• No results found

Nu komt het ineens wel erg dichtbij

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Nu komt het ineens wel erg dichtbij"

Copied!
79
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Nu komt het ineens wel erg dichtbij

Een inhoudsanalyse van de verslaggeving rond de crash van vlucht

MH17 in Nederlandse printmedia

Auteur: Ronald Vording (s2408007)

Begeleider: prof. dr. M.J. Broersma

Tweede lezer: prof. dr. T.A.C. Witschge

Opleiding: Master mediastudies; programma journalistiek

(2)

Inhoudsopgave

Inleiding 3

Historische schets: de ramp met vlucht MH17 5

Theoretisch kader: framing en domestication 12

Methodologie: comparatieve inhoudsanalyse 25

Resultaten inhoudsanalyse: framing 30

Resultaten inhoudsanalyse: domestication 39

Comparatieve analyse: de titels vergeleken 47

Conclusie 52

Bronnen- en literatuurlijst 54

Appendix 1: codebook en coding scheme 58

Appendix 2: alle geanalyseerde krantenartikelen 65

Abstract

De ramp met vlucht MH17 markeert een zwarte bladzijde in de recente Nederlandse geschiedenis. Dit valt terug te zien in de Nederlandse verslaggeving. Emotie en de link met het thuisland speelden in zowel populaire als ook in kwaliteitskranten een grotere rol dan dat men normaal op basis van de professionele waarden zou verwachten. Dit is echter grotendeels in lijn met de bestaande literatuur. Het geeft dan ook vooral aan dat er bij een directe klap voor het vaderland óók in de Nederlandse journalistiek tot op zekere hoogte andere normen gelden. Emotie (zeker bij het AD), betrokkenheid en soms zelfs een duidelijke politieke stellingname (bij De Telegraaf) worden dan eerder geaccepteerd.

(3)

3

Inleiding

Zeventien juli 2014 is de dag waarop Nederland collectief opschrikt na de dodelijke vliegramp met vlucht MH17 boven Oost-Oekraïne. Een toestel van Malaysia Airlines met 298 mensen aan boord is die dag onderweg van Amsterdam Schiphol naar Kuala Lumpur, als boven het oostelijk deel van Oekraïne het noodlot toeslaat. Het toestel wordt uit de lucht geschoten in de buurt van Donetsk. Alle 298 inzittenden – van vakantiegangers tot congresleden – sterven. Het overgrote deel van de slachtoffers – maar liefst 196 mensen – draagt de Nederlandse nationaliteit.1 Deze crash betekent dan ook meteen een gitzwarte bladzijde in de recente Nederlandse (luchtvaart-)geschiedenis.

Tegelijkertijd schuilen er in de tragiek van deze ramp ook buitengewoon relevante journalistieke vragen. Dit heeft vooral te maken met de emotionele band van Nederland – en daarmee samenhangend van de Nederlandse journalistiek – met de vliegramp. Het roept de vraag op hoe Nederlandse media verslag deden van de ramp en in hoeverre de nationale en emotionele betrokkenheid hierin doorklonk. Dit is wetenschappelijk gezien een zeer relevante kwestie, aangezien het meer inzicht biedt in het nieuws dat het publiek krijgt wanneer het verslaggevende land emotioneel betrokken is bij de gebeurtenissen. Dit hangt nauw samen met het spanningsveld tussen objectieve verslaggeving enerzijds en het betrokken schrijven voor een emotioneel (nationaal) publiek anderzijds.

Als we vervolgens inzoomen op de Nederlandse media, komt de vraag op of er binnen het Nederlandse medialandschap nog onderlinge verschillen zichtbaar waren. Deze vraag valt goed te verbinden met het (academische) debat rond de journalistieke kwaliteitsstandaarden: het verschil tussen populaire media en kwaliteitsmedia. De MH17 vormt met andere woorden een interessante casus om de verschillende kanten van het mediaspectrum te analyseren. Zo koppelt deze scriptie de verslaggeving van vlucht MH17 in totaal aan twee academische debatten: de invloed van nationale en emotionele betrokkenheid op de verslaggeving en het verschil tussen populaire en kwaliteitsmedia. De studie fungeert op beide fronten als casestudy, om een empirische toepassing van de theoretische debatten te kunnen bieden.

Om dit onderzoeksdoel te bereiken, staat de volgende hoofdvraag centraal: Hoe deden de Nederlandse populaire printmedia en kwaliteitsprintmedia verslag van de ramp met vlucht MH17 en hoe zijn de mogelijke overeenkomsten/verschillen te verklaren? Deze hoofdvraag is in enigszins brede termen geformuleerd. Om dit concreet te maken is qua specifieke media gekozen voor de Volkskrant en het NRC Handelsblad als kwaliteitskranten

1

(4)

4 en De Telegraaf en het Algemeen Dagblad als populaire kranten. Ook de vraag zelf – hoe deden ze verslag – valt te concretiseren. Bij de inhoudsanalyse wordt gekeken naar de rol van ‘framing’ en het concept ‘domestication’ in de verslaggeving. Deze keuzes worden in het methodologische gedeelte verder toegelicht en gerechtvaardigd.

Om tot een sluitend en samenhangend antwoord op de hoofdvraag te komen, is het onderzoek onderverdeeld in verschillende hoofdstukken met bijbehorende deelvragen. Het eerste hoofdstuk bestaat uit een inhoudelijke inleiding over de ramp met vlucht MH17. Dit hoofdstuk biedt – aan de hand van literatuur en het rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid (OVV) – een historische schets, door alle feiten omtrent de crash te bespreken. Daarna volgt het theoretisch kader. Dit deel behandelt de belangrijkste concepten en introduceert de theoretische invalshoeken voor de inhoudsanalyse. Hierbij is er vooral aandacht voor framing en domestication. Het derde hoofdstuk gaat vervolgens in op de methodologie en het geselecteerde sample. Dit hoofdstuk poogt de twee invalshoeken te vertalen naar concrete methodologische richtlijnen voor de analyse.

Het daaropvolgende deel van de scriptie verdient de meeste aandacht. Dit bestaat uit de resultaten en de analyse daarvan. Zo worden in het vierde hoofdstuk de framing-resultaten van alle kranten behandeld. In het vijfde hoofdstuk komen vervolgens de resultaten voor domestication aan bod. Dit hoofdstuk toont hoe en hoe vaak nationale perspectieven een rol speelden in de verslaggeving. Deze twee hoofdstukken beantwoorden gezamenlijk het eerste gedeelte van de hoofdvraag: hoe deden ze verslag. Het zesde hoofdstuk brengt alle voorgaande hoofdstukken samen en zal de bevindingen – met name de onderlinge verschillen en overeenkomsten – analyseren. Het wordt dan ook teruggekoppeld naar de literatuur en hypotheses uit het theoretisch kader. Hiermee wordt deel twee van de hoofdvraag beantwoord. De conclusie brengt ten slotte alle bevindingen samen en besteedt aandacht aan de beperkingen en mogelijkheden voor toekomstig onderzoek.

(5)

5

Historische schets: de ramp met vlucht MH17

Voordat de Nederlandse verslaggeving van de ramp aan bod kan komen, is het eerst van belang om de feiten rond de crash met vlucht MH17 voor ogen te hebben. Daarom bestaat dit eerste hoofdstuk uit een historische schets van de gebeurtenissen met vlucht MH17.

De vlucht zelf

Op 17 juli 2014 om 10:13 uur verlaat vlucht MH17 de gate voor een lijnvlucht naar Kuala Lumpur. Achttien minuten later stijgt het toestel van Malaysia Airlines op vanaf Schiphol en zet het koers richting Duitsland en Polen. Vervolgens gaat de route via – het in een (burger)oorlog verwikkelde – Oekraïne. Bij het binnenvliegen van Oekraïne wordt keurig contact opgenomen met de luchtverkeersleiding van Dnipro Radar. Niet veel later – om 13:19:56 uur – zendt vlucht MH17 haar laatste radiobericht uit, na een regulier contact met de luchtverkeersleiding. Nadien blijkt de bemanning van het toestel niet meer in staat om te reageren. De oorzaak wordt al snel duidelijk: vlucht MH17 crasht vlak na het laatste contact. De wrakstukken van het vliegtuig en de lichaamsdelen van slachtoffers vallen letterlijk uit de lucht en komen vlakbij het Oost-Oekraïense dorp Hrabove neer.2

Het leed en de nasleep

De schade en het leed na de crash zijn enorm. Het vliegtuig is in brokken uit elkaar geslagen en daardoor compleet verwoest. Dit betekent dat alle 298 passagiers – waaronder 196 Nederlanders – bij de crash om het leven komen. Deze zwarte bladzijde uit de Nederlandse (luchtvaart-)geschiedenis brengt een lange en emotionele nasleep met zich mee. De Nederlandse regering zet bij daarbij in op drie pijlers: “Repatriëring en identificatie van de slachtoffers, onderzoek naar de oorzaak van de crash en een strafrechtelijk onderzoek.”3

De eerstgenoemde pijler geniet vanaf het begin de meeste importantie en betreft het terugbrengen van de slachtoffers. Maar vanwege de voortgaande oorlog in Oost-Oekraïne blijkt dit een moeizaam en langdurig proces. In de Defensiekrant wordt terugblikkend gesteld:

“Als Combined Joint Interagency Task Force kammen politiemensen, militairen, leden van het Landelijk Team Forensisch Onderzoek (LTFO) en buitenlandse experts uit onder andere Maleisië en Australië in bijna 10 maanden, schouder aan schouder, het

2 Onderzoeksraad Voor Veiligheid, Crash van Malaysia Airlines vlucht MH17, (Den Haag: OVV, oktober 2015),

24-28.

