• No results found

Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen"

Copied!
91
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP

Interuniversitaire master in samenwerking met:

UGent, KU Leuven, UHasselt, UAntwerpen,

Vives, HoGent, Arteveldehogeschool, AP Hogeschool Antwerpen, HoWest, Odisee, PXL, Thomas More

Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

EBergotherapie, zijn we opweg of een blijvende uitdaging?

De kennis, attitude, noden en behoeften van de eerstelijnsergotherapeuten aangaande het toepassen van EBP

Kyana Van de Pitte

Masterproef ingediend tot het verkrijgen van de graad van

Master of science in de ergotherapeutische wetenschap

Promotor: prof. Dr. Bert Aertgeerts Co-promotor: Mevr. Leen De Coninck

Academiejaar 2017-2018

(2)
(3)

MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP

Interuniversitaire master in samenwerking met:

UGent, KU Leuven, UHasselt, UAntwerpen,

Vives, HoGent, Arteveldehogeschool, AP Hogeschool Antwerpen, HoWest, Odisee, PXL, Thomas More

Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

EBergotherapie, zijn we opweg of een blijvende uitdaging?

De kennis, attitude, noden en behoeften van de eerstelijnsergotherapeuten aangaande het toepassen van EBP

Kyana Van de Pitte

Masterproef ingediend tot het verkrijgen van de graad van

Master of science in de ergotherapeutische wetenschap

Promotor: prof. dr. Bert Aertgeerts Co-promotor: Mevr. Leen De Coninck

Academiejaar 2017-2018

(4)

Abstract

Probleemsituering: Vanuit beleidsaanbevelingen wordt gestreefd naar ‘kosteneffectief’

handelen. EBP sluit aan bij deze verwachtingen, waardoor (eerstelijns)ergotherapeuten druk erkennen om hiernaar te evolueren. Tal van barrières hinderen de implementatie van EBP. Het hebben van een strategie is wenselijk om onderzoekers en clinici te ondersteunen in de ontwikkeling van en zoektocht naar de beste evidentie.

Doelstelling: EBPracticeNET wil EB-informatie toegankelijker maken, daarbij is rekening houden met de noden van de aangesloten zorgprofessionals cruciaal. Binnen dit onderzoek werd nagegaan wat de kennis, attitude, vaardigheden, noden en behoeften zijn van eerstelijnsergotherapeuten aangaande het toepassen van EBP. Om vervolgens adviezen te formuleren om de implementatie van EBP te bevorderen.

Methode: Een kwalitatief onderzoek dmv twee focusgroepen. Bijkomende vragenlijst peilde naar de interesse/expertise inzake EBP. Er nam een purposive/convience sampling plaats, resulterend in negen eerstelijnsergotherapeuten. De data-analyse was gebaseerd op de editing en de template analyse (methodiek Cresswell).

Resultaat: Zes thema’s: kennis over EBP, attitude en vaardigheden van de eerstelijnsergotherapeuten, EBP als beroepsprofilering, bedenkingen naar EBP, obstakels voor het evolueren naar EBergotherapie en noden om te evolueren naar EBergotherapie.

Discussie/conclusie: Meerwaarde en kritiek werd erkend aangaande EBP. De kennis, attitude en vaardigheden van de eerstelijnsergotherapeuten vertonen tegenstrijdigheden. Gebrek aan ondersteuning en innerlijke motivatie werd vastgesteld als de belangrijkste barrière. De specifieke noden voor deze (eerstelijns)ergotherapeuten zijn: centrale databank, toegankelijke en samenvattende praktijkrichtlijnen, overzichtelijke weergave assessment, ervaringen en kennis delen met collega’s en verantwoordelijken voor het aanbieden van EB-informatie. Adviezen kennen een focus op de vierde pijler van EBP.

Trefwoorden: Evidence Based Practice – Implementatie – Ergotherapie

Aantal woorden masterproef: 12 492 (exclusief bijlagen, tabellen en referenties)

(5)

Abstract – English version

Problem situation: From policy recommendations aim at 'cost-effective' action. EBP is in line with these expectations, which means that (primary)occupational therapists pressure to evolve accordingly. Numerous barriers have been identified towards the implementation of EBP. Having a strategy is desirable to support researchers and clinicians in the development and search for the best evidence.

Goal: EBPracticeNET wants to make EB information more accessible, while taking into account the crucial needs of the connected healthcare professionals. Within this study, the knowledge, attitude, skills and needs of (primary)occupational therapists regarding the application of EBP were examined. Subsequently, recommendations are formulated to increase the implementation of EBP.

Method: A qualitative research through two focus groups. Additional questionnaire gauged the interest/expertise regarding EBP. A purposive and convience sampling took place, resulting in nine primary ergo therapists. The data analysis was based on the editing and the template analyse (Cresswell method).

Results: Six themes were identified: knowledge about EBP, attitude and skills of the primary ergo therapists, EBP as a professional profile, concerns about EBP, obstacles to evolving to EBergotherapy and needs to evolve towards EBergotherapy.

Discussion and conclusion: Added value and criticism was acknowledged regarding EBP. The knowledge, attitude and skills of the (primary)occupational therapists show contradictions. Lack of support and inner motivation was identified as the main barrier.

The specific needs for these (primary)occupational therapists are: central database, accessible and a summary of practical guidelines, clear overview assessment, experiences and sharing knowledge with colleagues and managers for providing EB information.

Keywords: Evidence Based Practice – Implementation – Occupational Therapy Number of words thesis: 12 492 (excluding annexes, tables, and references

(6)

Inhoud

Abstract ... 4

Abstract – English version ... 5

Woord vooraf ... 8

1 Inleiding ... 9

1.1 Actuele uitdagingen in de Belgische eerstelijnsgezondheidszorg ... 10

1.2 Evidence Based zorgverlenen ... 11

1.2.1 Het begrip ‘Evidence Based Practice’ ... 11

1.2.2 Implementatie van EBP ... 13

1.2.3 EBPracticeNet ... 14

1.3 Bedenkingen ten aanzien van EBP ... 15

1.4 Evidence Based ergotherapie ... 16

1.5 Ergotherapie en attitude, kennis en implementatie van EBP ... 17

1.5.1 Attitude ... 18

1.5.2 Kennis ... 19

1.5.3 Implementatie ... 19

1.5.4 Gedragsverandering en motivatie, een bijkomende factor? ... 21

2 Doelstelling ... 23

2.1 Globale onderzoeksvraag ... 24

2.2 Specifieke onderzoeksvragen ... 24

3 Methodiek ... 25

3.1 Dataverzameling ... 25

3.2 Meetinstrument ... 25

3.3 Respondenten ... 26

3.4 Rekrutering en praktische organisatie ... 27

3.5 Data analyse ... 28

3.6 Validiteit en betrouwbaarheid ... 30

3.7 Ethische overwegingen ... 30

4 Resultaten ... 31

4.1 Analyse proces ... 31

4.2 Demografische karakteristieken participanten ... 31

4.3 Kennis, attitude, vaardigheden, noden en behoeften van eerstelijnsergotherapeuten aangaande toepassen van EBP ... 33

4.4 Adviezen naar EBpracticeNet ... 44

(7)

5 Discussie ... 46

5.1 Verklaring van de resultaten ... 46

5.2 Beperkingen en sterktes van het onderzoek ... 52

5.3 Suggesties en toegevoegde waarde van de studie ... 54

6 Conclusie ... 61

Referenties ... 63

Lijst met tabellen en figuren... 69

Bijlagen ... 70

Bijlage 1: Vijfstappenplan van Logistier – Proost (2009) ... 70

Bijlage 2: K2A-proces ... 72

Bijlage 3: Interviewgids ... 73

Bijlage 4: Vragenlijst – achtergrondinformatie ... 76

Bijlage 5: Rekruteringsplan ... 79

Bijlage 6: Uitnodigingsbrief focusgroepen ... 80

Bijlage 7: Voorbeeld analyse – focusgroep 1 ... 82

Bijlage 8: Voorbeeld analyse – Thema’s focusgroep 2 ... 83

Bijlage 9: Voorbeeld analyse – focusgroep 2 ... 85

Bijlage 10: Voorbeeld analyse – thema’s focusgroep 2... 86

Bijlage 11: Informed consent ... 90

(8)

Woord vooraf

Voor u ziet u de masterproef ‘EBergotherapie, zijn we opweg of een blijvende uitdaging?’. Een studie naar de kennis, attitude, noden en behoeften van de eerstelijnsergotherapeuten aangaande het toepassen van EBP. Deze masterproef vormt de laatste stap naar het behalen van mijn diploma in de ergotherapeutische wetenschappen. Anderzijds is dit een eerste stap richting de toepassing van mijn kennis in de onderzoekswereld.

