• No results found

Alie Smeding, Naakte waarheid · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Alie Smeding, Naakte waarheid · dbnl"

Copied!
636
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Alie Smeding

bron

Alie Smeding, Naakte waarheid. Nijgh & Van Ditmar, Rotterdam 1932

Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/smed001naak01_01/colofon.php

Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd

zijn.

(2)

‘Al dat gedaas over de moderne jeugd, het is gewoonweg absurd. Ik wou dat er nu 's een boek uitkwam, dat aantoonde hoe gewoon alles is, en hoe logisch.’

TANTE PETERTJE IN

NAAKTE WAARHEID

Alie Smeding, Naakte waarheid

(3)

[I]

Jakkerende geluiden jagen links en rechts door de kromme dwarsstraten: zwaar dravende werkpaarden, rammelende karren en autobussen. Maar de hoofdstraat schettert, blert en kleppert toch het luidst: schallende stalletjes-menschen, autoclaxons, en dan ook weer ketsende paardenhoeven, bolderende vrachtwagens, toeterende bussen, en boven alles uit schettert een Duitsch straatstrijkje: ‘Mein Schatz der trägt ein Panama’.

En al die geluiden zitten achter geld aan.

Ja geld, daar gaat het om.

Op de marktdag klinken de dikke rijksdaalders in het loeien van de kudden voortgejaagde koeïen, in het kakelen van de zuur-riekende kippen.

Maar op gewone dagen rinkelt het geld toch ook in nijdig auto-getoeter, in zwetsende boerenstemmen, in het knerpend lawaai van ladende schepen.

Liz hoort het duidelijk.

En zij luistert er belangstellend naar.

Luisteren en kijken dat is het eenige waar ze in opgaat.

Met haar volle zwaarte - een zwaarte van bijna vijfendertig kilogram! - hangt ze op de spichtige spijltjes van het piepende tuinhek, spartelt een beetje met de beenen in de lucht en kijkt de straat in.

Lange rijen van erkers en balconnetjes steken als malle bocheltjes uit de huizenmuren. En de voor-

Alie Smeding, Naakte waarheid

(4)

tuintjes, de leege ‘zitjes’ en de portieken zijn allemaal even groot. De huizen lijken op elkaar als familieleden met vervelende gezichten.

De Reinier-Valkhofstraat is nu na jaren, nog een nieuwe wijk. De chocolade- en de kaarsenfabrieken heel-op-het-eind stinken en walmen zooveel zij kunnen, maar de nieuwheid gaat niet uit de straat vandaan.

Liz kijkt van het eene huis naar het andere, en ze maakt zachtjes een braak-geluid, ook verzamelt ze veel speeksel in de mond, en spuwt.

Ze spuwt naar de straat.

Haar voeten in de verkleurde bruine knooplaarzen botsen daarbij als dansend tegen elkaar aan, op de wijs van ‘Mein Schatz...’

In haar nek die nog kaal en glad-wit van de tondeuse is, blaast zoetjes en kil tegelijk de wind, en kil en zoetjes blaast de wind ook op de kwieke rechte scheiding in haar korte haar en door de dunne zomerstof van haar korte ruitjes-jurk.

Groote-menschachtig-ingehouden rilt Liz daarbij.

Een kilte betast haar ruggestreng en het warme geultje van haar borst en haar kuiten.

Het is al een beetje herfstachtig in de namiddag.

Alles slaat vochtig aan: straatkeien, stoepen en muren, die vochtige aanslag wordt bijna nevel.

Terloops let Liz er op: nevel en vochtigheid zijn maar kleinigheden. In geen geval heeft zij er hinder van, ook al rilt zij.

Ze houdt het hoofd wat scheef en tuurt naar de vensters van de huizen aan de overkant.

Alie Smeding, Naakte waarheid

(5)

Achter die ramen, behagelijk verwaasd door tulen gordijntjes en pluchen

galon-balletjes, zitten dames mèt en zonder handwerk. Ze geeuwen, nippen om deze tijd nog al 's uit een klein glaasje en babbelen.

Als ze opstaan, gaan ze naar de keuken om ‘de laatste hand aan het diner te leggen’.

Er ontsnappen hôtelachtige etensluchtjes uit de open bovenlichten van de

keukenramen-die-men-niet-zien-kan: schildpadsoep, warme ragoût, gefruiteerde ui, flensjes, kip...

Liz snuift verkennend. ‘Bij ons ook’, merkt ze, ‘maar Duco en ik en Ma-zelf die krijgen natuurlijk kip uit de tweede hand van mijnheer Oscar en opgeschudde aardappelen en droge rijst.’

Zij spartelt wilder met haar lange beenen.

De raam-dames mogen best zien dat ze lenig is.

De les-jongen bij mijnheer Bax zal ook wel gluren.

Liz loert uit haar ooghoeken, aan haar stugge onkinderlijke mond trekt een jouwende plooi.

De les-jongen zit achter burgerlijk vitrage-goedje, zijn dik-rood hoofd komt net uit de gordijn-karteltjes te voorschijn. Maar hij gluurt niet, hij moet iets aanwijzen, zeker in een atlas.

Liz hoest zoo hard ze kan.

Ja, even spiedt hij, éven...

Op haar eene been danst Liz in het rond, als ze haar enkel steunt, kan ze met de zool van haar rechtervoet haar bips aanraken.

Ze weet heel goed dat haar rose directoire daarbij te

Alie Smeding, Naakte waarheid

(6)

zien komt, maar ze trekt haar rokje daarom niet af en zet ook niet haar voet op de grond.

Ze gichelt in zichzelf. ‘Een korte rok is dáarvoor, de jongens van school kijken altijd. Roosie de Wit vinden ze een lijs, omdat die zulke langerds draagt.’ Liz laat de voeten vrij in de hoogte zwieren, en wiegelt behagelijk-fel op het tuinhek.

Het is haar al vaak verboden van de Piepert en van Ma ook, op het tuinhek mag ze niet wiegelen. Er kan nu ook dadelijk op de ruiten getikt worden: het mag immers niet...? Nu ja, maar daardoor is het juist prettig om het wèl te doen.

Ze neuriet er bij.

Ze neuriet een regel, die al-door af- en aandeint in haar hoofd: ‘Mijn schat die draagt een panama, een panama, een panama...’

Zelfs neuriënd maakt ze dan weer dat zachte braakgeluid. ‘Om van te kotsen, die deun...’

En onderhand fluit ze het wijsje ook nog.

Mijnheer Oscar deed het onder de lunch op zijn kamer. ‘Mein Schatz...’, en dan nam hij weer een hap.

Mijnheer Oscar zingt altijd populaire liedjes.

In het bad brom-zingt hij ook gedurig, hij plast daarbij of hij zwemt. Opeens is het dan stil - soms. Later begint hij wéer te neuriën en te plassen. Maar wat hij uitricht als het zoo stil is...?

Met éen been in de hoogte blijft Liz staan.

Duco komt naar buiten.

Hij is lang, en zijn gezicht is schraal en bleek, en

Alie Smeding, Naakte waarheid

(7)

hij glimlacht alleen als hij iemand negeren kan.

Zijn neus is een dik wit propje, en hij heeft een lange bolle bovenlip, kleine fletse oogen met een uilenbril en keurig geborsteld glad haar.

‘Zus’, femelt hij, hij houdt iets weg op de rug, ‘zusje!’, hij glimlacht.

Fel staart Liz naar hem op.

Ze vraagt niets.

‘Slungel’, scheldt ze al in stilte, ‘zure knul.’

Duco praat grinnikend Mama na. ‘Wat hang je toch om? Je moet wat gaan spelen, hoor. Wel foei, in mijn jonge tijd lanterfantte een meisje nooit zoo. En heb je niets te leeren voor school?’

Liz zegt niets. Ze wacht met een strak gezicht, ze heeft gespannen beenen.

Ineens bauwt Duco Tante Juup's stem na. ‘Ik heb iets moois voor je meegebracht, kleintje. Nu lief gaan spelen. Kijk eens, daar zal je toch wel dol op zijn?’

Hij zet plotseling de dure groote baby-pop, die Tante Juup onlangs voor Liz meegebracht heeft, midden in het geraniumbed neer en schatert verstikt. ‘Beeldig, hâ?, een dod, hâ?, zeg je nou?’

Liz wordt vuurrood. ‘Stik!’

Schuw kijkt ze naar de raam-dames, de les-jongen. ‘Verdom... peld, ze keken - kéken...’

‘Mops’, jouwt ze tegen Duco, ‘mops!’

En nu komt Duco langzaam-fel op haar af, met dun gebeten lippen en priemende oogen.

Hij kàn niet hebben dat ze ‘mops’ zegt.

Hij kan zijn scheldnaam niet verdragen.

Alie Smeding, Naakte waarheid

(8)

Want met zijn rare hondenneus en zijn bolle bovenlip lijkt hij werkelijk op een mops.

Giftig-bedaard komt hij naderbij.

En uitdagend-traag ontwijkt Liz hem, klaar om te krabben als hij toespringt.

Maar onverhoeds wijzigt ze haar houding, ze doet of ze walst, steekt de armen uit en draait in het rond.

Mama en Tante Petertje dribbelen al pratend de gang uit, de stoep op.

En Duco loopt schel fluitend door de straat en kijkt niet meer om.

Mama heeft toch wel iets gemerkt, ze tuurt met klein toegeknepen oogen van de een op de ander.

Mama heeft bijna altijd een verschrikte blik.

Maar Tante Petertje let niet op hen.

‘Kijk nou 's aan’, zegt ze parmantig, ‘zóo'n pui. Heb je er heusch niet op gelet?, heele stukken afgebladderd van zon. Dat kan toch zoo niet blijven? En - en heb je niet gerégeld de glazenwasscher, Greet?, gluur 's even bij je bovenramen op, grijs heelemaal, gewoon-weg grijs.’

