• No results found

30. NOV :42 CORRECTIONEEL GRIFFIE NR. 3/9 v. L

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "30. NOV :42 CORRECTIONEEL GRIFFIE NR. 3/9 v. L"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Grifflenr.: Rep. nr.: JUffl

VONNIS uitgesproken in het- gerechtsgebouw “Het Kasteel” te Tumhout op DINSDAG,

DERUG NOVEMBER TWEEDUIZEND EN TIEN, in de openbare zitting van de . i, Veertiende Kamer van de Rechtbank van eerste Aanleg van het gerechtelijk i}N

anondissemenl Tumhout. ■' vr

Alwaar zetelden:

R. HEYLEN, Enig Rechter,

S. BOOGERS, Substituut Procureux des Konings, S. VANDESANDE, Griffler.

$

In zake van het OPENBAAR MINISTERIE tegen

geboren te

BEKLAAGD VAN:

te ■

op de percelen aldaar gelegen gekadastreerd als met een (globale) oppervlakte van 47 a 40 ca, gelegen in natuurgebiedeigendom van

ingevolge akte verleden door Notaris dd. 16 oktober 2003.

Jussenl^ oktoberj003 en 24 meL2008^de fejtgn vastgesteld zjjnd_e o.m^op 05 .oktober 2006 en op 23 mei 2008

A.

BIj inbreuk op artikel 6.1.1.1° van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening,hetzij zonder voorafgaande stedenbouwkundige vergunning, hetzij in stryd met de vergunning, hetzij na verval, veraietiging verstrijken van de termljn van de vergunning, hetzij in geval van schorsing van de vergunning, hiemavermelde handelingen, zoals bepaald blj artikel 4.2.1.4° te hebben uitgevoerd, voortgezet of instandgehouden, in casu: het aanmerkelijk wjjzigen van het relief van de bodem, hetzij door de bodem aan te vullen, op te hogen, uit te graven of uit te diepen waarbij de aard of de fimctie van het terrein wijzigt;

IKInlelijk ingevolge het uitdiepen van een vijver en de ophoging van het omliggend grasland met slib en aarde met als gevolg : een verhoging van het relief met ongeveer 50 cm, en het uitvoeren van bijkomende grondwerken (vastgesteld op 23 mei 2008);

de feiten, voor zover gepleegd voor 01 September 2009 strafbaar ingevolge de artikelen 99, par.l, 146,1°- 3°, 147, 148,149 en 204 van het decreet houdende de organlsatie van de Ruimtelijke Ordening dd. 18 mei 1999.

TU66.L3.104730-06 1

(2)

30. NOV. 2010 15:42 CORRECTIONEEL GRIFFIE NR. 379 P. 3

Bij inbreuk op artikel 6.1.1.1° van de Vlaamse Codex Ruimielyke Ordening hetzy zonder voorafgaande stedenbouwkundige vergunning, hetzy in stryd met de vergunning, hetzy na verval, vernietiging verstrijken van de termijn van de vergunning, hetzy in geval van schorsing van de vergunning, hiemavermelde handelingen, zoals bepaald bij artikel 4.2.1.5°c te hebben uitgevoerd, voortgezet of instandgehouden;

in casu : het gewoonlyk gebruiken, aanleggen of inrichten van een grond voor het plaatsen van e6n of meer veiplaatsbare inrichtingen die voor bewoning kunnen worden gebiuikt zoals woonwagens, kampeerwagens, afgedankte voertuigen, tenten (buiten de gevallen zoals nader gepreciseerd in artikel 4.2.1.5°c),

namelijk ingevolge de plaatsing van een stacaravan en een gewone caravan (vastgesteld op 5 oictober 2006) en een bijkomende caravan (vastgesteld op 23 raei 2008);

de feiten, voor zover gepleegd voor 1 September 2009 strafbaar ingevolge de artikelen 99, par.l, 146,1°- 3°, 147,148,149 en 204 van het decreet houdende de organisatie van de Ruimtelijke Ordening dd. 18 mei 1999.

