• No results found

Vraag nr. 210 van 3 mei 2002 van mevrouw MARLEEN VAN DEN EYNDE

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 210 van 3 mei 2002 van mevrouw MARLEEN VAN DEN EYNDE"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 210 van 3 mei 2002

van mevrouw MARLEEN VAN DEN EYNDE Dioxine – Meetmethodes

Tijdens de commissievergadering van donderdag 25 april laatstleden bespraken we het verzoek-schrift over de verplichting voor het plaatsen van een schouwfilter bij gebruik van hout- of allesbran-ders of van een open haard.

Uit de documenten die bij het verzoekschrift waren gevoegd, bleek dat één van de onderzoeken-de labo's meeonderzoeken-deelt dat het geen analyse kan maken van de aanwezigheid van dioxine in het bloed. Te-vens vermelden ze dat hun geen laboratorium be-kend is dat deze analyse zou uitvoeren.

De minister deelde mee dat de dioxine-emissie van de verwarming van gebouwen nog steeds toe-n e e m t . Gelet op het verslag vatoe-n het verzoekschrift, is dit een zeer verontrustend gegeven en een reëel probleem (Stuk 1363 (2002-2003) -Nr. 1).

1. Waarop baseert de minister haar mededeling dat de dioxine-emissie van gebouwen is geste-gen ?

2. Wat is de kostprijs van de campagne die hier-voor zal worden opgestart ?

Wordt de kostprijs op federaal of op Vlaams ni-veau gefinancierd ?

3. Is het juist dat geen enkel labo in V l a a n d e r e n dioxine meet in het menselijk lichaam ?

Welke meetmethodes worden er dan gebruikt om dioxine in het menselijk lichaam te meten ? 4. Welke meetmethodes worden er gebruikt om

de dioxines in de lucht te meten ?

Antwoord

1. Tijdens de commissievergadering van donder-dag 25 april heb ik meegedeeld dat uit de emis-siegegevens van de Vlaamse Milieumaatschap-pij (VMM) en het Milieu- en Natuurrapport Vlaanderen (MIRAT 2000) blijkt dat het a a n -d e e l van -de sector "gebouwenverwarming" in de totale dioxine-inventaris in Vlaanderen toe-n e e m t . Die toetoe-name vatoe-n het a a toe-n d e e l vatoe-n de ge-bouwenverwarming is te verklaren door de aan-pak en sanering van andere belangrijke

punt-b r o n n e n , zoals punt-bijvoorpunt-beeld de huisvuilverpunt-bran- huisvuilverbran-dingsinstallaties en de metaalsector. Met aan-deel wordt hier dus het relatieve aanaan-deel in de totale emissie-inventaris bedoeld.

Wat het absolute aandeel van de sector "gebou-wenverwarming" betreft, kan ik verwijzen naar een studie die door de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) werd uitge-voerd in opdracht van de administratie Milieu-, N a t u u r- , Land- en Waterbeheer (Aminal). D e gegevens uit het Milieu- en Natuurrapport Vlaanderen werden overgenomen uit deze stu-die "Emissies van dioxines en PAK's door ge-bouwenverwarming met vaste brandstoffen". I n de periode 1985-2002 is het absolute aandeel van deze sector zelfs afgenomen dankzij een da-lend hout- en kolenverbruik in Vlaanderen. 2. Er worden door de administratie twee

sensibili-seringscampagnes uitgewerkt met betrekking tot deze problematiek. In eerste instantie wordt een campagne met betrekking tot het verbran-den van afvalstoffen in open lucht voorbereid. Deze campagne wordt gepland voor de zomer 2 0 0 2 . Voor deze campagne is een totaalbudget uitgetrokken van 305.000 euro. De financiering zal worden gedragen door de Openbare A f v a l-stoffenmaatschappij voor het Vlaams Gewest (OVAM), VMM en Aminal.

