∈ B(L 2 (a, b)):

Kf (x) = Z b

a

K(x, t)f (t)dt (3.3)

met

kKk 2 = Z b

a

Z b

a

|K(x, t)| 2 dxdt. (3.4)

De integraalvergelijkingen (3.2a) en (3.2b) kunnen we schrijven als (id H − λK)f = g, met id H de identieke operator op H = L 2 (a, b). De operator id H − λK is inverteerbaar op H als λ −1 geen eigenwaarde is van K.

§3.1. Volterra-integraalvergelijkingen van de tweede soort.

Laat a, b ∈ R, a < b en H = L 2 (a, b). We tonen aan dat in het geval dat K(x, t) = 0 voor x < t

en K(x, t) begrensd is, de operator id H − λK voor alle λ inverteerbaar is, m.a.w. σ(K) = {0}.

(2)

Hiertoe tonen we aan dat de inverse van id H − λK wordt gegeven door de begrensde operator X

n=0

λ n K n . Merk op dat voor n = 1, 2, . . . de operator K n wordt gegeven door

K n f (x) = Z b

a

K n (x, t)f (t)dt (3.5)

waarbij K 1 (x, t) = K(x, t) en K n recursief wordt gegeven door K n (x, t) =

Z b

a

K n−1 (x, u)K(u, t)du.

We geven een afschatting voor kK n k; laat M een bovengrens zijn voor K(x, t):

|K n (x, t)| =

¯ ¯

¯ ¯ Z x

t

Z t

1

t

. . . Z t

n−2

t

K(x, t 1 )K(t 1 , t 2 ) . . . K(t n−1 , t)dt n−1 . . . dt 2 dt 1

¯ ¯

¯ ¯ ≤

≤ M n Z x

t

Z t

1

t

. . . Z t

n−2

t

dt n−1 . . . dt 2 dt 1 = M n (x − t) n−1 /(n − 1)!, en dus

kK n k 2 = Z b

a

Z x

a

|K n (x, t)| 2 dtdx ≤ M 2n (n − 1)! 2

Z b

a

Z x

a

(x − t) 2n−2 dtdx =

= M 2n (b − a) 2n 2n(2n − 1)(n − 1)! 2

µ M n (b − a) n n!

2 . Maar dan is

X n=0

|λ| n kK n k ≤ e λM (b−a)

en de reeks X n=0

λ n K n convergeert voor elke λ ∈ C en is dus een begrensde operator. Tenslotte is

(id H − λK) · X N n=0

λ n K n = X N n=0

λ n K n · (id H − λK) = (id H − λ N +1 K N +1 )

en het rechterlid convergeert naar id H als N → ∞. Dus is X n=0

λ n K n = (id H −λK) −1 . De oplossing van (3.2a) wordt dus gegeven door de Neumann-reeks

f (x) = X n=0

λ n (K n g)(x). (3.6)

Voorbeeld: Beschouw de integraalvergelijking y(x) = 1 + λ

Z x

0

y(t)dt.

(3)

Hier is K(x, t) = 1 voor x > t en = 0 voor x < t. Verder is g(x) = 1 en voor alle n ≥ 1

K n g(x) = Z x

0

(K n−1 g)(t)dt

dus K n g(x) = x n /n! en de oplossing is

y(x) = X n=0

λ n K n g(x) = X n=0

(λx) n /n! = e λx .

Merk op dat de integraalvergelijking ook kan worden opgelost door deze te differenti¨eren en de ontstane differentiaalvergelijking op te lossen.

§3.2. Fredholm-integraalvergelijkingen van de tweede soort.

Laat a, b, H als boven zijn. In tegenstelling tot het geval van Volterra-integraalvergelijking van de 2e soort, kunnen er λ ∈ C zijn, zodanig dat id H − λK niet-inverteerbaar is. Deregelijke waarden noemen we karakteristieke waarden van de integraalvergelijking. Wel geldt volgens Lemma 2.12 dat id H − λK inverteerbaar is indien |λ| < kKk −1 . De inverse operator wordt dan, als in het geval van de Volterra-vergelijking, gegeven door (id H − λK) −1 =

X n=0

λ n K n , en de oplossing van (3.2a) wordt weer gegeven door de Neumann-reeks (3.6).

Indien K een compacte operator is, geldt verder volgens de spectraalstelling 2.18 voor compacte operatoren dat er eindig veel karakteristieke waarden zijn of dat de karakteristieke waarden een rij n } n=1 vormen zodanig dat lim n→∞ n | = ∞.