De uitwerking van deze masterproef is een leerrijke ervaring geweest waarbij ik niet enkel heb bijgeleerd op vlak van onderzoek, maar ook over mijzelf. Het traject dat ik doorlopen heb, verliep met vallen en opstaan. Dankzij de ondersteuning van anderen ben ik geraakt waar ik nu sta. Graag zou ik daarom een aantal mensen willen bedanken die mij steunden in het voltooien van mijn masterproef.

Allereerst wil ik mijn promotor, Bert Aertgeerts, bedanken voor het helpen afbakenen van mijn masterproefonderwerp en de unieke kans om met EBpracticeNET samen te werken.

Daarnaast zou ik Leen De Coninck, mijn co-promotor, willen bedanken voor de fijne en leerrijke samenwerking. Zij liet mij volledig vrij, maar stond steeds klaar indien ondersteuning gewenst was. Mede dankzij haar deskundigheid, kritisch inzicht en feedback heb ik deze masterproef kunnen vormen tot een mooi geheel.

Verder zou ik Aline Ollevier, willen bedanken voor haar vrijwillige bijdrage als observator en onafhankelijke onderzoeker. Op haar kritische blik en professionaliteit kan altijd gerekend worden. Eveneens een dankwoord voor de (eerstelijns)ergotherapeuten hun interesse en het vrijmaken van tijd om deel te nemen aan de focusgroepen.

Tot slot dank ik mijn vrienden en familie voor het nalezen van deze masterproef en hun kostbare steun gedurende de volledige opleiding. Met speciale dank aan mijn ouders voor mijn kans tot onderwijs en hun geloof in mij.

Ik wens jullie veel leesplezier toe!

Kyana Van de Pitte

(9)

9

1 Inleiding

Vanuit beleidsaanbevelingen wordt gestreefd naar ‘kosteneffectief’ handelen en geïntegreerde of doelgerichte gezondheidszorg (James, 2017; Boeckxstaens &

De Maeseneer, 2012). Het concept Evidence Based Practice zou aansluiten bij deze verwachtingen (Taylor, 2007). Hierdoor erkennen (eerstelijns)ergotherapeuten druk om hun praktijken te richten op de principes van EBP (Brown et al., 2009). Sinds de introductie van EBP worden tal van barrières erkent die de implementatie ervan hinderen. Het hebben van een strategie is wenselijk om onderzoekers en clinici te ondersteunen in de evolutie naar EB zorg verlenen (Upton et al., 2014).

Ergotherapie Vlaanderen heeft zich aangesloten bij EBPracticeNET. Deze organisatie wil EB-informatie toegankelijker maken en bijgevolg de implementatie van EBP ondersteunen. Hierbij is rekening houden met de specifieke noden van de aangesloten zorgprofessionals cruciaal.

In dit hoofdstuk wordt eerst toegelicht hoe de principes van EBP aansluiten bij de actuele verandering in de eerstelijnsgezondheidszorg. Nadien wordt het concept EBP uitgebreid toegelicht, hoe de implementatie van EBP kan plaats nemen en de rol van EBpracticeNET. Eveneens worden enkele bedenkingen ten aanzien van EBP besproken. Vervolgens wordt de meerwaarde van ergotherapie voor de eerstelijnsgezondheidszorg aangehaald. Om te eindigen met een literatuuroverzicht van de huidige kennis, attitude, vaardigheden, noden en behoeften van ergotherapeuten aangaande het toepassen van EBP.

(10)

10

1.1 Actuele uitdagingen in de Belgische eerstelijnsgezondheidszorg

De Belgische gezondheidszorg is de op drie na beste van Europa, dit blijkt uit het rapport van de Europese Gezondheidsindex die Health Consumer Powerhouse (HCP) al sinds 2005 publiceert. Als het aankomt op kostenefficiëntie van de gezondheidszorg, bevindt België zich slechts op de twaalfde plaats (Health Consumer Powerhouse, 2016). Om kosteneffectief te werken moeten bewuste en verantwoorde keuzes gemaakt worden (James, 2017). De uitdagingen in onze gezondheidszorg en het streven naar kosteneffectiviteit brengen een grote druk teweeg. Regeringen worden hierdoor geconfronteerd met stijgende kosten en beperkte bronnen.

De Belgische gezondheidszorg was in het verleden sterk gericht op aanbod- gestuurde zorg. Patiënten willen meer betrokken zijn en voornamelijk, in de mate van het mogelijke, regie behouden over de zorg en ondersteuning binnenin hun eigen ziekteproces. Ons gezondheidszorgsysteem moet meer afgestemd worden op de behoeften en wensen van de patiënt (Ziekenhuislandschap, 2016; De Maeseneer et al., 2011). Hierbij is een paradigmashift nodig van een ziekte- georiënteerde zorg, naar een zorg vanuit het standpunt en doelstellingen van de patiënt. De Belgische eerstelijnsgezondheidszorg is nog niet volledig afgestemd op het nieuwe paradigma, de geïntegreerde zorgverlening (Boeckxstaens & De Maeseneer, 2012).

Dit weerspiegelt slechts een fractie van de uitdagingen voor onze gezondheidszorg. Ook vormen demografische transitie, socio-economische aspecten, wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen en de globalisering in onze maatschappij een uitdaging (De Maeseneer & Nuyens, 2014; WVI, 2013).

De principes van Evidence Based Practice (EBP) zouden tegemoet kunnen komen aan de eisen en actuele veranderingen in de gezondheidszorg. Deze worden bovendien beschouwd als een middel om cruciale keuzes te maken, zodat patiënten de hoogst gekwalificeerde zorg ontvangen op basis van de beschikbare bronnen (McEvoy, Williams & Olds, 2010; Straus & McAlister, 2000).

(11)

11

1.2 Evidence Based zorgverlenen

1.2.1 Het begrip ‘Evidence Based Practice’

EBP is een praktische benadering ontstaan vanuit het concept ‘Evidence-Based Medicine’ (EBM). EBM werd voor het eerst omschreven door Sackett (1996;

2000): “Evidence based medicine is the conscientious, explicit, and judicious use of current best evidence in making decisions about the care of individual patients.

The practice of evidence based medicine means integrating individual clinical expertise with the best available external clinical evidence from systematic research (Sackett, 1996; Sackett, et al 2000)”.

Het woord practice wordt frequent vervangen door de naam van het beroep om de nadruk te leggen op de waarde van EBP binnen dit specifieke beroep.

Straus (2011) omschrijft EBP als volgt: “de integratie van de individuele klinische ervaring/expertise van de therapeut, waarden (voorkeur, wensen en verwachtingen) van patiënten, het huidige beste bewijsmateriaal, resulterend in het voorleggen van de meest geschikte en efficiënte behandeling voor de individuele patiënt (Sackett, 2000; Straus, 2011).” Deze definitie wordt visueel voorgesteld aan de hand van een figuur met drie componenten. Op de plaats waar de drie pijlen van de componenten samenkomen, spreekt men van EBP (zie figuur 1).

Figuur 1: Het concept van EBP - vier basiselementen (KCE, 2017)

(12)

12 In de huidige literatuur is tevens sprake van een vierde component namelijk, con- textuele factoren, wat verwijst naar de werkelijke aanwezigheden van bewijsma- teriaal en impliciete kosten. Op deze laatste component hebben zorgverleners weinig greep (KCE, 2017; Logister-Proost, 2007). Een ideale klinisch praktijk is dus een integratie van alle bovenstaande elementen. Deze heeft een hogere waarde dan een praktijk die zich enkel op wetenschappelijke gegevens of enkel op ervaringen van de zorgverleners focust. De basis voor een EBP- aanpak is een gepaste training in kennis, attitudes en vaardigheden (McEvoy, Williams, Olds, 2010).

EBP kent een methodiek waarin een vijfstappenplan wordt aangeboden.

Logistier-Proost (2009) omschrijft volgende stappen: (1) een kritische vraag formuleren, (2) bewijs zoeken, (3) bewijs kritisch beschouwen, (4) toepassen in de klinische praktijk, en (5) proces evolueren, voor een uitgebreid procesomschrijving zie bijlage 1.

Het verlenen van kwaliteitsvolle zorg leidt niet enkel tot positieve resultaten voor de patiënten, tevens kent de maatschappij hierdoor voordelen (Stergiou-Kita, 2010). EBP wordt geassocieerd met een vooruitgang in patiëntenzorg en - uitkomsten, waarbij een vermindering van gezondheidskosten werd geconstateerd (Straus & McAlister, 2000; Melnyk et al., 2010). Bovendien kent deze benadering een toename van werktevredenheid en een afname van turnover onder zorgverleners (McEvoy, Williams, Olds, 2010). EBP wordt beschouwd als een gunstige benadering om bij te dragen aan verbetering van de gezondheidszorg (Oliver & McDaid, 2002; Taylor, 2007) en het heeft voordeel voor genezing, zorg en preventie (McEvoy, Williams, Olds, 2010).

