• No results found

HOE MAAK IK EEN WERKSTUK?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "HOE MAAK IK EEN WERKSTUK?"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

HOE MAAK IK WERKSTUK? EEN

G R O E P 6

Juf Alexandra, juf Petra, meester Urbian

(2)

Hoe maak ik in groep 6 een werkstuk?

Jij gaat de komende weken thuis een werkstuk maken. Een werkstuk is een lange weettekst. Het wordt geschreven om iemand iets te leren of te laten weten.

Net als in een weettekst heeft een werkstuk ook één onderwerp voor de hele tekst. De hele tekst is verdeeld in hoofdstukken.

Je maakt een werkstuk over een zelf te kiezen onderwerp. Je kiest een onderwerp dat jij interessant vindt en waar jij meer over te weten wilt komen.

Je werkstuk heeft hetzelfde onderwerp als je spreekbeurt. Wij hebben helaas nog lang niet van iedereen een onderwerp doorgekregen. Geef dit zo snel mogelijk door via socialschools of via de groepsapp (zie stap 1).

Lees in dit boekje maar goed hoe jij helemaal zelf een werkstuk kan maken!

Lees dit boekje thuis ook goed door met je ouders. Het zou natuurlijk erg fijn zijn als zij jou een beetje willen helpen! Jouw werkstuk lever je uiterlijk in op 12 maart.

Heel erg veel succes en veel plezier met het schrijven van jouw eigen werkstuk!

(3)

2 Inhoudsopgave

Stappenplan

Stap 1: Kies een onderwerp blz3

Stap 2: Schrijf de inleiding blz3

Stap 3: Verzamel informatie over jouw onderwerp blz3

Stap 4: Het maken en typen van je werkstuk blz4,5

Stap 5: Controleer je werkstuk blz5

Stap 6: Maak je werkstuk mooi blz5

Stap 7: Lever je werkstuk in blz6

De beoordeling blz7

Voorbeeld hoofdstukkenblad blz8

(4)

Stappenplan

Stap 1 Kies een onderwerp

Kies een onderwerp dat jij interessant vindt. Een onderwerp waar je nog maar weinig of niets over weet. Kies een onderwerp waar je voldoende informatie over kunt vinden. Geef je onderwerp door aan juffen en/of meester via socialschools of via de whatsapp groep. Uiterlijk 5 januari heb je aan ons je onderwerp doorgegeven.

Stap 2 Schrijf de inleiding.

In de inleiding staat het volgende:

- Waar gaat het werkstuk over?

- Waarom heb je dit onderwerp gekozen?

- Wat wil je leren?

- Hoe wil je dat gaan leren?

Je inleiding moet in ieder geval 10 regels zijn.

Stap 3 Verzamel informatie over jouw onderwerp

a. Zoek informatiebronnen

Je hebt een onderwerp gekozen, waar je meer over te weten wilt komen.

Hiervoor heb je informatie nodig, zodat je een werkstuk kunt maken.

Dingen waar je informatie uit haalt noemen we bronnen.

Het zijn boeken, films, websites, artikelen enz. die je gebruikt bij het maken van je werkstuk. Je kunt informatie op vele manieren krijgen:

- Zoek in de bibliotheek boeken over je onderwerp.

- Zoek op internet naar informatie en plaatjes.

- Vraag iemand die veel over je onderwerp weet om informatie.

- Verzamel tijdschriften, krantenartikelen, foto’s en voorwerpen die iets met je onderwerp te maken hebben.

b. Een woordweb maken

Voor het bedenken van je hoofdstukken maak je een woordweb.

Hiervoor gebruik je een leeg blad. Schrijf je onderwerp in het midden.

Daaromheen schrijf je alle woorden die iets te maken hebben met dit onderwerp.

Donderdag 7 januari geeft juf Petra een les via Google Meets over hoe je een woordweb kunt maken.

Dit woordweb lever je uiterlijk vrijdag 8 januari in. Dit doe je door middel van het maken van een foto en deze te delen via socialschools aan jouw eigen mentor.

