• No results found

J.W. Lustig, Vervolg van het musikaels tydverdryf · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "J.W. Lustig, Vervolg van het musikaels tydverdryf · dbnl"

Copied!
38
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

J.W. Lustig

bron

J.W. Lustig, Vervolg van het musikaels tydverdryf. A. Olofson, Amsterdam 1752

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/lust004verv01_01/colofon.php

© 2011 dbnl

(2)

Vervolg van 't Musicaels Tydverdryf.

Eerste Stukje.

Andromaché aan Hektor.

O onuitspreeklyk hartenwee! Verlaat gy Uw Andromaché?

Verlaat ge uw kind, Verlaat ge uw kind, Door U zo teer bemind?

Gy vreest van uw geslacht te ontaarden; Gy tart de snêe der Griekse zwaarden, En ach! gy laat in vrees en rouw, Uw kind en uw bedrukte vrouw.

J.W. Lustig, Vervolg van het musikaels tydverdryf

(3)

Deidamia aan Achilles.

'k Beken, gy mint my, groote held! Gy hebt my dikwerf blyk gegeven, Hoe ik staa in uw ziel geschreven; Tets is er echter dat my kwelt, En myn vergnoegen paalen stelt. Gy dekt uw' leden met vrou - wen kleeden; Maar ach! gy zyt van godlyk bloed; Gy zyt met Leeuwen - merg ge - voedt, En van een on - .. - verschrok - ken moed.

2

Het noodlot spelde, dat de wal Van Trooye zou door U bezwyken;

Ulis zoekt U door alle ryken, 'k Vrees; dat de eerzugt, tot myn val Uw min tot my verdooven zal.

't Gebriesch der paarden, 't Geknars der zwaarden,

'k Vrees alles; maar ik zweer U, dat Indien ik minder liefde had, My ook een minder vrees bezat.

(4)

Achilles tot Deidamia.

Heb geen vrees, myn uitver - kooren! Eer van seyros en't heelal!

'k Ben voor uwe min gebooren, Die my steeds be - koo - ren zal.

Ik ben door uw min ge - van - gen, Droog de traanen van uw' wangen, Die my al te dierbaar zyn. Wil niet vreezen,

'k Zal steeds weezen Die om uwe liefde kwyn.

2

't Noodlot spell' den val dier stede;

't spell' myn dood door Hektors hand;

'k Ben in uwe min te vrede,

Voed, ei voed deez' mynen brand.

Laat Vlis door alle hoeken Van de wereld my vry zoeken;

Dat het vrouwenkleed my dekk;' Laat zyn oogen Zyn bedrogen, Dat geen vrees zyn aandagt wekk.

J.W. Lustig, Vervolg van het musikaels tydverdryf

(5)

Minneklagt.

Dat ieder myne liefde doeme, Dat elk de pooging die ik doe, Vermetelheid, ja erger, noemen.

Ik volg myn loop, schoon droef te moe. Ik denk ook nooit de kroon te winnen, Maar als de liefde 't har te raakt, Dan moet men tegen dank be - minnen, Dewyl de ziel in vlam - .. - - .. men blaakt.

2

Myn noodlot dwong myn ziel te buigen Voor myn bevallige Klimeen;

Dog 'k derf slegts aan my zelf betuigen, Dat zy door my wordt aangebeen.

Wyl ik nooit weermin zal verwerven, Wordt myne smart in 't hart versmoort.

Want ik verkies veeleer te sterven, Dan dat myn schoone wierd verstoort.

(6)

Raad aan de Juffers.

Als men eenmaal d'oogen slaat, Op al de geschapen dingen, En hun beurtverwisselingen, Alles komt en alles gaat, Alles komt en alles gaat.

't Bosch strooit zyne bladers nêer, En 't staat vol van dorre boomen; Doch naauw is de lent gekomen, Of het krygt zyn' groente weer, Of het krygt zyn groente wêer.

2

Doch het schoon 't geen 't Godendom Gaf aan jonge herderinnen, Die de jonge knaapen minnen, Eens vergaan, keert nooit weerom.

Frische jeugd, en schoon vergaat;

Elpen voorhoofd, blonde haaren Zwichten eind'lyk voor de jaaren,

En dan is 't berouw te laat.

3

Fiere meisjes, die uw jeugd

Laat voorby - gaan zonder minnen, Laat de reden U verwinnen, Mint, terwyl gy minnen meugt.