C.

By inbreuk op artikel 6.1.1.1° van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening hetzy zonder voorafgaande stedenbouwkundige vergunning, hetzij in stryd met de vergunning, hetzij na verval, vernietiging verstryken van de termijn van de vergunning, hetzy in geval van schprsing van de vergunning , hiemavermelde handelingen, zoals bepaald bij artikel 4.2.1.1°a) te hebben uitgevoerd, voortgezet of instandgehouden;

in casu : het verrichten van navolgend bouwwerk, met uitzondering van onderhoudswerken: het optrekken of plaatsen van een constructie;

namelijk een berging opgebouwd uit golfplaten afgedekt met pannen en het plaatsen van een diaadafsluiting en een yzeren poort;

de feiten, voor zover gepleegd voor 1 September 2009 strafbaar ingevolge de artikelen 99, par.l, 146,1°- 3°, 147, 148, 149 en 204 van het decreet houdende de organisatie van de Ruimtelijke Ordening dd. 18 mei 1999.

D.

By inbreuk op de artikelen 1, 2, 8, 13, 14, 58, 59, 60, 61 en 62 van het Decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijke milieu, en art. 47 van de Wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, en gelet op art 10 van het Besluit van de Vlaamse regering van 23 juli 1998 tot vaststelling van nadere regels ter uitvoering van het decreet, zonder voorafgaande en uitdrukkelijke schriftelijke vergunning van het college van burgemeester en schepenen, of in voorkomend geval van de Bestendige Deputatie van de provincieraad, vergunningsplichtige wljzigingen van vegetatie te hebben veixicht of te

laten verrichten, namelijk:

l. het vemietigen, beschadigen of doen afeterven van vegetatie, met uitsluiling van percelen met cultuurgewassen, met mechanische of chemische middelen (ait.l0§l,l°b), m. n. de oorspronkelljke vegetatie bestaande uit o.a. schermhavikskruid en schapezuring ingevolge de ophogingswerken sub A omschreven;

TU66.L3.104730-06 2

(3)

rooien van bosjes, het vemietigen, beschadigen of doen afeterven van vegetatie, met uitsluiting van percelen met cultuurgewassen, met mechanische of chemische middelen (art 10§l,l°,d), ingevolge de aanplanting van siergewassen en fruitbomen;

3. het wyzigen van het reliSf met inbegrip van nivellering van het microreliSf (art 10§1,1°

e), ingevolge de werkzaamheden sub A omschreveiy

De feiten thans strafbaar gesteld door artikel 16.6.1. van het Decreet van 05 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, zoals gewijzigd by Decreet van 21 december 2007 en bij Decreet van 30 april 2009.

Gezien de stukken van bet dossier.

’ Gelet op de behandeling dezer zaak ter openbare zitting van 02 november 2010.

Gehoord het Openbaar Ministerie in haar vordering.

Gehoord beklaagde in haar middelen van verdediging, vertegenwoordigd door Mr. P.

Jongbloet, advocaat te 1000 Brussel, Jan Jacobsplein 5 en gelet op de door hem neergelegde conclusies.

Beklaagde wordt vervolgd wegens inbreuk op de Vlaamse Codex Ruimtelyke ordening omdat ze zonder voorafgaandelyke vergunnmg het reliSf van haar elgendom heeft gewyzigd door het uitdiepen van een vy ver en de ophoging van het omliggend grasland met slib en aarde met als gevolg: een verhoging van het relief met ongeveer 50 cm en het uitvoeren van bykomende grondwerken, inbreuk vastgesteld op 23 mel 2008.

Beklaagde betwist deze tenlastelegging stellende dat het strafdossier geen erikel objectief element bevat waaruit kan afgeleid worden dat beklaagde door het uitspreiden van het slib afkomstig van het mimen van de vijver enige reliSfwijziging zou hebben veroorzaakt, laat staan een reliSfwyziging van 50 cm.

