• No results found

2015 Examen HAVO

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "2015 Examen HAVO"

Copied!
26
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

HA-1022-a-15-2-o

Examen HAVO

2015

economie

Bij dit examen hoort een bijlage.

Dit examen bestaat uit 27 vragen.

Voor dit examen zijn maximaal 47 punten te behalen.

Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden.

Als bij een vraag een verklaring, uitleg of berekening gevraagd wordt, worden aan het antwoord geen punten toegekend als deze verklaring, uitleg of berekening ontbreekt.

Geef niet meer antwoorden (redenen, voorbeelden e.d.) dan er worden gevraagd.

Als er bijvoorbeeld twee redenen worden gevraagd en je geeft meer dan twee redenen, dan worden alleen de eerste twee in de beoordeling meegeteld.

tijdvak 2 donderdag 18 juni 13.30 - 16.30 uur

(2)

HA-1022-a-15-2-o 2 / 8 lees verder ►►►

Opgave 1

Het is maar een spelletje…

Klokslag 0.00 uur openden 150 Nederlandse gamewinkels hun deuren voor degenen die een exemplaar van het computerspel Great Car Robbery 5 (GCR5) wilden kopen. Al ruim voor middernacht stonden er in Nederland lange rijen voor de gamewinkels. GCR5 is ontwikkeld door het softwarebedrijf Splendid:

één van de weinige bedrijven die dergelijke spellen produceren. De eerste versie van het

spel (GCR1) werd in september 2013 wereldwijd geïntroduceerd. Tot nu toe zijn er in totaal 127 miljoen exemplaren verkocht.

2p 1 Maak van de onderstaande zinnen een economisch juiste tekst.

De gamewinkels hebben op de …(1)… de meeste invloed op de prijs. Op de verkoopmarkt is sprake van de marktvorm …(2)… en op de

inkoopmarkt is sprake van de marktvorm …(3)….

Kies uit:

bij (1) inkoopmarkt / verkoopmarkt

bij (2) monopolistische concurrentie / oligopolie bij (3) monopolistische concurrentie / oligopolie

Voorafgaand aan de introductie van het spel GCR5 vond er in de directievergadering van Splendid een discussie plaats over de verkoopprijs.

De financieel directeur: “Bij de eerste vier versies wilden we een groot marktaandeel en was onze doelstelling maximale omzet. Ik vind dat we bij GCR5 moeten streven naar maximale totale winst.” De algemeen

directeur: “Dat betekent dat we een hogere prijs moeten kiezen.”

Gebruik bron 1.

2p 2 Bereken de prijs die past bij de doelstelling van maximale omzet.

2p 3 Bereken de prijs die past bij de doelstelling van maximale totale winst.

Gebruik bron 2.

2p 4 Geef met letters het oppervlak aan dat het consumentensurplus en het producentensurplus weergeeft indien het softwarebedrijf streeft naar maximale totale winst. Neem daartoe onderstaande tabel over op het antwoordblad en vul aan op de stippellijnen.

oppervlak consumentensurplus … oppervlak producentensurplus …

(3)

HA-1022-a-15-2-o 3 / 8 lees verder ►►►

Salim en zijn klasgenoot Kees hebben de introductie van het spel GCR5 als onderwerp voor een werkstuk. Het valt hen op dat bij de introductie van GCR5 alleen jongens in de rij stonden: geen meisje te bekennen. Om zich een beeld te vormen van het koopgedrag van jongeren bij dit

computerspel maken Salim en Kees een schatting van

prijselasticiteitscoëfficiënten (bron 3). Bij één waarde (letter a) verschillen ze van mening. Salim verwacht hier een elasticiteit van 0,1 terwijl Kees uitgaat van een elasticiteit van 1,0.

Gebruik bron 3 en bovenstaande tekst.

1p 5 Zou bij (a) een prijselasticiteitscoëfficiënt van 1,0 of 0,1 passen om een economisch juiste tabel te krijgen? Verklaar het antwoord.

Ook vragen Salim en Kees zich af waarom GCR5 pas vanaf een leeftijd van 18 jaar mag worden gespeeld. Tijdens hun onderzoek stuiten ze op een PEGI-richtlijn (bron 4). Salim: “Er is sprake van zelfbinding omdat softwarebedrijf Splendid zich aan deze PEGI-richtlijn moet houden.”

