• No results found

“Waar gaat het mis?”

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "“Waar gaat het mis?”"

Copied!
33
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

‘Een onderzoek naar de relatie tussen universiteit & bedrijfsleven en het behoud

van wetenschappelijke waarden’

T.H.F. Bakker

(2)

2

‘Een onderzoek naar de relatie tussen universiteit & bedrijfsleven en het behoud

van wetenschappelijke waarden’

Auteur: T.H.F. Bakker Studentnummer: 1270311

Instituut: Rijksuniversiteit Groningen, faculteit Bedrijfskunde Onderdeel: Afstudeeropdracht Business Development

Plaats van uitgave: Groningen Datum uitgave: Februari 2007 Eerste begeleider: Dr. D.J. Kiewiet

Tweede begeleider:

Dr. Ir. M.C. Achterkamp

Copyright © 2007 Groningen

De auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van dit document. Niets uit deze uitgave mag worden gekopieerd of gereproduceerd zonder nadrukkelijke toestemming van de auteur.

(3)

3

De scriptie zoals deze hier voor u ligt is het resultaat van een afstudeeronderzoek in het kader van de studie Bedrijfskunde, richting Business Development. Hoewel het voltooien van een afstudeerscriptie een individuele bezigheid behoort te zijn, is in de praktijk gebleken dat ik een aantal mensen dank verschuldigd ben. Middels dit voorwoord zou ik hier dan ook graag even bij stil staan.

Ten eerste wil ik alle mensen bedanken die meegewerkt hebben aan het onderzoek voor LifeLines. In het bijzonder wil ik Ben Verwey danken voor zijn begeleiding tijdens deze maanden. Zijn betrokkenheid, enthousiasme en waardevolle kritieken op mijn schrijfsels hebben voor mij geleid tot een ontzettend leuke en leerzame opdracht.

Hiernaast wil ik iedereen bedanken die meegewerkt hebben aan mijn onderzoek. In het bijzonder doel ik hiermee op de mensen met wie ik heb kunnen praten ten behoeve van de dataverzameling.

Vervolgens wil ik mijn begeleiders vanuit de RuG bedanken. De kritieken die zij hebben gegeven hebben geleid tot waardevolle inzichten. Niet alleen op vakinhoudelijk gebied, maar ook op persoonlijk vlak heb ik de afgelopen tijd veel geleerd. In het bijzonder wil ik mijn eerste begeleider Dr. D.J. Kiewiet ontzettend bedanken. Mijn afstuderen behoefde inclusief langdurige zoektocht naar een opdracht, een mislukt project en een uiteindelijk onconventionele invulling van mijn scriptie mijns inziens een bovengemiddelde hoeveelheid begeleiding. De altijd motiverende consulten die ik bij de heer Kiewiet vond waren voor mij elke keer weer een opsteker.

Last but not least wil ik mijn ouders en familie voor hun morele (en financiële) steun bedanken. Hoewel leerzaam was het afstuderen voor mij een periode met pieken en dalen. Gedurende deze tijd kon ik altijd rekenen op voldoende advies en morele ondersteuning. Zelfs de grootste dieptepunten werden verwrongen tot ‘persoonlijke leermomenten’.

Thomas Bakker

(4)

4

Samenvatting

Voortkomend uit de onderzoekspeiler van het UMCG beoogt de organisatie LifeLines als wetenschappelijk onderzoeksbureau haar eigen inkomsten te genereren middels samenwerking met het (commerciële) bedrijfsleven. De relatie tussen wetenschappers en niet-wetenschappers is een veelbesproken onderwerp, waarbij de vraag luidt of invloeden van buitenaf zuiver wetenschappelijk onderzoek schaden of niet. Specifiek heeft LifeLines de vraag gesteld welke samenwerkingsverbanden wel en niet geschikt zijn om aan te gaan, waarbij het behoud van wetenschappelijke waarden als uitgangspunt wordt gezien.

Ter ondersteuning van de beleidsvorming hieromtrent is een case studie uitgevoerd waarbij vergelijkbare situaties vanuit de Rijksuniversiteit Groningen zijn onderzocht. Het onderzoek heeft zich gericht op de samenwerkingsverbanden ‘contractonderzoek’ en ‘gezamenlijke R&D’. Het heeft de ervaren conflicten in kaart gebracht, alsmede de oorzaken die hieraan ten grondslag lagen. Bovendien is geanalyseerd in welke mate de intensiteit van een samenwerkingsverband een rol speelt in het ontstaan van conflicten.

Geïdentificeerde conflicten komen voornamelijk voort uit onbegrip en gebrekkige communicatie als gevolg van verschillende denk- en werkwijzen. Hiernaast blijkt dat het gebrek aan wederzijdse betrokkenheid aan menig conflict ten grondslag ligt. De intensiteit van samenwerking blijkt op basis van dit onderzoek een bepalende rol te spelen in het ontstaan van deze conflicten. Toenemende belangen en investeringen van stakeholders zorgen voor meer druk en invloed van buitenaf, waardoor er sneller aanpassingen in het onderzoeksproces worden gemaakt om aan de wensen van betrokkenen te voldoen.

Ondanks het feit dat conflicten zich voordoen blijkt er slechts in de gevallen van gezamenlijke R&D lichte wetenschappelijke schade te ontstaan. Geen van de samenwerkingsverbanden hoeft dan ook worden uitgesloten door LifeLines in de zoektocht naar een winstgevende relatie. Om binnen een samenwerkingsverband conflicten te minimaliseren zal LifeLines zich binnen elk type relatie moeten richten op het betrekken van de partner in het proces van samenwerking, het creëren van wederzijdse duidelijkheid en begrip, uitsluitend samenwerking aangaan die binnen de kerncompetenties vallen en haar onderzoekers zorgvuldig toewijzen aan de verschillende projecten. In vergelijking met contractonderzoek zal LifeLines zich bij gezamenlijke R&D meer moeten richten op het betrokken en gemotiveerd houden van de partner, een open benadering hanteren ondanks druk van buitenaf en waar mogelijk langdurige samenwerkingsverbanden aangaan.

(5)

5

Inhoudsopgave

Inleiding 6 I LifeLines 7 1.1 Aanleiding onderzoek 8 1.2 Probleemanalyse 9 1.3 Doelstelling 10 1.4 Randvoorwaarden 11

II Theoretisch en conceptueel kader 12

2.1 Doelen van wetenschappelijk onderzoek 12

2.2 Conflicten 13

2.3 Beïnvloeding van buitenaf 13

2.4 Conceptueel model 15 2.5 Vraagstelling 16 III Methodologie 17 3.1 Onderzoeksmethode 17 3.2 Case studie 17 3.3 Pragmatische selectie 17 3.4 Dataverzameling 18 3.5 Data-analyse 18 3.6 Methodologische beperkingen 19 3.7 Samenwerkingsvormen 20

3.8 Rangschikking naar intensiteit 21

3.9 Gegevensbronnen 23

IV Onderzoeksresultaten 24

4.1 Conflicten 24

4.2 Wetenschappelijke schade 25

4.3 Maatregelen voor succes 26

4.4 Maatregelen tegen mislukking 27

4.5 Concluderend 27

V Aanbevelingen 29

VI Discussie 31

VII Referenties 32

Bijlage 1 LifeLines & Zorgverzekeraar X Bijlage 2 Interview topics en vragen Bijlage 3 Samenvattingen interviews Bijlage 4 Interview analyse

(6)

6

Inleiding

In het verlengde van de BUOZ-nota (1979) hebben universiteiten in de afgelopen decennia steeds minder financiering ontvangen voor onderzoek vanuit overheidsorganen. Dit overheidsbeleid heeft universiteiten en met name wetenschappelijk onderzoek meer en meer afhankelijk gemaakt van financiën uit de derde geldstroom. Deze geldstroom bestaat voornamelijk uit contractonderzoek en consultancy activiteiten voor het bedrijfsleven. Deze vorm van samenwerking heeft inmiddels een prominente plek ingenomen in de financiering van wetenschappelijk onderzoek1.

LifeLines komt voort uit de onderzoekspeiler van het UMCG en de RuG. De projectorganisatie achter het initiatief wil meer dan dit. Men wil via wetenschappelijk onderzoek kennis en daaruit voortkomende producten en diensten verkopen om zo een zelfstandig commercieel onderzoeksbureau te worden. De relatie met het bedrijfsleven zal hierdoor verder gaan dan contractonderzoek. Met name de betrokkenheid van organisaties met een winstoogmerk wordt als omstreden ervaren. De vrijheid die men geniet in een situatie waarin uitsluitend het genereren van kennis centraal staat, dreigt verloren te gaan door de druk ontstaan door belangenverstrengeling.