Evenwel blykt uit de vaststellingen van de heer t wachter van het Agentschap van Natuur en Bos dat niet alleen slib maar ook aarde uit de vijver werd gehaald. Er is derhalve niet enkele een normale slibruiming gebeurd, zoals wordt voorgehouden door beklaagde, maar tevens het verwyderen van organised maleriaal en het uitdiepen van de vy ver.

Uiteraard wordt het relief gewijzigd wanneer kwestieuze slib en aarde over het perceel wordt uitgespreid. Dat dit in casu ook werkelijk is gebeurd blykt uit de foto’s in het strafdossier.

Het komt derhalve te genoegen van recht bewezen voor dat beklaagde zich op gemelde plaats en in gemelde periode heeft plichtig gemaakt aan het haar ten laste gelegde feit A.

TU66.L3.104730*06 3

(4)

30. NOV. 2010 15:42 CORRECTIONEEL GRIFFIE NR. 379 P. 5

9

Wat betreft de tenlastelegging Bi

Beklaagde wordt vervolgd wegens de inbreuk op de Vlaamse Codex Ruimtelyke ordering en meer bepaald wegens het plaatsen van een siacaravan en een gewone caravan, vastgesteld op 05 oktober 2006 en een bijkomende caravan, vastgesteld op 23 mei 2008.

De plichligheld van beklaagde aan het haar tenlaste gelegde feit blijkt uit de objective vaststellingen in het strafdossier en woidt overigens door beklaagde nlet betwist nu beklaagde zich enkel verweert door te stellen dat te stellen dat de vergunningsplicht voor deze handelingen niet algemeen bekend is.

*

Wat betreft de tenlastelegging C;

Beklaagde wordt vervolgd wegens de wederrechtelijke oprichting en instandhoudlng van een berging opgebouwd uit golfplaten en afgedekt met pannen en het plaatsen van een draadafeluiting en een Ijzeren poort.

De plichtigheid van beklaagde aan het haar ten laste gelegde feit blijkt uit de objective vaststellingen in het strafdossier en wordt evenmin door beklaagde betwist.

Beklaagde vergist zich in conclusies waar wordt geponeerd dat ze niet vervolgd wordt voor de instandhouding van de afeluiting en yzeren poort.

Het'komt derhalve te genoegen van recht bewezen voor dat beklaagde 2ich op gemelde plaats en in gemelde periode heeft plichtig gemaakt aan het haar ten laste gelegde feit C.

Wat betreft de tenlastelegging D:

Beklaagde wordt onder de tenlastelegging D vervolgd wegens:

1. het vemietigen, beschadigen of doen afsterven van de bestaande vegetatie

Beklaagde betwist deze tenlastelegging stellende dat het strafdossier geen enkel bewys bevat waaruit blijkt dat * schermhavfltskruid’ en ‘ schapezuring’ voor het ruimen van de vijver op het perceel aanwezig zouden zyn geweest, noch enig element waaiuit naar voor komt dat dit gewas nu niet meer aanwezig zou zyn, hiervoor verwyzend naar de vaststelling van de natuurwachter die stelt dat nog maar twee planten schermhavikskruid konden gevonden worden.

Uit de objectieve vaststellingen van een recent terreinbezoek blijkt evenwel dat de oorspronkelijke vegetatie (van bet schralere type) praktisch volledig verdwenen is en het terrein ondertussen werd ingezaaid met gras, zoals overigens blijkt uit de voorgebrachte fbto’s.

Overigens erkent beklaagde in conclusies dat vijverslib over de rest van het terrain werd verspreid en dat dit inert materiaal erg vruchtbaar is voor het omliggend terrain. In tegenstelling met het verweer van beklaagde dat het uitspreiden van dit slib geen enkel negatief effect heeft op de bestaande vegetatie, blijkt dat de voorheen bestaande schrale bodem werd omgevormd in een ander soort vegetatie.

TU66.L3.104730*06 4

(5)

vegetaties van het schralere type verdwljnen, hetgeen overigens impliciet wordt toegegeven door beklaagde.

