• No results found

2010 Examen HAVO

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "2010 Examen HAVO"

Copied!
23
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Examen HAVO

2010

economie

tevens oud programma

economie 1,2

Bij dit examen hoort een bijlage.

Dit examen bestaat uit 26 vragen.

Voor dit examen zijn maximaal 56 punten te behalen.

Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden.

Als bij een vraag een verklaring, uitleg of berekening gevraagd wordt, worden aan het antwoord geen punten toegekend als deze verklaring, uitleg of berekening ontbreekt.

Geef niet meer antwoorden (redenen, voorbeelden e.d.) dan er worden gevraagd. Als er tijdvak 1 dinsdag 25 mei 13.30 - 16.00 uur

(2)

HA-1022-a-10-1-o 2 lees verder ►►►

Opgave 1

Verdienen ministers te weinig?

Een commissie stelt dat een minister meer zou moeten verdienen dan zijn topambtenaren. Uit onderzoek van de commissie blijkt echter dat in 2005 het salaris van een topambtenaar gemiddeld gelijk was aan dat van een minister:

beiden verdienden gemiddeld € 122.000 per jaar.

De commissie signaleert ook dat de stijging van de salarissen van ministers en topambtenaren achterblijft bij de stijging van de salarissen van de top in het bedrijfsleven. Deze ontwikkeling zou volgens de commissie in de toekomst bedreigend kunnen zijn voor de kwaliteit van het overheidsbestuur.

In de onderstaande figuur is de salarisontwikkeling van de drie genoemde groepen vanaf 1970 weergegeven.

top bedrijfsleven topambtenaar minister Legenda:

indexcijfer (1970 = 100)

0 50 100 150 200 250 300 350 400 450 500

182

252

289

309

354

404

456

162

208 209

231

265

291

327

126 100

162 165 175

201

220

247

1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 jaar

2p 1 Bereken het salaris van een minister in 1990.

2p 2 Was in 1970 het salaris van een topambtenaar hoger dan, lager dan of gelijk aan het salaris van een minister? Verklaar het antwoord zonder een berekening te maken.

2p 3 Geef een verklaring voor de stelling van de commissie dat de kwaliteit van het overheidbestuur in de toekomst wordt bedreigd.

(3)

Opgave 2

uit een krant (oktober 2006):

‘Carry trade’ omvangrijk en risicovol

Volgens schattingen bedroeg de omvang van de carry trade met de Japanse yen het afgelopen kwartaal € 260 miljard. Een voorbeeld maakt duidelijk wat

carry trade is. Jansen leent voor een jaar 140 miljoen yen in Japan tegen een vaste rente van 0,25% per jaar. Jansen wisselt deze 140 miljoen yen om in 1 miljoen euro en zet dit bedrag vervolgens in Europa op een spaarrekening tegen een vaste rente van 4,5% per jaar. Na een jaar neemt Jansen het geld van de spaarrekening, wisselt het om in yens en lost de lening in Japan af.

Jansen profiteert zo van het renteverschil tussen Japan en Europa.

De Europese Centrale Bank waarschuwt voor het valutarisico van zo’n

carry trade. Zij wijst daarbij op de rente-ontwikkeling in Japan. De rente in Japan is weliswaar al meer dan tien jaar lager dan 1%, maar er zijn tekenen die erop wijzen dat de rente gaat stijgen. De Japanse economie is namelijk het afgelopen jaar met 4,8% gegroeid. Zo hoog is de groei in tien jaar niet geweest. Die sterke groei kan leiden tot inflatie en om die te bestrijden zou de Japanse centrale bank de rente kunnen verhogen. Zo’n renteverhoging heeft gevolgen voor de koers van de yen.

2p 4 Leg uit hoe een hoge economische groei kan leiden tot inflatie.

2p 5 Leg uit hoe door een renteverhoging inflatie wordt bestreden.

Stel dat op het moment dat Jansen de schuld moet aflossen, de koers van de euro 135 yen bedraagt. Rentebetaling gebeurt aan het einde van het jaar.

Bijkomende kosten zijn er niet.

2p 6 Bereken hoeveel euro Jansen met zijn carry trade heeft verdiend.

Stel dat Jansen een jaar later eenzelfde carry trade afsluit. De rente die Jansen bij deze transactie moet betalen, staat gedurende het hele jaar vast. Halverwege dat jaar stijgt de rente op de geldmarkt in Japan.