Gebruik bron 4.

1p 6 Is de uitspraak van Salim juist of onjuist? Verklaar het antwoord.

(4)

HA-1022-a-15-2-o 4 / 8 lees verder ►►►

Opgave 2

Wat te doen met het pensioen?

Nederland heeft een uniek pensioenstelsel. Het bestaat uit drie pijlers: het staatspensioen, het aanvullende bedrijfspensioen en de individuele

besparingen die mensen zelf regelen (zie bron 1). Samen bepalen deze onderdelen het totale bedrag dat iemand ontvangt als de

pensioengerechtigde leeftijd is bereikt.

De laatste jaren staat de hoogte van dit bedrag onder druk als gevolg van diverse ontwikkelingen: vergrijzing, de nieuwe regels die de overheid aan de pensioenfondsen heeft opgelegd en de economische crisis. Maar ook het besluit van de centrale bank om de rente te verlagen vanwege deze economische crisis bedreigt de hoogte van de pensioenuitkeringen.

2p 7 Leg uit dat een economische crisis kan leiden tot het besluit van centrale banken om de rente te verlagen.

Gebruik bron 1 bij de vragen 8 en 9.

2p 8 Bij welke van de drie pijlers is er geen sprake van ruilen over de tijd?

Verklaar het antwoord met behulp van de verstrekte gegevens en maak daarbij gebruik van het begrip omslagstelsel of kapitaaldekkingsstelsel.

2p 9 Leg uit dat een economische crisis voor mensen die hun leven lang hebben gewerkt, de hoogte van de uitkering uit het aanvullende bedrijfspensioen (pijler 2) kan bedreigen.

De overheid vindt dat het Nederlandse pensioenstelsel stabieler moet worden, want op dit moment stijgen de premies en daalt de koopkracht van de premieplichtigen. Zo is er onlangs besloten om vanaf 2013 de AOW-leeftijd in stappen te verhogen van 65 naar 67 jaar (pijler 1). De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW): “Een verhoging van de AOW-leeftijd zal leiden tot een toenemend netto-inkomen van de premieplichtigen.”

Gebruik bron 2 bij de vragen 10 en 11.

2p 10 Verklaar de stelling van de minister van SZW.

Een andere maatregel die de overheid wil nemen betreft pijler 2.

2p 11 Is het reële pensioen zoals geformuleerd bij pijler 2 welvaartsvast?

Verklaar het antwoord.

(5)

HA-1022-a-15-2-o 5 / 8 lees verder ►►►

Opgave 3

Wie verdient het?

uit een krant:

In 2012 kromp de Nederlandse economie met 1 procent. Dat jaar zagen Nederlandse werknemers weliswaar hun brutosalaris met 1,3% stijgen, maar de inflatie zorgde toch voor een afname van hun gemiddelde koopkracht met 1,2%.

Uit een rapport van onderzoeker Abels blijkt dat de salarisgroei bij de verschillende beroepscategorieën erg uiteenloopt. Zo zijn topbestuurders er gemiddeld in koopkracht wel op vooruit gegaan. De salarissen van een aantal topbestuurders uit zowel de (semi)publieke sector als de

marktsector zijn zelfs meer gestegen dan in de drie voorgaande jaren.

1p 12 Bereken de inflatie in 2012 op basis van dit krantenbericht.

In een 5-havoklas wordt het rapport van onderzoeker Abels besproken.

De leerlingen hebben op basis daarvan twee vragen geformuleerd en deze voorgelegd aan de heer Abels (bron 1).

Gebruik bron 1 bij de vragen 13 en 14.

2p 13 Verklaar het antwoord van Abels op leerlingvraag 1.

2p 14 Formuleer het antwoord van Abels op leerlingvraag 2.

De economiedocent van deze 5-havoklas trekt drie conclusies uit het onderzoeksrapport.

1 Uit bron 2 blijkt dat het verschil tussen de salarisstijging van de

beroepscategorie overheid en de beroepscategorie topbestuurders het grootst is en ...(a)… procentpunt bedraagt.