Deze scriptie beoogd om het management van LifeLines te adviseren omtrent dit dilemma. Het inzicht dat is verworven kan als beleidsondersteunend instrument worden gebruikt. Het onderzoek heeft tevens inzichten opgeleverd welke niet uitsluitend voor LifeLines van belang zijn. Het kan hierdoor ook voor andere wetenschappelijke instellingen als informatief gelden.

In het komende hoofdstuk wordt LifeLines geïntroduceerd. Hierna is met behulp van een probleemanalyse de doelstelling geformuleerd. Vervolgens is middels een theoretisch kader een conceptueel model geconstrueerd, dat als input dient voor de formulering van de centrale vraagstelling en onderzoeksopzet in het daarop volgende hoofdstuk. Deze opzet wordt gevolgd door de onderzoeksresultaten. In het daarop volgende hoofdstuk worden de conclusies gepresenteerd. Ter afsluiting wordt nadien in het hoofdstuk “Discussie” een kritische evaluerende blik geworpen op het onderzoek.

1

(7)

7

I

LifeLines

Het project LifeLines bestaat uit twee onderdelen: LifeLines Cohort en LifeLines Databank. LifeLines Cohort is een longitudinaal bevolkingsonderzoek. LifeLines Databank is een nationale faciliteit voor de opslag van DNA, patiënten materiaal en medische onderzoeksresultaten. LifeLines is het resultaat van een initiatief van zowel het UMCG als de RuG. Het beoogt aan te sluiten bij de problematiek in de gezondheidszorg en gerelateerde industrieën als de farmaceutische en voedingsindustrie. De problematiek bestaat uit het toenemende voorkomen van chronische ziekten als type 2 diabetes, obesitas, hart- en vaatziekten, nierziekten, astma, COPD en psychiatrische aandoeningen. Deze ziekten zijn het gevolg van een complex aan factoren uit de genetische en omgevingsgerelateerde hoek. Middels een innovatieve onderzoeksbenadering waarbij grootschalig vrijwilligers voor een periode van ten minste dertig jaar worden gevolgd, tracht men oorzakelijke verbanden te leggen tussen deze factoren en het ontstaan van genoemde ziekten. De doelstelling van het onderzoek is: ‘Het vaststellen van de bijdrage van gemeenschappelijke factoren in het behoud van gezondheid en de ontwikkeling van veel voorkomende en leeftijdsgeassocieerde multifactoriële ziekten’. Met de inzichten die hierbij in het vooruitzicht liggen zal het mogelijk moeten worden om verbeterde strategieën voor preventie en interventie te ontwikkelen.

Op dit moment valt het project onder de onderzoekspeiler van het UMCG. In de toekomst wil LifeLines zich verzelfstandigen en als onafhankelijk commercieel onderzoeksbureau zichzelf bedruipen. Het proces van verzelfstandiging zal geleidelijk plaats vinden en parallel lopen aan de verandering van de financiering van de organisatie. Tot op heden en in de eerstkomende jaren worden onderzoeken gefinancierd door subsidies van overheidsorganen en instanties als de Nierstichting en het Diabetesfonds. In de toekomst zullen echter private organisaties uit met name de voedingsindustrie, farmaceutische industrie en zorgverzekeraars als bron van financiering fungeren. Deels zal dit plaatsvinden op basis van contractonderzoek. Middels gericht onderzoek zal LifeLines in de kennisbehoefte van deze organisaties voorzien. Beleidsmakers kunnen deze inzichten gebruiken om de interactie van genetische, omgevings-en leefstijlfactoromgevings-en op het ontstaan omgevings-en beloop van chronische ziektomgevings-en beter te begrijpomgevings-en omgevings-en te sturomgevings-en. Verder zullen er inkomsten worden verworven uit wetenschappelijke publicaties, patenteerbare bevindingen en consultancy op het gebied van farma en voeding2.

(8)

8

1.1 Aanleiding onderzoek

Zoals in voorgaand hoofdstuk is vermeld zal LifeLines haar relatie met het private en commerciële bedrijfsleven pas in een toekomstig stadium van ontwikkeling intensiveren. In de periode voor de start van het project heeft zorgverzekeraar X echter laten blijken op dit moment al interesse te hebben in het concept LifeLines. De mogelijkheid om in dit vroege stadium van ontwikkeling een belangrijke klant, samenwerkingspartner of investeerder aan zich te binden sprak ook het management van LifeLines aan. Voorafgaand aan deze scriptie heeft men daarom laten onderzoeken of en op welke wijze de proposities van X en LifeLines elkaar ondersteunden en/ of aanvulden. Op basis van dat onderzoek is geconcludeerd dat er op de korte termijn een basis is om tot samenwerking over te gaan. Voor de middellange termijn zijn mogelijkheden geschetst, maar de ontwikkeling van LifeLines zal te zijner tijd bepalend zijn voor de uitvoerbaarheid en wenselijkheid van deze opties. De resultaten van het onderzoek zijn verwoord in een business case, waarvan in Bijlage 1 een samenvatting is weergegeven.

Na afloop van het onderzoek is tevens geconcludeerd dat X geen interesse had om een grootschalige samenwerking aan te gaan. Men ziet uitsluitend kansen in de marketingwaarde die LifeLines in de toekomst kan gaan hebben, maar sluit hierbij kostenintensieve plannen uit. Het management van LifeLines heeft echter tijdens het onderzoek te kennen gegeven dat ook een nauwe betrokkenheid en participatie door X tot de mogelijkheden kunnen behoren. Gezamenlijke productontwikkeling, joint selling, evaluatie van ontwikkelde interventies en exclusiviteit van het gebruik van kennis zijn enkele voorbeelden waar men in principe voor openstaat. Tijdens het onderzoek is een discussie ontstaan over zulke typen samenwerking met het bedrijfsleven. Enerzijds heeft een project als LifeLines geen bestaansrecht indien het zich moet blijven bedruipen van uitsluitend subsidies. Het is noodzakelijk dat men in de toekomst zelf inkomsten gaat verwerven. Anderzijds is LifeLines in eerste instantie ontstaan vanuit een wetenschappelijke organisatie met wetenschappelijke doeleinden. Een intensieve betrokkenheid van organisaties met hun eigen belangen zou de wetenschappelijke insteek van LifeLines in het geding kunnen brengen. Het management van LifeLines acht het van groot belang om zowel de wetenschappelijke als de commerciële kant van de organisatie in stand te houden en voor zover mogelijk te verenigen. Om deze reden acht men het noodzakelijk om onderzoek uit te voeren naar de mogelijke consequenties van een relatie met het private bedrijfsleven.

1.2 Probleemanalyse

Bij de inventarisatie van het dilemma is gesproken met de Directeur Bedrijfsvoering van LifeLines, de heer Verwey. Als hoofd van de dagelijkse activiteiten was hij direct betrokken bij het onderzoek

(9)

9

betreffende de samenwerking met X. In de toekomst zal hij medebepalend zijn bij het ontwerp en de uitvoering van het beleid met betrekking tot externe relaties.

Bij de beschouwing van de situatie word aangegeven dat er in de organisatie voldoende kennis en bewustzijn is over de mogelijke consequenties van het betrekken van private partijen in zuiver wetenschappelijk onderzoek. Met name worden genoemd het verlies van onafhankelijkheid, het verlies van objectiviteit, beperkingen van publicatiemogelijkheden en toenemende tijdsdruk om resultaten te behalen. Men is zich bewust van de situatie waarin het zich zal gaan bevinden, maar ook bewust van de noodzaak ervan. Het specifieke probleem ligt echter in het feit dat men op dit moment niet weet welke relaties wel en niet de wetenschappelijke kant van de organisatie in gevaar brengen. Het is onbekend tot op welk punt een relatie leidt tot synergie en wanneer een relatie leidt tot ongewenste beïnvloeding. Het doel van de organisatie is om de fundamenten van de commerciële als wetenschappelijke organisatie op een zo vruchtbare wijze naast elkaar te laten bestaan. Dit is uitsluitend mogelijk op het moment dat de invloed van andere organisaties beperkt wordt tot het punt waarop deze de onderzoeken en de daaruit volgende resultaten beïnvloeden. Men is zich ervan bewust dat onderlinge afspraken hierin een grote rol spelen. Er is echter onduidelijkheid over een andere dimensie die mogelijk invloed heeft. De vraag van het management van LifeLines houdt in dat men meer kennis wil vergaren over de mate waarin een organisatie betrokken is en het risico van daaruit volgende ‘wetenschappelijke schade’. Men wil per relatie achterhalen welke problemen er zich voordoen en bij welke relaties de risico’s van deze conflicten de wetenschap binnen LifeLines kunnen beschadigen.

