• No results found

Nederlandsche spreekwoorden · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Nederlandsche spreekwoorden · dbnl"

Copied!
17
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Prentenboek voor kinderen.

bron

Nederlandsche spreekwoorden. H.L. Hoogstraten, Zwolle 1850

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_ned024nede01_01/colofon.php

© 2010 dbnl

(2)

Men moet het ijzer smeden terwijl het heet is.

Wanneer het ijzer gloeijend is, Laat het zich makk'lijk smeden;

Maar is het gloeijen eens voorbij, Dan helpt geen slaan-geloof het vrij.

Nederlandsche spreekwoorden

(3)

Hij vischt achter het net.

‘Wel, dat is ook een slimme zet, Johan, gij vischt vlak achter 't net;

Gij zijt ook veel te laat gekomen, Mijn vriend, die kans is u benomen.’

Nederlandsche spreekwoorden

(4)

Als de wijn is in den man, dan is de wijsheid in de kan.

Wanner de wijn is in den man, Dan is de wijsheid in de kan.

Als menigeen dit had bedacht, Geen drank had hem in 't leed gebragt.

Nederlandsche spreekwoorden

(5)

Elk meent zijn uil een valk te zijn.

‘Mijn vogel is meer waard dan tien Van die mij gindsche man liet zien.’

Het blijft nog altijd als voor dezen.

Elk meent zijn uil een valk te wezen.

Nederlandsche spreekwoorden

(6)

Die niet hooren wil, moet voelen.

Die zich aan goeden raad niet stoort, Noch 's meesters woorden acht, Die niet naar zijne lessen hoort, Gevoelt dit vaak onzacht.

Nederlandsche spreekwoorden

(7)

De beste stuurlui staan aan wal.

Ja vriend, dat had ik wel gedacht, Het schip had veel te zware vracht, 't Is hier zoo als van ouds 't geval, De beste stuurlui staan aan wal.

Nederlandsche spreekwoorden

(8)

Het is altijd pik op den kleinen jongen.

Maak ik hooge of lage sprongen, 't Is altijd pik op den kleinen jongen;

De hoed, die mij moest groot doen schijnen, Dient thans slechts om mij te verkleinen.

Nederlandsche spreekwoorden

(9)

Hij heeft zijne koetjes of 't droog.

Ik rook een lekkre pijp tabak, En leef voortaan op mijn gemak;

Terwijl ik met een dankbaar oog, Mijn koetjes zien mag op het droog.

Nederlandsche spreekwoorden

(10)

Hij kan nog geen tien tellen.

Te lui om slechts tot tien te tellen, Zag ik mijn tijd daarhenen snellen, Nu kan ik om mij zelv' te voeden, Niets anders dan de schapen hoeden.

Nederlandsche spreekwoorden

(11)

Hij vindt den hond in den pot.

Die den tijd niet weet te meten;

Zorgeloos gaat 't uur vergeten Als te huis gegeten wordt, Doet zijn maag altijd te kort.

Nederlandsche spreekwoorden

(12)

Als het kalf verdronken is, dempt men den put.

Zoo gij van daag iets kunt verrigten, Stel dat dan niet tot morden uit.

Had Krelis buur ook zoo gehandeld, Zijn vrouwtje weende nu niet luid.

Nederlandsche spreekwoorden

(13)

Zijn haan moet altijd koning kraaijen.

Ik heb gelijk, hij heeft het mis, Dit weet ik zeker en gewis.

Jan weet het altijd zoo te draaijen,

Dat steeds zijn haan moet koning kraaijen.

Nederlandsche spreekwoorden

(14)

Het is beter één vogel in de hand, dan tien in de lucht.

Deez' jager keert tevreen naar huis, Hij schoot een gans in 't riet.

't Is beter iets in het bezit, Dan veel nog in 't verschiet.

Nederlandsche spreekwoorden

(15)

Hij slaat den spijker op den kop.

Hij slaat den spijker op den kop;

Zegt men van hem, met regt, Die eerst de zaken goed beschouwt, En dan zijn oordeel zegt.

Nederlandsche spreekwoorden

(16)

Lap om leer slaat gij mij, ik sla u weer.

Lap om leer,

Slaat gij mij, ik sla u weer.

Dat gij niet wilt dat u geschiedt, Doe dit ook aan een ander niet.

Nederlandsche spreekwoorden

(17)

Een ezel stoot zich geen tweemaal aan den zelfden steen.

Hoe dom de ezel ook moog zijn, Gij kunt van hem toch nog wel leeren, Niet tweemaal eene fout te doen, En van den kwaden weg te keeren.

Nederlandsche spreekwoorden

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

'T gaat ook juist zo in het leven, Houdt niet elk zig in den band, 'T vaatjen blijft niet lang in stand,!. Wiet lang in stand, Niet lang

Dit Oord is kleen, maar heeft een groote magt, Zoo de Eendragt heerscht, zoo elk Bataaf regtschapen Voor Vrijheid strijdt, zijn recht en heil betragt.. Bedenkt wat Lot ons allen

deze vraag deed onze Hein Dapper eens aan zijnen Leermeester, die zijne vraag met eene wedervraag beantwoordde, en hem vroeg: ‘weet gij dit niet, Hein?’ ‘Neen Meester!’ was

Waar 't eerst de morgenzon zijn kribbe heeft beschenen, Waar nog een speelgenoot hem liefdevol verbeidt, Wat zal hij van zijn reis haar wonderen vermelden;. Hoe zij, in 't

Al heeft mijn huis geen pronksalet, Al heeft mijn vrouw geen donzen bed, Al heb ik meubels noch tapijten, Al siert geen kroon mijn kamer op, Al moet ik zoo arm zijn als JOB , Mijn

verraders, die meenden de stadt gelevert te hebben, want ontrent den 11 ueren zoo zijn de zelve Guesen ofte kwaedwillige gekomen in de Elverdinckpoorte, en met forse de slooten

Willem Gerard Brill, Nederlandsche spraakleer. Klankleer, woordvorming, aard en verbuiging der woorden.. verbreeden en te openen; de OE, als men het strottenhoofd laat zakken,

5. Stad heeft in het meervoud steden , welke vorm tot het enkelvoud stede moet teruggebracht worden. De uitgang beid verandert in het meervoud in heden ; dwaasheid , dwaashe- den