(6)

6 rampgebied uit. Ze krijgen het daarbij flink voor de kiezen. Er zijn mortierbeschietingen niet ver van de crashsite. Soms krijgt het team geen toegang van de separatisten en moet de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) er aan te pas komen om te bemiddelen. Ook als de leden wel mogen zoeken, blijft de situatie gespannen.”4

Dankzij de hierboven genoemde missie worden op 23 juli 2014 de eerste veertig lichamen teruggevlogen naar Nederland. Vanuit het Oekraïense Charkov vertrekt de vlucht naar Eindhoven, waar de slachtoffers door vele nabestaanden en hoogwaardigheidsbekleders met applaus en een minuut stilte worden opgewacht.5 Vanaf de luchthaven in Eindhoven worden alle lichamen vervoerd naar de Korporaal Oudheusden Kazerne in Hilversum. In deze kazerne voert het Landelijk Team Forensische Opsporing (LTFO) de identificatie van de slachtoffers uit: “daar werd van alle gerepatrieerde stoffelijke resten een DNA-profiel gemaakt. Deze DNA-profielen zijn aan het Nederland Forensisch Instituut (NFI) overgedragen voor de identificatie. Het teruggeven van de geïdentificeerde lichamen en stoffelijke resten aan de nabestaanden heeft in overleg met de nabestaanden plaatsgevonden.”6

De crash van vlucht MH17 en de emotionele nasleep die daarbij hoort, leidt op 23 juli 2014 tot een dag van nationale rouw in Nederland. Dit was de eerste dag van nationale rouw sinds het overlijden van koningin Wilhelmina in 1962. Op deze dag hingen de vlaggen op alle overheidsgebouwen halfstok en werd er in heel Nederland ten tijde van de aankomst van de slachtoffers op vliegveld Eindhoven een minuut stilte in acht genomen.7 Het land stond letterlijk stil bij de noodlottige vliegramp.

De toedracht

Na het terugbrengen van de lichamen verschuift de aandacht naar de tweede pijler van het Nederlandse kabinet: het onderzoek naar de toedracht van de crash. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de Onderzoeksraad Voor Veiligheid (OVV). Naast Nederland zijn ook Oekraïne, Rusland, Maleisië, Australië, de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk bij

4 Marlous de Ridder, “MH17, een jaar later. Ultieme zoektocht ten einde,” Defensiekrant 14(4), 17-07-2015.

https://magazines.defensie.nl/defensiekrant/2015/14/05_mh17. (Geraadpleegd: 26-09-2016). 5http://www.nu.nl/vliegramp-oekraine/3835463/eerste-veertig-slachtoffers-mh17-in-nederland.html. (Geraadpleegd: 26-09-2016). 6 https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/neerhalen-vlucht-mh17/inhoud/berging-stoffelijke-resten-en-persoonlijke-bezittingen. (Geraadpleegd: 24-10-2016). 7 http://www.nu.nl/vliegramp-oekraine/3834822/woensdag-23-juli-dag-van-nationale-rouw.html. (Geraadpleegd: 24-10-2016).

(7)

7 dit onderzoek betrokken.8 Dit team buigt zich niet zozeer over de schuldvraag als wel over de oorzaak van de crash. Het achterhalen van de daders is voor latere zorg.

Het aangewezen team probeert het onderzoek zo breed mogelijk op te zetten en houdt rekening met verschillende scenario’s. Zo wordt de geschiedenis van de bemanning gecontroleerd en wordt nagetrokken of het vliegtuig op het moment van de dodelijke vlucht ‘luchtwaardig’ was.9

Voor beide aspecten vindt het onderzoeksteam geen gegevens die richting de oorzaak van de crash wijzen. Ook het onderzoek naar de vluchtvoorbereiding en de vluchtuitvoering levert geen verdachte informatie op. De OVV weet een bliksem- of meteoorinslag eveneens snel uit te sluiten, net als een explosie in de brandstoftank of motor-falen. Ten slotte concludeert de OVV dat er ook geen sprake van een explosie in het vliegtuig of in de bagageruimte van het vliegtuig kan zijn.10

Voor het verdere onderzoek heeft het team sterke aanwijzingen dat het vliegtuig al in de lucht uit elkaar is gevallen. De OVV maakt dit op uit het feit dat de wrakstukken over een groot gebied verspreid lagen en doordat dat de stroomvoorziening zeer abrupt is uitgevallen. Ten tweede komt het onderzoeksteam er achter dat de oorzaak van het uit elkaar vallen buiten het vliegtuig zelf moet worden gezocht. Het team ontdekt namelijk dat de geluidsopnames van de ‘cockpit voice recorder’ abrupt eindigen en dat er in de laatste twintig milliseconden een geluidspiek buiten het vliegtuig te horen is.11

De OVV stelt daarom dat de crash het gevolg is van een externe oorzaak. Zo beschrijven de onderzoekers “de honderden gaten en schampschade die zijn waargenomen in het voorste rompgedeelte en de cockpit.”12

Deze schade is vooral geconcentreerd aan de linkerkant van de romp bij de cockpit, hetgeen erop wijst dat hier een impact is geweest. Het onderzoeksteam stelt dan ook: “Het schadepatroon dat werd waargenomen in het voorste deel van de romp en het cockpitgebied van het vliegtuig kwam overeen met de schade die kan worden verwacht van een groot aantal hoogenergetische deeltjes die het vliegtuig van buitenaf doorboorden.”13

In totaal spreken de onderzoekers van meer dan 350 inslagen in de romp, hetgeen op meer dan 800 hoogenergetische deeltjes duidt. Om de oorzaak van deze inslagen te achterhalen, heeft de OVV enkele scenario’s met verschillende wapensystemen doorgenomen. Het team onderzocht hierbij alleen wapensystemen die de aangetroffen “schade

8 OVV, Crash van Malaysia Airlines vlucht MH17, 7. 9

Idem, 111-113.

10 Idem, 124-127.

11 Idem, 110 en 120. (hele alinea gebaseerd op deze bron). 12

Idem, 127.

(8)

8 aan het vliegtuig zouden kunnen hebben veroorzaakt.”14 Volgens de onderzoekers gaat het hierbij om een boordkanon, een lucht-luchtraket en een grond-luchtraket.

Het scenario met een boordkanon wordt door de OVV als eerste verworpen. Volgens de onderzoekers kan een boordkanon hoogstens enkele tientallen inslagen veroorzaken en zeker geen 350. Bovendien hebben deze inslagen een andere vorm dan de op het toestel aangetroffen inslagen. Ten slotte zou een boordkanon afgevuurd moeten zijn door een nabij bevindend vliegtuig. Dit is onmogelijk aangezien uit radarbeelden blijkt dat er binnen een straal van dertig kilometer geen ander toestel aanwezig was. Het gebruik van een lucht-luchtraket wordt door de onderzoekers eveneens uitgesloten. De inslagen van deze raketten lijken namelijk niet op de vierkante en ‘vlinderdasvormige’ inslagen die op de wrakstukken van vlucht MH17 zijn gevonden.15

Ten slotte onderzoekt de OVV het gebruik van een grond-luchtraket. In deze categorie valt onderscheid te maken tussen raketten die vanaf de schouder worden afgevuurd en raketten vanaf een mobiele installatie. Raketten vanaf de schouder vallen volgens de onderzoekers meteen af, aangezien deze maar een relatief klein bereik hebben en het vliegtuig vanaf de grond dus nooit konden bereiken. Maar raketten vanaf een mobiele installatie zijn volgens de onderzoekers wel in staat om een Boeing op de hoogte van vlucht MH17 te raken.16 Het onderzoeksteam gaat er dan ook vanuit dat vlucht MH17 is getroffen door een raket afgeschoten vanaf een mobiele installatie.