Binnen dit onderzoek wil het management zich niet beperken tot bepaalde afdelingen of deelsystemen3. Op dit moment is het volgens Verwey ongewenst om bepaalde delen van de organisatie uit te sluiten of apart te noemen. Men is op dit moment uitsluitend op zoek naar bepaalde vormen van relaties die de organisatie kan aangaan, om met behulp van dit rapport het beleid te structureren. Wel is er een beperkt aantal relaties dat geanalyseerd dient te worden. Als wetenschappelijk onderzoeksbureau zijn er in vergelijking met andere organisaties beperkingen in de type relaties die men kan aangaan. Bovendien zal men in de komende jaren slechts open staan voor een beperkt scala van gezamenlijke activiteiten.

3

(10)

10

1.3 Doelstelling

de doelstelling vormt de basis voor de centrale vraagstelling en stuurt aldus het proces van kennisverwerving4. Vanuit de probleemanalyse wordt de volgende doelstelling geformuleerd:

Ter verduidelijking van de doelstelling zullen enkele begrippen nader toegelicht worden.

Onder de organisatie LifeLines wordt de gehele organisatie verstaan. Er worden hierbij in eerste instantie geen deelsystemen onderscheiden. Waar nodig geacht is op delen van de organisatie gereticuleerd.

Onder beleidsvorming wordt de vorming van een stelsel doelen en maatregelen ten behoeve van besturing verstaan5.

Onder relaties en samenwerkingsverbanden wordt elke interactie tussen twee of meer bedrijven verstaan waarbij resources worden gedeeld, maar waarbij de identiteit en zelfstandigheid van betrokkenen gewaarborgd blijft.

Zuiver wetenschappelijk onderzoek staat voor een degelijke, doordachte, verantwoorde en zo nodig

relativerende aanpak die toegankelijk is voor kritiek en waarin de zwakke plekken eerlijk worden aangestipt. Eerlijkheid, belangeloosheid en objectiviteit zijn hierbij de centrale begrippen6.

Onder het commerciële belang wordt het streven naar winst door een zichzelf bedruipende organisatie verstaan.

1.4 Randvoorwaarden

De randvoorwaarden geven de beperkingen aan waaraan onderzoeksresultaten en methoden onderhevig zijn. Er wordt hierbij onderscheid gemaakt tussen product- en procesrandvoorwaarden7.

4 Verschuren, 2002: 40 5 Leeuw De, 2001: 206 6 Leeuw De, 2000: 10 7 Leeuw De, 2000: 85

‘Het adviseren van het management van LifeLines met betrekking tot de beleidsvorming van relaties en samenwerkingsverbanden met het private bedrijfsleven, teneinde de zuiverheid van het

wetenschappelijk onderzoek als het commerciële belang binnen de organisatie naast elkaar te laten bestaan’.

(11)

11

Productrandvoorwaarden

 Op dit moment is het (deels) onduidelijk op welke wijze deze organisatie zich zal ontwikkelen. Het moet in acht worden genomen dat de relevantie en aansluiting van het advies afhankelijk is van toekomstige ontwikkelingen van LifeLines. Omdat deze variabele niet te definiëren is, is er niet in detail ingezoomd op de huidige vormgeving van de organisatie.

 Het rapport moet gezien en gebruikt worden als een beleidsondersteunend instrument waarmee de besturingsprocessen in relatie tot de doelstelling kan worden verbeterd.

Proces-randvoorwaarden

 Het onderzoek wordt uitgevoerd door een enkele onderzoeker door een student Bedrijfskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen, voor de periode van drie maanden.

 Omwille van gebrek aan tijd en geld is de onderzoeksmethode gelimiteerd tot literatuuronderzoek en een case studie.

 Tussen- en eindresultaten van het onderzoek zullen worden besproken met dhr. Dr. D.J. Kiewiet, begeleider vanuit de Rijksuniversiteit Groningen.

 De onderzoeksresultaten zullen per februari verwerkt moeten zijn in een scriptie welke niet meer dan 25 pagina’s beslaat, exclusief bijlagen. Deze scriptie zal in de openbaarheid worden gebracht.

(12)

12

II

Theoretisch en conceptueel kader

Om vanuit de doelstelling te komen tot een centrale vraagstelling en een onderzoeksmethode is het van belang een kader te creëren waarin het onderzoek plaats vindt. Centraal in dit kader staat het expliciteren van de bril(len) die worden gehanteerd oftewel de opstelling van het conceptuele model8. Om tot dit model te komen wordt een aantal begrippen en achtergronden nader toegelicht.

Volgend uit de doelstelling is geconcludeerd dat de problematiek zich vormt rondom de invloed van conflicten op de onderzoeksmethoden en de onderzoeksresultaten als gevolg van een samenwerkingsverband. Het conflict tussen enerzijds de wetenschappelijke belangen en anderzijds de (commerciële) belangen van samenwerkingspartner kunnen ertoe leiden dat het verlies van een aantal wetenschappelijke belangen tot de mogelijkheden gaat behoren. De doelen en belangen van wetenschappelijk onderzoek vormen het vertrekpunt van de theoretische inkadering.

2.1 Doelen van wetenschappelijk onderzoek

Bij het definiëren van de doelen van wetenschappelijk onderzoek wordt onderscheid gemaakt in fundamenteel en praktijkgericht onderzoek9. Fundamenteel onderzoek heeft tot doel het vergroten van algemene kennis van de werkelijkheid. De kennis is in de eerste plaats bestemd voor de wetenschap. Praktijkgericht onderzoek heeft tot doel het leveren van een bijdrage in de vorming van een oplossing voor een praktisch probleem10. LifeLines beoogd beide vormen uit te voeren. Beide onderzoekstypen hebben het streven kennis en inzichten te genereren. Aan het onderzoek dat tot deze producten moet leiden wordt een aantal eisen gesteld. Deze worden onderverdeeld in:

1. Wetenschappelijke eisen: waarheid, toetsbaarheid, controleerbaarheid, objectiviteit, precisie, belangeloosheid, consistentie en systematiek

2. Praktische eisen: relevant, in de praktijk gefundeerd, begrijpelijk, haalbaar, rekening houden met gevoelens en belangen en compleet ten opzichte van geschetste problemen.

8

Leeuw De, 2001: 214 9 Leeuw De, 2001: 74 10 Swanborn: 1981: 56

(13)

13

Als dit vertaald wordt naar de praktijk blijkt dat de punten onder 1 vallen onder het wetenschappelijke forum en de punten onder 2 vanuit de opdrachtgever worden geformuleerd11.

2.2 Conflicten

Ondanks het feit dat zowel wetenschappelijke als niet-wetenschappelijke organisaties wederzijds het nut van samenwerking erkennen, wordt er tevens veelvuldig gewezen op de weerstand naar elkaar en nadelen van samenwerking. Konecny e.a. wijst erop dat commerciële organisaties wetenschappelijke organisaties verwijten dat ze:

 onvoldoende praktische behoeften beantwoorden

 slecht omgaan met vertrouwelijke informatie

 moeite hebben om resultaten op tijd te leveren

 weinig flexibiliteit in hun onderzoeksbenadering hanteren.

De weerstand bij wetenschappelijke organisaties ontstaat door:

 het verlies van academische vrijheid en vrijheid van publicatie

 de focus van de commerciële partner op tijdige resultaten

 de focus van de commerciële partner op de korte termijn12.

Eaton (2004) bevestigd deze punten en concludeert uit eigen onderzoek dat afgeleid van deze punten ook twisten over intellectuele eigendomsrechten, irritatie over de bureaucratie binnen wetenschap door niet-wetenschappelijke organisaties alsmede de relaties van niet-wetenschappelijke organisaties met concurrenten tot conflicten leiden13.