Een waardevolle bron van evidentie is de klinische praktijkrichtlijn. Richtlijnen zijn een combinatie van alle beschikbare en gekwalificeerde evidentie waarin aanbevelingen voor de praktijk worden weergegeven. De richtlijnen zijn bovendien vaak zeer specifiek opgemaakt voor een bepaalde doelgroep, zorgprofessionals of een multidisciplinair team. (Institute of Medicine, 2011).

(13)

13 1.2.2 Implementatie van EBP

De implementatie van best evidence kan worden beïnvloed door meerdere factoren. Implementatiemodellen, zoals het knowlegde-to-action process (K2A- proces), geven aan dat er verschillende stappen zijn om de implementatie van evidence te faciliteren (zie bijlage 2).

Het implementatiemodel omschrijft twee sleutelprocessen: (1) knowledge creation process, waarin de focus ligt op het identificeren van evidence en kritische resultaten en (2) action cycle, waarbij de focus ligt op het toepassen van deze kennis in een praktische setting (RNAO, 2012). De action cycle bestaat uit zes fases. Aangezien de tweede fase betrekking heeft op de werkelijke implementatie, wordt deze verder toegelicht.

In de eerste fase wordt een duidelijk probleem geïdentificeerd vanuit het werkveld of door de identificatie van nieuwe kennis.

De tweede fase speelt in op de aanpassing van kennis aan de lokale context en de bereidwilligheid van de omgeving. Het wordt beschouwd als een cruciale fase voor de bevordering van de implementatie, waarbij zowel veel invloed van de stakeholders als veel ondersteuning van de organisatie leiden tot het meest positieve resultaat.

De derde fase spreekt over het belang om zowel facilitators als barrières op voorhand te kennen. Hierbij worden stakeholders opnieuw als een belangrijke factor aanzien.

In de vierde fase wordt gesproken over het op maat maken en implementeren van richtlijnen. Hierbij wordt aangeraden om een duidelijk actieplan te gebruiken.

De vijfde en laatste fase verwijzen naar het monitoren, evalueren en het onderhouden van kennis. Binnen deze fases spelen duurzaamheid en het creëren van een positief milieu een belangrijke rol (RNAO, 2012).

(14)

14 Hoewel reeds veel initiatieven zijn ondernomen, kent onze gezondheidszorg nog steeds tal van obstakels naar implementatie van EBP. Belgisch onderzoek wees uit naar vier grote groepen, namelijk (1) in de dagelijkse praktijk heeft evidentie een beperkte rol binnen het descicion-making process, (2) er zijn dikwijls andere verwachtingen ten aanzien van de EBP-agenda dan het beogen van kwaliteit voor onze gezondheidszorg, (3) sommigen ervaren meer voordelen van het EBP- proces dan anderen en tot slot (4) is er een duidelijk gebrek aan EBP- competenties bij zorgverleners. Het is belangrijk dat EBP programma’s en strategieën nauw aansluiten bij de behoeften en noden van specifieke disciplines (Hannes, Goedhuys, & Aertgeerts, 2012). De implementatie van EBP kan onderverdeeld worden in drie grote luiken: (1) ontwikkeling van EBP (2) vorming en ondersteuning en (3) de disseminatie van EBP.

1.2.3 EBPracticeNet

In 2011 werd EBMpracticeNet opgericht. Dit is een consortium van Belgische organisaties die allen werken rond EBM. De afgelopen jaren werd intensief gewerkt aan de ontwikkeling van de website van EBMPracticeNet. In de periode van 2016-2020 wil dit netwerk duidelijk maken hoe EBM-organisaties, actief in het EBMpracticeNet, een bijdrage kunnen leveren aan de kwaliteit van de Belgische gezondheidszorg.

De focus ligt op het beschikbare aanbod van EB informatie voor huisartsen en andere zorgverstrekkers in de eerste lijn waaronder ergotherapeuten (Visietekst 2016-2020, 2016). Daar EBMpracticenet zich niet enkel richt op artsen, wijzigde de naam in 2018 en werd EBMpracticeNet EBpracticenet. Deze organisatie wil helpen om EBP zichtbaar en toegankelijk te maken binnen gezondheidszorgorganisaties en gezondheidszorgberoepen.

(15)

15

1.3 Bedenkingen ten aanzien van EBP

Op het concept EBP worden cruciale punten van kritiek gegeven. Een veel voorkomend bezwaar ten aanzien van EBP is het verlies aan therapeutische vrijheid (Posses, 1999). De principes van EBP erkennen echter ook dat men moet blijven zoeken naar oplossingen op maat van de patiënt, rekening moet houden met de expertise van de therapeut en zich moet aanpassen aan de context waarbinnen de interventie zich voordoet (Hannes, Aertgeerts, Goedhuys, &

Buntinx, 2005).

Daarnaast wordt de overtuiging dat gerandomiseerde klinische trials (RCT’s), die aanschouwd worden als de beste onderbouwing voor het leveren van klinische resultaten (Rosner, Ph, & Hon, 2012), in twijfel getrokken. Er is inderdaad een gedeelde mening dat niet alles hiermee beantwoord kan worden (Hannes et al., 2005). Een voorbeeld hierbij is het cruciaal belang van kwalitatief onderzoek waarbij een andere benadering wordt gehanteerd voor het verkrijgen van opinies en meningen van patiënten of zorgverleners of het informeren van beleidsmakers (Noyes et al., 2008).

Ook is de toestand van een patiënt die zich aanmeldt in de dagelijkse praktijk, voornamelijk in de eerste lijn, dikwijls zeer vaag, complex, uniek en moeilijk te vatten in een enkelvoudig referentiekader. Dit heeft als gevolg dat het vaak onmogelijk is om een helder antwoord te bieden op de vraag van de zorgverlener binnen een interventieonderzoek zoals RCT’s (Feishi et al., 2000).

Tevens erkent men EBP vaak als een leidraad voor academici en niet zozeer voor klinische experten (Hannes et al., 2005), terwijl tegenwoordig vaker resultaten beschikbaar zijn voor een breder publiek (Bensing, 2000).

Ten slotte poneren verschillende zorgverleners dat er onvoldoende bewijs is naar effectiviteit van het EBP-proces en de zorg voor patiënten daardoor wordt verbeterd. Het is wellicht moeilijk om hieromtrent een onderzoeksvraag op te stellen en deze te beantwoorden (Hannes et al., 2005). Het is wel bewezen dat een effectieve behandeling een betere zorguitkomst heeft (Straus & McAlister, 2000) en een grotere werktevredenheid en lagere turnover kent bij zorgverleners (McEvoy, Williams, Olds, 2010).

(16)

16 Het is dus belangrijk voor zorgverleners om EBP en zijn volledige benadering te zien als een hulpmiddel ter ondersteuning voor het nemen van klinische beslissingen. Omdat EBP slechts één van de perspectieven van een zorgverlener is om te evolueren richting een optimale zorgverlening (Hannes et al., 2005).

1.4 Evidence Based ergotherapie

Ergotherapie is een cliënt-gecentreerd gezondheidsberoep waarbij zowel gezondheid als welzijn worden gepromoot (WFOT, 2016). Een ergotherapeut zijn beroepsrollen worden ingevuld als diagnosticeren van handelen, behandelaar, adviesverlener, coach of manager (Ergotherapie Vlaanderen, 2017).

Ergotherapeuten kunnen binnen de uitdagingen van de eerstelijnsgezondheidszorg een belangrijke plaats innemen. Een unieke eigenschap van ergotherapie is de burg tussen welzijn en gezondheid.

Bovendien sluit de cliëntgerichte visie van een ergotherapeut nauw aan bij het nieuw perspectief binnen de gezondheidszorg: geïntegreerde/continue en doelgerichte zorg (Peeters, De Coninck, & Bouckaert, 2012). Het zal dus belangrijk zijn om de meerwaarde van ergotherapie hierin te duiden en het beroep te profileren. Evidence based zorg verlenen zou mogelijk hierbij kunnen helpen.

Niet enkel onze beroepsgroep verwacht een zorgverlening gericht op de EBP- benadering, maar even cruciaal stelt onze toekomstige gezondheidszorg dezelfde eisen. Vanuit beleidsaanbevelingen streven hulpverleners naar een

‘kosteneffectief’ handelen. Dit is een belangrijk punt voor ergotherapie omdat alle financieringsmiddelen getoetst moeten worden aan hun bijdrage voor het leveren van zelfzorg en zelfredzaamheid (Boeckxstaens & De Maeseneer, 2012). De EBP-principes sluiten nauw aan bij deze verwachtingen (Taylor, 2007), waardoor (eerstelijns)ergotherapeuten een belangrijke druk erkennen voor het evolueren richting een praktijk gericht op EBP (Brown et al., 2009).