Als de OVV vervolgens op zoek gaat naar het specifieke rakettype, komen de onderzoekers uit bij een zogenaamde 9N314M-raketkop. Dit is de enige raketkop in de regio die de vierkante en vlinderdasvormige inslagen, die op het toestel van Malaysia Airlines zijn aangetroffen, kan veroorzaken. Dit type raket wordt volgens de onderzoekers gelanceerd met ‘een Buk grond-luchtraketsysteem.’17

Alhoewel de OVV niet over de strafrechtelijke kant van de zaak gaat, wijzen de onderzoekers in hun rapport wel een ‘verdacht gebied’ aan. Het onderzoeksteam stelt op basis van verschillende simulaties dat de raket is afgevuurd vanuit een gebied ten grootte van 320 vierkante kilometer in het oosten van Oekraïne. De OVV concludeert dit aangezien raketten afgevuurd buiten dit gebied het vliegtuig niet konden bereiken.18 Over mogelijke daders doen de onderzoekers geen uitspraak, aangezien dit buiten het mandaat van de OVV valt en onderdeel van het strafrechtelijk onderzoek is.

14

OVV, Crash van Malaysia Airlines vlucht MH17, 130 en 135.

15 Idem, 135 en 137. (hele alinea gebaseerd op deze bron). 16 Idem, 137-140.

17

Idem, 140-141.

(9)

9 Concluderend, stelt de OVV dat er om 13:20:03 uur geluidspieken zijn waargenomen in de ‘cockpit voice recorder’. Het moment van deze geluidspiek verschilt van microfoon tot microfoon. Dit wijst erop dat de inslag links van de cockpit is geweest en dat de geluidsgolf zich daarna heeft verspreid naar rechts. Het waargenomen geluid komt volgens de onderzoekers overeen met het geluid van een explosie. De fragmenten die zijn gevonden in de wrakstukken en in de lichamen van slachtoffers waren in vele gevallen vierkant dan wel vlinderdasvormig. De explosie en de aangetroffen fragmenten kunnen volgens de OVV alleen zijn veroorzaakt door een 9N314M-raketkop, afgeschoten met behulp van een Buk grond-luchtraketsysteem.19

Vliegen over conflictgebied

Ondanks dat de OVV niet over de verantwoordelijkheid gaat, besteedt het onderzoeksteam wel aandacht aan het vliegen boven conflictgebieden. Het luchtruim boven Oost-Oekraïne was, vanwege de heersende burgeroorlog en vanwege neergehaalde militaire vliegtuigen, gesloten tot een hoogte van FL320. Boven deze hoogte bleef het gebied wel open voor de burgerluchtvaart.20 De OVV concludeert dan ook dat militaire belangen leidend waren in de besluitvorming en stelt:

“De Oekraïense autoriteiten hielden … onvoldoende rekening met de mogelijkheid van een beschieting van een burgervliegtuig op kruishoogte. … De wapensystemen van waarvan de Oekraïense staat naar aanleiding van deze beschietingen melding maakte, kunnen een risico opleveren voor burgervliegtuigen, omdat zij kruishoogte kunnen bereiken. Er werden echter geen maatregelen genomen om civiele vliegtuigen tegen de genoemde wapensystemen te beschermen.”21

De verantwoordelijkheid om het luchtruim te sluiten ligt bij de individuele landen. Dit is volgens de onderzoekers riskant: “Het ontbreekt aan effectieve prikkels om de soevereine staten te bewegen hun verantwoordelijkheid voor de veiligheid van het luchtruim waar te maken.”22

Toch stelt de OVV dat Malaysia Airlines als ‘operating carrier’ primair verantwoordelijk was voor een veilige uitvoering van vlucht MH17. De maatschappij heeft zich bij de voorbereiding van deze vlucht wel aan alle voorschriften gehouden, maar heeft

19 OVV, Crash van Malaysia Airlines vlucht MH17, 145-146. 20 Idem, 208-209.

21

Idem, 222-223.

(10)

10 ‘geen eigen, aanvullende risicobeoordeling gemaakt.’ Malaysia Airlines stond echter niet alleen in haar afweging om wel over Oost-Oekraïne te blijven vliegen. Een klein aantal maatschappijen vloog vanwege de toenemende onrust niet meer over Oost-Oekraïne, maar het grootste deel hield gewoon vast aan deze gangbare vliegroute. Dit komt mede doordat geen enkele staat zijn luchtvaartmaatschappijen heeft geïnformeerd over de mogelijke gevaren van het vliegen over het conflictgebied.23

Volgens het onderzoeksteam valt Nederland weinig te verwijten, aangezien Nederland niet (wettelijk) verplicht was om maatschappijen als Malaysia Airlines te informeren over de mogelijke gevaren. In bredere zin concluderen de onderzoekers echter wel: “Daar waar staten (kunnen) beschikken over informatie die relevant is voor die risicobeoordeling, is het wenselijk dat zij die gestructureerd delen met luchtvaartmaatschappijen.”24

Toch ligt deze verantwoordelijkheid volgens de OVV primair bij de luchtvaartmaatschappijen zelf:

“Gezien de kwetsbaarheid van staten die te maken hebben met een gewapend conflict mogen luchtvaartmaatschappijen en andere bij de luchtvaart betrokken partijen er niet op voorhand van uitgaan dat het luchtruim boven het conflict veilig is. Zij dienen zelf een risicobeoordeling te maken van de risico’s van het overvliegen van conflictgebieden.”25

De daders en direct verantwoordelijken

De derde en laatste pijler uit de aanpak van kabinet betreft het strafrechtelijk onderzoek naar de daders. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door het Joint Investigation Team (JIT) bestaande uit Nederland, Oekraïne, Maleisië, Australië en België. Tussen de honderd en tweehonderd rechercheurs en deskundigen werken mee aan dit onderzoek. Het Openbaar Ministerie zegt: “Het strafrechtelijk onderzoek is gericht op waarheidsvinding en heeft als uiteindelijke doel: het achterhalen en vervolgen van de daders.”26

Het onderzoek van het JIT loopt nog altijd, maar de onderzoekers stellen wel: “We hebben inmiddels zoveel bewijsmateriaal verzameld dat we … antwoord kunnen geven op de vraag welk wapen is gebruikt, maar nog veel belangrijker: waar vandaan het wapen is afgevuurd. Het onderzoek naar de verantwoordelijken is een zaak van de lange adem en zal meer tijd in beslag nemen.”27

23

OVV, Crash van Malaysia Airlines vlucht MH17, 243-244. (hele alinea gebaseerd op deze bron).

24 Idem, 258 en 267. 25 Ibidem.

26

https://www.om.nl/onderwerpen/mh17-vliegramp/presentaties/presentatie/.

(11)

11 In haar onderzoek legt het JIT uit dat er in juli 2014 hevig werd gevochten tussen de separatisten en de Oekraïense regeringstroepen om een gebied ten zuidoosten van Donetsk. Het regeringsleger maakte hierbij gebruik van luchtaanvallen, waardoor de separatisten dringend behoefte hadden aan sterke luchtafweersystemen, om deze aanvallende vliegtuigen onschadelijk te kunnen maken. Volgens het JIT blijkt uit afgeluisterde telefoongesprekken van Russischsprekende separatisten dat hierbij nadrukkelijk werd gevraagd om een Buk-systeem en dat deze uiteindelijk ook aan de separatisten is geleverd. Het onderzoeksteam stelt: “De BUK-TELAR is aangevoerd vanuit het grondgebied van de Russische Federatie en is daarna ook weer teruggebracht naar het grondgebied van de Russische Federatie.”28

Het JIT doet ook verder onderzoek naar de precieze afvuurlocatie van de raket. Na veel forensisch, tactisch en digitaal onderzoek stellen de onderzoekers: “Onze conclusie is dat de afvuurlocatie een landbouwveld bij Pervomaiskyi (ook wel Pervomaiskiy) betreft. Het gaat om een veld van 500 bij 600 meter. Binnen een straal van 5 kilometer is dit de hoogste plek in de omgeving.”29

Volgens het team werd dit gebied ten tijde van de crash gecontroleerd door pro-Russische separatisten. Rusland probeerde volgens de onderzoekers nog wel een andere afvuurlocatie aan te wijzen – die onder controle van Oekraïense regeringstroepen zou staan – maar dit scenario is volgens het JIT ongegrond.

Tot slot doet het JIT ook nog enkele uitspraken over de mogelijke betrokkenen. Alhoewel het strafrechtelijk onderzoek nog altijd in volle gang is, geven de onderzoekers aan dat ze “inmiddels zo’n honderd personen in beeld hebben, die op een of andere manier in verband kunnen worden gebracht met het neerhalen van vlucht MH17 of het vervoer van de BUK. Van deze 100 personen hebben we de identiteit kunnen vaststellen. Wij zijn hen op het spoor gekomen via verschillende bronnen, zoals tapgesprekken en getuigenverklaringen.”30

28https://www.om.nl/onderwerpen/mh17-vliegramp/presentaties/presentatie/. 29

Idem.