Zet uw fierheid aan een kant;

Laat in tyds de vrugten plukken, Wilt tog voor de liefde bukken,

Kiest, die om uw schoonheid brandt.

J.W. Lustig, Vervolg van het musikaels tydverdryf

(7)

Tweespraak over den

Eenzaam leven is myn zin, 't Huwen kan my niet bekooren, 'k Leef gelyk een priesterin; 'k Voed myn ziel met hemels - min.

'k Myd wat rust kan stooren. 't Huwen kan my niet bekooren.

2

Ja, wel zeker, 'k ben niet mis;

Vryheid kroont met vreugd myn daagen.

Hartzeer en bekommernis, Die aan d' egt verbonden is,

Kan my niet behaagen.

Vryheid kroont met vreugd myn daagen.

3

Dit gaat my in 't minst niet aan;

'k Zorg maar waar dat ik zal blyven.

Om den regten weg te gaan, En in 's hemels gunst te staan,

Laat ik alles dryven.

'k Zorg maar waar dat ik zal blyven.

4

Al uw praat behaagt my niet, Gy zoekt my maar te verleiden.

's Weerelds vreugde baart verdriet;

Maar die op den hemel ziet Moet van wellust scheiden.

Gy zoekt my maar te verleiden.

(8)

'k Ben al lang genoeg gesust;

Niemand van ons zal het winnen.

Laat ze trouwen, die het lust;

Ik voor my zoek waare rust;

Elk moet zig bezinnen.

Niemand van ons zal het winnen.

J.W. Lustig, Vervolg van het musikaels tydverdryf

(9)

Huwelycken - staat.

Zoete susje, wat een praat. Hebt gy U wel regt be - zonnen? Eenzaam leven is niet kwaad, eenzaam leven is niet kwaad; maar een welgehuwde staat Overtreft de nonnen. Hebt gy U wel regt bezonnen? hebt gy U wel regt bezonnen?

2

Zoete susje, denkt eens regt Hoe gy eertyds kwamt in weezen.

Deed uw moeder dan zo slegt, Dat 's uw vader nam ten egt?

Gaat tog uit 't natuurboek leezen Hoe gy eertyds kwamt in weezen.

3

Zoete susje, word tog wys;

't Is nog tyd U te bedenken.

Kwam niet God in 't paradeis, Tot zyn eigen lof en prys,

Adam, Eva schenken?

't Is nog tyd U te bedenken

4

Is de hemel dan alleen

Voor de meisjes die nooit trouwen?

Waar wil zulk een dwaasheid heen!

Zoete susje, is er een Hemel zonder vrouwen,

Voor de meisjes die nooit trouwen.

(10)

Spilt dan, Susjes, uwe jeugd;

Trouwen is ons grootst behaagen.

Niemand leeft in meerder vreugd, Dan die standvast, met geneugt,

't Huwlyks juk gaan draagen.

Trouwen is ons grootst behaagen.

J.W. Lustig, Vervolg van het musikaels tydverdryf

(11)

De kracht der Min.

Zeg, wie kan de min ont - vlugten, Welker toorts het al ontsteekt,

En op 't onvoor - zienst' zig wreekt? Venus - zoon juicht om ons zug - - ten;

Deze blinde bengel lacht Om het steenen en het klaagen,

't Kain aan deezen guit behaa - gen. Wie is 't die zig voor hem wacht?

2

Hy bedekt zig in de kleeden Van hoogachting, in 't begin, Maar verkeert terstond in min, Dan weet hy ons t' overreeden.

Eer men 't weet, ja, eer men 't peinst, Vangt hy ons in zyne netten,

Die hy los weet uit te zetten, Wyl hy zynen naam ontveinst.

(12)

Gedachten.

Toen Orfeus zyne konst deed hooren, Getuigt men, dat het domme vee, Zig door die klanken liet bekooren, De fiere Leeuw was zelf gedwee.

Hy zag d' aller - domste dieren, By en om zig heenen zwieren, Vil en ezel prees het lied, Zelfs het Varken knor - de niet.

2

Ik wil dat spreukje graag gelooven:

Want die deez daagen speelt of digt, Belooft zig Orfeus te verdooven,

En houdt zig voor een wonder-licht.

Varkens, uilen, Midas - zoonen, Tragten zulk een kruk te kroonen:

Dus ziet elk, wie heden zingt, Steeds door snorkers zig omringd.