2p 7 Leg uit dat de rentestijging kan leiden tot een stijging van de koers van de yen.

2p 8 Leg uit dat Jansen nadeel ondervindt van een stijging van de koers van de yen.

(4)

HA-1022-a-10-1-o 4 lees verder ►►►

Opgave 3

Conjunctuur in beweging

De conjunctuurontwikkeling in Nederland kan worden beschreven aan de hand van conjunctuurindicatoren.

Conjunctuurindicatoren zijn bijvoorbeeld het bruto binnenlands product (bbp) en de werkgelegenheid: uit een toename van de groei van het bbp en de

werkgelegenheid, kan afgeleid worden dat de conjunctuur herstelt. Sommigen zien ook het saldo van de overheidsbegroting als een conjunctuurindicator.

2p 9 Noem een andere conjunctuurindicator. Licht toe hoe uit de ontwikkeling van de genoemde indicator een herstel van de conjunctuur kan worden afgelezen.

De Nederlandse overheid gaat bij het opstellen van haar begroting uit van de verwachte gemiddelde groei van het bbp over enkele jaren. De Nederlandse overheidsbegroting voor 2006 liet een tekort zien. In 2006 begon in Nederland na een periode van laagconjunctuur een periode van hoogconjunctuur. Dit herstel van de conjunctuur had gevolgen voor het werkelijke tekort van de overheid over 2006.

2p 10 Zal, uitsluitend kijkend naar de conjuncturele ontwikkeling, het werkelijke tekort van de overheid over 2006 lager of hoger zijn dan begroot? Verklaar het

antwoord en betrek daarin zowel de inkomsten als de uitgaven van de overheid.

groei reëel bbp en groei werkgelegenheid (in arbeidsjaren)

7 6 5 4 3 2 1 0 -1 -2 -3

1970 1972

1974 1976

1978 1980

1982 1984

1986 1988

1990 1992

1994 1996

1998 2000

2002 2004

2006 in % ten

opzichte van het voorafgaande jaar

Legenda:

bbp

werkgelegenheid

jaar

Uit de figuur blijkt dat in één van de jaren in de periode 2000-2006 de arbeidsproductiviteit per arbeidsjaar is gedaald.

2p 11 In welk jaar is de arbeidsproductiviteit per arbeidsjaar gedaald?

(5)

In een toelichting bij de figuur leest Richard de volgende informatie.

− In 1970 bedroeg het bbp € 58,1 miljard en in 2005 was dat € 505,6 miljard;

dat is een stijging van 770%.

− De groei van het reële bbp in de periode 1970-2006 bedroeg gemiddeld 2,5% per jaar.

Richard verbaast zich over de stijging van 770%. Hij denkt dat een groei van 2,5% per jaar in 35 jaar een groei van 35 × 2,5% = 87,5% zou moeten

opleveren. Een klasgenoot zegt dat Richard twee fouten maakt.

2p 12 Beschrijf een van die twee fouten.

(6)

HA-1022-a-10-1-o 6 lees verder ►►►

Opgave 4

Het zwarte circuit wordt wit

Het huis schoonmaken, op de kinderen passen, de tuin onderhouden, de hond uitlaten, sommige mensen hebben voor dit huishoudelijke werk door een drukke baan geen tijd meer. Andere kiezen voor een deeltijdbaan. Tegelijkertijd zijn er mensen die geen baan hebben en een bijstandsuitkering ontvangen.

Een politieke partij komt met een plan om bijstandsontvangers tegen betaling huishoudelijk werk te laten doen: ‘de dienstencheque’. Het plan kan volgens de partij eenvoudig worden gerealiseerd en de uitvoeringskosten zijn laag.

Mensen die huishoudelijk werk willen laten doen, kunnen bij de belastingdienst dienstencheques kopen van € 5, € 10 en € 25. Met de dienstencheques kunnen bijstandsontvangers worden betaald om huishoudelijk werk te doen. Kopers van dienstencheques mogen de heffingskorting bij de inkomstenbelasting verhogen met 35% van de aanschafwaarde van de dienstencheques.