Tante Petertje loopt stijf-recht op en ze tuurt soms door haar face-à-main naar de dingen, dat staat drakerig. Maar ze ziet er, bij Mama vergeleken, toch nog jong uit.

En de mode laat haar lang niet onverschillig.

Nu draagt ze een toque van glanzende groen-zwarte veeren en een groen-zijden mantel. Ze houdt haar eiergele handschoenen sierlijk bij de geborduurde schachten vast en tikt met de zijden vingers luchtig op de vensterposten. In haar blonde haar ligt een diepe

Alie Smeding, Naakte waarheid

(9)

ondulatie-golf. En ze heeft een gezichtje als een Saksisch porseleinen sier-beeldje.

Ja, ze is net zoo'n kleurig tenger dametje uit Papa's porselein-verzameling in de salon-kast, maar dan met andere kleeren aan en heelemaal niet droomerig. Maar Mama heeft pieken, en sluik nek-haar, en de ijzeren haarspelden hangen in haar vlecht of ze er zoo uit zullen glijden.

Zij is al wat rimpelig, Mama, en ze heeft een vale teint. Ze loopt ook altijd vlekken op. Nu glimmen er weer vetspetters op de voorbaan van haar muisgrijze japon en op de neuzen van haar bruine huisslofjes.

‘Ja, die pui’, moet ze toegeven, ‘het is eenvoudig vreeselijk, vréeselijk kaal.’

En ze is meteen gegriefd.

‘Jij hebt ook overal erg in, hè Pee?’, priemt ze, ‘bij jou is alles natuurlijk volmaakt in de puntjes.’

Tante Petertje lacht verwaand. ‘Bewaar me’, weert ze af zonder het te meenen,

‘bewáar me, ik heb ook de handen vol aan mijn... pensionnairissen, al zijn dat dan uitsluitend heeren, en je moest mijn linnenkast 's zien in de vacanties van Ed en Ot, en de muurkasten, o-oh! Maar aan dié dingen moet je toch denken en in dit geval, hier kun je wat aan doen, zonder er feitelijk een hand voor uit te steken, zonder dat het je wat kost. Ga zelf 's naar de oude heer Van Renen toe. Hij valt erg mee, hij is werkelijk niet, wat je noemt, een huisjesmelker. Maar ja...,’ Tante Petertje trekt pochende rimpeltjes en sluwe oogen, ‘je moet met hem weten om te springen.’ Haar stem zakt. ‘Je moet een beetje met hem flirten, dat vindt hij aardig, daar is hij

Alie Smeding, Naakte waarheid

(10)

op gesteld. Nu ja, wat zou dat ook, hè?, tot zekere grens.’

Eerst trekt Mama een dikke pruttel-lip, want ze veracht het flirten, en ze kan het ook niet. Maar dan plotseling schrikt ze op en wijst met de oogen naar Liz. ‘Me god - Pée!’

En Liz grinnikt haast, ze wendt zich wat af. ‘Die Mama...’ Hard laat ze haar eene schoenzool over het grind van het tuinpad raspen. Mama praat driftig tegen haar.

Mama is alleen maar driftig als Pa er niet bij is. ‘Zeg, kindje nou toch!, wat sta je daar nu te... te luieren?, ga toch 's wat doen!, wat spelen.’

‘Wil me weg hebben’, beslist Liz.

Maar Ma ziet nu plotseling de pop tusschen de geraniums. Haar stem verzoet:

‘Oh, is baby daar, om een luchtje te scheppen?, moet zij nu 's niet haar nieuwe jurk aan?, en zou je haar schoentjes niet 's aanpassen? Je moet er voor zorgen, Maatje, dat je kind geen koude voeten krijgt.’

Liz verzamelt opnieuw speeksel in de mond, maar ze weet er geen uitweg mee, en slikt het ook weer in. Ze kijkt met donkere oogen zonder uitdrukking. ‘Verdom...

peld’, pruttelt ze in zichzelf.

En Tante Petertje gichelt.

Tante Petertje kijkt naar Liz of ze haar door haar face-à-main heen beziet.

‘Ik dacht’, plaagt ze, ‘dat dàt meisje al te groot was voor een pop. Zoo'n kind van twaalf, hè?’

‘Haast dertien!’, zegt Liz korzel.

Alie Smeding, Naakte waarheid

(11)

En Mama geeft Tante Petertje een vinnig duwtje. ‘Te groot?’, vermaant ze

terechtwijzend, ‘te groot, zeg je? Ik speelde nog met mijn pop toen ik zestien was.

En dit is zoo'n mooie... Tante Juup is gek op onze Liz.’

Dat is een steek op Tante Petertje.

En Tante Petertje lacht smadelijk. ‘O die Juup, ik geloof dat ze zelf nog graag met een pop zou spelen. Jammer dat dié niet getrouwd is... had zonder mankeeren elk jaar een kind voor de gemeenschap...’

Mama grijpt haar bij de arm. ‘St... alsjeblieft!’ Mama's oogen gloeien, smoezelend gaat ze met gichelende Tante Petertje het huis weer in. ‘Zeg jíj àlles waar Ed en Ot bij zijn?’

‘Och wat!’, lacht Tante Petertje in de gang, ‘ze weten het immers toch...?’

Mama komt daar hevig tegen op.

‘En Ed en Ot zijn al vijftien en zeventien’, denkt Liz, ‘als je dan nog niet alles weet, ben je idioot.’

Ze hangt weer over het hek en wiegelt en loert nog 's naar de les-jongen bij mijnheer Bax.

O ja, nu kijkt hij, nu kijkt hij met twée oogen.

Liz verkneukelt zich in stilte.

Ze doet of ze hem niet ziet.

Het is leuk om zoo voorover te buigen als de jongen daar zit. Hij krijgt knorren van mijnheer Bax, en hij moet toch kijken. Zijn oogen hollen weg uit het boek, uit de atlas... Het is aardig om er stiekem op te letten, het is aardig dat de jongen standjes krijgt.

De jongen is dik, hij zal ook wel dom zijn: hij wordt

Alie Smeding, Naakte waarheid

(12)

bijgewerkt. Alleen domme leerlingen krijgen privé-les.

Dik en dom dat is het ergste wat een mensch overkomen kan.

De Piepert zegt tegen Mama: ‘Dom ben je altijd geweest, ouë Mams, en dik ga je worden, het is niks meer gedaan met je.’

Liz trekt nu net zoo'n smalende lach-mond als de Piepert zelf. ‘Och ja, die Mama...’

Maar dan voelt ze het felle kijken van de lesjongen weer, en dat kijken kriebelt als een veertje.

Uitgelaten schopt ze tegen de onderkant van de hekspijlen aan, ze heeft toch een ernstig-strak gezicht.

‘Hij moet niet merken dat ik het lollig vind’, overlegt ze, en staat dan weer heel stil voor zich uit te kijken.

Ze weet nu precies hoe ze er uitziet.

Eigenlijk weet ze dat altijd.

Uren lang kan ze voor Mama's toilettafel staan met allerlei linten en lappen. Zij speelt dan dat ze Mevrouw Bertram uit de straat is, omdat Paps die zoo elegant vindt, en ze speelt er ook wel voor Roosie de Wit omdat die zoo lijzig is, en voor Tante Juup omdat die vroom is: vroom, dat is wat erg onzinnigs.

Van heel dichtbij beziet Liz zich dan in het spiegelglas, daardoor weet ze zoo goed, hoe ze is, hoe ze er uitziet.

Zwarte oogen heeft ze met kleine fronsdeukjes er boven, en haar dikke korte haar is stijl en spier-wit. Haar mond wil er altijd kribbig uitzien, daar is niets aan te doen, zoo is ze geboren. Maar haar mond is ook

Alie Smeding, Naakte waarheid

(13)

wat bleek, later zal zij hem verven. En ze heeft lange beenen, dans-beenen. Haar rokje valt maar éen-een-tweede handbreedte over haar heupen heen, en ze is slank mager, ze heeft een dans-lijf.

Op de manier van Mevrouw Bertram betast ze haar stug wit-blond haar, de leeren gordel om haar heupen, en ze glimlacht als juffrouw Coby Duker.

Juffrouw Coby Duker van boven-achter, dat is eigenlijk alleen maar ‘Dukertje’.

En Dukertje heeft altijd een glimlach klaar liggen op het puntje van haar lippen, met dat lippenpuntje houdt ze ook altijd een zoen vast, precies zooals een

bonbontangetje een bonbon kan vasthouden. En dan kijkt ze altijd of ze wat belooft.

Maar naar Mama kijkt ze niet zoo, naar haar ook niet, maar wel naar de Piepert en naar mijnheer Oscar... en naar mijnheer Swin van boven-voor nu weer niet. Dat is ook wat anders. Ze zeggen nooit mijnheer Swin, als hij er niet bij is, als hij het niet hooren kan, maar altijd Juffrouw Miekje, of Mijnheer Miekje.

Maar als Dukertje dan zoo doet, kijkt de Piepert net of hij zin in snoep heeft. Hij lekt langs zijn lippen, hij smakt. En Dukertje gichelt.

Liz weet dat ze net zoo gichelen kan als Dukertje. Daar heeft ze zich in geoefend omdat de Pipa dat zoo verduveld leuk lijkt te vinden van Coby. Nu, zij kan als ze wil, wel heelemaal Cobytje zijn.

Het gaat zoo maar van-zelf.

Zij legt éen hand op de heup en éen hand laat ze

Alie Smeding, Naakte waarheid

(14)

luchtig-slap neerhangen, gracieus doet ze een paar stapjes, wiegelt en voelt haar eigen lichaam daarbij, de beenen heelemaal tot de heup toe, en een kleine plek waar geen nette naam voor is. Nu moeten er plooitjes verspringen achter in haar jurk, boven op haar bips. Dat is leuk. Daar kijkt de Piepert naar. Nee, hij is dan haar Pa niet, hij is de heer Muntendam.