J.W. Lustig, Vervolg van het musikaels tydverdryf

(13)

Op de verfoeide Haat

Des menschen hart voor lang bedorven, Vermits er haat zyn woonplaats gaf. Voor liefde, by hun als verstorven, Zo daalt hy met de haat in 't graf. Als my de menschen zelf verjagen. Dat of ik hun doe ongelyk, En of zy daar al over klagen, Hun gunst die toont my weder blyk.

2

Als ik myn zetel maar houd onder d Eerwaarde Geestelyken stoet Hun gunst is voor de haat (byzonder

Het grootste deel) is 't die my voet.

Want als die komen aan het haten Is 't onversoenlyk, ja vergeert Niet ligt, voor dat zy boven maten

Volstrekt, door haat voldoening heeft.

3

En of schoon and'ren hun niet volgen Zy off'ren die (zo 't moog'lyk is) Dus moeten die door haat verbolgen

In rouw vergaan, of ergernis.

Maar hoe zy hier na zullen varen, Met zo aan my hun hart, en zin Te streelen en te evenaren:

Het eind' veel erger dan 't begin.

(14)

Vervolg van 't Musikaels Tydverdryf;

Tweede Stukje.

Inleiding.

Den Hee - re zing ik een nieuw lied, Ik zal den Vorst des

hemels loven, Die uit het eeuwig licht hier boven, Al't onder maansche bystand biedt. O God door wien het al moet leven, Wilt kracht aan myn gezangen geven, Zo wordt Uw glory wyd verspreid, En Gy gelooft in eeuwigheid.

J.W. Lustig, Vervolg van het musikaels tydverdryf

(15)

[Al wie op God vertrouwt]

Al wie op God vertrouwt, Altyd ver - zekert bouwt, Al wie op God vertrouwt, Altyd verzekerd bouwt, Al-tyd verzekerd bouwt.

Want hem is van all' eeuwigheid Gods hulp en bystand toe - be - reid, Want hem is van all' eeuwigheid Gods hulp en by - .. - stand toe - be - reid

2

Hy gaat steets veilig voort, Zelfs in den wildsten oordt;

Hy wordt, door een onzigtb're hand, Gered van leeuw - en drakentand.

3

Zinkt hy in eenen put, God is zyn troost en stut;

Die plaatst hem, zyner deugd ten loon, Op eenen hoog Verheven troon.

4

Myn ziel, wees des gerust, Dit is aan U bewust.

Gaa voort, Gods oog is steets geweest Op die hem eert, bemint en vreest.

(16)

Zyn goedheid zal bestaan, Als 't al zal zyn vergaan.

God troost zyn knegten in den nood, En redt hun zielen van de dood.

J.W. Lustig, Vervolg van het musikaels tydverdryf

(17)

[Ik wil, ik zal een lofzang zingen]

Ik wil, ik zal een lofzang zingen, Myn harp is tot Gods

eer bereid; Ik wil, ik zal een Lofzang zingen, Myn harp is tot Gods eer bereid.

Het doel van myn bespiegelingen Is God, die leeft in eeuwigheid, Het doel van myn' bespie - gelingen Is God, die leeft in eeuwig - heid.

2

Hy stilt met eenen wenk de baaren, En doet de golven stille staan.

Hy doet die over bergen vaaren, Om al wat leeft te doen vergaan.

3

Hy doet de steenrots water geven, Wanneer zyn volk van dorst versmacht.

Hy doet de gantsche wereld beeven, En overtuigt zyn van zyn magt.

4

Hy laaft het land, als't berst van droogte, Hy voedt het al wat adem heeft;

Doch als hy dondert in de hoogte, Verschrikt hy alles wat hier leeft.

(18)

Op deez' Almagtigen en Goeden Heb ik myn hoope vast gebouwd.

Aardsgoedheid! wilt myn ziel behoeden, Die op Uw liefde zig vertrouwt.

J.W. Lustig, Vervolg van het musikaels tydverdryf

(19)

[God is myn scherm en schild]

God is myn scherm en schild; Ik zal zyn goedheid loven.

Hy gaat het al te boven. Schiet, heldraak! zo gy wilt, Uw pylen zyn gespilt.

Knars vry op uwe tanden, Tracht my vry aan te randen, Vergeefs is uw geweld.

't Geloof op myn koning, Die heerscht in zyn wooning, Wordt tegen uw listen gesteld, Wordt tegen uw listen gesteld.