2 Uit bron 3 blijkt dat het indexcijfer van het brutojaarsalaris van een piloot B747 in 2012 …(b)… is (modaal  100).

3 Tevens blijkt uit bron 3 dat de salarisontwikkeling in de periode 2011-2012 heeft geleid tot divergentie tussen de vier

inkomensgroepen.

Gebruik de bronnen 2 en 3.

2p 15 Welke getallen moeten er bij (a) en (b) worden ingevuld? Geef voor beide getallen de berekening.

Gebruik bron 3.

1p 16 Verklaar hoe conclusie 3 uit de bron kan worden afgeleid.

(6)

HA-1022-a-15-2-o 6 / 8 lees verder ►►►

Tot slot vraagt de economiedocent aan vier leerlingen: “Schets op het bord de Lorenzcurves van 2011 en 2012, ervan uitgaande dat de vier inkomensgroepen even groot zijn en dat er in de betreffende periode sprake is van divergentie.”

Gebruik bron 4.

2p 17 Wie heeft de Lorenzcurves juist getekend?

(7)

HA-1022-a-15-2-o 7 / 8 lees verder ►►►

Opgave 4

Crisis in Cyprus

De economie van Cyprus, een eiland in de Middellandse Zee, steunt

voornamelijk op de toeristen- en bankensector. Door hoge rentes op spaartegoeden was Cyprus al geruime tijd aantrekkelijk voor buitenlandse beleggers.

Sinds de toetreding tot de

Economische en Monetaire Unie (EMU) in 2008 is de kapitaalimport

nog verder toegenomen. Hierdoor is het vreemd vermogen van de totale bankensector in 2013 gegroeid tot 127,09 miljard euro, meer dan zeven maal het bruto binnenlands product (bbp) van Cyprus. De snelle groei van de bankensector in combinatie met de eurocrisis in 2013 hebben

inmiddels geleid tot grote economische problemen in het eilandstaatje.

De problemen in de bankensector van Cyprus kunnen overslaan naar de overige EMU-lidstaten. Dat brengt de stabiliteit van de euro in gevaar (bron 1).

1p 18 Op welke deelrekening van de betalingsbalans worden de inkomsten uit toerisme genoteerd?

Gebruik bron 1 bij vragen 19 en 20.

1p 19 Geef een verklaring voor de toenemende kapitaalimport na de toetreding van Cyprus tot de EMU. Gebruik in je verklaring het begrip ‘risicoaversie’.

1p 20 Verklaar hoe toetreding van Cyprus tot de EMU kan leiden tot ‘moral hazard’ bij de banken op dat eiland.

Gebruik bron 2.

2p 21 Bereken met hoeveel procent de bijdrage in euro’s door de bankensector aan het bbp van Cyprus in de periode 2008-2013 is toegenomen.

Voordat Cyprus in 2008 toetrad tot de EMU was de nationale valuta, het cypruspond (CYP), op de internationale valutamarkt € 0,71 waard. De EMU vond deze koers sterk overgewaardeerd en stelde in 2008 de omruilkoers van 1 CYP vast op € 0,58.

Cyprus is sterk afhankelijk van import. Econoom Kyriacou: “Door de omruilkoers van de CYP vast te stellen op € 0,58 in plaats van € 0,71 is de inflatie toegenomen.”

2p 22 Verklaar de stelling van Kyriacou over de toegenomen inflatie.

Let op: de laatste opgave van dit examen staat op de volgende pagina.

(8)

HA-1022-a-15-2-o 8 / 8 lees verder ►►►

Opgave 5

CO2 weg ermee!

uit het Vakblad voor de bloemisterij - juli 2013:

Het Europese Parlement (EP) wil de geplande veiling van 900 miljoen CO2-emissierechten (zie bron 1) uitstellen tot uiterlijk 2020.

Het EP is ontevreden over de huidige prijs omdat daarmee de klimaatdoelstelling niet wordt gehaald. In 2008 is door het EP afgesproken dat de uitstoot van CO2 in 2020 met ten minste twintig procent moet zijn verminderd om zo klimaatverandering tegen te gaan.