(12)

12

Theoretisch kader: framing en domestication

Om de hoofdvraag zo volledig mogelijk te beantwoorden en om de uiteindelijke resultaten zo goed mogelijk te kunnen terugkoppelen aan de bestaande literatuur, is dit theoretisch kader onderverdeeld in drie delen. Het eerste gedeelte behandelt de twee academische debatten waar dit onderzoek bij aansluit: ten eerste de spanning tussen het objectiviteitsregime en betrokken schrijven voor een emotioneel publiek; en ten tweede het verschil tussen populaire media en kwaliteitsmedia. Het laatste gedeelte van het theoretisch kader besteedt aandacht aan de twee theoretische invalshoeken van deze scriptie: framing en domestication.

Academisch debat 1: betrokkenheid en objectiviteit

De crash van vlucht MH17 betekent een zwarte bladzijde in de recente Nederlandse (luchtvaart-)geschiedenis. Deze crash – met een emotionele nasleep en dag van nationale rouw in Nederland – valt dan ook te kwalificeren als een ramp ofwel crisissituatie. Dat betekent automatisch dat de journalistieke verslaggeving daarvan kan worden getypeerd als crisis- dan wel rampenverslaggeving. Binnen dit veld van rampenverslaggeving sluit deze scriptie aan bij twee academische debatten uit het vakgebied van ‘journalism studies.’ Het eerste debat betreft de spanning tussen het objectiviteitsregime enerzijds en het betrokken schrijven voor een emotioneel publiek anderzijds.

Het begrip objectiviteit vormt lange tijd het leidende theoretische begrip in de Westerse journalistiek. Toch is de betekenis van dit begrip niet altijd hetzelfde geweest. Het heeft in de loop der tijd grote betekenisveranderingen ondergaan. Zo vormde objectiviteit bij de opkomst van de Amerikaanse massapers in de negentiende eeuw vooral een tegenhanger voor de grote mate van sensationeel nieuws. Na deze eerste periode verschoof de betekenis naar een strakke scheiding tussen feiten en opinies. Het werd met andere woorden een manier om het onderscheid tussen fictie en non-fiction scherp te stellen. Na de Eerste Wereldoorlog – waarin de Amerikaanse pers in grote mate werd beïnvloed door overheidsrichtlijnen – veranderde dit wederom en voerde een rigoureuze versie de boventoon.31

Objectiviteit werd een soort wetenschappelijke methode die erop gericht was om alle subjectieve elementen van de mens op een systematische manier uit te bannen in het journalistieke proces. Vanaf de jaren dertig zwakte dit enigszins af en refereerde het vooral aan het feit dat de journalisten zichzelf en hun opinies uit het verhaal houden. Over de

31

Jim Willis, The Human Journalist: reporters, perspectives, and emotions, (Westport: Praeger Publishers, 2003), 46-51.

(13)

13 hedendaagse betekenis stelt Willis – in navolging van Mindich – dat journalistieke handboeken tegenwoordig vooral waarden als “detachment, nonpartisanship, the inverted-pyramid story structure, naïve empiricism or reliance of facts and balance” benadrukken.32

Deze opmars van objectiviteit als leidende waarde werd in wetenschappelijk onderzoek lange tijd gezien als de ‘inevitable outcome’ van grote politieke, sociale of technologische veranderingen, zoals hierboven beschreven. In het werk van Schudson wordt echter openlijk aan dit idee getwijfeld. In zijn ogen was de opkomst van objectiviteit helemaal geen onvermijdelijke uitkomst, maar juist een keuze om de journalistiek als een professie te vestigen. Volgens hem moet de opkomst van objectiviteit veel meer in het licht van groepscohesie binnen de journalistiek, het sociale conflict met buitenstaanders en het opbouwen van een professionele autoriteit worden gezien. Schudson en Anderson concluderen dan ook dat “objectivity acts as both a solidarity enhancing and distinction-creating norm and as a group claim to possess a unique kind of professional knowledge.”33

Ondanks het feit dat objectiviteit na deze opkomst lange tijd het invloedrijke ideaalbeeld van de Westerse journalistiek bleef, kwamen er ook twijfels over de praktische uitvoerbaarheid. Zo stelt Willis: “While objectivity may be a theoretical hallmark of Western journalism … putting it into practice poses great difficulties.” Om dit goed te begrijpen moeten we terug naar de meest strakke definitie van het begrip:

“In its strictest definition, an objective observation is one defined by the object itself. … In contrast, a subjective observation is one in which the observer does the defining, based on characteristics of the object as well as characteristics of the observer. It is the latter part of this second definition that forms the dirty little secret of journalism and one that many reporters don’t like to acknowledge.”34

Volgens dit idee kan objectiviteit alleen worden bereikt als het object zichzelf definieert. In het geval een ander subject (bijvoorbeeld een journalist) dit doet, sluipt de subjectiviteit van het observerende subject in de waarneming en is deze per definitie niet meer objectief. Met andere woorden: “Objectivity is an extreme case that can be never be realized in the telling of a story unless the object – and not the reporter – tells it itself. And if the object is a human

32 Willis, 56.

33 Michael Schudson en Chis Anderson, “Objectivity, Professionalism and Truth Seeking in Journalism,” in The

Handbook of Journalism Studies, eds. K. Wahl-Jorgensen en T. Hanitzsch, (New York: Routlegde, 2009), 92-99.

(14)

14 being, then the same subjectivity enters in.”35

Volgens Tumber ligt deze kwestie in de verslaggeving van oorlog en rampsituaties nog vele malen complexer door de bijkomende nationale belangen. “By following the tradition of detached reporting, journalists are censured or condemned for their dispassionate stance often in the form of accusations of a lack of patriotism and for eschewing the perceived national interest.”36

Ward voegt hier aan toe dat het gebruik van waarden als objectiviteit eigenlijk ook niet meer bij het huidige tijdsbeeld past. Volgens hem zijn deze waarden nog vooral regionaal of nationaal georiënteerd. Dit is problematisch aangezien de journalistiek tegenwoordig steeds meer op een mondiaal niveau opereert: “With global reach comes global responsibilities.”37 Dit is precies de reden dat Ward pleit voor een rigoreuze herziening van de journalistieke waarden: “My central claim, then, is that globalization of news media requires a radical rethinking of the principles and standards of journalism ethics.”38

Deze ‘rethinking’ houdt volgens hem onder meer in dat objectiviteit op een internationale schaal moet worden gezien: dus niet alleen ‘bias’ ten opzichte van verschillende groepen zien te voorkomen, maar ook ten opzichte van verschillende landen.

Als objectiviteit in de meest strikte zin van het woord onhaalbaar blijkt, komt de vraag op of het tegenovergestelde – betrokken en emotioneel schrijven voor een bepaalde achterban – een plausibel alternatief vormt. Het idee van ‘intimate journalism’ – met een grotere focus op het individu en de emoties van het individu – is wellicht een vruchtbare manier om op een betrokken wijze journalistiek te bedrijven. Willis is in elk geval voor: “The best journalism is not simply a process of recording facts” en “reporting is inseperatable from interpretation.”39 Hij vindt het gebruik van emoties en betrokkenheid in de journalistiek niet verkeerd en tot op zekere hoogte zelfs noodzakelijk: “I believe there must be a blending of emotions and reason guiding journalists in reporting en writing, more so for some kind of stories than others.”40

Vooral het laatste gedeelte van deze uitspraak is interessant met het oog op de MH17-ramp. Ervaring leert namelijk dat emoties een grotere rol spelen bij (ramp-)situaties die het eigen land of volk aangaan. Eerder onderzoek bevestigt deze stellingname. Zo komen studies over de Irak-oorlog tot een veelzeggende conclusie. “It is concluded that the reporting of the war was conditioned by the national and international contexts in which the news was

35 Willis, 46. 36

Howard Tumber, “Prisoners of news values?: the non-reporting of small wars and insurgencies”, in Reporting

War: Journalism in wartime, eds. S. Allan en B. Zelizer, (Londen/ New York: Routledge, 2004) 201.

37

Stephen J.A. Ward, Global Journalism Ethics, (Montreal: MQUP, 2010), 158-159.

38 Idem, 159 en 165. 39

Willis, 79 en 88.

(15)

15 produced.”41 Dit betekende voor Irak dat het Amerikaanse nieuws veel meer en positiever berichtte over de (eigen) geallieerde troepen, terwijl landen die er geen direct onderdeel van uitmaakten – bijvoorbeeld Duitsland – dit veel minder deden.42 Of zoals Gert Horten het omschrijft: “most national media reflected the political consensus within their countries.”43

Justin Lewis en Rob Brookes bevestigen deze invloed van nationale betrokkenheid grotendeels voor de Britse TV-verslaggeving, terwijl Rens Vliegenhart en Heike Schröder in Nederland een vergelijkbaar patroon zien.44 Zo concluderen zij dat de vaderlandse kranten relatief weinig aandacht aan de Irak-oorlog schonken, maar dat het geringe aantal artikelen wel positief van toon was. Deze geringe aandacht had trouwens ook weer veel met binnenlandse aangelegenheden te maken: “the Dutch government played a much less central role in both the event itself and the international debate surrounding it … the national debate was overshadowed by an election campaign.”45

Ook hier is nationale betrokkenheid – of juist het gebrek daaraan – dus de verklaring voor de geboden verslaggeving.Betrokkenheid speelt dus mee in zowel de nieuwsselectie als in de manier waarop het nieuws wordt gebracht.

