• No results found

Vraag nr. 267 van 26 augustus 1997 van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 267 van 26 augustus 1997 van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 267

van 26 augustus 1997

van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN A r cheologiebeleid – Samenwerking met lokale archeologen

De archeologische diensten in Vlaanderen kampen met personeels-, middelen- en tijdsgebrek om hun werk op bevredigende wijze te verrichten. Het valt dan ook toe te juichen dat gemeenten zoals A n t-w e r p e n , B r u g g e, G e n t , Leuven en Tongeren een eigen archeoloog in dienst hebben.

1. Welke gemeenten in Vlaanderen hebben een of meer eigen archeologen in dienst ?

2. Worden er tussen het Instituut voor het Archeo-logisch Patrimonium (IAP) en deze gemeenten afspraken gemaakt met betrekking tot het archeologisch onderzoek in deze gemeenten ? Wordt er samengewerkt ?

3. Heeft de minister van Cultuur inspraak inzake de normen die door deze autonome archeolo-gen worden gehanteerd bij het omgaan met archeologische vondsten ?

4. Voorziet de Vlaamse minister bevoegd voor Cultuur in specifieke steun voor gemeenten die inspanningen leveren om het plaatselijke archeologische onderzoek te stimuleren ?

Antwoord

Terecht merkt de Vlaamse volksvertegenwoordiger op dat de invulling van de archeologische monu-mentenzorg in Vlaanderen nog veeleer in de kin-derschoenen staat. Het decretale kader om een volwaardige archeologische monumentenzorg op te zetten, werd in de voorbije jaren uitgetekend. De wetenschappelijke instelling die voor het beheer en het onderzoek van het archeologisch bodemarchief in Vlaanderen zou instaan, was reeds e e r d e r, namelijk in 1989, binnen de V l a a m s e Gemeenschap opgericht. Thans dient nog verder werk te worden gemaakt van een adequate perso-neels- en budgettaire omkadering om het archeolo-gisch beheersinstrumentarium effectief operatio-neel te maken. Bij de vooropgestelde evaluatie van de wetenschappelijke instellingen van de V l a a m s e Gemeenschap in het algemeen en hun personeels-formatie in het bijzonder, zal deze problematiek alvast de nodige aandacht krijgen.

De verantwoordelijkheid voor een goed beheer van het archeologisch erfgoed berust echter niet alleen bij de gewestelijke overheid. De zorg voor het archeologisch patrimonium is een collectieve bekommernis.

Het is dan ook wenselijk dat overheden binnen het door de Vlaamse Gemeenschap uitgetekende kader een complementair archeologisch beleid v o e r e n . Dat er in het archeologisch landschap reeds provinciale en lokale actoren actief zijn, v e r-heugt mij dan ook. Op het provinciale niveau werd dit zelfs door de Vlaamse Gemeenschap via het Instituut voor het Archeologisch Patrimonium aan-g e m o e d i aan-g d . Met het ooaan-g op een aan-gedeconcentreerd maar gecoördineerd beleid, streefde het Instituut voor het Archeologisch Patrimonium, naar analo-gie van de Nederlandse Rijksdienst voor Oudheid-kundig Bodemonderzoek (afgekort RO B ) , m e t iedere Vlaamse provincie een gedeeld engagement na om een provinciaal archeoloog aan te stellen. De bedoeling was immers vanuit het Instituut voor het Archeologisch Patrimonium, dat bij decreet met het centrale beheer van het archeologisch erf-goed belast is, in elke Vlaamse provincie via een gezamenlijk engagement een provinciaal archeo-loog aan te stellen. De provincies Limburg en Oost-Vlaanderen staan momenteel het verst bij de realisatie van deze gedeconcentreerde beheersop-t i e. In de provincie Anbeheersop-twerpen werkbeheersop-t bij de diensbeheersop-t Kunstpatrimonium ook een archeologe, die even-wel ook met andere culturele taken belast is. D e provincie Vlaams-Brabant beschikt sinds kort via een tijdelijke overeenkomst met de K.U. L e u v e n eveneens over een archeologe. Naar beheer en onderzoek van het archeologisch erfgoed toe ervaart het Instituut voor het Archeologisch Patri-monium deze provinciale engagementen als een belangrijke en noodzakelijke toegevoegde waarde.