(17)

17

1.5 Ergotherapie en attitude, kennis en implementatie van EBP

Ergotherapeuten omschrijven evidence-based occupational therapy als volgt:

“the client-centered enablement of occupation, based on client information and a critical review of relevant research, expert consensus, and experience”

(Canadian Association of Occupational Therapists, 1999).

In tabel 1 wordt op basis van literatuurstudie beschreven wat reeds gekend is aangaande EBP en ergotherapie.

Tabel 1: Ergotherapie en attitude, kennis en implementatie van EBP Wat was reeds gekend omtrent dit onderwerp?

 Ergotherapeuten doen beroep op postgraduaten, cursussen of bijscholingen voor het bepalen van interventies of om nieuwe inzichten te bekomen (Sweetland &

Craik, 2001)

 Toename in werkervaring resulteert in het verminderend gebruik van of zoeken naar onderzoek in de praktijk (McCluskey et al., 2003).

 Attitude en gedrag aangaande EBP in de praktijk hebben geen oorzakelijk verband (Upton et al., 2014)

 Educatie rond EBP kan bevorderend zijn (Brown et al., 2009).

 Educatieve mogelijkheden moeten altijd optioneel zijn tijdens de carrière van een zorgverlener (Bennett & Bennett, 2000)

 Leren omtrent EBP is geassocieerd met het bevorderen van de persoonlijke identiteit en zelfzekerheid (Kristensen et al., 2011).

 Database heeft het potentieel om de kennis en praktijk van ergotherapeuten te beïnvloeden (McKenna et al., 2002).

 Stakeholders een belangrijke en participerende rol moeten spelen in het ontwikkelen en implementeren van nieuwe evidentie (RNAO, 2012)

 Tal van barrières aangaande de implementatie van EBP (Upton et al., 2014): tijd, innerlijke motivatie, organisatorische ondersteuning, onvoldoende vaardigheden,

Ondersteuning vanuit management en werkcollega’s is geassocieerd met een verhoogde capaciteiten naar gebruik in en van EBP (Döpp et al., 2012; Sweetland

& Craik, 2001).

 Stafrolls ontwikkelen kan mogelijk een verbetering naar disseminaties van onderzoek inhouden (Upton et al., 2014).

(18)

18 1.5.1 Attitude

Meerdere studies tonen aan dat ergotherapeuten over een positieve attitude beschikken aangaande EBP. Bovendien zien ergotherapeuten EBP als een meerwaarde naar geloofwaardigheid van het beroep en van hun eigen professionaliteit (Fänge & Ivanoff, 2009; Swedlove & Etcheverry, 2012). Wanneer ergotherapeuten een klinische beslissing nemen, gebruiken deze twee verschillende bronnen van evidentie namelijk, EBP en praktijkgerichte kennis (Copley & Allen, 2009). Hoofdzakelijk doen ergotherapeuten beroep op postgraduaten of andere cursussen voor het bepalen van hun interventies (Sweetland & Craik, 2001).Toch heeft onderzoek ook een aanzienlijk deel van ergotherapeuten geïdentificeerd die EBP bekritiseren. Sommigen vinden EBP te complex en beschouwen de transitie van onderzoek naar praktijk als moeizaam (Döpp, Steultjens, & Radal, 2012). Ondanks de waardering ten aanzien van EBP en onderzoek, is het verzekeren van up-to-date kennis belangrijker dan prioritair gebruik maken van onderzoek in hun praktijk. Deze ergotherapeuten gaan ook minder snel veranderingen of bedenkingen rapporteren die mogelijk relevant zijn aangaande praktijkonderzoek (Caldwell, 2007). Verder zouden pas afgestudeerden of ergotherapeuten die recent een training rond EBP volgden een positievere attitude hebben, dit in vergelijking met meer ervaren ergotherapeuten (Bennett et al., 2003; Kristensen et al., 2011). Ook hoe meer ervaring ergotherapeuten heeft in verscheidende werkdisciplines, hoe actiever deze opzoek gaan naar onderzoek. Tot slot werd gevonden dat, indien de werkervaring van de ergotherapeut toeneemt, de drang om onderzoek te implementeren daalt (McCluskey, 2003). Dit verwijst naar inconsistentie tussen de attitude en het gedrag van de ergotherapeuten aangaande EBP.

Upton et al. (2014) concluderen dat de attitude en het gedrag in de praktijk niet zozeer een oorzakelijk verband vertonen. Indien men het gebruik van EBP wilt verhogen, moet men zich dus niet enkel op deze aspecten focussen. Volgens deze systematische review is het essentieel om eerst een zicht te krijgen op mogelijke faciliterende en belemmerende factoren om EBP te implementeren alvorens men gaat inzetten op EBP-trainingen (Upton et al., 2014).

(19)

19 1.5.2 Kennis

Educatie rond EBP kan bevorderend zijn (Brown et al., 2009). Een continue EBP- educatie leidt tot een blijvende professionele ontwikkeling. Er wordt gesuggereerd dat educatieve mogelijkheden de gehele carrière beschikbaar moeten zijn voor zorgverleners om hun EBP-competenties te verbeteren

(

Bennett & Bennett, 2000). Bovendien resulteert het leren over EBP en geassocieerde vaardigheden in meerdere voordelen, waaronder ontwikkelen van een persoonlijke identiteit en het bevorderen van zelfzekerheid (Kristensen et al., 2011). Verder wordt reflecterend leren gevonden als een methode om het gebruik van onderzoek te verhogen (Vachon, Durand, & Leblanc, 2010).

Internationaal werd in 2003 een ‘online database’ ontwikkeld ter ondersteuning van de implementatie van EBP namelijk, OTseeker (www.otseeker.com). Deze databank heeft tot doel om ergotherapeuten gemakkelijker toegang te geven tot relevante evidentie. In een onderzoek naar de bruikbaarheid van OTseeker wordt gesteld dat de toegang naar onderzoeksliteratuur, door deze database, potentieel heeft om de kennis en praktijk van ergotherapeuten positief te beïnvloeden (McKenna et al., 2005). Verder blijkt uit een studie van Gosling &

Westbrook (2004) dat 86% van de ergotherapeuten op de hoogte is van een online EBP-resource en dat 79% van deze groep deze ook gebruikt.

1.5.3 Implementatie

Ergotherapeuten worden met een aantal beperkingen en barrières geconfronteerd bij de implementatie van EBP. Een eerste en cruciale belemmering is de toegankelijkheid van evidentie in termen van toegang tot databanken en wetenschappelijke artikelen. Gebrek aan tijd werd ook aanschouwd als een belangrijke hindernis. Zelfs bij gebruik van een online EBP- resource, ontwikkelt om dit obstakel te voorkomen (Upton et al., 2014; McKenna et al., 2005). Daarnaast delen ergotherapeuten de mening dat ze beschikken over een beperkt aanbod van evidentie relevant voor hun werkveld. Verder ondervinden ze tal van problemen om onderzoek gerelateerde evidentie te transfereren naar de klinische praktijk.

(20)

20 Hierbij worden moeilijkheden geïdentificeerd naar kennis en vaardigheden voor het beoefenen van EBP zoals het onbegrip van statische analyses en academische taal van artikels (Döpp et al. 2012). Tot slot erkennen ergotherapeuten het gebrek aan ondersteuning vanuit organisatorische eenheden. Pollock et al., (2000) vonden dat ondanks 92% van hun respondenten EBP als zeer belangrijk benoemen in hun praktijk, enkel 58% vond dat hun departement acties ondernam of EBP als prioritair beschouwden. Bijvoorbeeld het gebrek aan ondersteuning naar gebruik en toepassing van een nieuw ontwikkelde online EBP-resource, zorgde voor ondermaats gebruik ervan (Gosling & Westbrook, 2004).

De grootste belemmering aangaande de implementatie van EBP wordt geassocieerd met organisatorische factoren (upton et al., 2014). Dit is een barrière voor implementatie aangezien er wordt gesuggereerd dat ondersteuning vanuit management en werkcollega’s geassocieerd is met een verhoogde capaciteiten naar gebruik in en van EBP (Döpp et al., 2012; Sweetland & Craik, 2001).

Het is wenselijk om een strategie te hebben om onderzoekers en clinici te ondersteunen in de ontwikkeling van en zoektocht naar de beste evidentie.