Dit zou voor MH17 betekenen dat de Nederlandse emotionele betrokkenheid en de context van rouw en verdriet meespeelt. Aangezien beide behandelde elementen – ramp en eigen land/volk – nadrukkelijk aanwezig zijn bij de ramp, ligt de invloed van een emotionele vorm van journalistiek voor de hand. Toch is dit in strijd met het nog altijd invloedrijke objectiviteitsregime. Deze tegenstrijdigheid zorgt dan ook voor een groot spanningsveld onder journalisten. Zo geeft Willis – ondanks de praktische onuitvoerbaarheid – aan dat objectiviteit nog altijd een leidende waarde is in de Westerse journalistiek:

“A long-held tradition of news reporting dictates that journalists should somehow separate themselves from their emotions while on the job and should detach – if not distance themselves entirely – from the people, issues, and events they are covering. This is seen by many as the essence of objectivity, and objectivity has long been a cornerstone of the journalistic profession.”46

41

Christian Kolmer en Holli A. Semetko, “Framing the Iraq War: Perspectives from American, U.K., Czech, German, South African, and Al-Jazeera News”, American Behavioral Scientist, 52(5), 643.

42 Idem, 653-654.

43 Gert Horten, “The Mediatization of War: A Comparison of the American and German Media Coverage of the

Vietnam and Iraq Wars”, American Journalism, 28(4), 47.

44 Justin Lewis en Rod Brookes, “How British television news represented the case for the war in Iraq”, in

Reporting War: Journalism in wartime, eds. S. Allan en B. Zelizer, (Londen/ New York: Routledge, 2004),

283-299.

45 Rens Vliegenhart en Heike Schröder, “Framing the Iraq War: A Cross-National Comparison of Newspaper

Framing in Four Western Countries”, Journalistica, 4(1), 78.

(16)

16 Juist deze spanning tussen het objectiviteitsregime en meer emotionele en betrokken vormen van journalistiek is interessant bij de verslaggeving van vlucht MH17. Deze ramp met een sterke nationale en emotionele impact plaatst de journalist midden in het spanningsveld van emotie en betrokkenheid enerzijds en de professionele waarden anderzijds. De inhoudsanalyse van deze scriptie zal de gebruikte frames dan ook steeds terugkoppelen naar dit spanningsveld door te analyseren hoeveel emotionele frames er voorkwamen en hoe vaak deze frames werden gebruikt in de Nederlandse krantenverslaggeving.

Academisch debat 2: kwaliteitsstandaarden

Het tweede debat waar deze scriptie bij aansluit, gaat over de verschillende journalistieke kwaliteitsstandaarden. Dit heeft vooral betrekking op het verschil tussen populaire media en kwaliteitsmedia. Volgens Gans valt er tegenwoordig een scherpe tweedeling tussen beide te maken: “In fact, culturally, the news has shrunk to two main types: the elite news media and the popular ones – including regular size and tabloid newspapers”.47 Om populaire media volledig te begrijpen, moeten we eerst de term ‘populair’ onder de loep nemen. Volgens Sparks moeten we hiervoor terug naar de Renaissance: “It was then, and still is, used as the opposite of the various terms which together might be taken as ‘the elite’. This is clearly one of the central usages and it has remained current ever since.”48

Voor de hedendaagse journalistiek impliceert dit dat er een duidelijke tegenstelling tussen kwaliteitskranten en populaire kranten zou zijn. Afgaande op de literatuur is deze tegenstelling inderdaad op verschillende vlakken aanwezig.

Zo stelt Sparks dat populaire kranten zich deels met andere onderwerpen bezighouden dan kwaliteitskranten. Dit komt volgens hem vooral doordat de nieuwswaarden van populaire kranten anders zijn: “Relatively speaking these newspapers will tend to give more space to sports than to politics, stress more that extraordinary category ‘human interests’ than economic life, concentrate heavily upon individuals rather than institutions, upon the local and the immediate rather than the international and the long term and so on.”49

Hij concludeert dan ook: “The nature of this difference … is one in which the immediate issues of daily life are given priority over those traditionally ascribed to the ‘public sphere’.”50 Als populaire kranten en de bijbehorende ‘human interest’ verhalen terrein winnen ten opzichte

47 Herbert J. Gans, “Can Popularization Help the News Media,” in The Changing Faces of Journalism:

tabloidization, technology and truthiness, ed. Barbie Zelizer (Londen/New York: Routledge, 2009), 18.

48 Colin Sparks, “Popular Journalism: Theories and Practice,” in Journalism and Popular Culture, eds. Peter

Dahlgren en Colin Sparks (Londen: SAGE Publications, 1992), 25.

49

Idem, 38-39.

(17)

17 van de kwaliteitskranten, is dit volgens Gans een gevaarlijke ontwikkeling. Democratie kan namelijk alleen kan floreren met goed geïnformeerde burgers: “Although a democratic society … does not prescribe what art and entertainment people should choose, it does urge that its citizens are sufficiently informed to properly carry out the responsibilities of citizenship.”51

Als we verder inzoomen op deze verschillende nieuwswaarden, blijkt allereerst dat de rol van het individu en de rol van sensatie en emotie twee belangrijke verschillen tussen de populaire- en kwaliteitskranten vormen. Volgens Gripsrud zijn ‘sensationalism’ en ‘personalization’ namelijk twee belangrijke kenmerken van de populaire media: “This means that the papers in question have a special preference for material that is shocking in some way, and material that concerns individuals as private persons.”52 Hij gaat nog verder door te stellen dat deze factoren soms bewust worden opgezocht: “If the material, the news item per se, is not shocking or personal, the popular press will tend to present it as such, for instance by focusing on any traces of shocking or personal aspects of the material in question.”53

Ondanks dat Gripsrud met deze laatste quote vrij ver gaat in zijn stellingname, wordt zijn idee ook door andere auteurs als een belangrijk kenmerk van populaire media gezien. Zo stelt Sparks: “The essential difference between the popular coverage of an event and the quality coverage of the same event is that the popular press offers an immediately explanatory framework in terms of individual causes and responses.”54

Volgens hem doen kwaliteitsmedia dit minder. Zij maken wel gebruik van persoonlijke aspecten, maar presenteren deze niet als ‘an explanatory framework’. Waar populaire media de nieuwsgebeurtenissen willen verklaren aan het hand van het individu, laten kwaliteitsmedia deze interpretatie meer aan de lezers zelf over of plaatsen ze zaken in een bredere context: “The central problem is that they offer the experiences of the individual as the direct and unmediated key to the understanding of the social totality. This strategy is deeply embedded in popular journalism.”55

De rol van het vaderland in de verslaggeving is een derde verschil in nieuwswaarden. Volgens Conboy, in zijn analyse van Britse tabloids, geven populaire media veel meer aandacht aan het eigen land. Dit gebeurt op meerdere manieren. Zo worden onderwerpen uit eigen land – qua nieuwsselectie – eerder gebracht dan internationale onderwerpen. Bovendien kiezen de populaire media bij internationale – politieke of militaire – conflicten vaak partij voor het eigen land. Of zoals Conboy het voor Groot-Brittannië omschrijft: “loyalty to army

51 Gans, 20. 52

Jostein Gripsrud, “The Aesthetics and Politics of Melodrama,” in Journalism and Popular Culture, eds. Peter Dahlgren en Colin Sparks (Londen: SAGE Publications, 1992), 85.

53 Ibidem. 54

Sparks, 40.