Laat f, g ∈ H. Dan is

hf, Kgi = Z b

a

Z b

a

f (x)K(x, t)g(t)dtdx = Z b

a

Z b

a

f (x)K (t, x)g(t)dtdx = hK f, gi waarbij

K f (x) = Z b

a

K (x, t)f (t)dt

en de geadjungeerde kern wordt gegeven door K (x, t) = K(t, x). Als dus K(x, t) = K (x, t) voor x, t ∈ [a, b], dan is K = K . Uit de spectraalstelling 2.21 voor zelfgeadjungeerde operatoren volgt nu

Stelling 3.1 (Fredholm-alternatief): Beschouw voor a, b ⊂ R, a < b, de integraalvergelijking (3.2a) met zelfgeadjungeerde kern: K(x, t) = K(t, x). Dan doet zich een van de volgende twee mogelijkheden voor:

i. Als λ geen karakteristieke waarde is van de integraalvergelijking, dan heeft de vergelijking voor elke functie g ∈ L 2 (a, b) precies ´e´en oplossing f ∈ L 2 (a, b).

ii. Als λ een karakteristieke waarde is van de vergelijking dan heeft de vergelijking (3.2a) voor g ∈ L 2 (a, b) een oplossing f ∈ L 2 (a, b) dan en slechts dan als hh, gi = 0 voor alle h ∈ L 2 (a, b) waarvoor geldt dat Kh(x) =

Z b

a

K(x, t)h(t)dt = λh(x). Verder zijn alle karakteristieke waarden re¨eel.

(4)

Bewijs: Het enige wat nog moet worden aangetoond, is de eerste bewering van (ii). Deze volgt uit het feit dat indien K een compacte zelfgeadjungeerde operator is, dan is voor alle µ ∈ R, im(K − µ · id H ) een gesloten lineaire deelruimte (immers in stelling 2.20 is q = r = 1) en dus is volgens Propositie 2.15

im(K − µ · id H ) = (ker(K − µ · id)) = (ker(K − µ · id)) .

Als K zelfgeadjungeerd is, dan is volgens Stelling 2.21 H de directe som van de eigenruimten van K: H = H 0 ⊕ W waarbij W = ⊕ λ6=0 H 1/λ met H 0 = Ker(K) en H 1/λ = Ker(K − λ −1 · id). W heeft een aftelbare orthonormale basis {e 1 , e 2 , . . .} van eigenvectoren (Ke j = λ j e j ). Dan kunnen we schrijven:

f = f 0 + X j=1

he j , f ie j , g = g 0 + X j=1

he j , gie j , Kf = X j=1

λ −1 j he j , f ie j .

Als we deze uitdrukkingen invullen in de vergelijking f = g + λKf vinden we, door inproducten te nemen met e j :

f 0 = g 0 , he j , f i = he j , gi · λ j λ j − λ .

Als λ geen karakteristieke waarde is, dan ligt g hierdoor uniek vast. Als λ = λ n voor zekere n, dan is noodzakelijk he n , gi = 0 (dit is precies het Fredholm-alternatief). De oplossing ligt dan vast op een lineaire combinatie van de eigenvectoren bij eigenwaarde λ −1 n na. ¦

Het bepalen van de karakteristieke waarden van een integraalvergelijking is i.h.a. niet exact mo- gelijk. Alleen voor speciale kernen K(x, t) bestaat er een exacte oplossing van het eigenwaarden- probleem. In de volgende paragraaf bestuderen we een speciaal geval.

Voorbeeld: Beschouw de integraalvergelijking y(x) = x + λ

Z b

a

xty(t)dt.

De kern is hier K(x, t) = xt en dus zelfgeadjungeerd. Verder is

kKk = ÃZ b

a

Z b

a

(xt) 2 dxdt

! 1/2

= 1

3 (b 3 − a 3 ).

Uit

K n x = Z b

a

t(K n (x, t))dt en

K n (x, t) = Z b

a

. . . Z b

a

K(x, u 1 )K(u 1 , u 2 ) . . . K(u n−1 , t)du 1 du 2 . . . du n−1

volgt dat K n x = xkKk n voor n = 0, 1, . . .. Nu is voor |λ| < kKk −1 de oplossing gegeven door de Neumann-reeks

y(x) = X n=0

λ n K n x = X n=0

(λkKk) n x = x

1 − λkKk .

(5)

Invullen toont aan dat deze oplossing voldoet voor alle λ 6= kKk −1 . λ = kKk −1 is een karakteris- tieke waarde: de functie x is een oplossing van de homogene vergelijking: x = kKk −1 R b

a xt 2 dt.

Beschouw nu de inhomogene vergelijking (3.2b) met K(x, t) = xt en λ = kKk −1 . Vermenigvuldigen met de eigenfunctie x en integreren over x geeft

Z b

a

xf (x)dx = Z b

a

xg(x)dx + kKk −1 Z b

a

x 2 dx Z b

a

tf (t)dt

en dus is Z b

a

xg(x)dx = 0. Dit is een voorbeeld van het Fredholm-alternatief.