Bedenk in ieder geval vijf hoofdstukken waar jij iets over gaat schrijven. Bij het bedenken van de hoofdstukken kun je gebruik maken van het hoofdstukkenblad. Zie voorbeeld achter in dit boekje (pagina 8). Schrijf de hoofdstukken op en laat dit controleren door je juffen en/of meester.

Lever dit uiterlijk vrijdag 15 januari in. Daarna kan je verder met de volgende stap.

c. Belangrijke woorden opschrijven.

Lees telkens een stukje tekst van de boekjes of het internet die je gevonden hebt. (niet meer dan één bladzijde) en schrijf de belangrijkste woorden op bij het goede hoofdstuk. Woorden die je niet begrijpt zoek je op en probeer je in je eigen woorden uit te leggen. Ga zo door tot je genoeg informatie hebt.

(5)

4 Stap 4 Het maken en typen van je werkstuk

Je maakt je werkstuk op de computer in Word of in documenten op je chromebook.

A. Blz. 0: Voorkant

1. Bovenaan: de titel van je werkstuk. De titel kan je bijvoorbeeld met WordArt maken.

Je maakt de voorkant zo mooi mogelijk!

2. Afbeelding over je onderwerp.

3. Onderaan: je naam, je groep én de inleverdatum.

B. Blz. 1: Inleiding

1. Typ op de bovenste regel met lettertype 14: Inleiding 2. Sla 2 regels over.

3. Vertel in het kort wat je in je werkstuk gaat vertellen

(vertel over ieder hoofdstuk het belangrijkste in 1 zin) en waarom je voor dit onderwerp hebt gekozen.

4. Typ je voorwoord in lettertype 12 (minimaal 10 regels) (zie stap 2) B. Blz. 2: Inhoudsopgave

1. Typ op de bovenste regel met grootte 14: Inhoudsopgave 2. Sla 2 regels over.

3. Typ in lettergrootte 12 onder elkaar de titels van al jouw hoofdstukken en zet erachter op welke bladzijde elk hoofdstuk begint. Na elke titel van een hoofdstuk één regel overslaan.

C. Blz. 4: Hoofdstuk 1

1. Typ op de bovenste regel de titel van het hoofdstuk met lettergrootte 14. Bijv. De inwoners van Amerika.

2. Sla 2 regels over en schrijf dan het hoofdstuk in lettergrootte 12.

3. Elk hoofdstuk moet in ieder geval 1 A-4tje groot zijn (lettertype 12). De tekst moet minstens een halve pagina groot zijn.

4. Op de andere helft van de pagina kun je plaatjes plaatsen/plakken.

Er mogen ongeveer 2 plaatjes op een pagina staan. Natuurlijk mogen de hoofdstukken groter zijn.

Ook kun je tussendoor plaatjes naast de tekst plaatsen/plakken.

Tips:

- Gebruik niet te vaak hetzelfde woord.

- Lees elke zin goed na en controleer deze op spelfouten.

- Denk aan punten, komma’s enz. (leestekens).

- Denk aan hoofdletters.

- Maak de zinnen niet te lang.

- Gebruik alleen woorden, die je zelf begrijpt. Dus geen boekentaal of teksten van internet.

ALLES IN JE EIGEN WOORDEN!

Dit kun je als volgt doen:

1. De tekst die je gebruikt ga je lezen.

2. Je legt het boekje of klikt de website weg.

3. Je vertelt in je eigen woorden het belangrijkste uit dat stukje.

4. Als je daarmee klaar bent, kijk je nog eens naar de tekst en kijk je of je niets bent vergeten. Ben je iets vergeten? Dan herhaal je stap 2, 3 en 4

- Gebruik steeds HETZELFDE LETTERTYPE

MAAK ZÓ ALLE HOOFDSTUKKEN!! Je maakt in ieder geval vijf hoofdstukken!

(6)

F. Blz.??: Nawoord

1. Typ op de bovenste regel met lettertype 14: Nawoord 2. Sla 2 regels over.

3. Je schrijft een slotwoord in lettergrootte 12.

Hierin kan je schrijven over:

- Wat heb je geleerd?

- Hoe heb je dit geleerd?

- Wat voor extra’s heb je geleerd?

- Ben je trots op je werkstuk en waarom?

- Welke moeilijkheden kwam je bij het maken tegen? - Wat zou je misschien de volgende keer anders doe? - Wat vond jij ervan om het te maken?