2

God zondt een englen wacht Ter nêer, om my te hoeden, Voor uw geweldig woeden, 't Geloof verschaft my kracht, Vergeefs is deez' uw' magt.

't Geloof zal triomfeeren, En al uw listen keeren;

Het overwint den dood;

Het zal blyven leven, God de eer steeds geven, En zingen: Gods goedheid is groot.

(20)

[Vertrek o wereldt met uw lusten]

Dolce

Vertrek o wereldt met uw lusten. Uw zoetste zoet is

bittre gal. vertrek o wereldt met uw lusten. Uw zoetste zoet is bittre gal.

'k Wil in myn Heilands armen rusten, In zyn genot geniet ik 't al.

'k Wil in myn Heilands armen rus-ten, In zyn genot geniet ik 't al.

2

Al 't geen de wereld ons kan geven, Is enkel ydelheid en schyn.

Ik wil alleen voor Jesus leven, Die zal steeds myn verkwikker zyn.

3

Ik zal alleen op hem vertrouwen, Op hem die alles aen my geeft.

Ik zal op zynen rotssteen bouwen, Die voor geen dolle orkanen beeft.

4

Wil ydle wereld dan vry woeden, 't Geloof verstrekt my tot een schild.

Myn Heilland zal my wel behoeden:

J.W. Lustig, Vervolg van het musikaels tydverdryf

(21)
(22)

[Kom Jesus kom]

Grave

Kom Jesus kom, Myn Bruidegom, myn Bruidegom! Myn

Heiland wil myn hals om-armen, Myn boezem met uw min verwarmen, Geleid my in uw heiligdom, Kom, myn bruidegom, kom, Geleid my in uw hei - - - ligdom.

Ontlast my toch, Van al't bedrog, Dat my de wereld aen komt bieden. Kom, kom, zo zal dat henen

vlieden: Ik smelt van min tot U, och! och! Kom - kom, kom, Ik smelt van min tot U, tot U, och! och!

J.W. Lustig, Vervolg van het musikaels tydverdryf

(23)

[Daar ryst de zon]

Vivace

Daar ryst de zon, Uit de oosterbron! daar, Daar ryst de zon, daar,

Uit de oosterbron, daar ryst - - - de zon! Wy roemen hare heldre stralen, Wier glans ons steeds verkwikken kon, Wier glans - .. - ons steeds verkwikken kon

De glans van Gods liefdadigheid, Die ha - ren luister wyd verspreid, Doet wel haar invloed op ons daa - - len: Maar ach het vleesch dat ons verleid, Huit ons 't gezicht, maar ach! (hoe kan't geschien?)

Des wy die heldre zon niet zien. (hoe kan't geschien?) des wy die heldre zon - niet zien.

(24)

[Als ik by avond neergezeten]

Andante

Als ik by avond neer - ge - zeten, In myn vertrek in't duister ben

Kan 'k niets van't geen me omtrent is we - ten, Wyl ik geen onderscheid erken; Maar als voor't helder licht der lamp, de naarheid zwicht, Dan zie 'k ontlast van duisternis, Al 't geene dat omtrent my is.

2

Dus ligt de ziel in 't kleed der zonden Gewentelt, in een' duistren nacht,

Aen zware ketens vast gebonden Waer in haer Adams misdryf bragt:

Maer als voor 't Hemels licht, De nacht van domheid zwicht, Dan zie 'k, bevryd van duisternis, In 't licht, hoe zwaer myn misdryf is.

J.W. Lustig, Vervolg van het musikaels tydverdryf

(25)

[Myn ziel hoe kan het wezen]

Largo con affetto.

Myn ziel hoe kan het wezen? hoe hoog, hoe hoog zyt gy ge - rezen?

Gy zweefde in uw be - spiegeling Veel hooger dan de starre - kring. My dunkt, o ja gy hoort Al de Engelen reyen, Gods glorie ver - breyen, Dat ieders oor bekoort, Dat ieders oor be - koort.

2

Hoe kunt gy aen de zonden Zoo vast nog zyn verbonden, Dat gy aen 's werelds ydelheën, Nog kleeft? dat past u niet, o neen:

Verbreek dien broosschen band.

Wraek alle ydelheden, En zet uwe schreden, Naer 't Hemelsch vaderland.

(26)

[Almogende Heer]

Largo, majestofo.