Integraalvergelijkingen met separabele kern. Beschouw de Fredholmse integraalvergelijking (3.2a) met een kern van de vorm

K(x, t) = X n i=1

φ i (t)ψ i (x). (3.7)

en φ i , ψ i functies in H = L 2 (a, b). We kunnen zonder beperking der algemeenheid aannemen dat 1 , . . . , ψ n } een lineair onafhankelijk stelsel is. De operator K is een operator van eindige rang en dus compact. De eigenwaarden en eigenfuncties van K zijn exact te bepalen: voor f ∈ H is

Kf (x) = Z b

a

K(x, t)f (t)dt = X n i=1

i , f iψ i (x).

De operator K is dus van eindige rang (en i.h.b. compact) en het beeld im(K) wordt opgespannen door ψ 1 , . . . , ψ n . I.h.b. zijn alle eigenfuncties van K lineaire combinaties van ψ 1 , . . . , ψ n : voor f een eigenfunctie geldt f = P n

i=1 a i ψ i voor zekere a i ∈ C en uit Kf = λf volgt dat X n

i=1

i , f iψ i = λ X n i=1

a i ψ i

en wegens lineaire onafhankelijkheid volgt dan λa i = hφ i , f i voor i = 1, . . . , n. Dit impliceert op zijn beurt dat

X n j=1

a j i , ψ j i = λa i . (3.8)

(3.8) is een gewone eigenwaardenvergelijking in C n en kan met bekende methoden uit de lineaire algebra worden opgelost.

Voorbeeld: Laat K(x, t) = 1 + sin(x + t) en [a, b] = [−π, π]. We kunnen K(x, t) = 1 + sin x cos t + cos x sin t schrijven. Dan is

φ 1 (x) = ψ 1 (x) = 1, φ 2 (x) = ψ 3 (x) = cos x, φ 3 (x) = ψ 2 (x) = sin x.

ψ 1 , ψ 2 , ψ 3 zijn lineair onafhankelijke functies op L 2 (−π, π) (dit is bijvoorbeeld in te zien m.b.v.

de Wronskiaan). Merk op dat K hermites is. Laat A de matrix zijn met matrixelementen

(6)

A ij = hφ i , ψ j i = Z π

−π

φ i (t)ψ j (t)dt voor i, j = 1, 2, 3. Dan is A = π

 2 0 0 0 0 1 0 1 0

. Eigenfuncties bij karakteristieke waarde λ −1 zijn van de vorm f = P 3

i=1 a i ψ i , waarbij a = (a 1 a 2 a 3 ) T voldoet aan Aa = λa (vergelijk (3.8)). De eigenwaarden van de matrix A zijn 2π, π, −π met eigenvectoren

 1 0 0

,

 0 1 1

, resp.

 0 1

−1

 en de bijbehorende eigenfuncties zijn dus

f 1 (x) = 1, f 2 (x) = sin x + cos x, f 3 (x) = sin x − cos x

bij karakteristieke waarden λ −1 1 = 1/2π, λ −1 2 = 1/π, resp. λ −1 3 = −1/π. Het spectrum van K is gelijk aan {0, π, −π, 2π}. De eigenruimte bij eigenwaarde 0 is oneindig-dimensionaal: de functies f (x) = sin nx en cos nx voldoen aan

Kf (x) = Z π

−π

f (t)(1 + sin x cos t + cos x sin t)dt = 0

voor n = 2, 3, . . ..

Opmerking: Differentiaalvergelijkingen kunnen in integraalvergelijkingen worden getransformeerd.

Beschouw als voorbeeld de lineaire tweede-orde d.v.

y 00 (x) − p(x)y(x) = 0, y(0) = a, y 0 (0) = b.

Eenmaal integeren geeft

y 0 (x) = y 0 (0) + Z x

0

p(t)y(t)dt

en nogmaals integreren geeft y(x) = y(0) + xy 0 (0) +

Z x

0

Z u

0

p(t)y(t)dtdu = a + bx + Z x

0

(x − t)p(t)y(t)dt.

In hoofdstuk 4 zullen we zien hoe we een 2e orde differentiaalvergelijking met twee randvoorwaarden zoals y(a) = 0, y 0 (b) = 0, in een integraalvergelijking kunnen omzetten.