McQueen et al (2006) en Lizarondo et al. (2012) geven aan dat journal clubs geïntegreerd kunnen worden in andere strategieën om de implementatie van EBP te bevorderen. Andere adviezen of faciliterende factoren zijn: (1) zoeken van fora voor het delen van kennis, (2) gebruik maken van educatie voor het bijschaven van vaardigheden inzake zoeken en evalueren van onderzoek, (3) pleiten voor tijd op de werkplaats voor het doorzoeken en toepassen van onderzoek, (4) overwegen van participeren aan onderzoek, (5) connectie maken met een onderzoeksgroep of universiteit en (6) een actieplan gebruiken om te reflecteren en evalueren (Metzler & Metz, 2010).

(21)

21 Er is dus nog steeds een aanzienlijke ruimte om de implementatie van EBP in de klinische praktijk te verbeteren. Deze verbetering schuilt volgens Upton et al.

(2014) binnen goede en kwaliteitsvolle educatie. Hierbij is toegang tot voortdurende professionele ontwikkelingsprogramma’s en organisatorische ondersteuning voor praktijkbeoefenaars essentieel. Daarnaast moet ingespeeld worden op de motivatie van de ergotherapeuten en in de toekomst methoden exploreren zodanig dat de individuele en organisatorische motivatie verhogen.

Eveneens moet een betere samenwerking gecreëerd worden tussen onderzoek en praktijk, bijvoorbeeld peerreview met praktijkbeoefenaars biedt hier een mogelijkheid toe. Ontwikkeling van bepaalde staffrolls kan mogelijk een verbetering naar disseminatie van onderzoek. Daarnaast zou een open database de barrière naar toegankelijkheid kunnen overbruggen. Tot slot moeten methodes ontwikkeld worden om de klinische expertise van ergotherapeuten te betrekken in wetenschappelijk onderzoek. Omdat ergotherapeuten hoofdzakelijk beroep doen op hun persoonlijke expertise (Upton et al., 2014).

1.5.4 Gedragsverandering en motivatie, een bijkomende factor?

Er is een duidelijk contrast tussen de kennis, de attitude en het gedrag van ergotherapeuten wat betreft EBP. Een integratie van de aangeleerde kennis is noodzakelijk om een duurzame verandering te bekomen. Een bepaalde attitude creëren gaat bovendien samen met het aanpassen van het huidige gedrag.

Modellen van gedragsverandering geven aan dat er verschillende stappen moeten doorlopen worden om te komen tot een duurzame gedragsverandering;

Een voorbeeld van een dergelijk model is het gedragsveranderingsmodel van Balm (GVMB). Dit model beschrijft zes aspecten (zie figuur 2), namelijk openstaan, begrijpen, willen, kunnen, doen en volhouden.

(22)

22 Het openstaan is de fase waarin een persoon zelf iets wil veranderen of doen.

Het begrijpen waarin een persoon moet beschikken over de nodige kennis en het inzicht in de wenselijke veranderingen en dat zelfwerkzaamheid hierin belangrijk is.

Het willen waarbij de motivatie een belangrijke rol speelt.

Het kunnen is het aspect waarin de persoon in staat is om het nieuwe gedrag uit te voeren en vertrouwen heeft in zichzelf.

Het doen refereert naar het werkelijk uitvoeren van het nieuwe gedrag in zijn dagelijks leven.

Tot slot het volhouden waarin het nieuwe gedrag een gewoonte of routine is geworden (Poelgeest A. et al., 2010).

Bij volhouden schuilt het gevaar van een verminderde motivatie en terugval.

Motivatie is een combinatie van willen (= de bereidheid om te veranderen), kunnen (= het vermogen om daadwerkelijk te veranderen) en klaar zijn (=

gereedheid, het is het juiste tijdstip om te veranderen) (van der Veen & Goijarts, 2012).

De zes aspecten worden beschouwd als processen die zich gelijktijdig kunnen afspelen bij een persoon waardoor ze niet chronologisch hoeven te verlopen (Poelgeest A. et al., 2010). Om na te gaan in welke fase de eerstelijnsergotherapeuten zich bevinden en om de ondersteuning en adviezen hier optimaal op af te stemmen, is het essentieel om zicht te hebben op de kennis, attitude, vaardigheden van de eerstelijnsergotherapeuten en op welke manier zij vandaag EBP toepassen in hun klinische praktijk.

Figuur 2: Het gedragsveranderingsmodel van Balm (Poelgeest A. et al., 2010)

(23)

23

2 Doelstelling

Om EBPracticeNET als organisatie te laten groeien, is het cruciaal om rekening te houden met de noden van de aangesloten zorgprofessionals. De organisatie wil bewijsmateriaal in functie van EBP toegankelijker maken.

De website profileert zichzelf als een handige, uniforme, uitgebreide online databank van klinische praktijkrichtlijnen. In de online databank zijn nationaal ontwikkelde richtlijnen beschikbaar, maar ook een set van buitenlandse richtlijnen geadapteerd aan de Belgische context en gezondheidszorg. Daar Ergotherapie Vlaanderen een partner is van EBpracticeNET is het relevant om deze te achterhalen voor de ergotherapeuten uit Vlaanderen.

Om binnen Vlaanderen te evolueren naar 100% evidence based ergotherapie is het allereerst belangrijk om een globaal overzicht te verkrijgen van de attitude, kennis en noden van de ergotherapeuten. Verder is het essentieel om een overzicht te verkrijgen van mogelijke beïnvloedende en belemmerende factoren om EBP te implementeren. Omdat dit nog niet werd onderzocht voor ergotherapeuten tewerkgesteld in Vlaanderen werd dit onderzoek opgezet.

Binnen dit onderzoek zal worden nagegaan wat de kennis is van eerstelijnsergotherapeuten aangaande EBP, wat hun attitude is ten aanzien van EBP, in welke mate ze toegang hebben tot best evidence en in welke mate ze deze bronnen gebruiken. Tot slot worden de noden ten aanzien van het opdrijven van de disseminatie en implementatie nagegaan. Deze zaken zijn essentiële kennis om vervolgens advies te kunnen verlenen aan de eerstelijnsergotherapeuten, hun beroepsgroep en het EBPracticeNet.

(24)

24

2.1 Globale onderzoeksvraag

De globale onderzoekvraag luidt: ‘Welke attitude, vaardigheden, kennis en noden heeft de Vlaamse eerstelijnsergotherapeut met betrekking tot Evidence Based Practice?’

De PICO van deze onderzoekvraag ziet er als volgt uit:

P: De Vlaamse eerstelijnsergotherapeut I: niet van toepassing

C: niet van toepassing

O: attitude, vaardigheden, kennis en noden omtrent EBP

2.2 Specifieke onderzoeksvragen

De globale onderzoeksvraag wordt geoperationaliseerd in zes specifieke onderzoeksvragen:

- Welke kennis heeft de Vlaamse eerstelijnsergotherapeut aangaande EBP?

- Welke kennis heeft de Vlaamse eerstelijnsergotherapeut aangaande klini- sche richtlijnen met betrekking tot zijn vakgebied?

- Heeft de Vlaamse eerstelijnsergotherapeut de attitude om evidence-based te werken in zijn dagelijkse klinische praktijk?

- Heeft de Vlaamse eerstelijnsergotherapeut de attitude om zich te profile- ren als professional die evidence-based werkt?

- Bezit de Vlaamse eerstelijnsergotherapeut de vaardigheid om weten- schappelijke evidentie voor zijn vakgebied op te zoeken?

- Bezit de Vlaamse eerstelijnsergotherapeut de vaardigheid om weten- schappelijke evidentie toe te passen binnen zijn werkterrein?

- Welke noden hebben Vlaamse eerstelijnsergotherapeuten om evidence based informatie te vinden en toe te passen?

(25)

25

3 Methodiek

Onder dit item wordt de methodiek van deze studie omschreven. Dit gaande van het verzamelen van data, een beschrijving van de toegepaste meetinstrumenten, het rekruteren en selecteren van de respondenten en tot slot een uitgebreide omschrijving van de toegepaste data-analyse.

3.1 Dataverzameling

Er wordt gekozen voor kwalitatief onderzoek omdat deze methodiek een mogelijkheid biedt om op systematische wijze data te verzamelen, organiseren en interpreteren van schriftelijk materiaal afkomstig van gesprekken of observaties (Miller & Crabtree, 1999).

Er wordt gekozen voor focusgroepen om de onderzoeksvraag te beantwoorden.

De methodiek van focusgroepen is ontworpen om informatie te verschaffen over voorkeuren en waarden van (diverse) personen met betrekking tot een welbepaald onderwerp en om hun mening toe te lichten. Het biedt de mogelijkheid om een gericht interview te combineren met een discussie.