Bijstandsontvangers kunnen de verdiende dienstencheques bij de gemeente inwisselen tegen geld. Hun bijstandsuitkering wordt dan met 30% van dat bedrag gekort. Over het bedrag van de ingewisselde dienstencheques moeten zij 35% inkomstenbelasting betalen.

Stel je de volgende situatie voor:

In een krant lees je een artikel over het bovenstaande plan. Met een ingezonden brief in de krant wil je dit plan ondersteunen.

Je brief begint als volgt:

“Met instemming heb ik kennis genomen van het plan om de dienstencheque in te voeren. In deze brief zal ik proberen duidelijk te maken dat er veel voordelen aan dit plan zitten.”

6p 13 Schrijf het vervolg van de brief.

In deze brief moeten de volgende aspecten aan de orde komen.

a Het gevolg van de dienstencheque voor de omvang van de productie in de formele en in de informele economie.

b Het gevolg van de dienstencheque voor de participatiegraad.

Daarnaast moet in de brief naar eigen keuze één van de onderstaande aspecten aan de orde komen. Kies daarbij het aspect dat het best in de brief past.

1 Het gevolg van de dienstencheque voor de door de overheid betaalde overdrachtsuitgaven.

2 Het gelijker worden van de secundaire inkomensverdeling door de dienstencheque.

3 Het feit dat de dienstencheque zowel positieve als negatieve gevolgen heeft voor de belastinginkomsten van de overheid.

Aanwijzingen:

− De onderdelen van de brief moeten logisch op elkaar aansluiten.

− Gebruik voor het vervolg van de brief 120 woorden; een afwijking van 20 woorden is toegestaan.

(7)

Opgave 5

uit een krant (januari 2007):

Nederland heeft na Finland de laagste inflatie

Over de periode 2003-2006 was de inflatie in Nederland lager dan gemiddeld in de Eurozone. De naar verhouding lage inflatie in Nederland is onder andere het gevolg van de geringe prijsstijging van de artikelgroep ‘voeding en alcoholvrije dranken’. De woninghuren en de prijzen van energie en gezondheidszorg stegen in Nederland sneller dan gemiddeld in de Eurozone.

inflatie 2003-2006

0 2 4 6 8 10 12

Luxemburg 11,5

10,8

10,2

6,9

5,9

4,8

2,5 Spanje

Griekenland

Eurozone

Duitsland

Nederland

Finland

%

Voor de prijsontwikkeling in Nederland over de periode 2003-2006 zijn enkele oorzaken aan te geven:

− er was in Nederland sprake van laagconjunctuur;

− de loonstijging in Nederland was beperkt;

− de supermarkten voerden een hevige concurrentieslag met elkaar.

Stel dat in 2003 een pakket goederen in zowel Finland als Nederland € 10.000 kost. Stel verder dat dit pakket over de periode 2003-2006 in prijs stijgt volgens de gegevens in de figuur.

2p 14 Bereken, in één decimaal nauwkeurig, hoeveel procent het pakket in 2006 in Nederland duurder is dan in Finland.

2p 15 Leg uit hoe een periode van laagconjunctuur kan bijdragen aan een beperkte stijging van de lonen.

2p 16 Leg uit hoe een beperkte loonstijging kan leiden tot een concurrentieslag tussen supermarkten.

(8)

HA-1022-a-10-1-o 8 lees verder ►►►

De prijsstijging in de landen van de Eurozone wordt berekend met een gewogen consumentenprijsindexcijfer. In de onderstaande tabel staan de gegevens waarop de prijsstijging in Nederland tussen 2003 en 2006 is gebaseerd.

artikelgroep weging prijsindexcijfer

voeding en alcoholvrije dranken 11 103,5

overige producten 89 105,0

totaal 100 104,8

Stel dat het prijsindexcijfer van de artikelgroep ‘voeding en alcoholvrije dranken’

over de periode 2003-2006 in Nederland 110,9 had bedragen.

2p 17 Bereken, in één decimaal nauwkeurig, hoe groot de procentuele prijsstijging in Nederland over de periode 2003-2006 dan zou zijn geweest.

(9)

Opgave 6

De Europese Unie en de wereldhandel

In economische publicaties wordt veel gebruikgemaakt van tabellen en grafieken. In het informatieboekje staan vijf statistieken over de vier

belangrijkste economieën in de wereld: de Europese Unie (EU), de Verenigde Staten van Amerika (VS), Japan en China. In de statistieken bestaat de lopende rekening van de betalingsbalans uit de goederenrekening, de dienstenrekening en de inkomensrekening. Naar aanleiding van deze statistieken worden in deze opgave vijf vragen gesteld.