In tweede instantie is een campagne met be-trekking tot het goed gebruik van individuele verwarmingstoestellen op vaste brandstoffen in voorbereiding tegen het najaar 2002. De kost-prijs van deze campagne is nog niet bekend, maar wordt voorlopig geraamd op maximaal 10.000 euro. De financiering is geregeld op Vlaams niveau.

3. Dioxines en dioxineachtige verbindingen kun-nen in het menselijk lichaam gemeten worden. Meestal gebeurt dit in bloed- of serumstalen, moedermelkstalen of stalen van vetweefsel. Eerst wordt de vetfractie, die de dioxines bevat, uit het lichaamsmateriaal geïsoleerd, v e r v o l g e n s worden storende bestanddelen uit dit extract verwijderd en ten slotte wordt de eigenlijke me-ting uitgevoerd op het gezuiverde preparaat. Verschillende meetmethodes zijn hiervoor be-schikbaar, ook in Vlaanderen.

De chemisch-analytische methode

(2)

ver-bindingen voor. Bij een typische chemische dioxineanalyse worden de zeventien internatio-naal als meest belangrijk beschouwde gechlo-reerde dibenzodioxines en dibenzofuranen ge-m e t e n . Daarenboven kan een reeks polychloor bifenylen (PCB's) met dioxineachtige activiteit worden gemeten.

De chemische meting van dioxines in lichaams-materiaal vereist een intensieve zuivering van de extracten en het gebruik van complexe en dure apparatuur, namelijk gaschromatografie gekoppeld aan hogeresolutiemassaspectrome-t r i e. Om de kwalihogeresolutiemassaspectrome-teihogeresolutiemassaspectrome-t hogeresolutiemassaspectrome-te waarborgen, w o r d hogeresolutiemassaspectrome-t onder meer gebruikgemaakt van een chemisch analoog maar gemerkt product voor elke te be-palen verbinding. Bij de chemische analyse ver-krijgt men een gehalte voor elke afzonderlijke gemeten verbinding, waarbij men vervolgens de gemeten concentratie van de verbinding verme-nigvuldigt met een internationaal overeengeko-men toxiciteitsfactor. De aldus verkregen waar-den worwaar-den opgeteld om een eindresultaat te verkrijgen uitgedrukt als picogram dioxinetoxi-citeitsequivalenten (TEQ) per gram vet.

De chemische bepaling heeft een grote nauw-k e u r i g h e i d , maar is vrij omslachtig en duur. Z e vereist tot ongeveer 50 milliliter bloed, a f h a n k e-lijk van de gehanteerde analysemethode.

De biologische screeningsmethode (Calux) Deze meetmethode kan ook worden toegepast op menselijke stalen. Nadat de vetfractie met de dioxines geëxtraheerd is, volstaat een korte op-zuiveringsmethode om de meting mogelijk te m a k e n . De aanwezigheid van dioxineachtige stoffen in het verkregen extract wordt gemeten met behulp van een biologisch testsysteem. Hierbij meet men de dioxine-activiteit die in het extract aanwezig is in vergelijking met de activi-teit van het 2, 3 , 7 , 8-gechloreerde dioxineconge-n e e r. Ook idioxineconge-n dit geval verkrijgt medioxineconge-n dus eedioxineconge-n waarde uitgedrukt in picogram TEQ per gram vet.

Deze meetmethode heeft het voordeel dat ze rechtstreeks de toxicologische activiteit (bin-ding aan de dioxinereceptor) van de aanwezige dioxineachtige stoffen weergeeft. Verder is slechts een beperkt volume bloed nodig (onge-veer 10 ml bloed is ruim voldoende) en is de methode sneller en goedkoper. Nadeel is echter dat ze minder specifiek is, omdat andere compo-nenten met een dioxineactiviteit (bijvoorbeeld gebromeerde verbindingen) in bepaalde mate kunnen worden meegemeten. Ze vertoont ook

een grotere variabiliteit vergeleken met de che-mische meetmethode en de mate van overeen-stemming tussen resultaten van verschillende la-boratoria is nog minder goed bekend.

