Vraag nr. 261
van 28 augustus 2002
van mevrouw SONJA BECQ
Rusthuisbewoners – OCMW-bijdrage
Destijds werd de zorgverzekering ingevoerd om de kosten van zorg thuis of in een rusthuis/residentiële voorziening voor gebruikers betaalbaar te houden. Tegelijk was er de bekommernis dat de vele OCMW's die voor de rusthuisbewoners financieel t e g e m o e t k o m e n , hun tegemoetkoming zouden ver-m i n d e r e n , zodat dit uiteindelijk tot een v e s t z a k-broekzakoperatie zou leiden ten nadele van de Vlaamse Gemeenschap en zonder dat dit grotere ademruimte zou geven aan de bewoners. Om die reden werd er gezocht naar mogelijkheden om te voorkomen dat OCMW's hun financiële in-breng in de ouderensector sterk zouden verminde-ren.
Inmiddels leeft ook de discussie rond het systeem van de "derde betalende" voor rusthuisbewoners voor wie de factuur door de OCMWs betaald w o r d t . De OCMW's willen voor de bewoners waarvoor zij een financiële bijdrage verlenen in de v e r b l i j f s k o s t e n , hun tegemoetkoming rechtstreeks verminderen met 160 euro. Hiervoor schrijven zij in een brief aan de rusthuizen dat de uitkering van 160 euro een bijkomend inkomen is van de rust-h u i s b e w o n e r. Zij manen de voorzieningen dan ook aan om voor alle bewoners met een C-z o r g p r o f i e l het bijkomend inkomen van 160 euro rechtstreeks in rekening te brengen op de factuur aan het OCMW.
1. Op welke wijze wordt ervoor gezorgd dat OCMW's op een gelijkaardige wijze als in het verleden blijven bijdragen in het geheel van de ouderenzorg ?
2. Mogen OCMW's de tegemoetkoming in het raam van de zorgverzekering beschouwen als een inkomen en derhalve aftrekken van de fac-tuur van het rusthuis dat door het OCMW voor de bewoner wordt betaald ?
3. Werden of worden terzake door de V l a a m s e overheid richtlijnen gegeven aan OCMW's en rusthuizen ? Zo ja, welke ?
Antwoord
1. In het kader van het ontwerpdecreet lokaal so-ciaal beleid, dat door de Vlaamse regering op 12
juli 2002 principieel werd goedgekeurd, w o r d t aan het lokaal bestuur een coördinerende rol toegekend inzake het lokaal sociaal beleid. In de context van de ouderenzorg is die coördi-nerende rol momenteel reeds vertaald in een bindend advies als onderdeel van de evaluatie-criteria bij een aanvraag voor een voorafgaande vergunning als lokaal dienstencentrum.
2. Wanneer de bestaansmiddelen van een bejaarde ontoereikend zijn om de kosten van zijn/ haar verblijf in een rusthuis te betalen, kan de be-trokkene een beroep doen op de dienstverle-ning van het OCMW, die in voorkomend geval het tekort zal bijpassen.
Beoordelen in welke mate de tenlasteneming in het kader van de zorgverzekering kan worden beschouwd als een verhoging van de bestaans-m i d d e l e n , is in eerste instantie een bevoegdheid van de federale overheid. Ik heb deze vraag dan ook per brief voorgelegd aan mevrouw Va n G o o l , regeringscommissaris voor Sociale Zeker-heid en de heer Reynders, minister van Fi n a n-c i ë n . Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de brief die ik hierover heb ontvangen van mevrouw Van Gool op 3 juni jongstleden, waarin zij stelt dat het niet haar bedoeling is om de tenlasteneming in het kader van de zorgver-zekering en de vergoeding aan de mantelzorger in aanmerking te nemen bij de berekening van de bestaansmiddelen van de zorgbehoevende. 3. Er werden terzake door de Vlaamse overheid