(18)

18 as loyalty to Britain” en “Europe [of de EU als instituut] as a common external opponent.”56 Deze trouw aan het eigen land – zowel qua nieuwsselectie als stellingname – heeft volgens hem een duidelijke (deels commerciële) reden. Concluderend stelt hij dan ook: “The vast majority of newspapers are sold on a national basis, have a strong national bias to their news values and in Billig’s words, ‘flag the homeland daily’.”57

Naast al deze verschillende nieuwswaarden vormt het gebruik van simpelere taal en simpelere narratieven in populaire kranten een tweede verschil met de kwaliteitskranten. De opmars van dit simpelere taalgebruik – ook wel enigszins in de kwaliteitskranten – wordt in de literatuur vaak in verband gebracht met ‘tabloidization’. Het wordt zodoende als een negatieve ontwikkeling gezien: “stylistic and content changes that represent a decline in traditional journalistic standards.”58

Volgens Bird blijkt dit onder andere uit de veranderende stijl en schrijftechnieken “in a movement away from longer, complex, analytical writing into shorter, puncier sentences, primarily in a narrative, rather than analytical mode.”59

Anderzijds zijn er ook auteurs die dit simpeler taalgebruik juist toejuichen. Zij stellen dat het grote delen van de bevolking in aanraking brengt met hard nieuws en zodoende een belangrijke informatieve functie vervult in de hedendaagse democratie: “If the aim is to reach the parts of the news audience with limited education, the words used to report the news and the complexity of its analysis cannot be the same as that used for graduates of selective colleges.”60

Gans voegt hieraan toe: “Seriousness is necessary to signify the importance of the news, but a certain amount of informality might enlarge the audience and increase its attention even as it underlines the importance of serious, formally told news.”61

Concluderend lijken de onderwerpkeuzes, de nieuwswaarden en het taalgebruik op voorhand de belangrijkste verschillen tussen de populaire media en kwaliteitsmedia. Sparks bevestigt deze verschillen en stelt in zijn conclusie: “They are different in physical size, in pictorial content, in news values, in language, in readership, and in price from the quality press.”62

De cruciale vraag voor de inhoudsanalyse luidt dan ook in hoeverre deze verschillen ook tot uiting komen in de verslaggeving van de ramp met vlucht MH17.

56 Martin Conboy, Tabloid Britain: constructing a community through language, (Oxon: Routledge, 2006), 50 en

56.

57 Idem, 47-48.

58 S. Elizabeth Bird, ”Tabloidization: what is it, and does it really matter,” in The Changing Faces of Journalism:

tabloidization, technology and truthiness, ed. Barbie Zelizer (Londen/New York: Routledge, 2009), 40.

59 Idem, 41. 60 Gans, 21. 61

Idem, 24.

(19)

19 Theoretische invalshoek 1: framing

Na de inleidende ideeën omtrent crisisverslaggeving en een introductie van de twee debatten is het tijd om in te zoomen op de twee theoretische invalshoeken van deze studie: framing en domestication. Dit betekent dat de hoofdvraag – hoe deden ze verslag – wordt afgebakend aan de hand van deze twee begrippen. Hierbij wordt framing vooral gebruikt om in kaart te brengen hoe er in algemene zin verslag werd gedaan en welke elementen hierbij benadrukt werden. Framing is daarvoor een geschikt theorie, aangezien de klassieke definitie van Robert M. Entman al aangeeft:

“To frame is to select some aspects of a perceived reality and make them more salient in a communicating text, in such a way as to promote a particular problem definition, causal interpretation, moral evaluation, and/or treatment recommendation for the item described”.63

Het cruciale uitgangspunt achter deze ideeën van Entman is dat nieuws en journalistieke producten geen afspiegeling van de werkelijkheid vormen, maar dat ze altijd het resultaat zijn van bewuste en onbewuste keuzes in het journalistieke proces. Dit betekent ook dat nieuws altijd bepaalde aspecten van de werkelijkheid – bewust of onbewust – benadrukt, terwijl andere elementen minder prominent aanwezig zijn. Hierdoor kunnen verschillende frames verschillende visies op de werkelijkheid promoten. Van Gorp stelt: “Consequently, framing enables journalists and the audience to see that the same events make different kinds of sense depending upon the frame applied.”64

Dit is precies de reden dat framing een passende theorie is om in kaart te brengen welke elementen rond MH17 werden benadrukt en welke elementen juist niet. Zo kan het blootleggen van de gebruikte frames veel zeggen over de verslaggeving en derhalve bijdragen aan het beantwoorden van de hoofdvraag.

Naast deze theoretische bruikbaarheid, hebben eerdere onderzoeken ook aangetoond dat het concept framing de nodige praktische bruikbaarheid heeft. Het is in vele studies een vruchtbare invalshoek gebleken. Zo hebben Strömback, Shehata en Dimitrova framing gebruikt om de verslaggeving van de Mohammed-cartoons te bestuderen. Bij het vergelijken van Amerikaanse en Zweedse media vonden ze onderlinge verschillen, hetgeen bijdraagt aan hun theoretische uitgangspunt dat “news is not a mirror of reality” en dat “framing is a way of

63 Robert M. Entman, “Framing: Towards Clarification of a Fractured Paradigm,” Journal of Communication,

43(4), 52.

64

Baldwin van Gorp, “The Constructionist Approach to Framing: Bringing Culture Back In,” Journal of

(20)

20 constructing the surrounding environment [which] leads to the idea that different media may present different pictures of reality.”65

Vooral deze laatste uitspraak toont aan dat verschillende media – met verschillende achtergronden en kwaliteitsstandaarden – verschillende visies van de werkelijkheid tonen. Het vergelijken van verschillende media kan deze verschillen treffend blootleggen. Dit is dan ook precies de reden dat deze scriptie de framing-praktijken van verschillende Nederlandse kranten met elkaar vergelijkt.

Een belangrijk aspect bij deze verschillende visies op de werkelijkheid is dat vele journalistieke producten de bestaande machtsrelaties en dominante ideologische ideeën gebruiken. Daarmee houden ze de bestaande status-quo in stand of versterken ze die juist. Volgens Van Gorp zijn frames cultureel bepaald en vallen ze daardoor nauwelijks op bij het publiek. Dit is ook meteen de reden dat ze erg invloedrijk zijn en de bestaande status-quo versterken: “Because these frames are related to cultural phenomena, their use seems so normal and natural that the process of social construction remains invisible. Because these frames often are unnoticed and implicit, their impact is by stealth. Frames may, in that respect, be regarded as a power mechanism in their own right.”66

Scheufele en Tewksbury zien deze invloed ook en stellen dat het hele idee van framing “is based on the assumption that how an issue is characterized in news reports can have an influence on how it is understood by audiences.”67

Ammina Kothari bevestigt dit met een praktijkvoorbeeld uit haar framing-onderzoek over de Westerse verslaggeving van Afrika. Uit haar onderzoek bleek namelijk ook “that media operate in a certain way to maintain societal norms.”68

Dit toont dat bestaande sociale normen, waarden en machtsrelaties een rol spelen in de journalistiek en dat deze factoren in de analyse niet mogen ontbreken. Dit is precies de reden dat Johson-Cartee stelt dat media-analyses niet alleen moeten kijken naar de voordehand liggende (manifeste) elementen van mediateksten, maar ook naar de latente elementen die minder zichtbaar zijn en zo als een ‘under the surface’ liggende betekenis kunnen worden gezien. Praktisch betekent dit dat onderzoekers aandacht moet besteden aan de “social and liguistic context” en dat de “total societal context in which communication occurred” onderdeel van de analyse moet zijn.69 Dit is precies de reden dat dit onderzoek aandacht

65 J. Strömback, A. Shehata en D.V. Dimitrova, “Framing the Mohammed cartoons issue. A cross-cultural

comparison of Swedish and US press,” Global Media and Communication, 4(2), 118-119.

66 Van Gorp, 63.

67 Dietram A. Scheufele en David Tewksbury, “Framing, Agenda Setting, and Priming: The Evolution of Three

Media Effects Models,” Journal of Communication, 57, 11.

68 Ammina Kothari, “The framing of the Darfur conflict in the New York Times: 2003-2006,” Journalism

Studies, 11(2), 211.

69

Karen S. Johnson-Cartee, News narratives and news framing: constructing political reality, (Lanham: Rowman & Littlefield Publishers, 2005), 167-168.

(21)

21 besteedt aan belangrijke contextuele factoren. Vanwege de beperkte schaal is het onmogelijk om de gehele context in ogenschouw te nemen, maar één cruciaal element – de spanning tussen West-Europa (Nederland) en Rusland – mag niet ontbreken. Daarom besteedt deze inhoudsanalyse middels het ‘conflict frame’ aandacht aan de Koude Oorlog spanningen. Dit frame is gekozen als het artikel de spanning tussen ‘het Westen’ en Rusland benadrukt.