Almogend Heer, - - Zend uwen zegen,

Gelyk een regen, Op my ter neêr. Op my zend zegen, ter neêr, g'lyk

regen, Zend uwen zegen, gelyk een regen, ter neêr op my, op myter neêr. Wil

met uw' Geeft myn ziel besproeyen, Op dat myn min tot U moog' groeyen, Gelyk een wilgeboom, Aen

eenen vruchtbren stroom. Almogend heer, Wil met uw' geeft myn ziel besproeyen. Op dat myn min tot U moog' groeyen, Gelyk een

wil - geboom, Aen eenen vruchtbren stroom -.. -.. gelyk een wilgeboom, aen eenen vruchtbren stroom.

J.W. Lustig, Vervolg van het musikaels tydverdryf

(27)

Vervolg van 't Musicaels Tydverdryf, Derde Stukje.

[Gelyk de bloemen in de lente]

Vivace

Gelyk de bloemen in de lente Verkwikken door den zon - negloed;

Zo rust myn ziel ook in Gods tente, Die my voor alle

kwaên behoedt. Geen kwaed durft dees verblyfplaets nad'ren. God doet zyn Engelen vergad'ren, Om my te redden, voor en na, Zing des myn ziel Halleluja! Halleluja! Hallelu - ja!

(28)

[Wat roemen we onze deugd]

Largetto

Wat roemen we onze deugd, Als men met wederzinn' iets

geeft, Wyl 't alles maar geveinstheid is, Als men met wederzinn' iets

geeft, Wat roemen we onze deugd, Wyl 't alles maar geveinstheid is. Wyl Jesus zig verheugt (Die hier in zyne leden leeft) Als hy ons, vry van schynvernis, Iet van het zyne schenken ziet Aan die Hy na zig ach - ter liet.

J.W. Lustig, Vervolg van het musikaels tydverdryf

(29)

[O groote God]

Lento

O groo - te God, U is bekend, Hoe 'k lig gedompeld in elend. Benaeuwdheên hebben my omvangen;

Doch ik blyf aen Uw goedheid hangen; Want Uwe goedheid heeft geen end. Laet geene schaemte my bedekken. Bewaer myn ziel, ei red my toch; De

vyand handelt met bedrog. Laet zyne list tot eer U strekken, Zoo word' myn ziel gered. Och!

Och.

(30)

[Gy zielen die van weemoed schreit]

Largetto

Gy zielen die van weemoed schreit, Om 't zwak van uwe menschlykheid, Gy zucht om dat ge uw kwa - len kent.

Waarom u niet tot God ge - wend?

2

'k Weet raed voor uw benaeuwd verdriet.

God wil de dood des zondaers niet, Maer dat hy zich bekeere en leef, En zich der Godheid overgeev!

3

Houd moed derhalve, droeve ziel, Die aen den Heiland steeds beviel.

Juich, juich veel eer om uwen staet, Die allen schat te boven gaet.

4

Geef over slechts, en buig u neêr, Voor uwen goedertieren Heer:

't Is wis dat Hy, u ten geval.

U al uw' schuld vergeven zal.

J.W. Lustig, Vervolg van het musikaels tydverdryf

(31)

[Zielen wilt gy eeuwig leven]

Andante Allegro

Zie-len wilt gy eeu - wig le- ven, En op.

Eng' - len schach - ten zweeven? Voedt U dan met He - mel - spys, Uit het eeuwig Pa - radys.

2

Deze spys doet nimmer sterren.

Deze spys zal nooit bederven.

Dit is spys, die elk bekoort, Jezus schaft ze ons in zyn woordt.

3

Komt dan, hongerige zielen, Komt by uwen Heilland knielen.

Want hy weigert nimmermeer, Komt by dezen milden Heer.

(32)

[Ik zal o God!]

Largo e Spiccato.

Ik zal o God! uw wetten vieren, Myn hart is

U ge - trouw. Beproef myn hart en nieren: Gerreesde Schepper! ei beschouw, Of ik het met de wereld hou. Myn ziel stygt zuchtend naar den

hoogen; Uw goedertie - ren - heid staat altyd voor myn' oogen. Ik vrees Uw onbepaald vermogen; Des word' door my Uw eer verbreid.

J.W. Lustig, Vervolg van het musikaels tydverdryf

(33)

[Myn ziel is bly en zonder kommer]

Allegretto

Myn ziel is bly en zon - der kommer, Dewyl zy

op Gods bystand wacht, En in den lief - fe - lyken lommer

van zyn Al - mo - gendheid ver - nacht. Ik voel myn matte ziel versterken.