2p 18 Bereken voor 2004 de omvang van de wereldproductie in miljarden dollars.

2p 19 Toon aan de hand van statistiek 2 met een berekening aan dat de euro in 2004 vergeleken met 2003 ten opzichte van de dollar is geapprecieerd.

China wordt voor de EU een steeds belangrijkere handelspartner. Inmiddels is de import van goederen van de EU uit China veel groter dan de import van goederen van de EU uit Japan.

2p 20 Bereken voor 2004 het tekort op de goederenrekening in miljarden dollars van de EU met China.

Uit statistiek 4 kan worden afgelezen dat het dienstenverkeer tussen de EU en China in de periode 1999-2004 sterk is gestegen. Jaap beweert dat uit

statistiek 4 af te lezen is dat in 2000 de dienstenrekening tussen de EU en China in evenwicht is. Tineke beweert dat dit niet uit statistiek 4 kan worden afgelezen.

2p 21 Wie heeft gelijk, Jaap of Tineke? Licht het antwoord toe.

De toeristenrekening is een belangrijk onderdeel van de dienstenrekening. Uit statistiek 5 kan worden afgeleid dat het saldo van de toeristenrekening van de EU met China in 2003 en in 2004 negatief is.

2p 22 Leg uit dat uit statistiek 5 niet de conclusie mag worden getrokken dat een groter aantal toeristen uit de EU naar China op vakantie gaat dan omgekeerd.

Let op: de laatste vragen van dit examen staan op de volgende pagina.

(10)

HA-1022-a-10-1-o 10 lees verder ►►►

Opgave 7

Armoede in de Verenigde Staten toegenomen

In 2000 waren de inkomensverschillen in de Verenigde Staten van Amerika (VS) groter dan in Nederland. In de onderstaande tabel staan gegevens over de inkomensverdeling in Nederland en in de VS in 2000. Alle inkomensontvangers zijn hierbij naar hoogte van het inkomen verdeeld in vijf 20%-groepen, waarbij de eerste groep het laagste inkomen heeft. De cijfers zijn gecumuleerde inkomensaandelen in procenten.

groep 1

groep 1+2

groep 1+2+3

groep 1+2+3+4

groep 1+2+3+4+5

Nederland 7,6 20,8 38,0 61,3 100

VS 5,4 16,1 31,8 54,2 100

Inkomensverschillen kunnen op verschillende manieren worden gemeten. Een manier is de verhouding tussen het inkomensaandeel van de vijfde groep en dat van de eerste groep. In 2000 is die verhouding in Nederland (afgerond) 5 : 1.

2p 23 Toon met een berekening aan dat de inkomensverschillen volgens deze manier in de VS in 2000 groter zijn dan in Nederland.

Met behulp van de gegevens in de bovenstaande tabel kan een lorenzcurve worden getekend. De coördinaten (0;0) en (100;100) liggen op deze curve.

2p 24 Noem de coördinaten van twee andere punten op de lorenzcurve van Nederland die met behulp van de tabel kunnen worden bepaald.

In de VS was in de periode 2000-2005 de gemiddelde loonstijging kleiner dan de gemiddelde stijging van de arbeidsproductiviteit. De stijging van de

arbeidsproductiviteit werd veroorzaakt door automatisering van veel

productieprocessen. De behoefte aan hooggeschoolde arbeidskrachten steeg daardoor sterk. En dat terwijl laaggeschoolde immigranten een steeds groter deel gaan uitmaken van de beroepsbevolking. Door deze ontwikkeling van de arbeidsmarkt in de periode 2000-2005 zijn de inkomensverschillen in de VS toegenomen.

2p 25 Zijn de loonkosten per product in de VS in de periode 2000-2005 gestegen, gedaald of gelijk gebleven? Verklaar het antwoord.