2. het aanplanlen van siergewassen enfruttbomen

Beklaagde kan niet emstig volharden in zijn verweer dat door de aanplanting van siergewassen en fruitbomen de aanwezige vegetatie niet gewijzigd werd.

Immers haar perceel is gelegen in natuurgebied, waar uiteraard siergewassen en fruitbomen vreemd zijn aan de vegetatie van dit gebied.

3. het wijzigen van het relief met ihbegrip van het microreliif

Zoals hoger uiteengezet onder tenlastelegging A wordt de wyziging van het relief wel degelyk bewezen geacbl.

Straftocmetine:

De bewezen verklaarde feiten A, B, C, D 1 tem 3 vermengen zich in hoofde van beklaagde wegens eenheid van misdadig opzet zodat- overeenkomstig artikel 65,1° van het Strafwetboek, slechts e6n straf, de zwaarste dient uitgesproken.

Bij de bepaling der strafinaat in hoofde van beklaagde wordt rekening gehouden met de concrete aard der feiten, doch tevens met het smetteloos strafverleden van beklaagde.

»

Gelet op de aaxd der feiten is er geen reden om beklaagde het voordeel van de opschorting van de uitspiaak van de veroordeling toe te kennen nu een principle geldboete geenszins de sociale reintegratie van beklaagde in de weg staat.

Wat betreft de herstelvordering:

By herstelvordering dd. 30 juni 2008 vordert de stedenbouwkundig inspecteur:

- het verwijderen van alle caravans op het perceel

- het slopen van de berging opgebouwd uit golfplaten en dakpannen, - de uit de vijver gehaalde grond ca 65 m3 opnieuw in de vyver brengen.

- het verwijderen van alle op het perceel aanwezige materiaal.

- het verwijderen van de draadafsluiting en de pooit.

- de volledige outrunning van het perceel.

onder verbeurde van een dwangsom van 150,00€ per dag vertraging ingeval van nirt- uitvoering binnen de bij huidig vonnis gestelde termyn

Deze vordering werd voor advies voorgelegd aan de Hoge Raad voor het Herstelbeleid.

By beslissing dd. 14 juli 2008 verleent de Hoge Raad voor het Herstelbeleid een eensluidend advies en gaat akkoord met de aard van de door de stedenbouwkundig inspecteur gevorderde herstelmaalregelen.

Het advies beperkt zich tot de herstelmaatregelen en doet geen uitspraak over de toepassing van de dwangsom.

TU66.L3.104730-06 5

(6)

30. NOV. 2010 15:43 CORRECTIONEEL GRIFFIE NR. 379 P. 7

Beklaagde poneert in condusies dat de voorgestelde maatregel volstrekt disproportioneel is ten opzichte van het ennee beoogde doel.

Evenwel sluit de Hoge Raad voor het Herstelbeleid zich aan blj de vorderende overheid die erop wijst dat:

- het goed gelegen is in natuurgebied dat noordelyk overgaat in agrarisch gebied.

- dat de omgeving gekenmerkt wordt door een bosrijke orageving.

De vorderende overheid maakt de volgende analyse van de ruimtelijke impact van de geviseerde werken, handelingen of wijzigingen en de concrete omgevingshinder van de inbreuken.

De vorderende overheid doet gelden dat:

- de inrichting van kwestieus perceel, bestaande uit oude caravans, een berging opgebouwd uit golfplaten en dakpannen, alsook de aanwezigheid van allerhande materialen een opvallend en uiterst storend gegeven vormt.

- een dergelyke perceelsinvulling in dit bosrijke natuurgebied kan niet worden gedoogd.

- de inrichting van het terrein alsook de huidige realisatie van de constructies bieden geen enkele aanvaardbare perceelsinvulling.

- de vferschillende voorzieningen op het perceel her en der verspreid vormen een wanordelyk geheel

- de berging is opgetrokken uit minderwaardige materialen waaronder golfplaten als dakbedekking en wanden opgebouwd uit dakpannen en houtenplanken.