Focusgroepen, in tegenstelling tot individuele interviews, stellen de deelnemende individuen in staat om hun opvattingen te ontwikkelen en naar voor te brengen in een eerder ‘natuurlijke’ sociale context (Elliot et al., 2006). Daar de (eerstelijns)ergotherapeuten bestaan uit uiteenlopende werkdomeinen is het interessant om deze samen te plaatsen in één groep. Diepgaande vragen kunnen gesteld worden en discussie kan bevorderd worden.

3.2 Meetinstrument

De focusgroepen zijn gebaseerd op een interviewgids (zie bijlage 3). De vragenlijst is ontwikkeld op basis van twee vragenlijsten uit voorafgaand onderzoek naar de attitude, kennis en implementatie van EBP bij gezondheidsprofessionals (Jette et al., 2003; Guidetti et al., 2011). Er worden aspecten toegevoegd om tot de doelstelling van dit onderzoek te komen. Tot slot wordt de vragenlijst door drie onderzoekers met expertise omtrent onderzoek en de toepassing van EBP gecontroleerd.

(26)

26 Naast de interviewgids, leidend voor de focusgroep, wordt voorafgaand de discussie een schriftelijke vragenlijst afgenomen. Deze bevat vragen inzake de demografische gegevens van de respondenten en een meting van hun interesse en expertise naar EBP. Dit gebeurt op basis van een 6-punts schaal (zie bijlage 4).

3.3 Respondenten

De rekrutering van de respondenten vindt plaats door een doelgerichte en convience sampling. Voor het operationaliseren van diversiteit binnen de focusgroepen, gebeurt dit op basis van inclusie- en specifieke variatiecriteria. Er worden twee groepen van 6 à 8 respondenten vooropgesteld.

Inclusiecriteria:

- Ergotherapeut in de eerstelijnsgezondheidszorg;

- Ergotherapeutische thuisinterventies uitvoeren, indien geen eerstelijnser- gotherapeut;

- Bereid zijn om deel te nemen aan een focusgroepinterview (+/- 2 uur, zon- der verplaatsing);

- Bereid zijn om op een objectieve manier ervaring en expertise te delen;

- Geografisch gebied: West- of Oost-Vlaanderen en Vlaams-Brabant of Lim- burg

Specifieke variatiecriteria binnen elke focusgroep:

- Variatie in interesse in het concept ‘EBP’

- Variatie in expertise of ervaringen met ‘EBP’

- Variatie in opleidingsniveau van de ergotherapeut: bacheloropleiding/

masteropleiding

- Variatie in plaats tewerkstelling: zelfstandige ergotherapeut, lokaal dien- stencentrum, regionaal dienstencentrum (mutualiteiten), OCMW, centra ambulante revalidatie (fysiek en/of cognitief/ kinderen en/of volwassen) en een Dagcentrum ontwikkeling/ouderen

(27)

27

3.4 Rekrutering en praktische organisatie

De locatie, data en tijdstip van de focusgroepen wordt op voorhand vastgelegd.

Van hieruit kan eenvoudiger de doelgerichte rekrutering plaatsvinden. Er wordt onmiddellijk een gestructureerd plan voorgelegd aan de mogelijke participanten (zie tabel 2).

Tabel 2: Planning focusgroepen

Provincies Locaties Data Tijdstip Aantal personen Focusgroep 1 Vlaams-

Brabant en Limburg

ACHG Leuven

EBPracticeNet

8/03/2018 10u- 12u

6-8

eerstelijnsergothe rapeuten

Focusgroep 2 West- en Oost-

Vlaanderen

Vives Brugge 3/4/2018 10u- 12u

6-8

eerstelijnsergothe rapeuten

Vervolgens wordt op basis van de inclusiecriteria en tewerkstelling in de eerstelijnsgezondheidszorg per provincie gezocht naar mogelijke participanten.

Hierbij wordt gebruik gemaakt van de website van ‘ergotherapie Vlaanderen’ om doelgericht de zelfstandige ergotherapeuten te selecteren. Nadien wordt via het internet gezocht naar de resterende tewerkstellingen. Er wordt rekening gehouden met de locatie van de instellingen. Tevens worden beroep gedaan op connecties van de onderzoeksbegeleiders. Bij selectie van de respondenten wordt gekeken naar de plaats van tewerkstelling in verhouding tot de locatie waar de focusgroepen doorgaan, dit om de barrière van afstand en transport te overbruggen. Nadien wordt op basis van het recruitment plan (zie bijlage 5) iedereen telefonisch gecontacteerd. Tot slot wordt na bevestiging een uitnodigingsbrief met praktische details opgestuurd (zie bijlage 6).

(28)

28

3.5 Data analyse

Miller & Crabtree (1999) geven aan dat er drie technieken bestaan voor het vinden en interpreteren van categorieën, namelijk de intuitive analyse, de editing analyse en de template analyse.

Met de intuïtieve analyse organiseert de onderzoeker de data door de meest belangrijke aspecten uit de tekst te selecteren. Bij de editing (data-based) analyse gaat de onderzoeker verschillende units identificeren in de tekst die de basis vormen voor de ontwikkelde categorieën. De units worden vervolgens gebruikt om de tekst te reorganiseren om op deze manier de betekenis duidelijk te illustreren. De laatste techniek is de template (theory-based) analyse, waarin de tekst wordt georganiseerd volgens reeds bestaande, theoretische of logische categorieën.

In dit onderzoek wordt gekozen voor een combinatie van de editing (data-based) en de template analyse. Omdat gebruik gemaakt wordt van een interviewgids gebaseerd op voorgaand onderzoek, maar toch oog heeft voor het ontstaan van nieuwe categorieën. Voor de toepassing van deze methodiek wordt gekozen om de methodologie van Creswell te gebruiken. Creswell (2013) beschrijft een systematisch proces voor coderen van data waarbij specifieke stellingen worden geanalyseerd en gecategoriseerd in betekenisvolle clusters die het te onderzoeken fenomeen presenteren. De verschillende stappen die worden doorlopen, zijn (1) data managing, (2) lezen en nota nemen, (3) beschrijven, classificeren en interpreteren en (4) rapporteren en visualiseren (zie figuur 2).

Figuur 3: Methode data-analyse (Creswell, 2013)

(29)

29 De eerste lus van de spiraal is het data-management. De data wordt letterlijk uitgetypt waarbij telkens de namen van de participanten tussen vierkante haakjes voorafgaand aan een tekstalinea komt. De moderator van het onderzoek voorziet dit script.

Nadien wordt de data geordend en zal het analyseproces opgestart worden door betekenis te geven aan de databank (tweede lus in de spiraal). Drie onderzoekers nemen onafhankelijk van elkaar de tekst door, maken notities (korte zinnen, ideeën of kernconcepten) en kennen initiële labels toe. De tweede lus bestaat uit twee stappen: In de eerste stap werd de volledige tekst doorgenomen en in een kantlijn korte notities genomen om een overzicht te krijgen van de volledige data.

Tevens wordt gedurende deze stap reeds belangrijke zaken gemarkeerd.

Vervolgens bestaat stap twee uit het ordenen van de volledige tekst in een tabel.

Er worden reeds vijf kolommen voorzien: (1) kennis, (2) attitude en vaardigheden (3), mening (4), randvoorwaarden naar implementatie en (5) andere. Deze kolommen zijn opgemaakt op basis van de rubrieken in de interviewgids, waar de vragen behorend zijn tot één van de kolommen (zie voorbeeld, bijlage 7).

De derde lus, of categorievorming, is de kern van de kwalitatieve data-analyse.

De onderzoekers beschrijven de data in thema’s die tevoorschijn komen en interpreteren deze. Tijdens deze beschrijving worden de ontwikkelde thema’s en tekst geordend in categorieën, iedere categorie krijgt een kleur toegewezen om vervolgens vlotter de tekst te koppelen aan de bijhorende categorie. Nadien wordt de data opnieuw doorgenomen en telkens een kruis geplaatst bij een stukje tekst en de bijhorende rubriek. Daarnaast worden opnieuw bedenkingen genoteerd en belangrijke topics of labels opgesomd bij de bijhorende rubriek. Dit gebeurt in de woorden van de respondenten, namelijk de in-vivo thema’s volgens Cresswel (2013). Tot slot worden alle topics of labels kritisch bestudeerd en gelijkaardige thema’s worden samengevoegd (zie voorbeeld, bijlage 8).

(30)

30 Na afronding van deze analyse werd de interviewgids voorzien van een aantal diepgaandere vragen voor de tweede focusgroep (zie bijlage 4). De tweede fo- cusgroep wordt gelijkaardig geanalyseerd (zie bijlage 9). Echter wordt nu geen gebruik gemaakt van een tabel volgens de categorieën van de vragenlijst. De delen die om dezelfde thema’s of labels gingen als de eerste focusgroep worden in dezelfde kleur gemarkeerd (zie bijlage 10).