2p 26 Leg met behulp van de gegevens uit dat de inkomensverschillen in de VS in de periode 2000-2005 door de ontwikkeling van de arbeidsmarkt zijn toegenomen.

einde „

HA-1022-a-10-1-o*

(11)

Bijlage HAVO

2010

economie

tevens oud programma

economie 1,2

Informatieboekje

tijdvak 1

(12)

HA-1022-a-10-1-b 2 lees verder ►►►

Informatieboekje bij opgave 6

statistiek 1

aandeel in de wereldproductie in 2004

EU 31%

VS 28%

Japan 11%

China 4%

rest van de wereld 26%

omvang van de productie in 2004

eenheid productie

EU miljarden dollars 12.958

VS miljarden dollars 11.704

Japan miljarden dollars 4.598 China miljarden dollars 1.672

statistiek 2

wereldmarktprijs van ruwe olie

prijs in euro s prijs in dollars 0

10 20 30 40 50 60

Legenda:

prijs per vat

2002 2003 2004 2005

26,4

25,5

30,7

42,0 52,0

38,2

28,8

38,2

28,8

25,0

jaar

(13)

statistiek 3

waarde onderlinge handel in goederen in 2004 (miljarden dollars)

import van:

EU VS Japan China

EU − 290,9 53,7 59,8

VS 196,3 − 54,4 34,7

Japan 91,9 129,6 − 79,9

export van:

China 158,0 196,7 93,8 −

statistiek 4

dienstenverkeer tussen de EU en China (indexcijfers)

0 50 100 150 200 250 300 350 indexcijfers (1999 = 100)

Legenda:

index exportwaarde van EU index importwaarde van EU

100,0 100,0

115,8 115,8

157,9 147,4

242,1

315,8

252,6

163,2 200,0

168,4

1999 2000 2001 2002 2003 2004

jaar

statistiek 5

saldo dienstenrekening tussen de EU en China (euro’s)

eenheid 2003 2004 saldo dienstenrekening EU inclusief toerisme* miljarden euro’s 1,8 1,5 saldo dienstenrekening EU exclusief toerisme* miljarden euro’s 2,0 2,2

*Een positief saldo geeft aan dat er een overschot is.

(14)

HA-1022-a-10-1-c 1 lees verder ►►►

Correctievoorschrift HAVO

2010

tijdvak 1

economie

tevens oud programma

economie 1,2

Het correctievoorschrift bestaat uit:

1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels

3 Vakspecifieke regels 4 Beoordelingsmodel 5 Inzenden scores

1 Regels voor de beoordeling

Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o.

Voorts heeft de CEVO op grond van artikel 39 van dit Besluit de Regeling beoordeling centraal examen vastgesteld (CEVO-09.0313, 31 maart 2009, zie www.examenblad.nl).

Deze regeling blijft ook na het aantreden van het College voor Examens van kracht.

Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 36, 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang:

1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen en het proces-verbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past de beoordelingsnormen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door het College voor Examens.

2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het proces-verbaal en de regels voor het bepalen van de score onverwijld aan de gecommitteerde toekomen.

3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past de beoordelingsnormen en de regels voor het bepalen van de score toe die zijn gegeven door het College voor Examens.

(15)

De gecommitteerde voegt bij het gecorrigeerde werk een verklaring betreffende de verrichte correctie. Deze verklaring wordt mede ondertekend door het bevoegd gezag van de gecommitteerde.

4 De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast.

5 Indien de examinator en de gecommitteerde daarbij niet tot overeenstemming komen, wordt het geschil voorgelegd aan het bevoegd gezag van de

gecommitteerde. Dit bevoegd gezag kan hierover in overleg treden met het bevoegd gezag van de examinator. Indien het geschil niet kan worden beslecht, wordt

hiervan melding gemaakt aan de inspectie. De inspectie kan een derde onafhankelijke gecommitteerde aanwijzen. De beoordeling van de derde gecommitteerde komt in de plaats van de eerdere beoordelingen.

2 Algemene regels

Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de Regeling beoordeling centraal examen van toepassing:

1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat.

2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, ..., n, waarbij n het

maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 zijn niet geoorloofd.

3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels:

3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend;

3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend, in overeenstemming met het

beoordelingsmodel;

3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden

toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel;

3.4 indien slechts één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld;

3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal;

3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of

berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is aangegeven;

3.7 indien in het beoordelingsmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord of onderdeel van dat antwoord;

(16)

HA-1022-a-10-1-c 3 lees verder ►►►

3.8 indien in het beoordelingsmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen;

3.9 indien een kandidaat op grond van een algemeen geldende woordbetekenis, zoals bijvoorbeeld vermeld in een woordenboek, een antwoord geeft dat vakinhoudelijk onjuist is, worden aan dat antwoord geen scorepunten toegekend, of tenminste niet de scorepunten die met de vakinhoudelijke onjuistheid gemoeid zijn.