Europarlementariër Brink: “Nu inmiddels alle emissierechten door de overheid zijn verleend, komt de prijs van een emissierecht op de tweedehandsmarkt tot stand door het vrije spel van vraag en aanbod.”

Brink laat ter ondersteuning van zijn stelling een schema zien (zie bron 2).

Gebruik bron 2 bij de vragen 23 en 24.

Bij één van de pijlen 3 of 4 is sprake van een positief verband.

2p 23 Geef aan bij welke pijl dat het geval is en verklaar de keuze.

2p 24 Zal de prijs van een emissierecht moeten stijgen of dalen om de uitstoot van CO2 te verminderen? Verklaar het antwoord met behulp van pijl 6.

Brink: “Neem als voorbeeld bedrijf Carbono (zie bron 3). De prijs van een emissierecht bepaalt of dit bedrijf blijft vervuilen of investeert in schonere technologie.”

Gebruik bron 3 bij de vragen 25 en 26.

2p 25 Welke van de vermelde mogelijkheden 1 of 2 is het voordeligst voor Carbono? Verklaar het antwoord met een berekening.

Brink vervolgt: “Indien de prijs van een emissierecht op de tweedehands markt stijgt, zal Carbono waarschijnlijk een andere keuze maken.”

2p 26 Vanaf welke prijs van een emissierecht zal Carbono waarschijnlijk een andere keuze maken? Verklaar het antwoord met een berekening.

Brink concludeert: We moeten de prijs niet helemaal overlaten aan de marktwerking. Ik pleit voor …(1)…. Dit kan door het invoeren van een

…(2)….

2p 27 Maak van de bewering van Brink een economisch juiste tekst.

Kies uit:

bij (1) prijsdiscriminatie / prijsregulering bij (2) maximumprijs / minimumprijs

einde

(9)

HA-1022-a-15-2-b

Bijlage HAVO

2015

economie

Bronnenboekje

tijdvak 2

(10)

HA-1022-a-15-2-b 2 / 9 lees verder ►►►

Opgave 1

bron 1 kosten en opbrengsten van computerspel GCR5 GO  Q  50 GO  gemiddelde opbrengst per spel (€) MO  2Q  50 MO  marginale opbrengst (€)

TK  5Q 150 mln. TK  totale kosten (€) MK  5 MK  marginale kosten (€)

Q  aantal verkochte spellen ( miljoen) GTK  gemiddelde totale kosten (€)

euro’s 50

0 5

0 25 50

Q MO

GO

GTK MK

bron 2 consumenten- en producentensurplus van computerspel GCR5

n Q MO

GO

MK GTK

0 h i m

a r bc d

e k

l j

g f

0 euro’s

(11)

HA-1022-a-15-2-b 3 / 9 lees verder ►►►

bron 3

prijselasticiteitscoëfficiënt bij potentiële kopers van GCR5

meisjes 0,9 jongens a

bron 4 PEGI-richtlijn

Voor computergames bestaat er een Europese PEGI-

richtlijn, waardoor in alle EU-lidstaten de minimale leeftijden voor games gelijk zijn. GCR5 heeft de classificatie 18

gekregen. Daarmee wordt benadrukt dat dit spel beslist niet geschikt is voor personen onder de 18 jaar. PEGI is door de

Europese Unie (EU) verplicht gesteld. Het is een richtlijn ter bescherming van kinderen.

(12)

HA-1022-a-15-2-b 4 / 9 lees verder ►►►

26%

26%

74%

pensioen gefinancierd

uit premie

pensioen gefinancierd

uit beleggingsopbrengsten

Opgave 2

bron 1 drie pijlers van het Nederlands pensioenstelsel

pijler 1 de AOW

Algemene Ouderdomswet (AOW), ook wel staatspensioen. De AOW is een basisinkomen waarvan de hoogte is gekoppeld aan het wettelijk minimumloon. De AOW-uitkering wordt gefinancierd uit premies die werkenden betalen.

pijler 2 het aanvullende bedrijfspensioen Ook wel werkgeverspensioen.