Bij een consensus worden de effectieve thema’s geselecteerd en categorieën opgemaakt. Op die manier worden significante stellingen gegroepeerd in betekenisvolle eenheden. In de finale fase van de spiraal wordt de essentie in tekst weergegeven, gerapporteerd bij de resultaten van dit onderzoek.

3.6 Validiteit en betrouwbaarheid

De hoofdonderzoeker is de moderator van de focusgroepen. De data wordt onafhankelijk geanalyseerd door de hoofdonderzoeker met behulp van twee ervaren onderzoekers. De eerste onafhankelijke onderzoeker is promotor van dit onderzoek. De andere onderzoeker is voorzitter van het ondersteunings- en kenniscentrum ergotherapie (OKE) en docente/onderzoeker bij Vives Brugge. De senior onderzoekers wonen de focusgroepen bij als observator.

Het transcript van de eerste focusgroep wordt volledig geanalyseerd en de resultaten worden bediscussieerd met de eerste onafhankelijke onderzoeker. Op basis van deze resultaten worden eventuele bijstellingen toegepast aan de interviewgids. Na de tweede focusgroep worden de data onafhankelijk geanalyseerd en bediscussieerd met de twee onafhankelijke onderzoekers om tot consensus te komen.

3.7 Ethische overwegingen

Alle ergotherapeuten uit de sample hebben hun toestemming gegeven om deel te nemen aan de focusgroep. De onderzoekers hebben een informed consent (zie bijlage 11) voorgelegd, waarbij wordt gegarandeerd dat alle data anoniem geanalyseerd wordt. Daarnaast wordt een member check aangeboden aan de participanten voor de feitelijke rapportage van de resultaten om garantie te bewaken over de interpretatie van de resultaten.

(31)

31

4 Resultaten

In dit hoofdstuk worden de resultaten van de studie toegelicht. Eerst wordt het analyse proces toegelicht. Hierbinnen worden bijkomende of afwijkende zaken met betrekking tot de methodiek besproken. Vervolgens worden de demografische karakteristieken van de deelgenomen respondenten weergegeven. Tot slot volgt een uitgebreide rapportage en overzichtelijke tabel ontstaan vanuit de data-analyse en zonder interpretatie van de onderzoekers.

4.1 Analyse proces

De duur van de focusgroepen varieerde tussen 90 tot 120 minuten.

De hoofdonderzoeker had de eerste focusgroep geanalyseerd voor het overleg met de onafhankelijke onderzoeker. Het overleg voor de tweede focusgroep gebeurde via skype-gesprek. Daar elk overleg in consensus eindigde, werd geen samenkomst georganiseerd met de drie onderzoekers.

De rapportage van de resultaten werd voor fact-checking doorgestuurd naar alle respondenten. Opmerkingen die binnen de afgesproken termijn werden doorgegeven, waren in rekening genomen.

4.2 Demografische karakteristieken participanten

Negen ergotherapeuten namen deel aan het onderzoek. Zie tabel 3 (pg. 30) voor een weergave van deze demografische gegevens.

Naast deze gegevens werd ook gepeild naar de interesse van de respondenten over en hun expertise rond het topic EBP. Er werd gescoord op een 6-punts schaal waarbij nul staat voor volledige afwezigheid en vijf voor volledige aanwe- zigheid. De interesse van de respondenten varieerde tussen een score van twee tot vijf, de expertise tussen een score van nul tot drie (zie figuur 4, pg. 30).

(32)

32 Tabel 3: Demografische gegevens respondenten (n = 9)

Figuur 4: Expertise en interesse in EBP - 6-punts schaal

0 1 2 3 4 5 6

1 2 3 4 5 6 7 8 9

Expertise en interesse in EBP

Reeks2Interesse Reeks1Expertise

(33)

33

4.3 Kennis, attitude, vaardigheden, noden en behoeften van eerstelijnsergotherapeuten aangaande toepassen van EBP

Vanuit de analyse van beide focusgroepen zijn zes thema’s naar boven gekomen, namelijk (1) kennis over EBP, (2) attitude en vaardigheden van de eerstelijnsergotherapeuten (3), EBP als beroepsprofilering (4), bedenkingen naar EBP (5), obstakels voor het evolueren naar EBergotherapie en (6) noden om te evolueren naar EBergotherapie.

Voor een overzichtsweergave van het resultaat zie tabel 4, vervolgt door een uitgeschreven versie per thema.

Tabel 4: Resultaat van de Vlaamse (eerstelijns)ergotherapeuten hun kennis, attitude, vaardigheden, noden en behoeften aangaande toepassen van EBP

Kennis EBP

 EBP is enkel de pijler ‘wetenschappelijke evidentie’

 Kennis databanken (+/-): Medline, Pubmed en LIMO

 Kennis klinische richtlijnen (-): richtlijn valpreventie Attitude & vaardigheden

 EBP kan als beroepsprofilering dienen = positieve attitude

 EBP en ergotherapie zijn moeilijk complementair = negatieve attitude

 Attitude bestaat uit drie stappen: (1) zoeken naar evidentie of behan- delingen via internet, cursussen of bijscholingen, (2) relevantie bepalen en (3) transfereren naar klinische praktijk of specifieke cliënt

 Valkuil = routinegedrag: het driedelig-stappenplan wordt enkel toege- past indien zich geen problemen voortdoen

 Actief opzoek gaan naar bijscholingen, afhankelijk van de innerlijke motivatie (+/- positieve attitude)

 Vaardigheden naar toepassen van EBP bestaat uit vier delen: (1) het vinden van EB-informatie, (2) het lezen van EB-informatie, (3) het transfereren van EB-informatie naar de praktijk en (4) het rapporteren of verspreiden van evidentie

(34)

34 Noden, behoeften en obstakels naar het toepassen van EBP

Faciliterende factoren Belemmerende factoren

 Inputbeheerder voor EB-infor- matie

 EB-informatie aangeboden krijgen

 Centrale en eenvoudige data- bank voor disseminatie

 Samenvattende literatuur op begrijpelijk niveau

 Enkel de outcome van litera- tuur voorzien

 Literatuur in het Nederlands

 Opleiding naar EBP-principes

 Ervaringen delen met werkcol- lega’s

 Goede afstemming tussen praktijk en onderzoek

 Geen begrip van het volledige concept EBP

 Gebrek aan toegankelijkheid van EB-informatie

 Gebrek aan geadapteerde EB-in- formatie

 Geen beheersing van vaardighe- den omtrent EBP

 Tijdsgebrek

 Onvoldoende innerlijke motivatie

 Onvoldoende contextuele onder- steuning

(35)

35 4.3.1 Kennis over EBP

Zes van de negen respondenten leerden EBP voor het eerst kennen via hun opleiding. Het concept EBP wordt voornamelijk benoemd als professioneel en gestandaardiseerd werken. Hierbinnen wordt hoofdzakelijk gebruik gemaakt van wetenschappelijke literatuur om een therapeutische behandeling te staven en onderbouwen. Meerdere respondenten (n=3) benoemen het gebruik van wetenschappelijke literatuur als dé component van EBP. Verder wordt het concept beschouwd als een hulpmiddel of ondersteuning om bewuster te handelen in de praktijk omdat door gebruik van wetenschappelijke literatuur reeds gebruik wordt gemaakt van effectieve methodieken.

[Respondent 2] ‘Dat je op een bepaalde wetenschappelijke onderbouwde manier gaat handelen’. ’Dat je die wetenschap gaat gebruiken om je handelen te staven of je therapie’.

Verder werd bevraagd of de respondenten kennis hadden van databanken voor het vinden van EB-informatie. Databanken die werden aangehaald waren Medline, Pubmed en LIMO. Ook het internet en Google Scholar werden als databanken vernoemd. Eén respondent vernoemde EBpracitceNET.

Een klinische richtlijn wordt volgens de respondenten omschreven als een leidraad aangaande een bepaalde manier van handelen. Door één respondent werd dit diepgaander omschreven waarbij naar voren kwam dat een richtlijn zich focust op een doelgroep, zorgdiscipline en bijhorende praktijkaanbevelingen. Er werd één specifieke richtlijn aangehaald. Deze was gekend door drie respondenten, namelijk de richtlijn valpreventie.

Tot slot wordt het concept gezien als handvat voor startende ergotherapeuten.

Omdat deze vaak over onvoldoende kennis beschikken en EBP als houvast kunnen hanteren. Alsook wordt het aanschouwd als een voordelig framework voor ervaren ergotherapeuten uit de klinische praktijk, bijvoorbeeld om up-to-date te blijven over nieuwe tendensen en het opdoen van nieuwe kennis.