E. Blz.??: Literatuurlijst

Dit is een lijst van boeken + de schrijver en internetadressen waar je de informatie gevonden hebt. (dus niet google aangeven, maar de website waar je het echt vandaan hebt)

- Typ op de bovenste regel met lettergrootte 14: Literatuurlijst.

- Sla 2 regels over.

- Typ alle titels van boeken, films, websites, artikelen enz. die je hebt gebruikt bij het maken van je werkstuk netjes onder elkaar.

- Typ rechts ernaast, ook recht onder elkaar de namen van de namen van de schrijvers.

Stap 5: Controleer je werkstuk!!!

Controleer jouw werkstuk. Ben je niets vergeten? Staan er geen schrijffouten in? Is de volgorde logisch? Laat het werkstuk voor de zekerheid aan iemand anders lezen. Het kan best zijn dat je iets belangrijks vergeten bent.

Verander zo nodig nog wat aan de inhoud of de volgorde.

Stap 6: Maak je werkstuk mooi.

Verzorging

- Gebruik in je werkstuk steeds hetzelfde lettertype. Je mag kiezen uit lettertype: Arial, Times New Roman of Verdana.

- De lettergrootte is:

- Bij de titels van de hoofdstukken: lettergrootte 14, vet gedrukt en/of onderstreept.

- Bij de gewone tekst: lettergrootte 12; maak belangrijke woorden vet of schuin gedrukt.

- Sla een regel over als er in je hoofdstuk een nieuw stukje (alinea) begint.

- Werk ruim (witruimtes), zodat het er verzorgt uitziet.

- Begin elk nieuw hoofdstuk op een nieuw blad.

- Zorg dat je, als je niet genoeg ruimte hebt voor een alinea, niet de alinea afbreekt, maar dat je op een nieuwe pagina begint.

- De bladzijdennummering komt onderaan in het midden van de bladzijde. Dit mag ook heel netjes geschreven worden.

Afbeeldingen

- Foto’s, plaatjes, tekeningen via kopiëren en plakken in je werkstuk plaatsen.

Tips:

- De plaatjes moeten passen bij wat je hebt geschreven.

- Typ bij elk plaatje een bijschrift.

- Maak het niet te druk (dan wordt het rommelig).

- Zorg voor minstens 6 plaatjes.

(7)

6 Stap 7: Lever je werkstuk in

Maak een mooi boekje van je werkstuk. Dit kan met behulp van een mapje, nietjes, een touwtje, een snelhechter of een ringbandje.

Stappenplan: Wanneer moet wat af?

Stap 1: Onderwerp doorgeven: uiterlijk 5 januari via de groepsapp of via socialschools.

Stap 3b: - Het maken van je woordweb lever je uiterlijk 9 januari in via socialschools.

- Je hoofdstukkenblad lever je uiterlijk 15 januari in via socialschool.

Hierna kan je aan de gang met stap 2 en stap 3a + 3c. Deze mag je laten zien als je hier graag feedback op wilt ontvangen van je juffen en/of meester.

Stap 4: Tijdens het schrijven van je werkstuk zijn je juffen en meester aanwezig om je te helpen met vragen en/of je verder te helpen. Je maakt eerst een klasversie. Bij de kladversie gaat het vooral om het schrijven van je teksten, niet om de vormgeving. Je klasversie lever je uiterlijk 12 februari in. Dat is je inleiding en je 5 (of meer) hoofdstukken die je gaat behandelen in je werkstuk. Wij zullen dit dan gaan doornemen en je eventueel tips en tops geven om je werkstuk nog beter te maken. Deze ontvang je van ons dan uiterlijk 19 februari.

Je eindversie (dus ook stap 5 en stap 6) lever je uiterlijk 12 maart in.

Vanaf 12 april starten we met de spreekbeurten.

Jullie krijgen, zodra we weer met zijn allen in de klas zitten, een instructie over het maken van je spreekbeurt.

(8)

De beoordeling

Bij de beoordeling van je werkstuk maken wij gebruik van het volgende formulier:

Onderdeel informatieverwerking Onvol.

0% Matig 30% Vold.