Dit pensioen bouwt iemand op tijdens de jaren dat hij in loondienst is. Elke maand draagt zowel de werknemer als de werkgever af aan het

pensioenfonds. Deze

pensioenfondsen beheren dit geld en beleggen ermee.

pijler 3 de individuele besparingen

Dit zijn vrijwillige particuliere besparingen bij banken en

verzekeraars. Vooral zelfstandige ondernemers en werknemers in bedrijfstakken zonder pensioenregeling maken hier gebruik van.

Het kan ook bedoeld zijn als aanvulling op pijler 1 en 2.

bron 2 (voorgenomen) overheidsmaatregelen

pijler 1 het staatspensioen

Vanaf 2013 gaat de AOW-leeftijd in stappen omhoog. Uiteindelijk zal die in 2023 op 67 jaar liggen.

pijler 2 het aanvullende bedrijfspensioen

Een pensioenfonds (niet de werknemers) kan voortaan kiezen uit twee pensioencontracten:

1 nominaal pensioen

Pensioenfondsen moeten er alles aan doen om een pensioen uit te keren dat gegeven de ingelegde premie zo hoog

mogelijk is, maar dan niet gecorrigeerd voor inflatie.

2 reëel pensioen

Pensioenfondsen moeten er alles aan doen om een pensioen uit te keren dat gegeven de ingelegde premie zo hoog

mogelijk is, gecorrigeerd voor inflatie.

(13)

HA-1022-a-15-2-b 5 / 9 lees verder ►►►

Opgave 3

bron 1 vragen van leerlingen en antwoorden van onderzoeker Abels over de salarisontwikkeling in 2012

Mijnheer Abels, hoe kan het dat salarissen zelfs

stijgen ten tijde van negatieve economische

groei?

Eerder afgesloten collectieve arbeidsovereenkomsten leiden

tot loonstarheid.

U stelt in uw onderzoek dat de loonkosten van bedrijven stijgen doordat dat de pensioenleeftijd is verhoogd. Hoe kan dat?

...

...

...

1

2

bron 2 uit rapport Abels: stijging bruto salaris per

beroepscategorie in 2012 ten opzichte van 2011 in %

beroepscategorie %

overheid 0,20 topbestuurders 2,60

directie 1,87 management 1,51

hoger kader 1,61

middenkader 1,67 facilities/distributie/logistiek 1,48

personeel/organisatie/staf 1,11 productie & ontwikkeling 1,75

commercie 1,79 financiën 1,64

IT 2,00

gemiddeld 1,30

(14)

HA-1022-a-15-2-b 6 / 9 lees verder ►►►

bron 3 bruto jaarsalaris per inkomensgroep in 2011 en 2012

functie 2011 2012 % verandering

inkomensgroep 1 - topinkomens

piloot Boeing 747 263.645 270.500 commercieel directeur 189.571 194.500

directeur marketing 150.585 154.500

directeur beleggingen 135.478 139.000 gemiddelde van inkomensgroep 1 184.820 189.625 2,6%

inkomensgroep 2 - bovenmodaal

regiomanager 97.441 99.000

majoor 69.882 71.000

vertegenwoordiger 68.898 70.000

leraar (eerstegraads) 67.913 69.000

gemiddelde van inkomensgroep 2 76.033 77.250 1,6%

inkomensgroep 3 - modaal

buschauffeur 37.698 38.000

sergeant 35.714 36.000

administrateur 34.722 35.000

bewaker 33.730 34.000

gemiddelde van inkomensgroep 3 35.466 35.750 0,8%

inkomensgroep 4 - beneden modaal

elektromonteur 32.435 32.500

koerier 27.445 27.500

afwasser 24.451 24.500

vakkenvuller 22.954 23.000

gemiddelde van inkomensgroep 4 26.821 26.875 0,2%

(15)

HA-1022-a-15-2-b 7 / 9 lees verder ►►►

bron 4 Lorenzcurves van 2011 en 2012 getekend door vier leerlingen

0 100

0 100 cumulatief %

personen

Pieter

0 100

0 100 cumulatief %

personen

Safina

cumulatief % inkomen cumulatief % inkomen

0 100

0 100 cumulatief %

personen

0 100

0 100

cumulatief % inkomen

0 100

0 100 cumulatief %

inkomen

Giel

0 100

0 100 cumulatief %

inkomen

Eefje

cumulatief % personen cumulatief % personen

2011

2011

2011

2011 2012

2012

2012

2012

(16)