4 Het juiste antwoord op een meerkeuzevraag is de hoofdletter die behoort bij de juiste keuzemogelijkheid. Voor een juist antwoord op een meerkeuzevraag wordt het in het beoordelingsmodel vermelde aantal punten toegekend. Voor elk ander

antwoord worden geen scorepunten toegekend. Indien meer dan één antwoord gegeven is, worden eveneens geen scorepunten toegekend.

5 Een fout mag in de uitwerking van een vraag maar één keer worden aangerekend, tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd wordt en/of tenzij in het

beoordelingsmodel anders is vermeld.

6 Een zelfde fout in de beantwoording van verschillende vragen moet steeds opnieuw worden aangerekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld.

7 Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een examen of in het beoordelingsmodel bij dat examen een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof examen en beoordelingsmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan het College voor Examens. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het beoordelingsmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden.

8 Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven.

9 Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen.

Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur.

De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer.

NB Het aangeven van de onvolkomenheden op het werk en/of het noteren van de behaalde scores bij de vraag is toegestaan, maar niet verplicht.

3 Vakspecifieke regels

Voor dit examen kunnen maximaal 56 scorepunten worden behaald.

Voor dit examen is de volgende vakspecifieke regel vastgesteld:

Voor rekenfouten worden geen punten afgetrokken. Wanneer echter de kandidaat bij een berekening kennelijk verzuimd heeft door schatting controle op het antwoord uit te oefenen, wordt voor deze fouten één punt afgetrokken tot een maximum van drie punten voor het hele examen.

(17)

4 Beoordelingsmodel

Opmerking

Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke.

Opgave 1

1 maximumscore 2

Een voorbeeld van een juiste berekening is:

salaris: 122.000

247 × 175 = € 86.437 Opmerking

Een andere juiste manier van afronden ook goed rekenen.

2 maximumscore 2 lager

Een voorbeeld van een juiste verklaring is:

Een verklaring waaruit blijkt dat de salarissen in 2005 gelijk zijn, maar dat het salaris van topambtenaren vanaf 1970 (relatief) meer is gestegen en dus in 1970 lager moet zijn geweest dan dat van een minister.

3 maximumscore 2

Een voorbeeld van een juist antwoord is:

Een antwoord waaruit blijkt dat de overheid voor het geboden salaris steeds moeilijker hooggekwalificeerde mensen kan aantrekken omdat die kiezen voor het bedrijfsleven.

Vraag Antwoord Scores

(18)

HA-1022-a-10-1-c 5 lees verder ►►►

Vraag Antwoord Scores

Opgave 2

4 maximumscore 2

Voorbeelden van een juist antwoord zijn:

− Een antwoord waaruit blijkt dat bij een hoge economische groei de bestedingen sneller groeien dan de productiecapaciteit en er bestedingsinflatie ontstaat.

− Een antwoord waaruit blijkt dat bij een hoge economische groei krapte op de arbeidsmarkt ontstaat waardoor de lonen stijgen en er

loonkosteninflatie ontstaat.

5 maximumscore 2

Een voorbeeld van een juist antwoord is:

Een antwoord waaruit blijkt dat door een renteverhoging de besparingen stijgen / de kredietverlening afneemt hetgeen betekent dat de bestedingen dalen en de kans op bestedingsinflatie afneemt.

6 maximumscore 2

Een voorbeeld van een juiste berekening is:

• opbrengst: € 1 miljoen × 1,045 € 1.045.000,00 1

• terugbetaling: 140 miljoen 1,0025 135

× € 1.039.629,63

Jansen heeft verdiend € 5.370,37 1

Opmerking

Een andere juiste manier van afronden ook goed rekenen.

7 maximumscore 2

Een voorbeeld van een juist antwoord is:

Een antwoord waaruit blijkt dat door de rentestijging Japan aantrekkelijker wordt voor buitenlandse beleggers waardoor de vraag naar yens stijgt.