‘Ah, mijnheer Muntendam,’ zemelt ze stiekem zacht, ‘heerlijk weer, zalig, vin' u niet?, echt om te baden aan het strand.’ Nu legt zij de handen om de nek en steekt het onderlijf wat vooruit.

En Papa, nee, de heer Muntendam, die krijgt natte mondhoekjes en als hij praat komt er speeksel op zijn onderlip. Hij wil iets proeven, de heer Muntendam, hij denkt aan lekkere dingen.

Liz maakt een gracieuze danspas.

Ze is nu heelemaal Dukertje van de huishoudschool. Ze geeft een gedraaid zang-gilletje, een opera-gilletje zegt Tante Petertje. Ja, ze spartelt met haar stem. ‘Je t'aime’, spartelt ze, of iets anders-dat-niet-te-verstaan-is, en de plooitjes op haar achterste verspringen daar geregeld bij. Mijnheer Oscar laat zijn sigaar uitgaan en de Pipa vergeet zijn krant.

Gegons suist aan in de Reinier-Valkhofstraat: de auto van de bloemist.

Liz kijkt afgeleid op.

En haar mond wordt weer gewoon-stuursch, ze voelt het zelf.

Ja, natuurlijk, zij is Liz Muntendam en zij kijkt naar alles.

Alie Smeding, Naakte waarheid

(15)

De auto van Roode de bloemist blijft staan voor de deur van de elegante Mevrouw Bertram. Mevrouw Bertram krijgt een bloemstuk: orchideeën en feeënhaar. Oh, vreeselijk fijn. Mevrouw Bertram heeft natuurlijk behalve haar man, een bewonderaar.

Mama heeft enkel Papa. En Pipa's sturen geen orchideeën en feeënhaar. Zij wil later ook een bewonderaar... Orchideeën zijn duur.

Nu komt de kok de straat in.

Bouchette heet de kok, en de boeren zeggen Bezet. Bouchette's grootvader woonde in Parijs. De kok is dus van Fransche afkomst, dat is deftig. Hij heeft ook een deftige lekkere winkel. Maar het is raar dat hij altijd en ook op straat zijn koksmuts draagt.

Van zijn haar is niets te zien, hij is zeker kaal, zijn gezicht is ook erg kaal-bloot, net een gezicht of het nog aangekleed moet worden.

Bouchette brengt het diner bij Mevrouw Joekes: een stapeltje van blinkende pannetjes, de soep zit natuurlijk boven-aan en heel van onderen zit de pudding. Fijn om alles zoo maar thuis gestuurd te krijgen. Zij wil dat later ook.

Een oogenblik tuurt zij Bouchette nog na.

Dan speelt zij al weer.

Even is zij Tante Petertje en ze flirt. Ze flirt met Papa, steekt haar vinger op en gichelt: ‘Jij, ouë snoeper.’

Maar dan probeert ze ook nog even Juffrouw Richter van de balcon-kamer te zijn.

Zij knijpt haar gezicht bijeen en ze zegt: ‘Ik moet nu naer de Hè-bee-es.’

Alie Smeding, Naakte waarheid

(16)

Stiekem lachen ze om haar en ze zeggen ‘Richie’ als ze het niet hooren kan. Duco krijgt Duitsch van haar. ‘Een rot-wijf’, heeft hij op een keer verteld, ‘maar de heele klas pest haar fijn.’

Richie haar rug is zoo recht of ze een raamlat ingeslikt heeft, en het stijve

haarknolletje op haar achterhoofd lijkt net een speldenkussen. Haar nek is heel lang en ze draagt een ouderwetsche knijpbril. ‘Goeden murgen’, zegt ze tegen de Pipa.

En ze loopt met mannen-passen en ze draagt schoenen zonder hakken, daardoor toonen haar voeten zoo groot. ‘Goeden mùrgen.’

En de Pipa kijkt net of het eten hem oprispt.

Nee, het is niet aardig voor Richie te spelen.

Liz' mager-wijs gezichtje lijkt te verouderen, zij speelt ‘Ma’ in haar gedachten.

Ma drukt de handen in de lendenen en dribbelt. Ze klimt de trappen op en geeft de kamers-boven een lichte beurt. Ze verschoont de bedden en reinigt de

toilet-emmers. Sien-de-meid kan lang niet alles alleen af.

En dan heeft Ma ook nog haar gesprekken met de commensaals.

De commensaals praten.

En Ma heeft enkel te luisteren en te knikken.

Maar dat is ook werk.

Ma luistert onderdanig naar alles wat mijnheer Miekje te vertellen heeft. En als Richie aan het redeneeren is, knikt Ma al bij voorbaat instemmend.

Maar een heel stuk van de dag is Mama bij Sien in

Alie Smeding, Naakte waarheid

(17)

de keuken, en haar gezicht wordt dan van het groote gloeiende gasfornuis zoo rood als kreeft. Ma maakt kalfstong-fricassee voor Miekje en Mijnheer Oscar en Richie, die betalen het meeste, zij krijgen ook nog soep vooraf, maar voor Coby Duker maakt Mama een osselapje klaar, met zure appelen en twee flensjes. Pa is aan fijn eten gewoon, hij dineert vaak bij ‘Neuf’ in de Kalverstraat, híj moet wat extra's hebben, ook een fricasseetje of gebakken kalfszwezerik. En dan moet Ma nog stamppot voor hen koken, stamppot dat is een potpourri van restjes. Alle dagen van de week zijn in die potpourri terug te vinden 's winters. En 's zomers wordt de stamppot een warm schoteltje, maar dat komt op hetzelfde neer: het is toch altijd potpourri, met droge rijst of zure bessenvla toe. Als Mama dat dan allemaal gedaan heeft, zijn haar pieken heelemaal nat van zweet, en 's avonds krijgt zij paarse blaasjes onder de oogen.

‘Mensch’, grommelt Pa dan, ‘wat zie je er uit.’

Maar Ma vindt dat zij het pension aanhouden moet voor Duco's studie en voor haar... Want de Piepert heeft maar een kleine uitgeverszaak en weinig kapitaal. ‘En dan je levensstandaard’, zegt hij, ‘je levensstandaard...’ Het is een gek woord. En als zij vraagt wat hij bedoelt, lijkt het net of hij Ma uitlacht. Dat is idioot van hem.

‘Wat is er?’, zegt Ma dan, en ze ziet er zoo dof uit, zoo dof. Ze draagt ook altijd muis-grijs en bruin. En ze heeft eigenlijk geen tijd om haar kapsel 's behoorlijk te doen. Het is meer dan mal, dat Ma dit nu aar-

Alie Smeding, Naakte waarheid

(18)

dig vindt: muis-grijs, stamppot, zweeten en sparen! Nare liefhebberijen zijn het.

Liz trekt een jouwende onderlip.

Het is niet aardig om Ma te spelen en het is griezelig om Ma te zijn.

Zij weet er alles van.

Zij is al van een boel dingen op de hoogte.

Dat het tusschen Pa en Ma niet meer zoo ‘aan’ is, weet zij ook. En van de Piepert weet zij op haar duim wanneer hij schateren moet, en van Mama weet zij precies wanneer zij dat dood-verwonderde gezicht trekt.

Mama begrijpt niets, als het haar niet met ronde woorden gezegd wordt.

En het is wel 's dom om met ronde woorden te spreken. Je moet altijd een slag om de arm houden, zegt Pa. En dom is het ook om verwonderd te wezen: Pa zegt het zelf.

Liz neuriet weer. ‘Mijn schat die draagt een panama, een panama...’ En zij denkt er bij aan mijnheer Oscar.

O ja, zij weet al veel, van mijnheer Oscar ook.

Fijntjes glimlacht ze, wiegelt met haar eene been, en houdt het hoofd wat scheef.

Zij weet precies wanneer ze een nikkeltje van hem krijgt en wanneer een kwartje.

Maar dat vertelt zij nooit, ook niet aan Trieneke Vlas. Dat is haar geheim.

En Sien de meid die legt het aan met twee vrijers tegelijk: allebei chauffeur op de autobus. Als de eene chauffeur dienst heeft, gaat zij met de andere.

Alie Smeding, Naakte waarheid

(19)

Dat weet zij ook!

‘Teifie’, ginnegapt de melkboer tegen Sien. Hij praat plat. Maar Liz weet best wat hij bedoelt.

Bébé Mol op school, die zei het ook van Imke Bot. ‘Net zoo'n loopsch hondje, ze heeft altijd een heele troep mannetjes achter haar aan.’ Och ja, heel eenvoudig.

Langzaam keert Liz zich wat af.

Ze heeft zin om te joedelen, om een schop in de lucht te geven.

Maar ze doet dat niet.

De deur bij mijnheer Bax gaat open.

Nu zal zoo dadelijk de les-jongen voorbij komen.

‘Wat zal hij doen?’, denkt ze. Het is of de vraag haar kriebelt. Ze gichelt in haar keel.

Twee weken geleden zei de jongen: ‘Dag schatje.’

En de vorige week bleef hij een heele poos rond draaien bij het hek, en hij gooide met ijsbonbons, telkens raakte hij. Het is net zoo'n jongen om veel zakgeld te hebben.

Mijnheer Bax staat nog even in de deur, hij praat met een grommel-stem. ‘Denk er dus om’, dreigt hij, ‘ook in je eigen belang.’ Vinnig klikt het deurslot.

Maar er klinken geen stappen. Het blijft stil, er is alleen maar een beetje gefladder.

Liz begrijpt dadelijk wat dat is.

Dat is de cape van de jongen.

De jongen staat nu ineens vlakbij. ‘Had je niet gedacht, hè?’, grinnikt hij.

Alie Smeding, Naakte waarheid

(20)

En Liz lacht Tante-Petertje-achtig. ‘Zeker omdat ik zoo schrok?’ Koeltjes kijkt ze hem aan.