Hy dekt my steeds met zyne vlerken. Ik loof Hem des voor zyn gena, En zing verheugd, Hallelu - ja! Halle - lu - ja! Halle - lu - ja!

(34)

[Was ons sterflyk oog niet blind]

Largo è Spiccato.

Was ons sterflyk oog niet blind, Was de

mensch niet als een kind; Grooter won - ders zou hy zien, Dan hy nimmer zag ge - schiên. Groo - ter won - ders zou hy zien, Dan hy nimmer zag geschiên.

2

Wonders ziet ge in 't minste kruidt, Dat uit modd'rige aerde spruidt.

Wonders ziet gy overal,

't Zy op 't Veld, in Beemd, en Dal.

3

Waer ge u keert, of henen wendt, 't Zyn al wonders zonder endt.

Vier en Water, Lucht en Aerd, Niet dan enkle wonders baert.

4

J.W. Lustig, Vervolg van het musikaels tydverdryf

(35)

Is dan 't sterflyk oog niet blind?

Is de Mensch niet als een kind?

(36)

[Wel aen myn ziel]

Allegretto

Wel aen myn ziel, zing op een lied, Roem God, die

voor U heeft geleden. Wel aen myn ziel, zing op een lied, Roem God, die voor U heeft ge - leden. Zing zy - nen roem, daer is op heden Aen my een groote zaek ge - schied. Zing zy - nen roem, daar is op he - den

Aen my een groo - te zaek ge - schied.

2

Ik zweefde in nare duisterheid.

Ik was gekneld in zware banden.

Myn Heilland brak die met zyn handen, En heeft my in het licht geleid.

3

Nu zie ik myn' voorleden staet

Met afschrikk' aen! 'k moet Jezus pryzen.

'k Voel in myn ziel een Zon verryzen, Die allen glans te boven gaet.

J.W. Lustig, Vervolg van het musikaels tydverdryf

(37)

[O dood ik zal u nimmer vrezen]

Allegretto

O dood ik zal U nimmer vresen, Gy zult my

nooit verschriklyk weezen. Dewyl ik hoop op Christus min, Acht ik het sterven myn ge - win.

2

Als gy myn leemen hut komt breken, Is myne ziel het aerdsche ontweken:

Die houdt zich dan, van't vleesch ontlast, Aen haren Zaligmaker vast.

3

Ge ontlast de ziel van't juk der zonden, Waer aen het vleesch haer hield verbonden.

Zy streeft kloekmoedig Hemelwaerd, Door aerdsche driften onbeswaard.

4

Scherp op myn lichaam vry uw' sikkel, 'k Zal roepen: Doodt waar is uw prikkel?

o Hell uw overwinnings blyk?

Ik streef vol vreugd naer Christus ryk.

(38)

J.W. Lustig, Vervolg van het musikaels tydverdryf

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De afwijking op informatievoorziening wordt veroorzaakt door lagere aanschafkosten tablets en mobiele telefoons, lagere kosten zaaksysteem en hogere doorbelasting specifieke ICT

Op basis van de natuurtoets kan worden geconcludeerd dat er door het uitvoeren van de werkzaamheden geen significante effecten optreden op soorten en habitats die binnen het kader

We zijn zeer trots op ons pleintje nu met een leuke schommel erbij en we willen nog zeker meer speeltoestellen voor ons plein zodat we straks een leuk speeltuintje

Hij is mijn een’ge toevlucht, Die voor mij stierf aan ’t kruis. Hij leidt mij door dit leven veilig naar ’t Vaderhuis. ’k Zal eeuwig met Hem wezen, daar, waar niets meer

Further analyses reveal that the generation of the simulated CP ENSO is linked to extratropical forcing associated with the North Pacific Oscillation (NPO) and that the model is

Een voorbeeld hiervan is de vlinder, die staat voor transformatie en hoop, in het stiltecentrum van verzorgingshuis Sutfene te Zutphen.. Van der Wilt laat ruimte voor eigen

• doorzettingsvermogen: niet ieder- een is direct enthousiast, mede- werking van collega’s verloopt soms moeizaam, maar (bijna) iedereen vindt het jammer als de kraam of kachel

Ver van zyn min te tergen, Wil zy zelf niet verbergen Wat voor een zuivre liefde gloed, Huisvest in haer verliefd gemoed Die haere blonde schoonheid