3.3. Oplossing van een integraalvergelijking m.b.v. een integraaltransformatie.

Beschouw de Fredholmse integraalvergelijking van de tweede soort:

f (x) = g(x) + Z

−∞

f (t)K(x, t)dt (3.9)

waarbij de kern van convolutie-type is, d.w.z. K(x, t) = K(x − t) (in het Engels spreeekt men wel van een displacement kernel). Om deze vergelijking op te lossen passen we Fouriertransformatie toe (we nemen aan dat K, f en g een Fouriergetransformeerde ˆ K, ˆ f resp. ˆ g hebben). Dit levert

f (y) = ˆ ˆ g(y) + λ Z

−∞

Z

−∞

f (t)K(x − t)e −iyx dtdx =

(7)

= ˆ g(y) + λ Z

−∞

f (t)e −iyt µZ

−∞

K(x − t)e −iy(x−t) dx

dt = ˆ g(y) + λ ˆ f (y) ˆ K(y). (3.10) We nemen aan dat het verwisselen van integralen is toegestaan (wat het geval is als f en K absoluut integreerbaar zijn op (−∞, ∞)). Vergelijking (3.10) zegt in feite dat de Fouriergetransformeerde van het convolutieproduct van twee functies gelijk is aan het product van de Fouriergetransformeerden.

Nu volgt dat

f (y) = ˆ ˆ g(y) 1 − λ ˆ K(y) en uit de omkeerstelling volgt dat

f (x+) + f (x−)

2 = p.v. 1

Z

−∞

f (y)e ˆ ixy dy := lim

N →∞

1

Z N

−N

f (y)e ˆ ixy dy. (3.11) Hierbij staat p.v. voor de hoofdwaarde (principal value) van de integraal. Deze methode kunnen we ook toepassen op integraalvergelijkingen van de eerste soort. We geven een voorbeeld:

Voorbeeld: Laat h a (x) =

 

1 voor |x| < a 0 voor |x| > a 1/2 voor |x| = a

met a > 0. De Fouriergetransformeerde van f is

f (y) = ˆ Z

−∞

f (x)e −iyx dx = Z a

−a

e −iyx dx = 2 sin ay

y .

Uit de omkeerformule volgt dan h a (x) = p.v. 1

π Z

−∞

sin ay

y e ixy dy = 1 π

Z

−∞

sin ay cos xy

y dy.

De Fouriergetransformeerde van de functie K a (x) = sin ax

x is dus ˆ K a (y) = πh a (−y) = πh a (y).

Beschouw nu de integraalvergelijking

f (x) = g(x) + λ Z

−∞

sin(x − t)

x − t f (t)dt. (3.12)

Fouriertransformeren geeft

f (y) = ˆ ˆ g(y) + λ ˆ f (y) ˆ K 1 (y) dus

f (y) = ˆ g(y) ˆ 1 − λπh 1 (y) =

½ g(y) ˆ voor |y| > 1 ˆ

g(y)/(1 − λπ) voor |y| < 1 en uit (3.11) volgt dan dat

f (x) = λ 2(1 − λπ)

Z 1

−1

ˆ

g(y)e ixy dy + 1

Z

−∞

ˆ

g(y)e ixy dy = g(x) + λ 2(1 − λπ)

Z 1

−1

ˆ

g(y)e ixy dy.

Zoals we aan de oplossing kunnen zien, is λ = 1/π de enige karakteristieke waarde bij K(x, t) = sin(x − t)/(x − t).

Opmerking: Als de integraalvergelijking van Volterra-type is, zoals f (x) = g(x) + Z x

0

f (t)K(x − t)dt dan kunnen we een i.p.v. een Fouriertransformatie een Laplacetransformatie Lf (s) =

Z

0

f (x)e −xs dx

toepassen. De methode verloopt in grote lijnen identiek.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In figuur 6 zijn twee van deze verbindingslijnstukken als

4p 16 Bereken met behulp van differentiëren de exacte waarde van de helling van de grafiek van f in het punt met x

Op de grafiek van f liggen twee punten T en U zodanig, dat de oppervlakte van driehoek OST en van driehoek OSU gelijk zijn aan 6.. Rond in je antwoord getallen die niet geheel

Data elementen (van een collectie D) kunnen worden ontvangen door X via kanaal 1, waarna ze worden doorgestuurd naar Y via

• Een veel gemaakte fout bij vraag 2 was, wanneer het functievoorschrift werd omgevormd naar de vorm y = f (x), de grenzen niet mee werden omgevormd in termen van x in plaats

Jij zult de farao zeggen dat hij Mijn volk moet laten gaan, maar hij zal weigeren.. Vervolgens zal Ik mijn

Geef uitleg over je oplossingen, antwoorden zonder heldere afleiding worden als niet gegeven beschouwd.

Een (op college uitgereikte) formuleblad, mits niet voorzien van aantekeningen, mag wel worden gebruikt evenals een bij het eindexamen VWO toegestane rekenmachine. Elk antwoord