[Respondent 7] ‘Een manier waarop je verwacht wordt te handelen, een bepaalde kapstok als het ware’.

(36)

36 4.3.2 Attitude en vaardigheden ten aanzien van EBP

De eerstelijnsergotherapeuten werden bevraagd aangaande het al dan niet EB werken in hun klinische praktijk, meer bepaald op welke manier ze dit aanpakken.

Drie respondenten beschreven dat ze voor het uitvoeren van een behandeling op zoek gaan naar wetenschappelijke artikelen, richtlijnen of informatie uit bijscholingen over de welbepaalde problematiek. Nadien beoordelen ergotherapeuten de bevindingen of aanbevelingen naar bruikbaarheid en relevantie voor de specifieke cliënt. Twee respondenten benoemen dat een therapeutische sessie grotendeels ontstaat op basis van eigen prioriteiten en ervaringen. Creatieve ideeën betrekken speelt een belangrijke rol.

[Respondent 1] In grote lijnen probeer ik mij wel te verdiepen om wetenschappelijke artikels, richtlijnen of info uit bijscholingen op te zoeken. Maar concreet een therapeutische sessie, ja dat is gewoon vaak mijn eigen invulling, het is niet dat ik een therapeutische behandeling van A tot Z vanuit de literatuur ga opzoeken.

Eén respondent stelt dat richtlijnen enkel gebruikt worden indien geen zicht is op een behandelingsmethode. Eens vaardigheden verworven zijn en voldoende expertise is opgedaan, gaan (eerstelijns)ergotherapeuten minder snel informatie opzoeken. Omdat de ergotherapeut dan het gevoel heeft over voldoende ervaring te beschikken en hun behandelingen effectief werken.

Een respondent bevestigt dit door te verwijzen naar routinematig werken in het werkveld en enkel op zoek gaan naar literatuur als problemen zich voordoen. Dit wordt tegengesproken door een andere respondent die wijst op de persoonlijke interesse en motivatie van een zorgverlener, omdat de ergotherapeut wel actief op zoek gaat naar bijscholingen onafhankelijk van een probleemsituatie.

[Respondent 7] Een keer je in het werkveld staat en de dingen gaan goed zoals ze gaan dan kom je in een zeker routine. Het is pas vanaf je iets tegenkomt van “owe dat werkt hier niet zoals ik het gewend ben” of “dit is een moeilijke situatie…” dan ga ik richtlijnen zoeken en dan ga ik wetenschappelijke bronnen zoeken, maar zolang het binnen uw eigen expertise is en je weet hoe je ermee moet omgaan…

(37)

37 Een veel uitgesproken vaardigheid om EB te handelen in de praktijk is volgens de (eerstelijns)ergotherapeuten het vinden van wetenschappelijke literatuur en artikels lezen. Ook de translatie van deze bevindingen naar de praktijk of de context van de patiënt wordt beschreven als een vaardigheid om EBP toe te passen. Tot slot wordt ook het delen/rapporteren van hun expertise, ervaringen als een vaardigheid beschouwd. Alle respondenten (n=9) zijn van mening dat deze vaardigheden onvoldoende beheerst zijn.

Drie respondenten verklaren dat deze vaardigheden ooit geleerd zijn, via een opleiding of de hogeschool, maar reeds vergeten zijn door het gebrek aan gebruik ervan.

Het verlies van deze vaardigheden is volgens hen een logisch gevolg omdat de ergotherapeuten vinden dat zorgverleners in de praktijk niet hoeven te beschikken over deze vaardigheden. De eerstelijnsergotherapeuten benoemen de outcome van wetenschappelijke literatuur dan ook als het meest relevant voor praktijkbeoefenaars.

[Respondent 3] zo die zoektermen of mesh-termen, ik heb dat ooit eens geleerd maar omdat ik dat zo weinig gebruik dat ik dus niet meer weet als ik dat kan of hoe ik het moet doen. Als je echt iets gericht wil vinden of zoeken zou je dat eigenlijk zo moeten kunnen gebruiken maar ja. Wie doet dit ook in zijn dagelijkse praktijk als je niet echt met wetenschappelijk onderzoek bezig bent…

In de zoektocht naar evidentie wordt door alle respondenten (n = 9) hoofdzakelijk internet gebruikt, maar ze doen ook beroep op studenten of stagiairs. Eén respondent zegt artikels te lezen, maar vermoedelijk onvoldoende. Indien de ergotherapeuten EB-informatie aangeboden krijgen, is dit een faciliterende factor ter implementatie.

[Respondent 8] Als er dan een artikel in je mail binnenkomt of op mijn bureau ligt, ga je dit veel sneller willen lezen dan dat je het zelf moet gaan opzoeken. Natuurlijk, als het op mijn bureau ligt dan vind ik dat echt mega interessant, want alles die door mijn collega’s wordt doorgestuurd zal ik altijd lezen. Maar ja… het moet mij toekomen.

(38)

38 4.3.3 EBP als beroepsprofilering

Er wordt snel een link gemaakt tussen EBP en de mogelijkheid naar beroepsprofilering. Enkele respondenten geven aan dat ergotherapie vaak niet ernstig wordt genomen en veelal ongekend is bij zorgvragers en andere zorgdisciplines. De ergotherapeuten voelen een constante druk om zichzelf als ergotherapeut te bewijzen om enige respect of geloofwaardigheid te ontvangen van andere disciplines of hogere instanties. Aangaande de hervormingen die plaatsvinden, vindt één respondent dat het zeer belangrijk zal zijn om ons te profileren en onze meerwaarde als gezondheidsberoep te duiden.

[Respondent 9] Maar ik denk om binnen de eerstelijn als zelfstandige aan het werk te geraken en andere disciplines ook zien wat jij doet zinvol en goed is dat we ons voor een stukje dus wel zullen moeten bewijzen en dus wel een naar EBP zullen moeten schuiven

Een praktijk gericht op EBP zorgt ervoor dat ergotherapeuten zich steeds kunnen bijstellen met heel wat informatie, aldus de ergotherapeuten. De bekomen informatie leidt tot meer zelfzekerheid bij de ergotherapeut, daar dit verantwoording kan bieden naar kwaliteitsvolle zorgverlening. Deze verantwoording is in eerste instantie van belang voor de patiënt, maar even cruciaal naar andere collega’s op het werk, directie of de overheid.

Omdat jouw manier van handelen vanuit evidentie bevestigd werd en dat dit bijgevolg leidt tot ‘aux serieux’ genomen worden, wat vandaag vaak nog niet het geval is. Aldus benoemden vier respondenten dat EBP een belangrijke rol kan spelen om meer respect te krijgen en geloofwaardigheid.

[Respondent 4] Ik vind het evenzeer belangrijk om ons te verantwoorden naar collega’s op het werk, naar de directie of zelfs naar een jaarverslag naar de Vlaamse overheid dat een aantal cijfergegevens kunt doorgeven. Dat je kunt aantonen van kijk ja we merken toch wel vanuit wetenschappelijke literatuur zijn dit consequenties en vanuit mijn praktijk sluit dit er toch wel bij aan. Ook dat je dan ook meer aux serieux wordt genomen door de partners die je toch wel nauw mee samenwerkt.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De redenering achter deze zoektocht naar buitenaards leven is, vermits leven spontaan opkwam op aar- de, waarom het dan ook niet elders spontaan zou zijn ontstaan – in feite overal

We moeten eerst en vooral voor- komen dat patiënten in een situatie te- recht komen waarin een dergelijke aor- taklepvervanging nodig is, omdat een openhartoperatie niet meer kan..

4.11.1 Een verzoek om vrijstelling van het afleggen van een of meer tentamens dan wel van de verplichting tot deelneming aan een of meer praktische oefeningen als bedoeld in de

In de voorbeschouwingsfase zijn de individuen nog niet klaar voor verandering en zullen ze in de komende zes maanden ook geen acties ondernemen om te veranderen. In de

(In bijvoorbeeld de tekst- verwerker Word bevat een sjabloon opmaak voor een bepaald type docu- ment.) Dia’s zijn dus niet helemaal leeg, maar bevatten al wat opmaakkenmer- ken,

• Door goede samenwerking een stimulerend klimaat voor studenten, docenten en begeleiders bevorderen in UZ Leuven als ziekenhuis met opleiding en onderwijs als belangrijke focus. •

Extra (Vraag later toegevoegd): Omtrent specifieke activiteiten die niet meer uitgevoerd kunnen worden door dialyse: Stel dat je gezonder zonder dialyse nog bijvoorbeeld acht jaar

Er zal onderzocht worden welke invloed deze ziekte heeft op het leven van chronische nierpatiënten en welke factoren hun kwaliteit van leven (KvL) kunnen verklaren..