Ook diverse lokale overheden dragen inmiddels op een waardevolle manier bij tot de zorg voor het archeologisch erfgoed. Trendsetters in dit verband zijn alvast de steden Brugge, Gent en A n t w e r p e n en – sinds kort ook – Leuven. Doordat ze over een eigen archeologische dienst beschikken, s l a g e n ze erin binnen het vigerende decretale kader voor hun eigen archeologisch bodemarchief een vol-waardig beheer te ontplooien. Deze lokale archeo-logische monumentenzorg laat het Instituut voor het Archeologisch Patrimonium toe zijn beheersac-tiviteiten te beperken tot het vergunningsprocedu-reel beheer en – naargelang de noodwendigheden – het verschaffen van logistieke ondersteuning (zoals voor het archeologisch onderzoek in de A n t-werpse Sint-Pauluskerk) of opzetten van

(2)

samen-werkingsverbanden (zoals voor de grote Refuge-verkaveling in Brugge).

Vergelijkbaar met deze grootstedelijke archeologi-sche diensten is het intergemeentelijk initiatief dat de Waaslandse gemeenten Beveren, K r u i b e k e, S i n t - G i l l i s, S i n t - N i k l a a s, S t e k e n e, Temse en Wa a s-munster met betrekking tot het beheer van hun archeologisch erfgoed enkele jaren geleden hebben g e n o m e n . De archeologische monumentenzorg die de Archeologische Dienst Waasland inmiddels heeft ontplooid, laat het Instituut voor het A r c h e o-logisch Patrimonium eveneens toe zijn beheersma-tige interventies in deze regio te beperken tot die noodsituaties waarvoor ondersteuning vanuit het IAP wenselijk is.

Daarnaast zijn er ook een aantal steden en gemeenten die over geen eigen of intergemeente-lijke archeologische dienst beschikken, maar in hun ambtelijk kader wel een archeoloog hebben. I k denk hierbij aan Av e l g e m , H a r e l b e k e, Maaseik en To n g e r e n . Ofschoon zijn of haar opdracht niet zel-den met andere cultuurgebonzel-den taken (zoals m u s e u m b e h e e r,...) werd uitgebreid, dragen ook deze stads- of gemeentearcheologen actief bij tot de archeologische monumentenzorg. Zij volgen niet alleen in zeer grote mate de lokale bodemin-grepen archeologisch op, maar fungeren in zeer veel gevallen wegens hun uitgebreide kennis van de lokale geschiedenis ook als officieuze adviseurs van het Instituut voor het Archeologisch Patrimo-n i u m . Het IPatrimo-nstituut voor het Archeologisch Patri-monium beperkt er – de Romeinse stad To n g e r e n en specifieke noodsituaties niet te na gesproken – zijn interventies bij voorkeur tot procedurele aan-gelegenheden en waar nodig ook wetenschappelij-ke en logistiewetenschappelij-ke ondersteuning.

De algemene regel die het Instituut voor het Archeologisch Patrimonium zich immers stelt, is zo weinig mogelijk te interveniëren in die gebieden waar stedelijke, gemeentelijke of intergemeentelij-ke archeologische beheersdiensten actief zijn, m a a r zich bij de invulling van zijn beheersopdracht in hoofdzaak te concentreren op de beheersvage g e b i e d e n . Vlaanderen telt immers nog zeer veel gebieden waar het lokaal archeologisch bodembe-heer alsnog volledig of bijna volledig dode letter is. Het Instituut voor het Archeologisch Patrimonium wist in de voorbije jaren, dankzij het enthousiasme van zijn medewerkers en de plaatselijke ondersteu-n i ondersteu-n g, ondersteu-naast eeondersteu-n permaondersteu-neondersteu-nte aaondersteu-nwezigheid iondersteu-n Oudenaarde en To n g e r e n , ook een zekere archeo-logische werking op te zetten in diverse steden, zoals Hasselt, B i l z e n , M e c h e l e n , Ti e n e n , A a l s t ,

N i n o v e, D a m m e, I e p e r, D i k s m u i d e, Veurne en Oos-tende.