60% Goed

80% Zeer goed 100%

Duidelijke, mooie voorpagina waarop duidelijk wordt wat het onderwerp van je werkstuk is.

De informatie is gemakkelijk op te zoeken door een duidelijke inhoudsopgave.

In het voorwoord staat duidelijk waarom je voor dit onderwerp hebt gekozen en wat de lezer kan verwachten in je werkstuk.

Je hebt de informatie logisch verdeeld in hoofdstukken

In je nawoord vertel je duidelijk hoe het maken van het werkstuk is gegaan, wat je er van vond om te maken en wat je ervan geleerd hebt.

Je gebruikt afbeeldingen die de tekst ondersteunen en uit de tekst wordt duidelijk wat de afbeelding met het onderwerp te maken heeft.

In je werkstuk vertel je duidelijk over het door jouw gekozen onderwerp.

Je werkstuk is keurig vormgegeven. De informatie wordt netjes gepresenteerd.

Je hebt je bronnen correct gebruikt en opgeschreven.

De teksten zijn je eigen teksten, samengesteld uit je informatie.

Je gebruikt goede zinnen.

De spelling van de woorden is goed.

De lay-out van een bladzijde is mooi verzorgd.

De tekst in de hoofdstukken is logisch verdeeld in alinea’s en/of paragrafen.

Moeilijke woorden leg je uit.

Opmerking:

Je kan maximaal 150 punten halen (dan haal je in elk vakje 100%). Deze delen we door 15 om je eindcijfer te bepalen.

.

(9)

8 HOOFDSTUKKENBLAD VOORBEELD “LANDEN”

Dit is een voorbeeld van hoofdstukken die je kunt gebruiken voor jouw werkstuk. Als voorbeeld hebben we voor landen gekozen.

1. Kaartgegevens

Waar ligt het land? Hoe groot is het? Hoeveel inwoners heeft het? Hoe ziet de vlag eruit?

2. Landschap

Hoe ziet het landschap eruit?

3. Klimaat

Hoe is het klimaat? Wat is de temperatuur? Wind? Regen? Sneeuw?

4. Middelen van bestaan.

Waar leven de meeste inwoners van? Wat voor werk hebben ze? Waar verdienen ze hun geld mee? Met welke munt betalen ze?

5. Toerisme

Wat is er allemaal te zien? Wat bezoeken de toeristen?

6. Staatsvorm

Hoe wordt het land geregeerd? Wie is er de baas? Hoe heet de koning of de koningin? Is het een republiek? Wie is de president?

7. Levenswijze

Hoe wonen en leven de mensen er? Wat eten ze? Welke taal spreken ze?

8. Extra informatie.

Is er nog andere belangrijke informatie over het land? Of heb je misschien leuke weetjes?

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

“Het is hoog tijd dat meer mensen weten wat voor een vreselijke ziekte ALS is”, stelt echtgenote Rosita Swerts.. Met een televisiespotje op Eén en gigantische affiches langs de

We hebben 4 groepen: passief door water overgedragen ziekten(tyfus, cholera, diarree), ziekten veroorzaakt door water in de buurt(malaria, gele koorts), ziekten die ontstaan door

Een blind kind neemt een speelgoedauto in zijn handen en betast het. Schrijf de namen bij

Toch vinden wij dat het menselijke aspect in deze kwestie de overhand heeft, wie of wat het leven ook heeft geschapen en wie of wat het leven mag beëindigen. Er blijft een vraag in

In de 19e eeuw werd in steeds meer landen de doodstraf afgeschaft of werd alleen moord aangemerkt als misdrijf waarop de doodstraf stond.. Er werden ook steeds meer

En ook waren de mensen niet bereid weer te staken, omdat de eerste staking geen tastbare resultaten had opgeleverd: de joden werden gewoon naar het concentratiekamp gebracht?.

Wanneer deze methodegebonden toetsen alleen, zonder andere bronnen, gebruikt worden voor een rapportwaardering, dan wordt dit middel, lettend op het doel, oneigenlijk toegepast..

Al snel kwamen we erachter dat niet één systeem als effectief te benoemen was, maar dat het vooral gaat om een combinatie van methoden die aan- slaat; de ene keer is dat heet