De jongen heeft breede schouders. Hij is haast zoo gezet als een man, en zijn gezicht is heelemaal rood. Hij ziet er uit of hij rammel gehad heeft, rammel met woorden. Maar zijn cape, die hij zoo maar los om zijn schouders geslagen heeft, is van fijne stof, en zijn Schillerkraag is brand-helder, hij draagt ook een leuke vilten dop, van voren omgekruld. Gladde bruine oogen heeft hij en zijn witte gelijke tanden mochten best een beetje minder fiksch zijn. Hij kan al wel zestien jaar zijn, de jongen.

Hij kijkt naar Liz als een man: hij kijkt of hij door haar rokje heen ziet.

Liz merkt het best. ‘Natuurlijk’, ze snuift van de lach. De jongen denkt aan dingen, die hij zijn Pa heeft hooren zeggen, en zíj doet Coby na. Want hij lekt met het puntje van zijn tong langs zijn bovenlip, en zijn onderlip is nat. Het komt precies uit.

‘Rose directoirtje’, smoezelt hij opeens met een gemaakte heeren-stem.

Liz heeft daar enkel een verachtelijk keelgeluid voor over. Zij buigt haar eene been naar achteren, vat het aan bij de enkel en hipt en schuifelt over het paadje. ‘Weet je anders niet?’

De jongen moet zich daarop bedenken.

Ja, opeens valt hem ook nog iets anders in.

‘Waarom ga jij niet op de Krieltjes-dansclub in dit rotgat?’, vorscht hij verwonderd.

Liz trekt met de schouders. ‘Ja gut... is nooit

Alie Smeding, Naakte waarheid

(21)

over gesproken, misschien als ik van school af ben.’

Hij steekt zijn hoofd wat vooruit. ‘Op welke school ga je?, op de mulo zeker?’

Ze doet of ze iets in de hoogte gooit en weer opvangt. ‘Nog een jaar, dan ben ik daar tenminste af.’

‘Wat ga je dan doen?’, vorscht hij door, ‘vin' je het hier in Wensveld ook zoo'n bezopen boel?’ Hij rochelt van minachting. ‘Négers.’ Dadelijk bedenkt hij zich.

Wensveld, nou ja, dat doet er eigenlijk minder toe, daar gaat het niet om. Zijn kijken glijdt als tastend langs haar af. ‘Jij zal vast lekker dansen?, fiets je niet?’

Verbeten oogen krijgt Liz nu. Zij heeft al twee jaar lang om een fiets gesoebat.

Maar het zit er natuurlijk niet aan. Zij mag elke dag dat heele eind tippelen. En Pa heeft natuurlijk voor zijn eigen pleiziertjes wel geld over. En Mama - die gaat op in muisgrijs, en hutspot.

‘Nee’, zegt ze norsch kort-af, ‘nog niet.’

Maar het is of de jongen haar met zijn oogen aanraakt. Ze laat haar enkels danszwikken, en glimlacht zuinig.

De jongen fluistert wat onzinnigs. ‘Ben jij bang van een Fliedermaus, hou jij van kikkertjes?’ Hij bedoelt natuurlijk wat schuinsch.

Liz oogt over hem heen naar iets onbestemds. Zij laat zijn malle vragen als ongemerkt voorbijgaan. ‘Doet Ma ook als Pa een schuine mop vertelt.’

En als een mensch van ervaring, redeneert ze in zichzelf: ‘Of je nu deze jongen neemt of een ander, Rien

Alie Smeding, Naakte waarheid

(22)

Krin op school bijvoorbeeld, het is toch immers net eender? Ze hebben allemaal Pa's en Ooms en groote broers...’ Liz kan de mondhoeken net zoo naar omlaag trekken als haar Mama.

‘Ph’, spot ze tegen iets in de verte.

De jongen heeft daar pret over. ‘Een kittig ding’, ziet hij in.

Hij buigt zich naar haar toe. ‘Mag ik me even voorstellen?’, vraagt hij overdreven correct met een Haagsch accent, ‘André - André Dôver.’ Hij duwt zijn actentasch onder de linkerarm en neemt zijn dop af.

‘Hóe zeg je?’, Liz trekt haar witte wenkbrauwen hoog op. Zij heeft die naam nooit eerder in Wensveld gehoord. ‘Dôver?’

Hij buigt overdreven. ‘André Dôver’, herhaalt hij.

‘Waar woon je dan?’, vraagt Liz autoritair. Het klinkt of een agent van politie het noteeren moet voor een bekeuring.

‘Van Haerenstraat, zeuventig’, licht hij in. ‘Ik woon nog maar een week of zes bij mijn Oom in: Nool, weet je wel, van Adam Giesen's landbouw-credietbank.’

‘En wat voer je uit?’, polst Liz op haar politietoon.

Hij grinnikt. ‘H.B.S. derde klasse - en jij? Hoe heet jij eigenlijk?’

‘Ik?’, gegriefd gluurt Liz door haar lange witte oogharen heen. Ze is in haar eer getroffen! Hij weet immers wel hoe zíj heet, hij moet het wel weten. Zij heeft toch een bekende naam?

Alie Smeding, Naakte waarheid

(23)

‘Liz’, antwoordt ze karig.

Maar hij wacht nog.

‘Van Muntendam de uitgever, hè?’, voltooit ze onwillig, ‘nooit van gehoord zeker?, wist je natuurlijk niet?’

‘Je “van” wel’, ontwijkt hij listig, ‘maar van je voornaam had ik geen notie, waarachtig waar. Ja, je Vader...! Je Vader geeft zoo'n hoop lichte lectuur...’

‘En jouw Vader?’, snijdt ze dat af, ‘wat is die?’

Hij aarzelt even, sluit zijn hand stijf en opent haar uiterst langzaam, alsof hij iets weg laat vliegen. ‘Dood.’ Op zijn schoenhakken draait hij zich een halve slag in het rond. ‘Nou, spreken we nog wat af, Liz?’

Ze schijnt het niet te hooren, hoog kijkt ze over hem heen en schokt op de maat van een dansdeun met haar schouders. ‘Waar zijn je ijsbonbons?’

Hij glimlacht met een grimas van spijt. ‘Heb niet!’

Maar hij kijkt geslepen. ‘Als je morgenmiddag om half vijf Bouchette passeert, krijg je een groote doos bonbons.’

‘Zoo!’, Liz wipt van haar teenen op haar hakken en kijkt nadenkend.

Bouchette woont op de Brink.

Maar de Brink is mettertijd door verbouwing naar de rand van de stad geschoven.

En de stad wordt daar op de rand weer, wat hij eenmaal geweest is: een dorp met stronkig woest struikgewas, kreupelhout-laantjes, weiland met eenlijke boerenhuizen en veel stilte.

Alie Smeding, Naakte waarheid

(24)

Liz doorziet de situatie goed.

Maar ze trekt een argeloos gezicht, en denkt even na. ‘Nu ze met Rien

Krin-van-school is, kan ze niet met deze jongen gaan. De foef is nou maar, om zonder Brinklaantje, de doos te krijgen.’

‘Doos bonbons’, praat ze André na en knikt spottend. ‘Dat meen je natuurlijk wel.’

André wordt nog rooder in zijn wangen, hij ziet er betrapt uit. ‘Verrèk’, mompelt hij. En hij lacht nijdig. ‘Ja of nee, wil je hem of wil je hem niet?’

Dat klinkt overtuigend.

Liz knikt toch maar slapjes. ‘Zal 's zien.’

Kregel wil André daar tegen opkomen en - hij vergeet het. Hij krijgt ineens de pop op het geraniumbed in het oog. ‘Verroest’, hij lacht schor: hij heeft de baard in de keel. ‘Speel jij’, gnuift hij, ‘speel jij nog, god zal me liefhebben!, met een pop?’

Liz doet haar best om geen kleur te krijgen. Zij neemt een handvol steentjes van het pad en mikt die, een voor een, naar de porseleinen baby.

‘Ja, ben ik gek op’, doet ze spinnig. Ze schiet met haar grintjes. ‘Geloof je natuurlijk direct.’

André's lach is al weer over. ‘Heb je nog zóo'n klein zusje?’

‘Kind van hiernaast’, legt Liz bedaard uit, ‘die komt nog al 's spelen. Zoo'n wurm van drie turven hoog, hè?’ Ze treft de glazen knikker-oogen van de pop en gichelt voldaan: ‘Och kijk 's, nu moet de zuigeling aan een so-easy.’

Alie Smeding, Naakte waarheid

(25)

Maar André's belangstelling heeft zich al weer afgewend. ‘Zeg, is het dan afgesproken?’

‘Misschien’, tart ze vernuftig.

En hij kijkt haar met Pa-oogen aan en maakt een zoengeluid. Even loenscht hij daarbij opzij. Dan trekt hij zijn gezicht weer in de plooi. ‘Er spionneert iemand bij Bax, nou tabé dan, om half vijf, ik wacht in de Venkelsteeg, naast Bouchette.’ Hij groet wrangig-correct, en loopt zonder haast verder.

Liz oogt expres de andere kant uit.

Ze wil haar klein-wit branie-gezichtje strak houden, ze wil er net uitzien als altijd, maar er is iets waar ze verlegen om gichelen moet. ‘Nou heb ik’, zegt ze in zichzelf,

‘twee... gegadigden - om met Papa te spreken.’ Ze proest het plotseling uit, en mikt haar laatste steentje in een stuursche jool, naar de rose neus van de baby-pop. ‘Maar ik ga toch niet’, zegt ze in zichzelf, ‘ik ga niet met die nieuwe....’ Oolijkoverleggend scharrelt ze wat rond om het geraniumbed, en blijft dan weer staan. ‘Of toch wel...?’