Ondanks continue bevestiging van deze problemen in de praktijk, onderschrijft menig auteur dat de behoefte om met elkaar samen te werken boven alles staat. Vanuit de theorie wordt geredeneerd dat genoemde knelpunten verholpen kunnen worden door een goede contractuele afspraken14. Ondanks dit is niet elk conflict uitsluitend te verhelpen door een volledig contract. Daarbij komt dat zaken als objectiviteit, eerlijkheid en belangeloosheid niet rechtstreeks zijn te verklaren of te relateren aan deze oplossing.

11 Vos De, 2002: 10 12 Konecny e.a., 1995: 70 13 Eaton, 2004: 152-155 14 Huyzer e.a., 1992: 137

(14)

14

2.3 Beïnvloeding van buitenaf

Andreopoulos stelt dat in eerdere jaren de problemen geringer waren. Professoren welke gemeenschappelijke belangen hadden met industriële organisaties vormden een consultancyrelatie met het

bedrijfsleven onder strak gedefinieerde regels binnen de waarden van bijvoorbeeld universiteiten. De relaties met niet-wetenschappelijke organisaties zijn in de loop der jaren echter sterk veranderd. Onderzoeksbureaus zijn commerciëler gaan denken waarbij samenwerkingsverbanden op grotere schaal zijn ontstaan. De onderlinge betrokkenheid is hierdoor veel groter geworden. Tegelijkertijd zijn wetenschappelijke waarden en commerciële belangen steeds meer verweven zijn geraakt en moeilijker uit elkaar te houden15.

Het verlies van wetenschappelijke belangen vindt eerder plaats op het moment dat een onderzoek wordt geleidt door private belangen (commercie) in plaats van publieke belangen (wetenschap)16. Deze private belangen zijn sterker aanwezig op het moment dat een buitenstaande organisatie meer invloed kan uitoefenen op het wetenschappelijk onderzoek. Redenerend vanuit Andreopoulos wordt de intensiteit van een relatie gezien als een belangrijke factor welke de potentiele invloed van een buitenstaande organisatie bepaald. De intensiteit van een relatie wordt bepaald door de mate van financiële als organisatorische vervlechting17. In dit onderzoek wordt vanuit dit standpunt de volgende hypothese geformuleerd.

Onder ‘wetenschappelijke schade’ wordt het verlies van wetenschappelijke eisen verstaan zoals gedefinieerd in paragraaf 2.1. Het begrip ‘conflict’ wordt in dit onderzoek gedefinieerd als elk probleem of obstakel dat men tegenkomt, voortvloeiende uit de relatie die men met elkaar is aangegaan.

15

Andreopoulos in Western Journal of Medicine, 2001: 225 16Andreopoulos in Western Journal of Medicine, 2001: 226 17 Huyzer e.a., 1992: 50

“Naarmate de intensiteit van een samenwerkingsverband toeneemt, zullen er meer conflicten ontstaan welke het risico op wetenschappelijke schade doen toenemen”.

(15)

15

2.4 Conceptueel model

De theoretische inkadering en de daaruit volgende hypothese hebben geleid tot de volgende zienswijze welke binnen het onderzoek centraal staat.

Toelichting conceptueel model

Centraal in het model staat kans op problemen welke het risico op wetenschappelijke schade vergroten. Dit representeert het gevaar van het verlies van de wetenschappelijke belangen. Deze problemen zijn variabel en worden als afhankelijk beschouwd van de totale invloed die de commerciële partner binnen het samenwerkingsverband in potentie op de organisatie kan uitoefenen. Dit potentieel wordt afhankelijk gesteld van zowel contractuele afspraken als de intensiteit van de samenwerking. In het onderzoek is het belang van duidelijke contractuele afspraken reeds erkend. Om deze reden heeft dit aspect geen verdere rol gespeeld in het onderzoek. Naast contractuele afspraken wordt ook de intensiteit van de samenwerking beschouwd als een bepalende factor. Deze intensiteit wordt bepaald door de mate waarin twee partners organisatorisch en financieel met elkaar vervlochten zijn.

Samenwerking tussen wetenschappelijke en commerciële instanties

Intensiteit samenwerking

Potentiële betrokkenheid/ invloed

van partner

Ontstaan van problemen welke het risico op wetenschappelijke

schade vergroten

(16)

16

2.5 Vraagstelling

Volgend uit de doelstelling, het theoretisch kader en het conceptuele model staat onderstaande vraagstelling centraal in het onderzoek.

Volgende uit deze vraagstelling zijn de volgende deelvragen geformuleerd.

‘Welke samenwerkingsintensiteit kan LifeLines op welke wijze aangaan zodat conflicten worden geminimaliseerd en het verlies van wetenschappelijke belangen wordt vermeden?

1. Welke conflicten komen voor in de verschillende allianties?

2. Welke oorzaak ligt ten grondslag aan het ontstaan van deze conflicten?

3. Welke invloed hebben deze problemen op het behoud van wetenschappelijke waarden?

4. Op welke wijze kunnen deze conflicten worden geminimaliseerd?

(17)

17

III

Methodologie

Vanuit de centrale vraagstelling als fundament voor het onderzoek wordt in dit hoofdstuk het ontwerp van het onderzoek besproken. De verantwoording voor de gebruikte methode staan hierbij centraal.

3.1 Onderzoeksmethode

In het onderzoek staan conflicten centraal welke zich voordoen binnen verschillende samenwerkingsverbanden. Deze samenwerkingsverbanden zijn tijdens het onderzoek als centrale onderzoeksobjecten beschouwd. De bijbehorende conflicten als variabele. Conflicten zijn variabel op basis van typering en in de mate waarmee ze in potentie wetenschappelijke schade aan kunnen richten. Het begrip ‘conflict’ wordt in dit onderzoek gedefinieerd als elk probleem of obstakel dat men tegenkomt, voortvloeiende uit de relatie die men met elkaar is aangegaan. Om aan de doelstelling te voldoen en de centrale vraagstelling te beantwoorden, is gekozen voor een kwalitatieve analyse in de vorm van een case studie. Deze methode wordt in onderstaande paragrafen toegelicht.

3.2 Case studie

De keuze voor een case studie is voortgekomen uit het feit dat het onderzoek een intensieve bestudering van een sociaal verschijnsel van één of enkele onderzoekseenheden vereist, met als doel het volledig begrijpen van dit verschijnsel. Met intensief wordt gedoeld op een diepgaande analyse18. Hiernaast is er sprake van een relatief groot aantal eigenschappen welke de variabele kan beïnvloeden, er meerdere analyseniveaus zijn (zowel op het niveau van onderzoeker als op organisatieniveau) en meerdere technieken van dataverzameling toegepast worden. Een analyse met een sterk kwalitatief karakter is daarom vereist. Aangezien de studie ten doel heeft om het verschijnsel te verklaren kan het onderzoek getypeerd worden als een nomothetische case studie19.

3.3 Pragmatische selectie

In het onderzoek zijn zes cases geselecteerd. De doelpopulatie waaruit zij zijn geselecteerd bestond in theorie uit elk samenwerkingsverband tussen een wetenschappelijke organisatie en een partner met eigen belangen. Met ‘elk samenwerkingsverband’ wordt gedoeld op die typen relaties welke LifeLines mogelijk realiseerbaar acht (zie paragraaf 3.7). In de praktijk is de selectie gedeeltelijk anders bepaald. Als gevolg

18 Braster, 2000: 21 19 Braster, 2000: 31

(18)

18

van beperkingen van tijd en geld, is gekozen om die cases te selecteren welke op korte termijn beschikbaar waren. Dit heeft geresulteerd in een selectie waarbij elke case direct voortkomt uit een samenwerkingsverband waarin onderzoekers van de Rijksuniversiteit Groningen betrokken waren of zijn.

3.4 Dataverzameling

Om de cases te exploreren en uit te diepen is gebruikt gemaakt van een tweetal methoden, beiden gericht op het verzamelen van een grote hoeveelheid kwalitatieve data. Ten eerste is er gebruik gemaakt van diepte interviews. Er is gesproken met de (hoofd)onderzoekers die betrokken waren of zijn bij de samenwerkingsverbanden. Tijdens de interviews is gebruik gemaakt van een topiclijst, waarbij open vragen zijn geformuleerd. Deze vragen dienden slechts als leidraad. In de praktijk betekende dit dat het interview als slechts gedeeltelijk gestructureerd kan worden getypeerd. Waar nodig geacht werd geanticipeerd op de antwoorden van de respondent middels doorvraagtechnieken. In bijlage 2 is de topiclijst/ vragenlijst weergegeven.