Als we verder inzoomen op deze Koude Oorlog spanningen, blijkt dat het vooral gaat om onderlinge tegenstellingen die veelal in stereotypen worden geschetst. Zo wordt de algemene tegenstelling tussen de twee supermachten (het Westen en Rusland) treffend verwoord door Phillip Hammond. Hij spreekt van een scheiding tussen “the ‘free world’, united under American leadership against the ‘evil’ empire in the East.”70

Het belangrijkste punt hierbij is dat deze stereotypen – volledig in lijn met de bovenstaande theorieën – invloed hebben op de journalistiek. Zo stelt George Gerbner – voortbouwend op het werk van Brett Silverstein – dat “the media are prime suppliers of the pervasive image “that depicts the Soviets as inhumane, vicious torturers who enjoy inflicting pain and murdering children”.”71 Dat deze stereotypen de journalistieke praktijk beïnvloeden, blijkt ook uit de woorden van een

New York Times journalist uit de Koude Oorlog: “It was literally impossible for me to report

anything that was not the subject of controversy.”72

Ten slotte zijn er in de bestaande literatuur ook al enkele studies waarin al deze elementen – framing, MH17 en Koude Oorlog spanningen – samenkomen. Een voorbeeld hiervan is de studie van Simon A. Bennett uit 2015, waarin hij de MH17-ramp analyseert vanuit een ‘systems-thinking approach’. Qua resultaten vond Bennett dat ‘blamism’ richting Rusland veelvuldig voorkwam en dat “the West has used MH17 to frame Russia as a paranoid and unpredictable state, and President Putin as a loose cannon whose geopolitical ambitions induce him to promote disaffection with Western values and provide material support to regimes with dubious human rights records”.73 Sarah Oates analyseerde in 2014 de framing-praktijken rond de MH17-ramp. Ze vergeleek de verslaggeving in de Russische tv-show

Vremya met die van de BBC Online. Qua resultaten vond Oates dat de BBC vooral de rol van

70

Phillip Hammond, Framing Post-Cold War conflicts: The Media and International Intervention, (Manchester: Manchester University Press, 2008), 1.

71 George Gerbner, “The Image of Russians in American Media and the “New Epoch”,” in Beyond the Cold

War. Soviet and American Media Images, eds. E.E. Denis, G. Gerbner, Y.N. Zassoursky, (Newbury Park: Sage

Publications, 1991), 31.

72

D. Eberwine, R.K. Manoff en R.M. Schiffer, “The End of the Cold War and the Opportunities for Journalism,” in Beyond the Cold War. Soviet and American Media Images, eds. E.E. Denis, G. Gerbner, Y.N. Zassoursky, (Newbury Park: Sage Publications, 1991), 146.

73

Simon A. Bennett, “Framing the MH17 disaster – more heat than light?,” International Journal of Aviation,

(22)

22 Rusland benadrukte, terwijl het Russische nieuwsprogramma juist allerlei alternatieve visies op de ramp probeerde te verspreiden.74 Ook dit onderzoek bevestigt dat de dominante politieke, sociale en culturele waarden en stereotypen invloedrijk zijn in de verslaggeving van vlucht MH17. Ze beïnvloeden met andere woorden de framing van de ramp.

Theoretische invalshoek 2: domestication

De tweede theoretische invalshoek voor dit onderzoek wordt gevormd door het theoretische begrip domestication. Domestication is een onderdeel van ‘news value theory’. Dit overkoepelende idee gaat volgens Harcup en O’Neill vooral over “to unpick the criteria involved in the selection of news.”75

Hierbij wordt ook aangegeven – in overeenstemming met de voorgaande paragraaf waarin het belang van de context werd benadrukt – dat dit wordt beïnvloed door allerlei organisationele, sociologische, culturele en economische factoren.

Het begrip domestication moet hierbij vooral gezien worden als het gebruik van een nationaal perspectief in de verslaggeving van een internationale nieuwsgebeurtenis, zoals de ramp met vlucht MH17. Als we dit vergelijken met de meest recente ‘news values’ van Harcup en O’Neill, houdt dit vooral verband met de nieuwswaarde ‘relevance’. Volgens deze auteurs moet ‘relevance’ namelijk gezien worden als “stories about groups or nations perceived to be influential with, or culturally or historical familiar to, the audience.”76 Deze nieuwswaarde door affiniteit met het publiek is het grootst als de nieuwsgebeurtenis het eigen land of de eigen bevolking treft. Dit zijn dan ook precies de gevallen waar het gebruik van domestication het meest voor de hand ligt.

Chang, Southwell, Lee en Hong bevestigen deze theorie en verduidelijken de definitie met een treffend voorbeeld: “American correspondents are first and foremost American reporters, covering events and issues from a journalistic orientation to serve the American audience.”77

Stijn Joye voegt hieraan toe dat “domestication generally refers to the framing of a foreign news event within the perceived national or local context of the audience.”78 Volgens dit citaat kan domestication vooral gezien worden als een speciale tak van framing,

74

Sarah Oates, Russian State Narrative in the Digital Age: Rewired Propaganda in Russian Television News

Framing of Malasian Airlines Flight 17, (Washington: paper for American Political Science Association Annual

Meeting, 2014), 9-12.

75 Tony Harcup en Deidre O’Neill, “What is news?.” Journalism Studies, online gepubliceerd 1 maart 2016, 2. 76 Harcup en O’Neill, 13.

77

T. Chang, B. Southwell, H. Lee en Y. Hong, “A changing world, unchanging perspectives: American newspaper editors and enduring values in foreign news reporting,” The International Communication Gazette, 74(4), 371.

78

Stijn Joye, “Domesticating distant suffering: How can news media discursively invite the audience to care?,”

(23)

23 waarbij de verslaggeving van internationale nieuwsgebeurtenissen vooral draait om “an inward directed look on foreign news.”79

Joye stelt zelfs – door gebruik te maken van Peterson (2012) – stelt dat “the majority of foreign news is [in fact] domestic news about foreign countries, not international news.”80 De nationaliteit van de verslaggevende journalist speelt hier volgens Stuart Allan en Barbie Zelizer ook een grote rol in. Zo wordt nationale betrokkenheid in conflict- en oorlogsjournalistiek vaak geaccepteerd door de (nationale) organisatie waar ze voor werken. Allan en Zelizer stellen dat journalisten in ‘non-conflict reporting’ vaak van het verhaal worden gehaald als ze te betrokken zijn bij het onderwerp, “but when their sentiments for a country are seen as strong in wartime [bijvoorbeeld bij het conflict in Oost-Oekraïne], they are rarely removed from the story.”81

Het gebruik van domstication – een nationaal perspectief – lijkt op voorhand erg relevant voor de Nederlandse verslaggeving van de ramp met vlucht MH17. Deze relevantie gaat vooral schuil in de speciale relatie van Nederland, de Nederlandse bevolking en de Nederlandse pers met de crash. Vele Nederlanders waren emotioneel betrokken aangezien de crash 298 dodelijke slachtoffers tot gevolg had, waaronder maar liefst 196 Nederlanders. Dit maakt dat MH17 een nationale ramp werd, waarbij het gebruik van een nationaal perspectief in de verslaggeving op voorhand erg aannemelijk lijkt.

Hypotheses

De bovenstaande bevindingen leiden ten slotte tot enkele hypotheses voor de analyse. Zo valt voor framing op basis van de literatuur te verwachten dat de populaire kranten bij de MH17-verslaggeving meer aandacht aan het individu en aan het individuele leed schenken. Dit ligt voor de hand vanwege de verschillende nieuwswaarden, waarbij populaire kranten volgens Gripsrud en Sparks meer aandacht aan het individu besteden. Ten tweede wordt verwacht dat de twee populaire kranten meer sensationele en emotionele frames zullen gebruiken dan de kwaliteitskranten. Dit komt eveneens voort uit de verschillende nieuwswaarden, waarbij populaire kranten volgens Gripsrud meer aandacht voor sensatie en emotie hebben.

Wat betreft domestication wordt allereerst verwacht dat zowel de populaire als ook de kwaliteitskranten een hoge mate van domestication laten zien in de verslaggeving van de vliegramp. Dit heeft er mee te maken dat vlucht MH17 veel Nederlandse slachtoffers met zich meebracht en zodoende een nationale ramp werd, met grote impact op het eigen land en op de

79 Joye, 683. 80 Ibidem. 81

Stuart Allan en Barbie Zelizer, “Rules of engagement: journalism and war,” in Reporting war: journalism in

(24)

24 eigen burgers. Ten slotte luidt de vierde hypothese dat de populaire media een nog hogere mate van domestication tentoonspreiden dan de kwaliteitsmedia. Dit ligt voor de hand aangezien populaire media – in overeenstemming met het bovenstaande – de emotie en het leed van de Nederlandse slachtoffers waarschijnlijk meer zullen benadrukken. Hierdoor zullen ze de ramp waarschijnlijk meer vanuit een Nederlands perspectief verslaan.