8 maximumscore 2

Een voorbeeld van een juist antwoord is:

Een antwoord waaruit blijkt dat door de duurdere yen voor de terugbetaling van de yens meer euro’s nodig zijn dan er eerder voor de yens werden gekregen.

(19)

Vraag Antwoord Scores

Opgave 3

9 maximumscore 2

Voorbeelden van een juist antwoord zijn:

− bezettingsgraad

Een voorbeeld van een juiste toelichting is:

Een toelichting waaruit blijkt dat er bij conjunctureel herstel sprake is van groeiende productie zodat een groter deel van de

productiecapaciteit wordt benut.

− consumptie

Een voorbeeld van een juiste toelichting is:

Een toelichting waaruit blijkt dat er bij conjunctureel herstel sprake is van een toenemend consumentenvertrouwen zodat de consumptieve uitgaven toenemen.

− prijsniveau

Een voorbeeld van een juiste toelichting is:

Een toelichting waaruit blijkt dat er bij conjunctureel herstel sprake is van toenemende bestedingen zodat de kans op prijsstijging toeneemt.

10 maximumscore 2 lager

Een voorbeeld van een juiste verklaring is:

Een verklaring waaruit blijkt dat:

• door de groei van het bbp de belastinginkomsten van de overheid

stijgen en dat 1

• door de stijging van de werkgelegenheid de uitgaven van de overheid

in verband met werkloosheid dalen 1

11 maximumscore 2 in 2002

Opmerking

Uitsluitend 2 of 0 punten toekennen.

12 maximumscore 2

Een van de onderstaande antwoorden:

− Een antwoord waaruit blijkt dat Richard doelt op de reële groei terwijl de 770% de nominale groei betreft.

− Een antwoord waaruit blijkt dat Richard bij zijn berekening geen rekening houdt met de groei over de groei.

(20)

HA-1022-a-10-1-c 7 lees verder ►►►

Vraag Antwoord Scores

Opgave 4

13 maximumscore 6

De te beoordelen aspecten zijn correct uitgewerkt.

a Het gevolg voor de omvang van de formele / informele productie is correct uitgewerkt.

Te denken valt aan:

Een toename van de formele productie ten koste van de informele doordat het financieel voordelig is huishoudelijk werk (voortaan) via de cheques wit te laten doen.

b Het gevolg voor de participatiegraad is correct uitgewerkt.

Te denken valt aan:

Een toename van het aantal mensen dat huishoudelijk werk uitbesteedt en (meer) betaald werk buitenshuis gaat zoeken / een toename van het aantal bijstandsgerechtigden dat gestimuleerd wordt (meer) betaald huishoudelijk werk te gaan doen.

Het gekozen aspect is correct uitgewerkt.

Te denken valt aan:

1 Een daling van de uitgaven voor bijstandsuitkeringen doordat bijstandsontvangers die cheques inwisselen, worden gekort op hun uitkering.

2 Een stijging van het secundaire inkomen van bijstandsgerechtigden die cheques inwisselen die relatief groter is dan de stijging van het

secundaire inkomen van mensen met hogere inkomens die cheques kopen.

3 Een daling van de belastingontvangsten vanwege de extra

heffingskorting (en de korting op de bijstanduitkering) en een stijging van de belastingontvangsten vanwege de belastingheffing bij de inwisseling van de cheques.

Indien de onderdelen van de brief niet logisch op elkaar aansluiten en/of

het gebruikte aantal woorden te veel afwijkt van de eis −1 Opmerking

Noteer voor elk aspect 0, 1 of 2 punten:

0 (vrijwel) geheel fout 1 bij twijfel

2 (vrijwel) geheel goed

(21)

Vraag Antwoord Scores

Opgave 5

14 maximumscore 2

Een voorbeeld van een juiste berekening is:

prijsverschil: 104,8 102,5 102,5

− × 100% = 2,2%

Opmerking

Voor de berekening 4,8% 2,5% = 2,3% geen punten toekennen.

15 maximumscore 2

Voorbeelden van een juist antwoord zijn:

− Een antwoord waaruit blijkt dat bij laagconjunctuur de arbeidsmarkt ruim is zodat de vakbonden hun looneisen matigen.

− Een antwoord waaruit blijkt dat de vakbonden de werkgelegenheid willen handhaven en daarom hun looneisen matigen.