- de op het terrein gestapelde materialen versterken de aanwezige wanorde.

%

De Hoge Raad voor het Herstelbeleid motiveert dat deze analyse voldoende steun vindt in de elementen van het dossier, stelt vast dat de bestaande toestand 2lch niet laat verzoenen met de planologische ontwikkelingsperspectieven die in het gemeentelyk ruimtelijk

structuurplan worden vooropgesteld.

Bovendien wordt de zone waarin de inbreuken gesitueerd zajn aangeduid als ‘ natuurlijk zwaartepunt’ in de vallei van de i, alwaar het behoud van de natuurfunctie centraal staat.

De rechtbank sluit zich aan bij het advies van de Hoge Raad voor het Herstelbeleid en is van oordeel dat de herstelvordering van de stedenbouwkundig inspecteur gesteund is op objectieve motieven en gevorderd werd uitsluitend met het oog op de goede ruimtelyke ordening.

De vordering dient dan ook ontvankelyk en gegrond verklaard.

Nu beklaagde reeds na de eerste vaststellingen in 2006 kans kreeg ora te regulariseren doch sinds de herstelvordeing dd. juni 2008 hiertoe geen enkel initiatief nam, wordt de gevorderde dwangsom ingewilligd.

TU66. L3.104730-06 6

(7)

Stiafeaken; art. 2/2°. 38. 40. 65. van het Strafwetboek; art. 1 van de wet van 5 maart 1952, gewijzigd bij wet van 24 december 1993; ait. 91 tweede lid van het K.B. 28 december 1950; ait. 2.11.12.14. 31. 32. 34. 35. 36. 37. en 41. der wet van 15 juni 1935;

art. 28 en 29 van de wet van 1 augustusl985, gewijzigd by de wet van 24 december 1993;

art. 58 § 1 van het K.B. Van 18 december 1986; ait. 2, 3 en 4 van de wet van 26 juni 2000;

OM DEZE REDENEN, en bij toepassing van artikel 6.1.1.10 van de Vlaamse Codex Ruimtelyke Ordening, de feiten, voor zover gepleegd voor 01 September 2009 strafbaar ingevolge de artikelen 99, par.l, 146,1°- 3°, 147, 148, 149 en 204 van het decreet houdende de organisatie van de Ruimtelijke Ordening dd. 18 mei 1999, aitikelen 1, 2, 8, 13, 14, 58, 59, 60, 61 en 62 van het Decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijke milieu, en art. 47 van de Wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, de feiten thans strafbaar gesteld door artikel 16.6.1. van het Decreet van 05 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, zoals gewijzigd bij Decreet van 21 december 2007 en bij Decreet van 30 april 2009.

DE RECHTBAm, vonnissende op TEGENSPRAAK.

Bestraffing:

Verklaart de aan beklaagde ten laste gelegde feiten A, B, C, Dl, D2 en D3 bewezen.

Veroordeelt beklaagde wegens de haar ten laste gelegde feiten A, B, C, Dl, D2 en D3 tot een geldboete van VLTFHONDERD EURO.

Zegt voor recht dat voormelde geldboete wordt verhoogd met 45 opdeciemen en gebracht wordt op TWEEDUIZENDZEVENHONDERDVTJFnG EURO.

Boete vervangbaar by gebrek aan betaling binnen de wettelyke termijn door een gevangenisstraf van drie maanden.

En aangezien beklaagde nog geen veroordeling opgelopen heeft tot een criminele of een correctionele straf van meer dan twaalf maanden gevangenisstraf en een maatregel van genadigheid van aard is om haar verbetering te doen hopen;

Gezien art. 8 van de wet van 29 juni 1964, gewijzigd door de wet van 10 februari 1994 en 22 maart 1999;

Verleent gewoon uitstel van uitvoering voor een termijn van drie jaar voor een gedeelte van 200,006, verhoogd met 45 opdeciemen en komende op 1.100,006, vervangbaar by gebrek aan betaling door een gevangenisstraf van 6en maand.