Omdat de antwoorden en bevindingen uit de interviews niet te voorspellen zijn zoals bij gesloten vragen, is het gesprek vastgelegd middels een bandrecorder en schriftelijke notities. Op basis hiervan zijn vervolgens samenvattingen gemaakt van de interviews. Deze zijn in bijlage 3 terug te vinden.

Naast het interviewen is er tevens gebruik gemaakt van onderzoeksrapporten. Middels documentanalyse is zodoende de context verduidelijkt waarin de samenwerking plaats heeft gevonden. De kennis die hieruit is opgedaan is verwerkt in de genoemde samenvattingen.

3.5 Data-analyse

Om de verzamelde data te prepareren voor analyse is elk interview meerdere keren beluisterd om relevante uitspraken te coderen en ordenen. Het proces van coderen bestaat uit het vertalen van ruwe data in betekenisvolle categorieën, om zodoende thema’s en ideeën te identificeren. Via deze methode is het mogelijk om in de grote hoeveelheden data patronen te ontdekken20. Om data te coderen en onder te brengen op de juiste plaats is in voorafgaand een indeling gemaakt waarin de hoofdtopics zijn ondergebracht. Vervolgens zijn bandopnames van de interviews beluisterd en samenvattingen herlezen, om zodoende relevante uitspraken in te delen bij topics. Dit wordt het proces van initiële codering

(19)

19

genoemd21. Ter voltooiing van de codering is er vervolgens gefocust gecodeerd. Dit houdt in dat ten behoeve van overzichtelijkheid en het behoud van relevantie bepaalde categorieën en codes zijn geëlimineerd, gecombineerd en onderverdeeld22. De resultaten van deze exercitie zijn per samenwerkingstype verwerkt in twee tabellen welke in Bijlage 4 zijn weergegeven. In de eerste tabel is per categorie een opsomming gemaakt van de conflicten. Naast het benoemen van de respondent(en) die deze conflicten hebben ervaren tijdens de samenwerking, is tevens het type conflict benoemd waartoe de oorzaak heeft geleid. Vervolgens staat in de laatste kolom of het conflict heeft geleid tot wetenschappelijke schade. In de tweede tabel wordt vervolgens de aard van het conflict gerelateerd aan factoren welke als doorslaggevend werden gezien door de respondenten bij het slagen of mislukken van samenwerking. Zo zijn er patronen ontstaan van handelingswijzen welke nagestreefd kunnen worden om bepaalde conflicten tegen te gaan.

Om tijdens de analyse van conflicten, oorzaken van conflicten en drivers van succes en mislukking de juiste patronen te identificeren zijn een tweetal regels gehanteerd.

1. Een specifieke situatie wordt als conflict benoemd op het moment dat ten minste twee respondenten dit als een conflict hebben ervaren.

2. Situaties welke als conflict worden ervaren maar niet bevestigd worden door een tweede respondent, kunnen alsnog als conflict worden geïdentificeerd op het moment dat er een duidelijke overeenkomst te identificeren is in de aard van de problematiek of de oorzaken die hebben kunnen leiden tot het ervaren conflict.

3.6 Methodologische Beperkingen

Om conclusies te trekken uit een complex fenomeen van meerdere bronnen biedt een case studie een sterk frame voor dit onderzoek. Deze methode is echter onderhevig aan een aantal beperkingen, welke hun invloed hebben op zowel betrouwbaarheid als validiteit. Deze worden onderstaand besproken.

Volumineuze documentatie en datareductie

Case studies genereren een grote hoeveelheid aan kwalitatieve data. Om deze data te reduceren tot kleinere, hanteerbare documenten is veel tijd en inspanning nodig. Hiernaast leidt de hoeveelheid documentatie niet altijd tot diepgaande informatie over de variabelen welke relevant zijn in het

21 Bogdan & Biklin, 1998: 23 22Bogdan & Biklin, 1998: 24

(20)

20

onderzoek. Hoewel de interviews de flexibiliteit bieden om diepgaande informatie te achterhalen, hebben in het bijzonder tijdsbeperkingen veroorzaakt dat de mogelijkheden om diepliggende informatie uit de case te achterhalen beperkt zijn gebleven.

Bias respondent

De informatie die uit interviews wordt onttrokken is onderhevig aan de interpretatie en ervaring van de geïnterviewde. Met andere woorden is de informatie deels subjectief. Dit is nadelig voor de betrouwbaarheid van het onderzoek.

Bias onderzoeker

Ondanks dat er een vaste procedure is gehanteerd tijdens het destilleren van relevante data uit de cases, blijft dit proces onderhevig aan de interpretatie van de onderzoeker. In het bijzonder is de identificatie van conflicten onderhevig aan de kwaliteit van dataverzameling van de onderzoeker. De resultaten van het onderzoek zijn daarom gedeeltelijk subjectief kunnen onvolledig zijn. De betrouwbaarheid van het onderzoek is hierdoor negatief beïnvloed.

Selectie cases

Door beperkingen van tijd en geld was zoals vermeld de pool van beschikbare cases beperkt. De keuze om de cases op basis van beschikbaarheid te kiezen heeft geleid tot een aanzienlijk homogene selectie. Dit kan betekenen dat bepaalde typen relaties en conflicten niet zijn geïdentificeerd doordat deze niet binnen deze beperkte scope voorkomen.

3.7 Samenwerkingsvormen

Zoals in de probleemanalyse reeds is vermeld is het van belang dat het onderzoek zich beperkt tot die vormen van samenwerking welke in de toekomst een rol kunnen gaan spelen binnen LifeLines. In overleg met het management komen de volgende categorieën in aanmerking als zijnde uitvoerbaar.

Contractonderzoek: Onderzoek uitgevoerd door een (academisch) onderzoeksbureau naar de wensen van

private organisaties welke het onderzoek financieren. Bij dit samenwerkingsverband wordt onderscheid gemaakt tussen upstream research en basic research. Met ‘basic research’ wordt gedoeld op het verwerven van kennis en inzichten met betrekking op algemene begrippen en onderwerpen. ‘Upstream

(21)

21

research’ is basic research met een oriëntatie op bepaalde industrieën, zonder zich hierbij te focussen op een specifieke organisatie23.

Co-makership: Bij co-makership zoeken uitbesteder en leverancier naar een samenwerkingsverband om

te realiseren dat het eindproduct de beoogde kwaliteit heeft en op tijd wordt geleverd, waardoor de concurrentiepositie van beide partijen verbetert en de integrale kosten laag zijn24. In het geval LifeLines kan hierbij gedacht worden aan de ontwikkeling en evaluatie van producten en concepten.

Gezamenlijke R&D: Bij samenwerking op het gebied van R&D bundelen organisaties de krachten om

R&D projecten op te zetten. Deze zijn veelal gericht op fundamenteel onderzoek. Het doel van de samenwerking om de organisaties op de lange termijn een technologische voorsprong te creëren25.

Financiële deelneming: Bij een financiële deelneming wordt er uitsluitend in LifeLines geïnvesteerd met

als doel op een later tijdstip meer geld uit de organisatie te halen. Een stille vennoot benadert deze categorie als beste.

Joint marketing: Joint marketing heeft als oogmerk een gezamenlijke vorm van marketing toe te passen,

waardoor een bijzonder kenmerk van de deelnemende partijen naar voren komt26. In het geval van LifeLines kan dit leiden dit tot wederzijdse positieve associaties die kunnen leiden tot zowel meer bekendheid als een beter imago.

Joint selling: Joint selling heeft als doel omzetvergroting van de aangesloten partners. Voor LifeLines kan

dit betekenen dat gezamenlijk ontwikkelde producten worden verkocht aan andere niet-concurrerende industrieën27.

3.8 Rangschikking naar intensiteit

Zoals uit het theoretisch vooronderzoek kan worden opgemaakt wordt de mate van intensiteit van een samenwerking beschouwd als een combinatie van Financiële vervlechting en Organisatorische vervlechting. Op het moment dat deze vervlechting groter wordt zal de intensiteit van de samenwerking

23 Konecny e.a., 1995: 51 24 Huyzer e.a., 1992: 42 25 Huyzer e.a., 1992: 36 26 Huyzer e.a., 1992: 48 27 Huyzer e.a., 1992: 48

(22)

22

toenemen. Wordt de vervlechting minder, dan neemt ook de intensiteit af. Om het punt te bepalen waarop de intensiteit te groot wordt, zullen de verschillende samenwerkingstypen in een rangorde moeten worden geplaatst. Om deze rangorde te bepalen is gebruik gemaakt van onderstaand model.