Alie Smeding, Naakte waarheid

(26)

[II]

Er hangt een sufferige grijze nevel onder de knoestige Brinkboomen en het uitgestrekte weiland achter de gedoken boerenhuizen is bijna uitgewischt.

Een boerenkar met paard en voerman en een lange rist wilgeboomen verder-op, lijken geheimzinnig weg te drijven in de damp. En een leege autobus staat als een vormloos gedrocht aan de halte.

‘Alles om op te schiéten’, mokt Liz.

Zij leunt luchtig tegen de vale Bentheimersteen van de Brinkpomp aan en tuurt afkeerig naar de saaie huizen op het plein. ‘Van die kant moest André komen.’ Ze trappelt een beetje.

Het is goed te merken dat het al begin December is: de kou prikkelt in haar enkelknobbels en vingerkootjes, kruipt geniepig bij haar beenen op, en zit achter in haar nek.

‘Zanik-piet’, scheldt ze op André-die-te-laat-is.

En ze denkt: ‘Uit mijn humeur ben ik toch niet.’

Zij schuift haar boekentasch onder haar linkerarm, trekt haar zwart fluweelen baret dichter op haar oogen en propt haar handen diep in haar mantelzakken. Twee sluike haarsliertjes piepen opzij onder haar muts uit. Ze voelt dat die sliertjes nat van de nevel worden.

‘Lam’, knort ze, ‘zoo kleverig.’

Voor tijdverdrijf laat ze haar lippen spelen met een rilgeluidje. ‘Brrr, brrr...’

Alie Smeding, Naakte waarheid

(27)

Ineens blijft ze er in steken. ‘Jikkes, dood-chagrijnig hier.’

Een eindje achter haar kraakt een stap, een oude man hoest rochelend, zijn sleep-voeten schoppen bij elke stap in de rotte blâren op het pad: rrts, rrts... Verweg jankt een hond. En in een kreupelhoutlaantje vlakbij krassen een paar opgeschrikte kraaien.

Jammer dat het nog te vroeg voor de straatlantaarns is! En Bouchette's winkelraam is ook maar een grauw uitgevloeide schemervlek.

Liz moet ineens denken aan de moordgeschiedenissen uit Duco's kioskboeken:

‘De vrouw in het geel’ en ‘De lijkenput’ en ‘Het roode teeken’.

‘Valluiken’, soest ze, ‘zijn die nog in sommige huizen?, en parels die vergiftigen, kan je die koopen?, vergiftigde parels?’ Zij gaat in haar gedachten winkel in, winkel uit. Eindelijk heeft ze zoo'n snoer. De parels lijken op bevliesde beestenoogen. ‘Wie moet het nu hebben dat snoer?, wie zal ze het cadeau doen?, en als het haar dan zelf 's omgedaan werd, hier, onverwachts, onder de Brinkpomp?’

Netelig luisterend kijkt ze rond.

En haar zwarte oogen lijken op beslagen git.

Vijf minuten heeft zij hier nu al gestaan, vijf minuten.

Het wachten verveelt haar.

Ze is het niet gewend. André was altijd vóor haar op de afgesproken plaatsen. ‘En nóu, het is een kriem...’ Geen oogenblik staat ze stil. Ze spiedt in alle richtingen.

‘Zal ik er vandoor gaan?’, aarzelt ze.

Alie Smeding, Naakte waarheid

(28)

Op haar mantelknoopen telt ze het af. ‘Blijven, weggaan, blijven, gaan...’

Blijven, beslist de laatste knoop.

En ze onderwerpt zich.

Ze heeft ten naaste bij, wel twee - drie kilo snoep van André gekregen, de twee maanden die zij nu met hem is, maar de groote doos bonbons toch nog niet. Liz gichelt spinnig. Ze liep ook nog geen enkele keer in de avond, de verste Brinklaantjes met hem in.

Och ja, ze is al dertien jaar. Ze weet best wat er dan gebeuren zal. Rien Krin was ook een jongen. Ze wilden meer dan zoenen, de jongens. Ze wilden weten hoe een meisje was. Altijd, bij iedereen, zou dat zoo zijn. Eenmaal zei Tante Petertje, dat ze drie jaar met Oom Ernst geëngageerd geweest was zonder verboden intimiteitjes!

‘Hû!’, Liz maakt een schimpend keelgeluid, ‘verlakkerij, kàn natuurlijk niet. En wat is nou verboden?, wie verbiedt het dan?’

Ze loopt om de Brinkpomp heen, al-door in de rondte, en schopt in plakkerig dood boomblad.

‘Nou nog twee minuten’, stelt ze plotseling vast, ondanks de goede raad van de knoopen, ‘dan smeer ik hem.’

Snel begint ze te tellen, maar ze gaat er niet mee door.

Allerlei dingen vallen haar in.

Jaren geleden heeft ze hier, in de omgeving van de pomp, vaak met Papa rondgescharreld. Dan maakten ze strooptochten. Dat was in de mobilisatietijd.

Alie Smeding, Naakte waarheid

(29)

Pa onderhandelde in een van de Brinklaantjes met een boer uit de Polder. Zíj moest uitkijken naar de politie. En als ze wat verdachts zag, een politie-uniform, zou ze volgens afspraak een kwaakgeluid maken. Later kwam Pa weer bij haar. Dan moest ze kopjes boter dragen of een Meppelerkluit, en ook wel een stuk lamsbout. Week voelde dat aan, het zat in een sloop. Maar het was haar goed ingeprent: ze moest het zoo vasthouden onder haar cape dat het net was of ze niets droeg.

Onnoozel keek ze Vrikkers de politieman aan, in de Emmastraat. Vrikkers die had Pa 's betrapt met een pak koffie en thee en later met een ossenhaas...

In huis gooide de Piepert haar haast tegen het plafond aan. ‘Kranig wijf van me.’

Maar ze speelde hier ook 's wegkruipertje met Trieneke Vlas en Roosie de Wit, toen ze iets ergs ontdekte. Iets wat ze toen erg vond. Achter de dikste iep zat ze, op haar hurken - vlakbij. Hier, die gespleten iep was het. En ze wou net ‘pieuw’ roepen, toen ze Papa achter de Brinkpomp zag met de mooie Mevrouw Vallier. Mevrouw Vallier moest met de paardetram mee, er was toen nog niet eens een bus. Mevrouw Vallier rook naar fijne winkelbloemen, en ze droeg een zijden japon. Ze was schrijfster. En ze had thuis gedineerd. Ja, een echt diner was het. Mama kookte fijn die dag. Mama sloofde zich uit voor Mevrouw Vallier. Toen stonden ze hier, Pa en Mevrouw, en Pa zoende haar en ze lachten zoo raar, ze lachten of ze in wat zwaars stonden te wroeten.

Alie Smeding, Naakte waarheid

(30)

Liz hoort plotseling het fijne geknister van een rijwiel. Een fietslantaarn prikt een gaatje in de nevelschemer, een belletje tjinkelt vragend.

En ze drukt zich stijf tegen de Brinkpomp aan, Liz, ze wil zich verschuilen.

Maar André ziet haar toch wel.

Hij springt bijna zonder gerucht van zijn fiets, vlakbij haar, en geeft haar zacht een duwtje. ‘Hallo! Lang gewacht? Ik had panne. Maar kijk 's, dit verzoet veel, is het niet?’ Hij houdt een gebloemd pakje in de hoogte, een doos bonbons.

Werktuigelijk steekt Liz er de hand naar uit en ze heeft daar dadelijk spijt van.

‘Stòm!’

‘Hier niet’, lacht André vrijerig-onderdrukt en plagerig, ‘in het laantje - kom.’ Hij dooft het licht van zijn lantaarn, houdt de fiets aan de hand en duwt haar zachtjes voort bij de elleboog.

Maar Liz loopt onwillig. ‘Ik wil niet’, verzet ze zich stil, ‘ik - ik doe het niet.’

Dan denkt ze aan Papa en Mevrouw Vallier. ‘Stel je voor dat Mevrouw niet gedurfd had...’

André slaat het afgelegenste Brinklaantje met haar in.

En het kreupelhout lijkt hen in te slikken. Sluiperig loopen ze in de verlaten grijze stilte, langs verdroogd stekelig herfst-gras en prikkelende boomtakken.

Liz spert de oogen wijd open. ‘Ik kan altijd nog omkeeren’, zegt ze snel in zichzelf,

‘ik kan weghollen. Ik - ik wil dit immers nog niet met hem?’ Het vloeipapier van de bonbondoos ritselt knapperig. En haar oogen worden nog grooter. ‘Wil ze niet?’

Alie Smeding, Naakte waarheid

(31)

André slaat zijn arm vast om haar heen, ongeduldig tast hij. ‘Die beroerde dikke jas van je.’ Hij rukt de knoopen los, hij wil haar vasthouden onder haar mantel. Haar jurkje is maar dun. Hij lacht tevreden.

‘Mijn neef is over’, mompelt hij schor, ‘Nool junior. Die lammeling wou mee.

Met een halve doos sigaretten heb ik hem afgescheept.’ Hij duwt tegen haar aan.

Zijn vingers willen alle heimelijkheden vinden aan haar - alle.

En Liz perst haar kin netelig-vast in het bontkraagje van haar mantel. ‘De zon moest schijnen’, verzucht ze heimelijk.

En ze verwerpt dat dadelijk weer. ‘Dan zouden er menschen loopen, scháap.’

Telkens willen haar handen zich tezamen nijpen.

Schaamte kruipt traag en zwaar in haar op, ze is angstig. En ze tracht zich haar Papa voor de geest te halen: een groot stevig gezicht met een breede neus, een sterke nek en een staande kuif. ‘Bang, wat is dat?’, vraagt Papa in haar gedachten, ‘waarvoor bang? Het geeft geen laars.’

Ja, maar dúidelijk is Papa's stem niet.

En André's hand zoekt driftiger. ‘Hallo’, fluistert hij gesmoord, ‘klein duimpje.’