Naargelang de ruimtelijke ontwikkelingen is deze werking er van occasionele tot bijna continue aard. Om deze samenwerking op lokaal niveau verder te onderbouwen met concrete beheersmaatregelen, i s het de bedoeling binnen afzienbare tijd met lokale overheden een archeologisch convenant af te slui-t e n . Een eersslui-te convenanslui-t wordslui-t bij wijze van experiment binnenkort aangegaan met de Lim-burgse gemeente Riemst.

In eerste instantie houdt een dergelijk samenwer-kingsverband veeleer een prioritaire wetenschap-pelijke en – indien nodig – logistieke ondersteu-ning vanwege het Instituut voor het A r c h e o l o g i s c h Patrimonium in. Van de betrokken gemeente wordt verwacht dat ze op basis van een door het Instituut aangemaakte archeologische waarderingskaart, binnen haar ruimtelijke bevoegdheid specifieke beheersmaatregelen treft.

Dat deze technische beheersovereenkomst echter nog geen oplossing biedt voor de archeologische beheerskosten van grootschalige bodemingrepen, ben ik mij ten zeerste bewust. Daarom heeft het Instituut voor het Archeologisch Patrimonium, voortbouwend op de besprekingen die in 1992 en 1993 in de parlementaire commissie Huisvesting en Ruimtelijke Ordening naar aanleiding van de goedkeuring van het decreet van 30 juni 1993 hou-dende bescherming van het archeologisch patrimo-nium werden gevoerd, dan ook een voorstel van decreet tot instelling van een Fonds voor het Archeologisch Patrimonium voorbereid. Vanuit dit via een heffing op bodemingrepen gespijsd A r c h e o Fonds zou het beheer van de archeologi-sche waarden in convenant-gemeenten kunnen worden gedragen. Dit voorstel is evenwel nog niet g e f i n a l i s e e r d . Het moet ook nog worden besproken binnen de Vlaamse regering. Dit kan op zijn vroegst in 1998.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

(4)het koninklijk besluit van 19 februari 1997 betreffende de beroepstitel en de kwalifica- tievereisten voor de uitoefening van het beroep van diëtist en

In 1996-1997 namen 42 PMS-centra deel aan de uitvoering van de omzendbrief, waarvan 3 gespe- cialiseerd zijn in het buitengewoon onderwijs en 4 onder meer scholen voor

I n praktijk lijkt het voor deze leerlingen moeilijk om aan een uitwisselingsprogramma mee te doen ; hoewel +18, kunnen zij geen beroep doen op Eras- musprojecten.. Welke kansen

WeLke concrete invulling van het begrip "migrant" geeft de minister als hij/zij specifieke maatregelen neemt met betrekking tot zijn/haar bevoegdheden naar deze

– Diensten die de nodige zwaarte van patholo- gie niet halen, maken onterecht gebruik van N-bedden ; er is dus een dubbel probleem : enerzijds zijn er relatief te veel bedden,

het openbaar ver- keer in bossen en wouden in het algemeen", i n zoverre ze van toepassing waren op bossen die op het grondgebied van meer dan één gewest gelegen zijn.. Dit

Binnen de VDAB zelf heeft er een wervingsac- tie plaatsgehad waarbij doelgroepen werden uit- genodigd en geïnformeerd (november 96 - janu- ari 97). Op dit ogenblik is de

De Vlaamse Gemeenschap deed in de zomer van 1996 aan de gemeenten het aanbod om via Internet een directe verbinding met de Vlaamse milieudata- bank te maken.. De Vlaamse