Verwijst beklaagde tot de kosten van het proces, belopende in het geheel en tot op heden:

27,81 EURO.

Verwijst beklaagde, ingevolge artikel 91 tweede lid, K.B. 28 december 1950, tot betaling van een vergoeding van VIJFENTWtNTlG EURO.

TU66.L3.104730-06 7

(8)

30. NOV. 2010 15:43 CORRECTIONEEL GRIFFIE NR. 379 P. 9

Verwyst beklaagde bovendien, blj wijze van bijdrage tot de financiering van het bijzonder fbnds tot Hulp aan de Slachtoffers van opzettelyke gewelddaden en aan de occasioned redders, tot betaling van een bedrag van VIJFENTWINTIG EURO verhoogd met 45 opdeciemen en gebracht op HONDERD ZEVENENDERTIG EURO VUFTIG CENT.

Rechtdoende op de hersteWordering:

Verkaart de herstelvordering dd. 30 juni 2008 ontvankelyk en gegrond.

Veroordeelt beklaagde overeenkomstig 149§1 DRO om blnnen het jaar na het in kracht van gewysde treden van huidig vonnis over te gaan tot herstel van de

plaats in de oorspronkelijke staai door.

- het verwijderen van alle caravans op het perceel.

- het slopen van de berging opgebouwd uit golfplaten en dakpannen- - de uit de vijver gehaalde grond ca 65 m3 opnieuw in de vijver brengen.

- het verwijderen van alle op het perceel aanwezige materiaal.

- het verwijderen van de draadafsluiting en de poort - de volledige ontruiming van het perceel.

Machtigt de stedenbouwkundig inspecteur ingeval huidig vonnis niet binnen voormelde termyn ten uitvoer wordt gebracht, daarin te voorzien op kosten van beklaagde.

Zegt dat de overheid die het vonnis uitvoert, gerechtigd is om de materialen en voorwerpen afkomstig van de afbraak, te verkopen, vervoeren en te verwijderen.

Zegt dat de overtreders die in gebreke blijven, veiplicht is alle uitvoeringskosten, verminderd met de opbrengst van de verkoop der materialen en voorwerpen, te vergoeden op veitoon van een staat opgesteld door de overheid die het vonnis uitvoert, of begroot en uitvoerbaar verklaard door de Beslagrechter in de Burgerlijke Rechtbank.

Veroordeelt beklaagde tot een dwangsom van 150,00€ per dag vertraging in geval van niet-uitvoering van het vonnis binnen de gestelde termyn.

TU66.L3.104730-06 8

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

bij inbreuk op artikel 6.1.1.1° van de Vlaamse Codex Rnimtelijke Ordening hetzij zonder voorafgaande stedenbouwkundige vergunning, het 2 ij in strijd met.de vergunning, hetzij

(E) In toepassing van artikel 4.1.18 van het decreet grond- en pandenbeleid dat bepaalt dat de bouwheer de uitvoering van de sociale last kan verleggen naar andere terreinen en

Het onroerend goed is verdeeld, zonder dat een verkavelingsvergunning werd verleend Voor zover bekend kan op het onroerend goed op basis van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening

rPAGE 01-00001736192-0004-0019-01-□1-~.. Hetzij zonder voorafgaande stedenbouwkundige vergunning, hetzij in strijd met de vergunning, hetzij na verval, vernietiging of het

Hoewel sommige gendertoelichtingen voor categorie 3 goed opgemaakt zijn, zouden anderen duidelijker kunnen vermelden op welke wijze er rekening gehouden zal worden met

De architect belast met de controle van de uitvoering van de werken en hun conformiteit met de stedenbouwkundige vergunning alsook met de geldende reglementering is : □

Indien het beroep niet wordt ingesteld door de aanvrager van de vergunning, de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar of een adviserende instantie, vermeld in

Indien het beroep niet wordt ingesteld door de aanvrager van de vergunning, de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar of een adviserende instantie, vermeld in