‘André is een knappe aardige jongen’, dringt Liz zich aanmoedigend op. ‘Bébé Mol is er jaloersch op, dat je met hem bent.’ In haar keel tikt het toch erg.

Onder het kreupelhout is het al avond.

En de boomen zien er uit of zij walmend rooken, en er is geen enkel gerucht.

Alie Smeding, Naakte waarheid

(32)

Op elke plek hier in de laan zou een misdaad kunnen gebeuren.

Liz huivert. ‘De parels’, glijdt het verward door haar heen, ‘de vergiftigde... en het ruikt naar lijken, zoo rot...’

André stroopt haar baret af. Zijn zoenen bonzen op haar kriebelig-kort haar, in haar nek.

‘Hier’, prevelt hij.

En zij krijgt haar doos bonbons, maar zij voelt zich ontgoocheld. ‘Het is een platte:

éen laagje zit er maar in.’

Kregel gehaast duwt ze de doos mèt haar muts in de schooltasch.

En André gooit zijn fiets tegen een boomstam aan. ‘Nu... hè?, nu dan...’

Zij blijven staan.

André zoent als mijnheer Oscar. Zijn mond hapt in de hare. Zijn vingers hebben gevonden wat hij zocht. Hij lacht daarbij in de keel.

Hij heeft dezelfde wroetende lach die Papa toen had achter de Brinkpomp.

‘Maar op het plein?’, denkt ze nog, ‘och ja, Mevrouw Vallier droeg een lange sjaal.’

Hun voeten sieperen in de vette modderbrij van het pad. En André fluistert een woord dat kleine jongens vaak op de schuttingen schrijven, een woord dat kietelt.

Maar, ook als hij ‘schatje’ zegt, klinkt het als een schuttingwoord.

Het is toch net als met Rien Krin - Rien Krin die

Alie Smeding, Naakte waarheid

(33)

ze afgedankt heeft, omdat ze dit toch maar met éen tegelijk kan hebben.

Nee, nee, het is niet hetzelfde.

Bij Rien Krin gichelde ze van begin tot eind.

Bij André Dôver moet ze zuchten en steunen.

André pijnigt. Hij wil meer dan Rien Krin, hij wil iets anders.

En dan is er plotseling geen enkele gedachte meer, alleen verbeten schrik, verbeten onwil, een verbeten schreeuw. Het hart bonst, de slapen bonzen.

Ineens, onverhoeds rukt Liz zich los.

Zij tuimelt de schemer in, zij draaft.

André lacht er om, hij wil haar pakken, en struikelt over zijn fiets.

‘Klein krengetje’, foetert hij, en grinnikt heesch.

Hij wil nog langer pleizier van haar hebben.

Brommerig-lachend holt hij achter haar aan. Hij denkt dat hij haar makkelijk inhalen kan, hij neemt niet eens zijn fiets. ‘Krengetje!’, het valt hem toch niet mee.

Zij heeft een voorsprong.

En zij rènt op haar lange beenen.

Stijf houdt ze haar tasch vast, en hijscht aan haar kleeren.

André's stappen sieperen, klokken.

Hij loopt in een plas en vloekt.

Als ze geen menschen tegengekomen was bij een dwarslaan, zou hij haar toch nog wel ingehaald hebben. Er glimt iets koperigs aan die menschen, zij loopen naast hun fiets, en hun helle acetyleen-lan-

Alie Smeding, Naakte waarheid

(34)

taarns zoeken het pad af. Het zijn lui-van-de-politie: agent Vrikkers en de rijksveldwachter Obrecht.

André houdt de stap in.

Hij is bang dat Liz hen aanroepen zal.

Weifelend blijft hij achter en moppert iets, en loopt terug.

Hij zal zijn fiets halen.

Liz begrijpt het best, zij wil hem toch ontloopen, ze jakkert voort tot ze de laatste boom van de laan bereikt heeft.

Dan komt ze in een arbeidersbuurt: lange rijen van huizen met éen deur, éen raam, en éen glazen zolderoog. Er hangen waschjes aan de drooglijnen, theelichtjes glanzen achter de ruiten, op de klinkerpaadjes spelen nog kinderen.

Sluw slaat Liz een zijstraat in, dan een steeg.

André kan naar haar fluiten!

Zij loopt weer gewoon, zij kan niet anders dan gewoon loopen, ze moet zoo hijgen.

Haar hart lijkt boven op haar hoofd te bonzen, en er kriebelen zweetdroppels langs haar wangen. Het zou haar niet verwonderen als die zweetdroppels een groezelige kleur hadden.

Zij trilt ook. Een geluk dat Papa het niet weet, het is kinderachtig dat ze trilt.

Maar het bizonderste is, dat ze zich zoo klein voelt, zoo klein bij de huizen, bij de grauwe avondlucht.

Strak tuurt ze dan naar de straatkeien, die glimmen, die hebben een natte rug.

Op de een of andere manier doen die keien haar

Alie Smeding, Naakte waarheid

(35)

aan bonbons denken. En ze piekert weer over de doos. André heeft haar toch gefopt.

‘Eén laagje maar’, gispt ze, ‘éen laagje.’

En ze heeft een beetje hinder bij het loopen.

Wat is dat?

Het is immers niets?

Ja, hij deed pijn, André, hij stak haar met zijn vinger.

‘Nu is het over’, dringt zij zich op, ‘nu is het over.’

Zij moet zich Papa's gezicht nog 's te binnen brengen. ‘Het is toch niet erg?’, smeekt ze in haar gedachten, ‘knuffelen heet het.’

‘Niks erg’, beslist Pa in haar gedachten.

En hij zegt ook nog andere dingen. ‘Je moet nemen wat je krijgen kan en je leeft maar eens. Kom, kom, als het donker is, zijn alle katjes grauw.’

Ja, dat alles zegt Papa. Maar er is toch iets scherps in haar, iets dat schrijnt als een brandblaar.

En dat is vreemd... Zij wil gewoon loopen en zij moet sluipen.

De schepen liggen als logge doode beesten in de gracht. En de scheef-gewaaide boomen aan de weg zouden graag op haar vallen, om haar te vermorzelen.

Op de teenen gaat ze langs de hoog-afgerasterde nacht-zwarte terreinen en de donker-aangeslagen muren van de kaarsenfabriek. Zij moet ineens weer aan ‘Het roode teeken’ denken en aan ‘De moord in de Kastanjelaan’.

Telkens kijkt ze om en opzij.

Alie Smeding, Naakte waarheid

(36)

De cacaofabriek is nog bleek verlicht, en de walm die uit de hooge schoorsteenen wolkt prikkelt als snuif.

Liz houdt er de adem even van in. ‘A-bàh!’

De kaarsenfabriek ruikt altijd vies. Maar wat kan er toch zoo stinken in lekkere bittere cacao?

Het strijkt maar vaag door haar heen.

Ze heeft een beklemmend voorgevoel.

Aan het hek van hun huis kan best een ineengedoken dreigerige André staan...

Al van verre loert ze.

Nee, er staat niets.

Er brandt licht bij mijnheer Swin, boven-voor. Er brandt ook licht in de gang.

Als een inbreker sluipt Liz het huis in: de deur staat aan.

Mijnheer Oscar is zeker pas thuis gekomen, die duwt nooit flink het slot aan. Maar Liz kan daar nu geen schamper gezicht bij trekken. Zij is heelemaal niet schamper op het oogenblik. Zij kijkt zelfs verschrikt naar de kapstok-spiegel.

En omzichtig, aan de kant van de traptreden, zóo dat het hout niet piepen kan, klimt ze naar boven.

Tegen de hanebalken aan heeft zij haar kamertje: vier wanden van karton. En in de hoogte gaapt een donker gat, een stuk zoldernok.

Zij slapen allemaal onder de hanebalken, er is geen andere plaats. Het heele huis is bezet door de commensaals. Alleen rechtsbeneden hebben zij nog het salon.

Alie Smeding, Naakte waarheid

(37)

Dat is Papa's ontvangkamer, voor de auteurs. Daar heeft hij ook zijn porseleinkast met de dure dingen. Het porselein is een zwak van Papa, een familie-zwak.

Maar de Piepert en Mama slapen toch niet in karton. Zij slapen in hout, en met de deur op slot. Och ja, zij zijn getrouwde menschen, zij hebben hun geheimen.

Liz verstopt haar doos bonbons eerst onder het nachtkastje en dan onder het beddekussen.

Zij heeft geen trek in bonbons.

Zij zal vooreerst geen bonbons eten.

Benauwd zucht ze.

En ze steekt haar kaars niet aan.

Ze wascht zich in het donker. Ze wil haar gezicht niet zien in het spiegeltje, het moet een raar gezicht zijn, een leelijk... Zij durft zichzelf niet in de oogen te kijken.

Dat is raar. Maar misschien is het niet zoo heel erg. In het begin met Rien Krin was het ook zoo met haar. Later ging het over. Alles slijt op de duur. Dat is een

geruststelling.

Overal waar André's mond en hand geweest is, wascht Liz zich.

Het klamme gevoel en de transpiratie verminderen toch niet. Zij heeft ook hoofdpijn, het steekt in haar eene slaap. ‘Ze is natuurlijk geschrokken, en toen die hol-partij...’ Zorgelijk tuurt ze voor zich uit. ‘En nu morgen - als ze hem tegenkomt?’

Overal ziet ze André, André die door het schoolraam in haar lokaal gluurt, die haar opwacht aan de schoolpoort, die achter haar aanloopt en haar inhaalt bij de berookte muren van de kaarsenfabriek, die haar

Alie Smeding, Naakte waarheid

(38)

opvangt bij de Brinkpomp aan de halte van de bus, en haar het verlatenste

kreupelhout-laantje induwt, om daar ergens in het donker iets kapot te maken aan haar, nee, in haar.