Figuur 1. Overzicht van vormen van strategische samenwerking28

Bij het classificeren van de typen is geen rekening gehouden met een het feit dat er binnen elk type aanzienlijke marges zijn waarbinnen de intensiteit zich kan begeven. Om de haalbaarheid van het onderzoek te vergroten wordt hier echter geen onderscheid in gemaakt. Door deze marges is het ongewenst om de mate van intensiteit weer te geven op een wijze waaruit vaste verhoudingen zijn af te leiden. Er is daarom gekozen om een ordinale rangschikking aan te brengen29.

Volgend uit het model is de volgende rankschikking bepaald, oplopend naar mate van intensiteit. 1. Contract Onderzoek 2. Joint Marketing 3. Financiële Deelneming

28 Huyzer e.a., 1992: 50 29 Hagendijk e.a., 1998: 16 Deelneming Joint Marketing Co-makership Joint Selling Joint R&D Contract Research Financiële vervlechting Organisatorische vervlechting hoog hoog laag laag

(23)

23

4. Co-makership 5. Joint Selling

6. Gezamenlijke R&D

Dit onderzoek zal zich wegens de geldende beperkingen uitsluitend richten op contract onderzoek en gezamenlijke R&D. In de praktijk zullen deze relaties het meest voor de hand liggen in het geval LifeLines. Bovendien vormen ze de uiteinden van de rankschikking, waardoor tevens de hypothese kan worden bevestigd of verworpen.

3.9 Gegevensbronnen

Tijdens het volledige onderzoek zijn de volgende bronnen van informatie gebruikt. Voor een volledig overzicht van alle bronnen en referenties wordt verwezen naar de bijlagen.

 Literatuur (boeken, artikelen, naslagwerken, scripties, onderzoeksrapporten, opiniestukken, beleidsstukken LifeLines)

 Interviews (zelf uitgevoerd of als zodanig geraadpleegd)

(24)

24

IV

Onderzoeksresultaten

In dit hoofdstuk worden achtereenvolgens de resultaten van de analyse besproken voor de afzonderlijke relatietypen ‘contractonderzoek’ en ‘gezamenlijk R&D’. Bij de interpretatie van informatie moet rekening gehouden worden met de wijze waarop de resultaten zijn bereikt. De onderzoeksmethode in de vorm van een case studie heeft weliswaar een rijke verzameling data opgeleverd, maar van het generaliseren van bevindingen mag geen sprake zijn. Alle resultaten en daaraan verbonden conclusies hebben uitsluitend betrekking op de onderzochte cases. Het doel van de case studie was het identificeren van globale patronen in een vergelijkbare situatie. Het creëren van theoretische inzichten met een aanzienlijke statistische zekerheid en hierdoor generaliseerbaarheid is hierbij niet beoogd.

4.1 Conflicten

Conflicten in contractonderzoek komen voornamelijk voort uit de verschillende wijzen waarop wetenschappers en niet-wetenschappers denken en werken. De praktijk laat zien dat de theoretische benadering van situaties vaak tot onbegrip leidt bij de opdrachtgever omdat deze een snelle, praktische oplossing wenst. De ervarenheid van de onderzoeker wordt hierbij als belangrijke oorzaak gezien. Een tweetal respondenten stelt dat indien een onderzoeker meer ervaring heeft met een context als deze, het begrip voor de denk- en werkwijze van de partner toeneemt en daardoor conflicten minder voorkomen.

Hiernaast speelt gebrekkige communicatie een grote rol. In lijn met de denk- en werkwijze, ontstaat er door het gebruik van verschillende ‘talen’ vaak onduidelijkheid omtrent de wederzijdse belangen, doelstellingen en aanpak van probleemsituaties. Dit leidt vervolgens tot onbegrip, vertraging in vrijwel elk facet van het onderzoeksproces en een gebrekkige wederzijdse betrokkenheid. Tezamen met een korte termijn behoefte vanuit de opdrachtgever levert dit aanzienlijke druk op om tijdig degelijke resultaten te presenteren. De aanpassing en acceptatie van verschillen die benodigd is om deze conflicten tegen te gaan, blijkt in de praktijk door beide partners slechts beperkt te worden ingevuld.

Tot slot speelt de planning van de samenwerking een voorname bijrol. De combinatie van activiteiten binnen en buiten de samenwerking behoeft een zorgvuldige planning. Het blijkt dat dit op papier eenvoudiger lijkt dan in de werkelijkheid wordt ervaren. Ook dit leidt vaak tot aanzienlijke tijdsdruk.

(25)

25

In vergelijking met contractonderzoek blijkt dat er zowel overeenkomsten als aanzienlijke verschillen zijn als ‘gezamenlijke R&D’ wordt beschouwd. De verschillende denk- en werkwijze, gebrekkige

communicatie, de combinatie van verschillende activiteiten en de druk voor tijdige resultaten zijn op dezelfde wijze van invloed op het verloop van de samenwerking en het onderzoeksproces.

Toch spelen deze problemen slechts een marginale rol in vergelijking met andere conflicten. Externe invloeden zijn bij ‘gezamenlijke R&D’ groter dan bij contractonderzoek. Dit wordt veroorzaakt door het grotere belang dat betrokkenen hebben bij een goed resultaat. Dit heeft tot gevolg dat men meer rekening moet houden met externe stakeholders. In de cases heeft dit zich duidelijk geuit. Door de druk van buitenaf voor een tijdig resultaat zijn er aanpassingen gemaakt op de onderzoeksmethode. Inaccurate methoden werden geprefereerd boven tijdrovende, maar meer toepasselijke methoden. Bovendien werden data werd genegeerd omdat deze te kwalitatief waren om snel te analyseren.

Hiernaast kwam naar voren dat het belang van een degelijke interactie tussen partners groot was. Indien de organisatorische aansluiting gebrekkig was, ontstonden problemen met betrekking tot motivatie en betrokkenheid. Respondenten geven aan dat men veel energie moest steken in de vorming van goede interactie om de partner betrokken en gemotiveerd te houden. Doordat de investering voor de betrokkenen relatief groot is, is het van belang dat men continue het belang van de samenwerking blijft inzien. Indien men dit niet doet, is men sneller geneigd om de relatie te beëindigen dan op het moment dat deze investering kleiner is zoals bij contractonderzoek.

4.2 Wetenschappelijke schade

Ondanks de conflicten en fundamentele verschillen in denken, doen en spreken blijkt dat men in de praktijk nauwelijks tegen wetenschappelijke schade aanloopt tijdens het uivoeren van contractonderzoek. Er is door één respondent een validiteitsprobleem geconstateerd als gevolg van een kleiner uitvallende steekproef, maar ook in dit geval werd geen serieuze bedreiging ervaren voor de onderzoeksresultaten.

In de cases van gezamenlijke R&D zijn meer situaties voorgekomen waarbij er sprake was van wetenschappelijke schade. De redenen hiervoor zijn divers. Zo heeft bij de ontwikkeling van een product een deel van het onderzoeksteam de samenwerking vroegtijdig beëindigd. Dit hield in dat het product ontwikkeld moest worden zonder de directe betrokkenheid van een deel van de eindgebruikers. Ook was er sprake van een gebrekkige database van waaruit kennis kon worden opgedaan. Dit werd enerzijds

(26)

26

veroorzaakt doordat informatie niet werd vrijgegeven en anderzijds doordat beschikbare data niet werd geanalyseerd. Vervolgens werd in een van de cases een inaccurate onderzoeksmethode gehanteerd omdat men een snelle inaccurate methode prefereerde boven een meer tijdrovende maar beter toepasselijke methode. Deze gevallen hebben allen geleid tot een afnemende precisie in het onderzoeks- en ontwikkelingsproces. Hierdoor waren de eindproducten of beperkt hanteerbaar in de praktijk, of werd er een minder accurate aansluiting gerealiseerd ten aanzien van de wensen van de eindgebruiker. Ondanks dat dit onwenselijk is, zijn deze gevallen niet van dusdanig desastreuze aard dat de samenwerking als een mislukking moet worden beschouwd. In de praktijk waren namelijk zowel wetenschappelijke als niet-wetenschappelijke partijen tevreden met het proces en eindresultaat.