16 maximumscore 2

Een voorbeeld van een juist antwoord is:

Een antwoord waaruit blijkt dat de supermarkten te maken kunnen krijgen met stagnerende bestedingen als de koopkracht van hun klanten door de beperkte loonstijging wordt aangetast zodat het gevecht om de klant harder wordt.

17 maximumscore 2

Een voorbeeld van een juiste berekening is:

prijsstijging: 0,11 × 110,9 + 0,89 × 105,0 = 105,6 → 5,6%

(22)

HA-1022-a-10-1-c 9 lees verder ►►►

Vraag Antwoord Scores

Opgave 6

18 maximumscore 2

Een voorbeeld van een juiste berekening is:

omvang wereldproductie: 12.958 miljard

0,31 = $ 41.800 miljard 19 maximumscore 2

Een voorbeeld van een juiste berekening is:

eurokoers in dollars in 2003: 28,8

25,5 = 1,13 eurokoers in dollars in 2004: 38,2

30,7 = 1,24 Opmerking

Een andere juiste manier van afronden ook goed rekenen.

20 maximumscore 2

export − import: 59,8 − 158,0 = −$ 98,2 miljard 21 maximumscore 2

Tineke

Een voorbeeld van een juiste toelichting is:

Een toelichting waaruit blijkt dat indexcijfers relatieve veranderingen ten opzichte van het basisjaar weergeven (waardoor informatie over de hoogte van de bedragen ontbreekt).

22 maximumscore 2

Uit het antwoord moet blijken dat het bij de toeristenrekening niet gaat om het aantal toeristen maar om het bedrag dat de toeristen in het buitenland uitgeven.

(23)

Vraag Antwoord Scores

Opgave 7

23 maximumscore 2

Een voorbeeld van een juiste berekening is:

• inkomensaandeel vijfde inkomensgroep: 100% − 54,2% = 45,8% 1

• inkomensverhouding: 45,8 : 5,4 → 8,5 : 1 1

Opmerking

Een andere juiste manier van afronden ook goed rekenen.

24 maximumscore 2

Twee van de onderstaande coördinaten:

(20;7,6), (40;20,8), (60;38,0), (80;61,3) 25 maximumscore 2

gedaald

Uit het antwoord moet blijken dat de (gemiddelde) loonstijging kleiner is dan de (gemiddelde) stijging van de arbeidsproductiviteit.

26 maximumscore 2

Een voorbeeld van een juist antwoord is:

Een antwoord waaruit blijkt dat er laaggeschoolden beschikbaar komen terwijl hooggeschoolden nodig zijn waardoor het loon van laaggeschoolden zal verslechteren ten opzichte van dat van hooggeschoolden.

5 Inzenden scores

Verwerk de scores van de alfabetisch eerste vijf kandidaten per school in het programma WOLF.

Zend de gegevens uiterlijk op 7 juni naar Cito.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Als bij een vraag een verklaring, uitleg of berekening gevraagd wordt, worden aan het antwoord geen punten toegekend als deze verklaring, uitleg of berekening ontbreekt.. Geef

Als bij een vraag een verklaring, uitleg of berekening gevraagd wordt, worden aan het antwoord geen punten toegekend als deze verklaring, uitleg of berekening ontbreekt.. Geef

Als bij een vraag een verklaring, uitleg of berekening gevraagd wordt, worden aan het antwoord geen punten toegekend als deze verklaring, uitleg of berekening ontbreekt.. Geef

Als bij een vraag een verklaring, uitleg of berekening gevraagd wordt, worden aan het antwoord geen punten toegekend als deze verklaring, uitleg of berekening ontbreekt.. Geef

De meerwaarde van deze lessenreeks ten opzichte van klassikale lessen is geweest dat er op zinvolle wijze gebruik is gemaakt van nieuwe media en dat leerlingen geleerd

In het kader van het door het ministerie van OC&W gefinancierde en door het CINOP gecoördineerde project „Nieuwe Media in het NT2-BVE-veld‟ zijn er onder andere een

Als bij een vraag een verklaring, uitleg of berekening gevraagd wordt, worden aan het antwoord geen punten toegekend als deze verklaring, uitleg of berekening ontbreekt... “Ons

Deze grafiek geeft de export van fruit in kg aan over de maanden januari tot en met augustus.. Van januari tot en met maart is er … kg fruit meer geëxporteerd dan van april tot