Liz voelt dat haar teenen zich pijnlijk krombuigen in haar laarsjes.

Dat is angst.

En het dikke in haar keel, en het droge in haar mond, dat is ook angst.

‘Ik ga naar Mama’, denkt ze.

En dat is een vreemde gedachte in haar.

Maar de eetkamer is nog donker. En in de kleine huiskamer zit Dukertje te werken:

er brandt daar een haard.

Dukertje zit bij de schemerlamp, en er vallen ronde lichtglimpen in haar dikke gele krullen, haar gezicht lijkt blanker nu dan overdag, en op de bodem van haar bruine oogen lijkt ook licht te branden.

Prevelend leest ze in haar boek, ze heeft er toch de gedachten niet heelemaal bij, maar ze wil niet gestoord worden.

Koeltjes maakt zij zich van Liz af. ‘Je Mama is bij Sien in de keuken.’

Als Liz in haar gewone doen geweest was, zou ze gezegd hebben: ‘Fíjn voor Mama!’ En dan had ze een beetje geneuried voor de haard, of het groote licht aangedraaid en een paar flikken gegapt uit de bonbonnière op het buffet.

Maar ze is nu niet in haar gewone doen. Ze is schuwig en onbeholpen, en raar-klein in haar gevoel.

Alie Smeding, Naakte waarheid

(39)

‘Oh’, prevelt ze flauwtjes, ‘is Mama...?’

Schoorvoetend drentelt ze door het lange stuk gang. En ze knippert schuchter tegen het helle keukenlicht en ook tegen Mama's achtelooze blik.

Het is Mama niet opgevallen dat Liz wat later thuis gekomen is. Ma heeft de handen vol, het is op het drukst van de dag.

Dikke wasemkrullen zwieren rond Ma's hoofd en Sien's gezicht staat heelemaal achter een nevel.

‘Dag’, zegt Liz zacht.

Mama wendt het gezicht niet van haar werk af. ‘Zoo, kind.’

Sien kijkt nog even om: het klinkt zoo vreemd-gedwee dat ‘Dag...’ Maar ze heeft het te druk met haar vischschotel, om er langer dan een oogenblik over te glimlachen.

Ze ruikt naar peterselie, citroen en nootmuscaat, Sien, en ze heeft een Jodinne-neus, hoewel ze toch een Kristenmeisje is.

Nu Liz het woord denkt, klinkt het vreemd. ‘Wat is eigenlijk een Kristenmeisje?

Zij is het ook, zij-zèlf. Maar waarom? Is het - is het omdat ze geen Jodenmeisje is?

Maar moet zij daarom net als Sien zijn?, het is niet prettig om net als Sien te wezen.’

Sien heeft vet-zwart haar, vies van damp, en roode vleeschbultjes hoog op haar wangen, en haar oogen lijken op groote rozijnen-met-pitjes.

‘Net een reclame-prent van Persil’, denkt Liz.

Zij snuift uit gewoonte naar de etensgeuren.

Op de achterste spaarbrander van het gas-fornuis

Alie Smeding, Naakte waarheid

(40)

pruttelt soep, wat erg fijns, iets à la Reine. En de oven staat vol vuurvaste schoteltjes.

Mama kijkt er telkens naar om, zij snijdt onderhand ook de ossenhaas.

En in een afgeschilferde emaille-pan walmt biet met ui. Een braadpan met rauwe flintertjes spek staat daarnaast op een gaspit te wachten, dat is voor de huiskamer.

Liz kijkt nu niet zoo jaloersch aandachtig als anders, en niet zoo belust ook.

Ze zou wel willen dat Ma iets vriendelijks zei.

Ja, wel graag zou ze dat willen.

Maar Ma kan zich nu niet om haar bekreunen. Zij is vuurrood. Zij heeft haar paarse oogblaasjes al weer, en ze trekt rimpels, en ze bijt in haar onderlip. Haar oogen staan een beetje scheef, net of ze wat verzakt zijn, ze hebben een groenig grijze kleur, net oude kruisbessen. En haar neus is te lang, te lang en te dun. Maar aan haar onderkin komt al een ribbeltje vet, lange harde haartjes zitten daarin. Ze heeft ook dwangnagels.

Tante Petertje zegt: dat staat onbeschaafd. En haar haar piekt weer zoo, de haarspelden hangen wiebelend in de losse dot.

‘Zeg, ze denken aan je, Ma’, waarschuwt Liz goedmoedig.

‘Hè?’, vraagt Ma nog. Maar ze begrijpt het al.

Met beide handen tegelijk duwt ze de spelden terug.

Nu ze de armen zoo naar haar hoofd toebuigt, lijkt haar figuur ook wel erg langwerpig. Maar op haar rug is ze net zoo vlak als van voren, en dat is nieuwerwetsch.

Alie Smeding, Naakte waarheid

(41)

Tegen de muur gedrukt blijft Liz stil staan toekijken. ‘Die André...’, tobt ze.

En later soest ze ook: ‘Ze moest maar weer met Rien Krin gaan. Jammer eigenlijk dat ze die afgeschaft had. Omdat ze er fatsoenshalve geen twee kon hebben.’

Hoewel de Papsert die had Mams en zoende met Mevrouw Vallier, en dan maakte hij nog gekheid met Coby.

Liz laat haar onder- en boventanden over elkaar heen raspen. ‘Zouen die enkel nog maar zoenen, of ook als Rien en André...?’

Zij ademt beverig daarbij, net of ze schrikt.

‘Bah’, hoont ze in stilte. En ze weet niet precies tegen wie ze dat zegt. ‘Mag Pa het niet doen! Maar van wie dan niet? Wie heeft daar iets over te zeggen? Mama misschien? Och, die heeft het immers voor alles te druk.’

Maar dat beverige ademen wordt nu nog erger.

Soms heeft ze het gevoel of ze iets van zich afduwen moet. Maar dat is zoo vaag, zoo buiten de gedachten om, er is geen naam voor, het is niet onder woorden te brengen.

Liz kucht tegen het droge plakkerige gevoel in haar keel. Ze zou wel graag iets drinken, om er van af te komen. ‘Heb je nog thee voor me, Ma?’, vraagt ze bescheiden.

Op andere dagen snibt ze: ‘Hebben jullie nou weer geen thee voor me bewaard?

Een mooie boel hier.’

Maar ze kan nu niet snibben, haar stem piept.

Alie Smeding, Naakte waarheid

(42)

Sien kijkt weer een oogenblik spotachtig verwonderd naar haar om.

Maar Mama merkt niets bizonders. Fronsend, omdat zij zooveel aan het hoofd heeft, bedenkt ze zich. ‘Er staat een beker karnemelk in de kast hier.’

Zonder animo drinkt Liz van de karnemelk.

Het plakkerige droge wil toch niet uit haar keel vandaan.

Lusteloos gaat ze weer met de rug tegen de tegeltjeswand staan. De keuken lijkt zoo groot, de menschen zijn zoo groot. Zijzelf is toch maar klein bij de anderen vergeleken, bij het andere...

Nadenkend zuigt ze op haar duim.

Vanmorgen was ze toch wel volwassen in haar gevoel. Ze dacht nog: nu heb ik mijn tweede verloofde al. Vanmorgen was het ook heel gewoon dat ze Liz tegen haar zeien.

Nu urmt ze: ‘Geen mensch zegt ooit Lizzy tegen mij. Lizzy klinkt veel liever.’

En ze is dáar toch even verbaasd over. Ja, lief en liever zijn woorden die haast nooit te pas komen in haar gedachten.

Zij moet nu wat opzij schuiven, en haar voeten naar zich toe halen. Zij staat haast overal in de weg.

Sien zet de schalen en borden al op de dienbakken.

Het rose gebloemde servies is voor Mijnheer Miekje en Richie, dat met de vergulde rand komt op Coby's kamer en mijnheer Oscar krijgt het gele met de mosgroene bladen.

Coby's maaltijd en het diner voor mijnheer Oscar

Alie Smeding, Naakte waarheid

(43)

moeten naar boven gebracht worden. Zij eten apart. Maar Miekje en Richie ontbijten, lunchen en dineeren in de eetkamer. Richie bedient dan, dat vindt zij fijn, maar zij belt bijna altijd om er iets bij te vragen: meer vla, of meer groente.

En zij zelf zitten in de huiskamer. Zij hebben het servies van de overschotten: een bruine dekschaal uit Oma Verweijne's tijd, met een paars deksel, een soepterrine met éen oor, en borden met barstjes. Er is ook nog een feest-servies, lichtblauw met kasteelen-er-op. Dat is Engelsch... Daar pronken ze mee als er auteurs zijn.

Mama schept nu vlug op. Zij houdt het hoofd wat scheef daarbij en ze kijkt of ze weegt.

Bij de soep wordt nog wat water gevoegd. Het is toch niet iets à la Reine. En op de kleine rose puddinkjes legt Mama nog een halve perzik uit het blik. ‘Dat doet aardiger’, zegt ze. Ze spreidt de dunne sneetjes ossenhaas zoo wijd-mogelijk uit op de groote ovale schotel, en voegt er een paar kleine augurkjes bij, dat garneert. Dan haalt ze een braadslee met nierbroodjes uit de oven en een schotel met geurige appelbeignets. Er is ook een prachtige caramel-vla.

De aardappels in de groote pan sissen.

Mama giet ze af, schudt ze om-en-om en laat ze een oogenblik uitdampen. Daarna verdeelt zij ze in vijf ongelijke hoopjes.

Liz krijgt nu ook wat te doen.

‘Hier, wees 's lief’, vleit Mama, ‘en draag jij nu de caramel-vla voor mijnheer Oscar.’

Alie Smeding, Naakte waarheid

(44)

Liz knikt gewillig.

Het schaaltje is warm en niet heelemaal vol. Maar op de dienbak is geen plaats meer.