Hiernaast heeft zich één geval voorgedaan waarin de belangeloosheid binnen wetenschappelijk onderzoek ernstig werd geschaad. Dit betrof een situatie waarin men vanuit bewust verkeerde aannames een onderzoek uit wilde voeren, omdat op deze wijze er tijdige publicaties konden worden gepresenteerd. Deze publicaties waren vereist vanuit een universiteit. Het hanteren van onjuiste aannames heeft tot een beïnvloeding van onderzoeksresultaten geleid.

4.3 Maatregelen voor succes

De typen conflicten die zich hebben voorgedaan in de cases waarbij contractonderzoek is uitgevoerd, komen voor een groot deel voort uit onbegrip, vertraging en gebrekkige communicatie. Door een aantal maatregelen te nemen zijn deze te beperken of zelfs te minimaliseren. Een duidelijk trend in de onderzochte gevallen is dat deze conflicten vrijwel altijd zijn opgelost door middel van het creëren van duidelijkheid. Dit houdt in dat afspraken, plannen en werk- en denkwijzen regelmatig moeten worden gecommuniceerd. Een goed contactpersoon binnen de niet-wetenschappelijke organisatie blijkt hierbij van cruciaal belang. Ook blijkt het laten participeren van de opdrachtgever in het proces een belangrijke factor. Deze participatie blijkt ook van cruciaal belang bij in stand houden van de betrokkenheid, het verminderen van tijdsdruk en het creëren van een goede organisatorische aansluiting. Verder blijkt dat een wederzijdse acceptatie van onderlinge verschillen en werkwijzen op persoonlijk niveau afdoende kan zijn in het voorkomen van onbegrip. Tot slot blijkt het aangaan van een relatie voor een langere periode ten goede te komen aan begrip en communicatie.

Bij gezamenlijke R&D is een overeenkomstig patroon weergegeven. Ook hier spelen een goede communicatie en wederzijds begrip een cruciale rol in het oplossen van conflicten. Opvallend is dat participatie door de opdrachtgever en een continue betrokkenheid van beide partijen sterker worden

(27)

27

benadrukt als fundamenten voor succes en tegengaan van conflicten. De grotere noodzaak om samen te werken naar een oplossing ligt hieraan ten grondslag. Ook het hebben van een goed contactpersoon wordt als cruciaal gezien in de communicatie met de partner.

4.4 Maatregelen tegen mislukking

Bij het aangeven van factoren die het succes van samenwerken beperken, zijn voornamelijk de tegenpolen van bovenstaande paragraaf genoemd. Dit houdt in dat in het bijzonder een slechte communicatie en beperkte betrokkenheid van de opdrachtgever kunnen leiden tot conflicten. Hiernaast worden echter ook de onwennigheid tussen partners, bureaucratie bij de opdrachtgever en toenemende economische belangen genoemd.

De respondenten van de gezamenlijke R&D cases benadrukken sterk dat de samenwerking met de partner intensief moet zijn. Een werkwijze waarbij men boven de andere organisatie gaat staan en vanuit daar als denktank gaat fungeren is desastreus voor een goed resultaat. Het eindproduct zal in nauwe samenwerking met de partner moeten worden gerealiseerd.

4.5 Concluderend

De resultaten wijzen uit dat de conflicten bij contractonderzoek en gezamenlijke R&D grote overeenkomsten vertonen. Beide typen ondervinden hinder van de fundamentele verschillen tussen wetenschap en niet-wetenschap en het gebrek aan goede communicatie. Deze conflicten leiden vaak tot onbegrip, onduidelijkheid en vertraging, maar zijn vrijwel altijd te minimaliseren door een goede communicatieve interactie te onderhouden.

Het verschil tussen beiden komt voort uit de mate waarin directe samenwerking benodigd is om tot een goed resultaat te komen. Bij contractonderzoek is weliswaar een zekere participatie vereist, maar uiteindelijk is het van groter belang dat het onderzoek onafhankelijk en objectief kan worden uitgevoerd. Hoewel medewerking moet worden verleend om conflicten te vermijden, hoeft de opdrachtgever zich niet perse intensief bezig te houden met het onderzoek om tot een goed resultaat te komen. Bij gezamenlijke R&D is dit van groter belang. Een gebrek aan betrokkenheid leidt hier sneller dan bij contractonderzoek tot mindere resultaten. Dit uit zich voornamelijk in oplossingen en producten welke minder aansluiting vinden bij de door de opdrachtgever vooraf gestelde eisen.

(28)

28

De conflicten die zich voordoen bij gezamenlijke R&D doen vaker afbreuk aan het wetenschappelijke onderzoek dan bij contractonderzoek. De groter zijnde belangen en investeringen zorgen voor een grotere druk en invloed van buitenaf. Hierdoor vinden sneller aanpassingen in de onderzoeksmethode plaats. Dit zeggende kan geconcludeerd worden dat de in paragraaf 2.3 gestelde hypothese binnen deze studie klopt. Echter moet als kanttekening worden opgenomen dat ondanks het toenemende aantal conflicten er slechts één situatie voorgekomen waarbij aanzienlijke schade is opgelopen. In de overige gevallen is het gebleven bij minder accurate eindresultaten als gevolg van aangepaste onderzoeksmethoden. Hierbij is geen afbreuk geconstateerd bij zowel de praktische als wetenschappelijke waarde van de samenwerking.

Kort terugkomend op de centrale vraagstelling in dit onderzoek, kan worden geconcludeerd dat er wat betreft deze typen samenwerking geen restricties gelden. Bij beide vormen zijn de wetenschappelijke doelstellingen goed te combineren met de eisen en belangen die vanuit de opdrachtgever worden gesteld. In het volgende hoofdstuk wordt hier een meer uitgebreide toelichting van gegeven.

(29)

29

V

Aanbevelingen

Op basis van dit onderzoek geldt als belangrijkste aanbeveling dat LifeLines zich niet hoeft te laten beperken in de samenwerking met niet-wetenschappelijke organisaties op basis van een te grote intensiteit. Hoewel een grotere intensiteit wel leidt tot meer druk en een groter risico op wetenschappelijke schade, blijkt in de praktijk dat ernstige schade zich slechts in zeer uitzonderlijke gevallen voordoet. Zowel contractonderzoek als gezamenlijke R&D worden dan ook als uitstekende kansen beschouwd om de commerciële kant van de organisatie te ontwikkelen.

In de toekomst zal het onvermijdelijk zijn dat er zich conflicten aandienen tijdens samenwerkingsverbanden. Zoals eerder beschreven is het belang van een goed contract reeds erkend. Hiernaast worden er echter nog een vijftal adviezen gegeven om de samenwerking tot een succes te maken. Deze adviezen hebben betrekking op beide typen samenwerking.

1. Betrek de samenwerkingspartner in het volledige proces van samenwerken. Onbegrip, onduidelijkheid en gebrekkige communicatie zijn vaak het gevolg van onvoldoende interactie met de direct betrokkenen. Bovendien zal het betrekken van de partner leiden tot een sneller verloop van activiteiten en een betere organisatorische aansluiting.

2. Wees vooraf duidelijk omtrent doelstellingen en belangen. Hoewel deze aspecten ook vaak in contracten worden besproken, is het van belang om middels informele wegen al in een pril stadium duidelijkheid te verschaffen.

3. Zorg voor een goed contactpersoon. Met name bij de totstandkoming en in de eerste maanden van de samenwerking blijkt het van cruciaal belang te zijn om minimaal één persoon bij de opdrachtgevende organisatie te kennen die een breder netwerk heeft binnen de organisatie en die als tussenpersoon fungeert.

4. Blijf binnen bestaande strategische richtlijnen fungeren. Om onbegrip te vermijden moet men uitsluitend projecten beginnen welke binnen de competenties van LifeLines liggen. Projecten buiten deze competenties zullen een tekort aan kennis aan het licht brengen welke een negatieve invloed hebben op eindresultaten.

(30)

30

5. Stel onderzoeks-/ ontwikkelingsteams zorgvuldig samen. Ervaren onderzoekers zullen beter kunnen omgaan met de verschillende werk- en denkwijzen van de verschillende organisaties. In het bijzonder zullen communicatief sterke onderzoekers minder conflicten ervaren welke voortkomen uit onduidelijkheid en onbegrip dan onderzoekers die onervaren zijn en minder inzicht hebben om conflicten te vermijden.

Naast deze aanbevelingen die toepasbaar zijn bij zowel contractonderzoek als bij gezamenlijke R&D, worden er voor laatstgenoemde ook afzonderlijk nog drie extra aandachtspunten genoemd waarmee rekening gehouden moet worden.