Beide methodes worden door de laboratoria van de Vlaamse Instelling voor Te c h n o l o g i s c h Onderzoek (Mol) uitgevoerd. Wat de toepassing van de chemische methode op menselijke stalen b e t r e f t , heeft ook het laboratorium CA RT (Luik) ervaring. Verder voert ook het laborato-rium SGS (Antwerpen) chemische dioxineana-lyses uit, voornamelijk op milieu- en voedings-s t a l e n . De laboratoria van het We t e n voedings-s c h a p p e l i j k Instituut Volksgezondheid – Louis Pasteur (WIV) (Brussel) hebben ervaring met de biolo-gische screeningsmethode, doch voornamelijk op voedingsstalen.

4. Er bestaan twee methodes om dioxines in de lucht te meten. Het onderscheid wordt bepaald door de manier waarop men dioxines bemon-stert.

Bij de meting van dioxineconcentraties gaat men met een pomp omgevingslucht door een filter leiden zodat dioxines die gebonden zitten op stofdeeltjes op de filter achterblijven. A c h t e r de filter bevindt zich een polyurethaanschuim-patroon (PUF) voor de adsorptie van gasvormi-ge dioxines die door de eerste filter niet worden t e g e n g e h o u d e n . Nadien wordt in het labo de hoeveelheid dioxines bepaald die door de filters werden opgevangen.

Bij dioxinedepositiemetingen wordt neervallend stof in een kruik opgevangen. Aangezien de kruik uit glas bestaat, kan ze vooraf zeer gron-dig gereinigd worden om lage blancowaarden te v e r k r i j g e n , die nodig zijn voor bepalingen op i m m i s s i e n i v e a u . Na de bemonsteringsperiode van ongeveer een maand wordt in het labo de inhoud van de kruik op dioxines geanalyseerd. Dioxines worden voornamelijk opgenomen via de voeding en slechts in geringe mate via de a d e m h a l i n g. Doordat dioxines op weilanden te-r e c h t k o m e n , wote-rden ze doote-r het vee opgeno-men en koopgeno-men zo in de voedselketen van de mens terecht. De VMM voert momenteel dioxi-nedepositiemetingen uit omdat deze meetme-thodes beter de blootstelling van dioxines in kaart brengt.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het besluit van de Vlaamse regering van 14 april 2000 tot bepaling van de vergunningplich- tige functiewijzigingen en van de werken, h a n- delingen en wijzigingen waarvoor

Hebben ze alle de laatste vijf jaar vol- daan aan het decreet, gelet op het feit dat som- mige zichzelf hebben opgeheven en vervolgens opnieuw een jongerenbeweging hebben

Op 4 december 2000 vond in een indoorkarting in Wallonië een incident plaats waarbij een vijftigtal personen werd bevangen door koolstofmonoxide1. Vooral de werking van

De gemeten piekconcentraties blijven ver bene- den deze waarde, waaruit kan worden afgeleid dat er geen schadelijke gevolgen voor mens en omgeving mogelijk waren bij de gemeten

voorschriften inzake niet voor menselijke con- sumptie bestemde dierlijke bijproducten wordt een aparte studie uitgevoerd door het Instituut voor Milieu- en Energierecht van de

H e t decreet betreffende water bestemd voor menselij- ke aanwending bepaalt expliciet dat de V l a a m s e regering hier regulerend kan optreden en bevat reeds een aantal

Aangezien de kostprijs voor waterproductie in grote mate bestaat uit onsamendrukbare kosten (investeringen in productie en distributiemidde- l e n ) , komt de

Ik heb dan ook de opdracht gegeven aan de Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaams Gewest (OVAM) om binnen het strate- gisch project "Bodemsanering" een