(25)

25

Methodologie: comparatieve inhoudsanalyse

De methodologie van deze scriptie bestaat uit een kwantitatieve inhoudsanalyse. Dit is een methode die in staat is om grote hoeveelheden data – zoals krantenartikelen – te analyseren op basis van een “a priori design.”82

Riffe, Lacy en Fico definiëren de methode als volgt:

“Quantitative content analysis is the systematic and replicable examination of symbols of communication … and the analysis of relationships involving those values using statistical methods, in order to describe the communication, draw inferences about its meaning, or infer from the communication to its context, both of production and consumption.83

In deze definitie beschrijven Riffe, Lacy en Fico enkele belangrijke eigenschappen van een inhoudsanalyse. Vooral het feit dat deze methode ‘systematic’ en ‘replicable’ moet zijn, is karakteristiek voor een inhoudsanalyse. Systematisch betekent dat de onderzoeker de analyse uitvoert op basis van vooraf bepaalde regels en procedures. ‘Replicable’ betekent dat het onderzoek systematisch en transparant is uitgevoerd, zodat andere onderzoekers hetzelfde onderzoek kunnen uitvoeren en in principe op dezelfde resultaten moeten uitkomen.84 Deze eigenschappen maken een inhoudsanalyse zeer geschikt voor dit onderzoek, aangezien deze scriptie een grote hoeveelheid krantenartikelen over vlucht MH17 systematisch analyseert op basis van de twee theorieën uit het theoretisch kader: framing en domestication.

Inhoudsanalyse: framing

Het gebruik van een inhoudsanalyse als leidende methode betekent dat de geselecteerde krantenartikelen worden onderzocht op basis van een vooropgezet codebook en coding scheme. Dit codebook is samengesteld voordat de analyse van de krantenartikelen begon en is daarom grotendeels gebaseerd op de bestaande literatuur. Voor deze scriptie is het codebook is gebaseerd op literatuur over de twee pijlers uit het theoretisch kader: framing en domestication. Om beide theorieën duidelijk te kunnen toetsen voor vlucht MH17 is het codebook opgedeeld in twee delen: één deel over framing en één deel over domestication.

82

J. Macnamara, “Media content analysis: Its uses, benefits and Best Practice Methodology,” Asia Pacific

Relations Journal, 6(1), 8.

83 Daniel Riffe, Stephen Lacy en Frederick G. Fico, Analyzing Media Messages. Using quantitative content

analysis in research, (New Jersey: Lawrence Erlbaum Associates, 1998), 20.

(26)

26 Het eerste deel gaat over framing en bevat zeven veelvoorkomende frames uit bestaand wetenschappelijk onderzoek. Het eerste frame is het ‘human disaster frame’. Dit frame is afkomstig uit het werk van Semetko en Valkenburg. “This frame brings a human face or an emotional angle to the presentation of an event, issue or problem.”85 Dit frame is dan ook geselecteerd als het rouwproces of het leed van de nabestaanden wordt benadrukt. Het tweede frame is eveneens afkomstig uit Semetko en Valkenburg: het ‘conflict frame’. “This frame emphazises conflict between individuals, groups or institutions as a means of capturing audience attention.”86

Een belangrijk onderdeel van dit frame wordt voor deze studie gevormd door de Koude Oorlog spanningen. Dit spitst zich toe op de spanningen tussen het voormalige Oostblok en het Westen (West-Europa en de Verenigde Staten). Dit frame is relevant voor de MH17-verslaggeving, aangezien er vanuit het Westen na de vliegramp veel beschuldigende blikken richting Rusland werden geworpen. Artikelen deze spanningen benadrukken of in een historische context aan de Koude Oorlog linken, vallen in deze categorie.

Het derde en vierde frame van het codebook richten zich – in navolging van het ‘responsibility frame’ van Semetko en Valkenburg – op de verantwoordelijkheid voor de crash. “This frame presents an issue or problem in such a way as to attribute responsibility for its cause or solution to either the government or to an individual or group.”87

Zo heet het derde frame het ‘daderframe’. Deze wordt geselecteerd als het artikel direct ingaat op de schuldvraag, het strafrechtelijk onderzoek of zelf mogelijke daders of betrokkenen probeert aan te wijzen. Het vierde frame trekt het begrip verantwoordelijkheid breder en kijkt naar bijvoorbeeld de rol van de politiek en de betrokken vliegtuigmaatschappijen. Artikelen die het optreden van het kabinet na de ramp analyseren of onderzoeken of er wel boven Oost-Oekraïne mocht worden gevlogen, behoren ook tot dit vierde frame.

Het vijfde frame van deze inhoudsanalyse heeft betrekking op het ‘morality frame’ en is geselecteerd als het krantenartikel de vliegramp of de nasleep van de ramp expliciet met de heersende morele normen en waarden verbindt. Semetko en Valkenburg omschrijven dit als volgt: “This frame puts the event, problem or issue in the context of religious tenets or moral prescriptions.”88

Artikelen die de crash proberen te reconstrueren en de gebeurtenissen stap voor stap bij langs gaan, worden in het zesde frame van deze analyse geplaatst: het facts of the case frame. In dit frame staat een feitelijke reconstructie van de gebeurtenissen centraal.

85

H.A. Semetko en P.M. Valkenburg, “Framing European Politics: A Content Analysis of Press and Television News, Journal of Communication, spring 2000, 95.

86 Ibidem. 87

Idem, 96.

(27)

27 Dit betekent dat artikelen over het onderzoek van de eerder genoemde OVV en de OVSE ook deel uitmaken van dit frame. De zevende vorm wordt ten slotte gevormd door het ‘economic consequence frame’ van Semetko en Valkenburg. “This frame reports an event, problem or issue in terms of the consequences it will have economically on an individual, group, institution, region or country.”89

Dit frame is geselecteerd als de MH17-verslaggeving zich toespits op de financiële gevolgen voor de luchtvaart(maatschappij), de nabestaanden, het getroffen gebied of de betrokken landen.

Inhoudsanalyse: domestication

Het tweede gedeelte van het codebook bestaat uit enkele veelvoorkomende vormen van domestication. Zoals in het theoretisch kader al is vermeld, slaat domestication vooral op het gebruik van een nationaal perspectief in het verslag van een internationale nieuwsgebeurtenis, zoals de ramp met vlucht MH17. De eerste vorm hiervan heeft betrekking op emotionele domestication. Volgens Stijn Joye betekent dit vooral dat er een emotionele band tussen de lezers en de nieuwsgebeurtenissen – en de bijbehorende slachtoffers – wordt bewerkstelligd. Joye voegt hieraan toe: “This emotion- and human-interest driven coverage can be interpreted as identifying with the western moral discourse of ‘civilized’ humanity and compassion towards the distant victims.”90

Deze categorie is dus vooral geselecteerd als een artikel de ramp op emotionele wijze koppelt aan de Nederlandse slachtoffers.

De tweede vorm van domestication komt eveneens uit het werk van Joye en wordt door hem aangeduid als ‘what’s at stake for us?’. Dit houdt in dat er aandacht wordt besteed aan “the foreign news event’s implications or repercussions for audience’s home country.”91 Voor de MH17 kan dit betrekking hebben op artikelen die de ramp verbinden met de politieke dan wel maatschappelijke discussie in Nederland. Ze behandelen zo wat de ramp in Nederland voor consequenties kan hebben. De derde vorm verbindt de internationale nieuwsgebeurtenis met het eigen land door op te roepen tot hulp. Deze ‘aid-driven domestication’ bestaat voor de MH17 onder andere uit artikelen die oproepen tot hulp voor de Nederlandse nabestaanden of voor de lokale bevolking in Oost-Oekraïne.92 ‘Familiarizing the unfamiliar’ is de vierde vorm van domestication en bestaat uit artikelen die internationale gebeurtenissen uitleggen in termen die tastbaar zijn voor het nationale (Nederlandse) publiek. Dit gebeurt volgens Joye onder andere door het gebruik van “metaphors or short illustrations 89 Semetko en Valkenburg, 96. 90 Joye, 687. 91 Idem, 688. 92 Ibidem.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Volgens het Meesterschapsteam kan de integra- tie van taal en inhoud ook prima plaatsvinden binnen de taalles zelf, zonder inhouden te moeten ‘lenen’ van andere vakken; op deze

Welke maatregelen ter bescherming van de Rubenshoeve werden er (toen) door de Vlaamse overheid beloofd aan het gemeentebestuur van Doel?. Werden die maatregelen ook

Mocht het ontwerp voor de entree (dat geheel in het teken staat van het afschermen van de woonboten) door het college goedgekeurd worden dan betekent dit feitelijk dat de

Medewerkers van de gemeente Bergen willen enerzijds inwoners stimuleren om zich in te zetten voor de gemeenschap, anderzijds mensen met initiatieven faciliteren.. In de praktijk

Op het beeld van een 'tevreden meerderheid' die zich, ter continuering van haar verworven positie verzet tegen de sociale stijging van anderen (en dus tegen de

De nummers 3 en 4 gaan door naar de B poule en kunnen niet meer voor een echt kampioenschap spelen, maar wel als winnaar in de B-poule eindigen. Met enige trots kan TVM

Artikel 6: 1939, onder f, sub 2, BW: producten tegen een bepaalde prijs aanbieden maar deze producten vervolgens niet binnen een redelijke termijn leveren;4. Artikel 6: 193c,

Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 30 woorden. “(…) maar nogal wat journalisten weten die spagaat om te zetten in een mooi