Ze houdt het hoofd heel recht op, Liz, en het schaaltje op het toegevouwen servet, dicht bij haar kin. ‘Zálig, die caramel-vla.’

Stap voor stap als een Opoe, loopt ze achter Mama de trap op. Als ze nu bij haar wangen neerkijkt is het net of de vale strepen van de harde traplooper op en neer dansen.

Hol klinken hun stappen op de bovengang, en Mama's knokkeltik op de tweede deur klinkt ook hol.

Er komt een toestemmend geluid van binnen.

Zij mogen dus de kamer ingaan.

‘Goeden avond mijnheer Oscar’, zegt Mama.

En ze zegt dat met een aparte vriendelijkheid, een vriendelijkheid die alleen voor de commensalen is, of misschien ook alleen maar voor hun pensiongeld.

Mijnheer Oscar zit in de gemakkelijkste stoel die hij heeft, hij knikt boven zijn courant uit en mompelt wat vriendelijks terug.

Telkens met een stilte er tusschen, praten Mama en hij dan over de stand van het weerglas, en over een maansverduistering, en over het nut van Vichywater.

‘U kunt het krijgen’, zegt Mama gedienstig.

‘Graag’, knikt mijnheer Oscar, ‘u schrijft het dan wel op mijn boekje.’

Liz staat onderhand sufferig met het warme schaaltje in de handen. Ze zou graag aan de caramel-vla willen likken. Maar dat gaat niet. ‘Later, als ik -

Alie Smeding, Naakte waarheid

(45)

als ik ook Mama ben’, denkt ze, ‘eet ik het driemaal per dag.’

Zij is in de schemer, dicht bij de deur, blijven staan, ze wacht sloom-geduldig.

Mama dekt vlug.

Het wordt gezellig onder de lamp. Vroolijk doet het mosgroen op de gele schalen en het rose van de pudding, het bruine nierbroodje en de dampende soep.

Maar de groote kamer staat zaalachtig om dat gezellige kleurige heen.

Groote meubels heeft mijnheer Oscar: hooge boekenkasten, een blok van een schrijfbureau, en crapauds waar men wel met zijn tweeën in zitten kan.

Trieneke Vlas en Liz hebben dat wel 's gedaan.

Het gebeurt ook heel vaak dat Liz hier op haar eentje rondsnuffelt, als mijnheer Oscar er niet bij is. Zij weet precies wat er aan de wand hangt bij hem, zij ziet met dichte oogen zijn divankussens, een met fluweelen blokken, en een met een poesekop en een met kruissteekjes: een bouquet van vergeet-me-niet, dat is natuurlijk van zijn Mama. Liz heeft ook al de brieven uit het bureau-standaardje gelezen. Er zijn geen minnebrieven bij, dat is jammer.

Ineens houdt zij het hoofd weer recht-op.

Mijnheer Oscar dóet maar of hij in de courant leest, hij kijkt naar haar, hij monkelt zoo'n beetje, nu ziet hij dat ze erg in hem heeft. ‘Ach, wat staat de Mona Lisa daar stil? Net een koorknaapje achter de priester... En wat heeft ze voor lekkers?’

Mama draait zich met een verschrikt gebaartje

Alie Smeding, Naakte waarheid

(46)

naar Liz om. ‘Maar kind’, zucht ze in een verbaasde glimlach, ‘sta jíj daar nu nog altijd met die caramelvla in je handen? Niets voor jou, eigenlijk.’ Zij neemt het schaaltje over en plaatst het bij de pudding.

‘Soezerig van Mona Lisa’, plaagt mijnheer Oscar, ‘om daar zoo te blijven staan.’

En Mama kijkt al bangelijk om: Liz kan er soms van alles uitflappen en men kan er niets aan doen.

Maar Liz glimlacht nu amper.

Ze kijkt bedeesd onder haar lange oogharen uit.

Mijnheer Oscar spiedt net als Sien, hij lacht ook zoo'n beetje.

Witte tanden heeft mijnheer Oscar en een kleine knevel, eigenlijk maar een stukje knevel. En hij draagt een scheiding midden in zijn glimmende rood-bruine haar. Zijn oogen lijken ook rood-bruin, vooral als hij glimlacht, en hij glimlacht haast altijd:

hij kan niet ernstig kijken. En hij is toch nog wel ambtenaar op een belastingkantoor.

Maar hij heeft rare kleurtjes op zijn wangen, zoo erg rood, net of ze er met krijtjes opgesmeerd zijn. En hij wil altijd gekheid maken als Mama er niet bij is.

Liz kijkt stiekem achterom naar de deur. Zij kunnen nu weggaan, zij tenminste...

En Mama is klaar.

Zij zoekt de deurknop al, tastend achter de blauwroode batik-doek die voor de deur hangt.

Maar mijnheer Oscar wil haar niet laten gaan. ‘Wat nu?, wil het juffertje zoo maar retireeren?, is ze bleu ineens?, wil zij wegkruipen achter Mama's rok? Nee,

Alie Smeding, Naakte waarheid

(47)

nee, dat zal niet gaan. Kom 's hier jij, ik heb nog een appeltje met je te schillen.’

Hij maakt maar een grapje.

Een appeltje met haar te schillen?, er is niets van aan.

Maar nu kan zij niet weggaan.

Mama wenkt met de oogen.

Mama zegt met de oogen dat zij voorkomend moet zijn. ‘Kom, geen kuurtjes, hè?, ga mijnheer Oscar 's gauw een hand geven.’

Mama durft alleen maar bazig te wezen, als Papa er niet bij is, en dan praat ze of ze het tegen een kind van acht jaar heeft.

Liz komt maar langzaam druilerig naderbij.

Ze wil niet.

Over haar schouder kijkt ze naar Mama om. ‘Ik moet je toch helpen dragen?’, soebat ze.

Mama is al in de deur. ‘Wel nee, wat dragen?, hoe kom je daarop? Ik zal wel gongen als de tafel gedekt is, beneden.’

En zonder nog even te kijken gaat ze heen en sluit de deur.

Liz bijt zich fel in de lippen. ‘Stom is die Mama.’

Mama ziet enkel maar duidelijk: soep, puddingen, en sneetjes ossenhaas!

En Mama's dochter doet toch maar weer haar best om een volwassen mensch te zijn.

Zij staat nu vlak bij mijnheer Oscar en kijkt bijna vijandig naar hem op.

Dat merkt hij best.

En hij pakt haar gekscherend-boos bij de schouders

Alie Smeding, Naakte waarheid

(48)

en trekt haar met een dwingende ruk tusschen zijn knieën. ‘Zoo, nu zullen wij 's praten.’

Zwakjes stribbelt ze nog tegen, ze heeft niets te praten.

Maar mijnheer Oscar zanikt weer zoo...

‘Ja, ja’, dringt hij aan, ‘nu moet je mij onmiddellijk vertellen wat er aan de hand is met jou! Zijn wij nu opeens booze vrienden geworden?’ Er ligt iets fluweeligs over zijn stem.

En Liz knippert als een slaperig schoothondje, maar zij is helder wakker. Onwillig schudt ze het hoofd. ‘Boos?, waarom zou ik...?’ Zij steekt hem plichtmatig de hand toe.

Ze moet immers een hand geven van Mama!

‘Booze vrienden!’, bauwt ze sputterend na en ze kijkt spottend, ze haalt de schouders op, en ze doet of ze er geen erg in heeft dat mijnheer Oscar haar hand vasthoudt. Ze praat als tante Petertje: ‘Ik ben nu niet in de stemming, dat is alles, ik...’

Mijnheer Oscar schatert het weg. Hij trekt haar nog dichterbij. Zijn knieën klemmen. ‘En waarom is de kleine heks niet in de stemming?, standje gehad?’ Zijn wenkbrauwen wippen op en neer, zijn wenkbrauwen steken de gek met haar.

Het ontgaat Liz niet, zij trekt de lip op, zij moet wat stekeligs zeggen. ‘Standjes!, wat bent u ontzettend ouderwetsch.’

Opnieuw barst mijnheer Oscar in lachen uit. ‘Maar edele dame, biecht op dan!

Wat is er nu?, je hebt toch wel wàt uitgevoerd, hè?, iets gebroken?, nee?, betrapt

Alie Smeding, Naakte waarheid

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Weifelend liep ze door, telkens ontsteld overleggend of ze maar niet terugkeeren zou naar huis, en dan toch weer, tegen haar schuw verlangen in, doorstappend, de mond dun en

En zijn glimlach breekt hoekig af op de scherpe rimpelkerf aan zijn mond, telkens als hij Vader en Moeder aanhoort of tegen Vader en Moeder praat, maar er schuift zelfs

Alie Smeding, In de witte stilte.. Maar Jentien hoorde dat niet eens. Haar mond stond ook niet stil, ze liep al-pratend weer door, naar de buren toe en naar ‘de kinders’ verder-op.

Alie Smeding, Liefde.. - Soms is de ruzie tòch nog wel vlakbij. Moeder zet de koekepan hard op het vuur St... hóor je? Ze droogt de borden af - het klettert of alles kapot valt. hou

Het snoepwinkeltje was een uitdrogerij geworden: de eiers bedierven en de tabak bedierf, en de zon maakte van de suikerstokken een kleverig papje. Er was geen klandizie in het

Alie Smeding, Tijne van Hilletje.. ze moet luisteren, ze holt om te luisteren... Wat is dat nou? Haar klompen maken geen leven, oh maar, ze is niet op klompen, ze is op haar

‘Wat was 't ook voor 'n karwei,’ doezelde hij in grammig meewaren, ‘dàt werk, bij de meiden, zij, zoó-een, ze waren zeker uit de deftigheid afkomstig, maar door 't een of ander

Ik weet niet wat het is, dat ik daar dan verder mijn aandacht niet bij houden kan, of het moest zijn, omdat ik ondanks alle lof toch alleen maar de dood-gewone onbeteekenende