1. Sluit waar mogelijk langdurige samenwerkingsverbanden af. Conflicten neigen vaker voor te komen in situaties waarin onwennigheid overheerst. Gedurende een samenwerking zal er steeds meer onderling begrip zijn en zal de communicatie met elkaar verbeteren. Tijdens een langdurig samenwerkingsverband zullen er dus op de lange termijn aanzienlijk minder conflicten voorkomen.

2. Houdt de partner betrokken en gemotiveerd. Meer dan bij contractonderzoek is het resultaat afhankelijk van samenwerking tussen de organisaties. Besteed daarom continue aandacht aan goede verstandhoudingen. Het eindresultaat moet in hechte samenwerking met de partner worden gerealiseerd om een goede aansluiting te vinden bij wetenschappelijke en praktische eisen.

3. Blijf een open benadering hanteren. De druk van buitenaf op de wetenschappelijke belangen zal bij gezamenlijk R&D een stuk groter zijn dan bij contractonderzoek. Het wordt als cruciaal beschouwd dat men ondanks de belangen van verschillende stakeholders toch een open benadering behoudt ten aanzien van de onderzoeksmethode.

(31)

31

VI

Discussie

Hoewel een case studie een degelijke insteek is om een onderzoek als deze mee uit te voeren, zijn er een aantal opmerkingen te plaatsen over de daadwerkelijke invulling. Ten eerste zijn er de gekozen respondenten. Deze zijn allen werkzaam bij de faculteit Bedrijfskunde van de RuG. De projecten waarin zij hebben geparticipeerd hebben allen een bedrijfskundige inslag gehad. Dit in tegenstelling met LifeLines, dat zich voornamelijk in de medische en zorgsector zal gaan begeven. Het is onzeker of de situatie van deze verschillende sectoren met elkaar te vergelijken zijn en of conclusies dus te vertalen zijn naar de situatie van LifeLines. Een studie waarbij met name cases werden onderzocht die zich in dezelfde sector afspeelden als waar LifeLines zich zal bevinden, had deze eventuele vertekening kunnen voorkomen.

Het aantal cases dat betrokken is in het onderzoek is dusdanig beperkt gebleven, dat resultaten zich kunnen laten vertekenen door uitzonderlijke situaties, welke in deze beperkte selectie niet als uitzonderlijk worden beschouwd. Zo is er bij de gezamenlijke R&D cases slechts één factor genoemd welke ten grondslag kan liggen aan een mislukte samenwerking. Hoewel het mogelijk zou kunnen zijn dat er daadwerkelijk slechts één factor hiervoor bepalend is, is het waarschijnlijker dat deze informatie incompleet is als gevolg van beperkte respons. Een groter aantal cases had een betere gelegenheid geboden om uitzonderlijke situaties te kunnen negeren.

Vervolgens is er de beoogde diepgang van een case studie. De dataverzameling is als gevolg van geldende restricties per case beperkt gebleven tot een eenmalig interview en de bestudering van reeds gedocumenteerde informatie. Hoewel het onderzoek een goede indruk geeft van de situatie, had een meer diepgaande bestudering van de cases kunnen leiden tot een meer rijke verzameling data. Dit kan achterliggende informatie beter in kaart kunnen brengen waardoor een beter begrip had kunnen ontstaan van de context van de problematiek. Dit had beter gefundeerde conclusies of zelfs andere conclusies tot gevolg kunnen hebben. Een bestudering vanuit de kant van de opdrachtgever zou hierbij een waardevolle toevoeging kunnen zijn.

Het onderzoek biedt voor deze zwakten geen uitkomst. Bij de interpretatie van bevindingen dient men dan ook rekening te houden met deze beperkingen.

(32)

32

VII

Referenties

Boeken en artikelen

Adviesraad voor het wetenschaps- en technologiebeleid, Een vermogen betalen, De financiering van

universitair onderzoek, Den Haag: Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid, AWT, 2005.

Andreopoulos, S., The unhealthy alliance between academia and corporate America, In: The Western

Journal of Medicine, volume 175 (2001), p. 225-226.

Bogdan R. B. & Biklin, S. K., Qualitative Research for Education: An Introduction to Theory and

Methods, Needham Heights: Allyn and Bacon, 1998.

Braster, J.F.A., De kern van casestudy’s, Assen: Van Gorcum & Comp. B.V., 2000.

Eaton, M.L., Ethics and the Business of Bioscience, Stanford: Stanford University Press, 2004.

Hagendijk, P., Syllabus Bio-M Statistiek, Groningen: Rijksuniversiteit Groningen, Faculteit Bedrijfskunde, 1998.

Huyzer, S.E. e.a., Strategische samenwerking, Oriëntatie en implementatie, Alphen aan de Rijn: Coopers & Lybrand Dijker van Dien, 1992.

Konecny, E. e.a., Universities and Industrial Research, Cambridge: The Royal Society of Chemistry, 1995.

Lee, R.M. & Fielding, N.G., Tools for Qualitative Data Analysis, Londen: SAGE Publications Ltd, 2004. Leeuw, A.C.J. de, Bedrijfskundig Management, Primair proces, strategie en organisatie, Assen: Van Gorcum & Comp. B.V., 2000.

Leeuw, A.C.J. de, Bedrijfskundige Methodologie, Management van onderzoek, Assen: Van Gorcum B.V., 2001.

Swanborn, P.G., Methoden van sociaal-wetenschappelijk onderzoek: inleiding in ontwerpstrategieën, Meppel: Boom, 1981.

Verschuren, P.J.M., De probleemstelling voor een onderzoek, Utrecht: Het Spectrum B.V., 2002. Vos, S.E. de, Handleiding Afstudeeropdracht, Amsterdam: Open Universiteit Nederland, 2000.

Onderzoeksrapporten

Faber, N.R, Knowledge in Sustainable Behaviour, Using knowledge-based decision support systems for

the improvement of sustainability, Ridderkerk: Labyrint Publications, 2006.

(33)

33

kennisoverdracht tussen kennis/onderwijsinstellingen, kleine ondernemingen en de (semi-) overheid in Noord-Nederland, Groningen: Rijksuniversiteit Groningen, Faculteit Bedrijfskunde, 2006.

Beleidsdocumenten

Hillege, H. e.a., Interim rapport, Groningen Biomedical Database on Common Multifactorial Diseases, Groningen, Rijksuniversiteit Groningen, 2004.

Peuchen, S. e.a., Project “LifeLines” volgens FES-raster, Groningen, Rijksuniversiteit Groningen, 2002. Wolffenbuttel, B. e.a., Business Idea, Groningen Biomedical Database on Common Multifactorial

Diseases, Groningen, Rijksuniversiteit Groningen, 2003.

Wolffenbuttel, B. e.a., The LifeLines Biobank - A facility for Large-scale Population-based Studies to

Assess and Intervene on Generic Risk Factors for Multifactorial Diseases, Groningen, Rijksuniversiteit

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Toch, als we hem dan opnemen, moet dat wel met grote wijsheid geschieden, want ook deze gehandicapte, en zeker diegene die 'alleen maar' blind is, zal overgevoelig

E en grootschalig onderzoek van de KU Leuven waaraan 88 procent van alle Vlaamse zie- kenhuizen heeft meegewerkt, toont aan dat 63 procent van alle Vlaamse ziekenhuizen een

Blijf deze straat een eindje volgen en neem de eerste straat rechts, aan huisnummer 33, waar een bord met pijl naar "Bovenhoek 35 to 51" jou de weg wijst.. Dit is een

Voor zover de aanvragen voor een omgevingsvergunning betrekking hebben op een bouwactiviteit, kunnen deze worden voorgelegd aan de commissie Stedelijk Schoon Velsen.

Burgemeester en Wethouders van Velsen maken met inachtneming van artikel 139 Gemeentewet bekend dat de raad van Velsen in zijn vergadering van 9 september 2010 heeft besloten:. -

En geld is nu eenmaal nodig voor een Stadsschouwburg, die niet alleen een goed gerund be- drijf dient te zijn maar tevens dienst moet doen als culture-. le tempel en

De Koninklijke Nederlandse Bil- jart Bond (KNBB), vereniging Carambole, zoals dat met in- gang van 1 januari officieel heet, heeft besloten om voor het eerst met deze

Burgemeester en Wethouders van Velsen maken met inachtneming van artikel 139 Gemeentewet bekend dat de raad van Velsen in zijn vergadering van 9 september 2010 heeft besloten:. -