HA-1022-a-15-2-b 8 / 9 lees verder ►►►

Opgave 4

bron 1 Bankrisico’s op Cyprus en het gevaar van besmetting voor de overige EMU-lidstaten

uit een studie over een mogelijke bankencrisis op Cyprus:

In verhouding tot het bbp van Cyprus hebben de banken op dit eiland buitengewoon hoge schulden aan rekeninghouders in binnen- en buitenland. Door geruchten over mogelijke betalingsproblemen bij een bank kunnen rekeninghouders in paniek massaal hun tegoeden komen opvragen. Zonder hulp van buitenaf is een faillissement dan haast niet te vermijden. Indien deze situatie zich voordoet bij een bank op Cyprus, kunnen ook grote Europese banken in de problemen komen, als die geld hebben uitstaan bij deze bank. De Europese Centrale Bank kan zich dan genoodzaakt zien om financieel bij te springen.

bron 2 aandeel dienstverlening in bbp en aandeel bankensector in dienstverlening

jaar bbp,

in miljarden euro’s

aandeel

dienstverlening in bbp

aandeel

bankensector in dienstverlening

2008 17,2 50% 40%

2013 17,9 75% 70%

Opgave 5

bron 1 emissierechten

Bij veel fabrieken, energiebedrijven, maar ook tuinbouwbedrijven komen broeikasgassen, vooral CO2, uit de schoorsteen. Die gassen zijn mede oorzaak van de klimaatverandering. De overheid bepaalt de maximale hoeveelheid broeikasgassen die uitgestoten mag worden via

emissierechten. Een emissierecht is het recht om 1 ton CO2 uit te stoten.

Emissierechten kunnen door bedrijven worden gekocht op twee markten:

 eerstehandsmarkt

Dit is een veiling die door de overheid georganiseerd wordt. Bedrijven kunnen door bieding emissierechten kopen van de overheid.

 tweedehandsmarkt

Bedrijven kunnen emissierechten die ze op de veiling hebben aangekocht onderling verhandelen.

(17)

HA-1022-a-15-2-b 9 / 9 lees verder ►►►

bron 2 factoren die de vraag naar en het aanbod van emissierechten in Europa beïnvloeden

economische crisis in Europa

energie- verbruik

1 2

productie in Europa

toepassing duurzame energie

vlees- consumptie

3 4

5

vraag naar emissierechten aanbod van

emissie- rechten

prijs van een emissierecht

investeringen in schonere technologie

6

+

+

Toelichting:

Elke pijl staat voor een oorzaak-gevolgverband. Een  staat voor een negatief verband en een  voor een positief verband.

bron 3 Carbono

Het Nederlandse bloembollenbedrijf Carbono heeft op de eerstehands markt minder emissierechten gekocht dan het aan CO2 uitstoot. Dit tekort kan Carbono aanvullen door emissierechten te kopen op de tweedehands markt.

Carbono stoot dit jaar 120.000 ton CO2 uit en beschikt over slechts 95.000 ton CO2-emissierechten. De prijs van een emissierecht op de tweedehands markt, voor aankoop en verkoop, is op dit moment 4 euro per ton CO2. Carbono heeft de keuze uit twee mogelijkheden:

1 het bedrijf koopt er 25.000 emissierechten bij;

2 het bedrijf neemt maatregelen om de uitstoot tot 88.000 ton CO2 terug te brengen. Deze investeringen kosten het bedrijf 160.000 euro.

Het bedrijf houdt dan emissierechten over en kan deze op de tweedehands markt verkopen.

einde

(18)

HA-1022-a-15-2-c 1 lees verder ►►►

Correctievoorschrift HAVO

2015

tijdvak 2

economie

Het correctievoorschrift bestaat uit:

1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels

3 Vakspecifieke regels 4 Beoordelingsmodel 5 Inzenden scores

1 Regels voor de beoordeling

Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o.

Voorts heeft het College voor Toetsen en Examens op grond van artikel 2 lid 2d van de Wet College voor toetsen en examens de Regeling beoordelingsnormen en bijbehorende scores centraal examen vastgesteld.

Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 36, 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang:

1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen en het proces-verbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past de beoordelingsnormen en de regels voor het

toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door het College voor Toetsen en Examens.

2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het proces-verbaal en de regels voor het bepalen van de score onverwijld aan de gecommitteerde toekomen.

(19)

HA-1022-a-15-2-c 2 lees verder ►►►

3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past de beoordelingsnormen en de regels voor het bepalen van de score toe die zijn gegeven door het College voor Toetsen en Examens.

De gecommitteerde voegt bij het gecorrigeerde werk een verklaring betreffende de verrichte correctie. Deze verklaring wordt mede ondertekend door het bevoegd gezag van de gecommitteerde.

4 De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast.

5 Indien de examinator en de gecommitteerde daarbij niet tot overeenstemming komen, wordt het geschil voorgelegd aan het bevoegd gezag van de

gecommitteerde. Dit bevoegd gezag kan hierover in overleg treden met het bevoegd gezag van de examinator. Indien het geschil niet kan worden beslecht, wordt

hiervan melding gemaakt aan de inspectie. De inspectie kan een derde onafhankelijke gecommitteerde aanwijzen. De beoordeling van de derde gecommitteerde komt in de plaats van de eerdere beoordelingen.

2 Algemene regels

Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de regeling van het College voor Toetsen en Examens van toepassing:

1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat.

2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, ..., n, waarbij n het

maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 zijn niet geoorloofd.

3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels:

3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend;

3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend, in overeenstemming met het

beoordelingsmodel;

3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden

toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel;

3.4 indien slechts één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld;

3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal;

3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of

berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is aangegeven;

(20)

HA-1022-a-15-2-c 3 lees verder ►►►

3.7 indien in het beoordelingsmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord of onderdeel van dat antwoord;

3.8 indien in het beoordelingsmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen;

3.9 indien een kandidaat op grond van een algemeen geldende woordbetekenis, zoals bijvoorbeeld vermeld in een woordenboek, een antwoord geeft dat vakinhoudelijk onjuist is, worden aan dat antwoord geen scorepunten toegekend, of tenminste niet de scorepunten die met de vakinhoudelijke onjuistheid gemoeid zijn.

4 Het juiste antwoord op een meerkeuzevraag is de hoofdletter die behoort bij de juiste keuzemogelijkheid. Voor een juist antwoord op een meerkeuzevraag wordt het in het beoordelingsmodel vermelde aantal scorepunten toegekend. Voor elk ander antwoord worden geen scorepunten toegekend. Indien meer dan één antwoord gegeven is, worden eveneens geen scorepunten toegekend.

5 Een fout mag in de uitwerking van een vraag maar één keer worden aangerekend, tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd wordt en/of tenzij in het

beoordelingsmodel anders is vermeld.

6 Een zelfde fout in de beantwoording van verschillende vragen moet steeds opnieuw worden aangerekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld.

7 Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een examen of in het beoordelingsmodel bij dat examen een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof examen en beoordelingsmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan het College voor Toetsen en Examens. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het beoordelingsmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden.

8 Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven.

9 Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen.

Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur.

De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer.

NB1 Het College voor Toetsen en Examens heeft de correctievoorschriften bij regeling vastgesteld. Het correctievoorschrift is een zogeheten algemeen verbindend

voorschrift en valt onder wet- en regelgeving die van overheidswege wordt verstrekt.

De corrector mag dus niet afwijken van het correctievoorschrift.

NB2 Het aangeven van de onvolkomenheden op het werk en/of het noteren van de behaalde scores bij de vraag is toegestaan, maar niet verplicht.

Evenmin is er een standaardformulier voorgeschreven voor de vermelding van de scores van de kandidaten.

Het vermelden van het schoolexamencijfer is toegestaan, maar niet verplicht.

Binnen de ruimte die de regelgeving biedt, kunnen scholen afzonderlijk of in gezamenlijk overleg keuzes maken.

(21)

HA-1022-a-15-2-c 4 lees verder ►►►

NB3 Als het College voor Toetsen en Examens vaststelt dat een centraal examen een onvolkomenheid bevat, kan het besluiten tot een aanvulling op het correctievoorschrift.

Een aanvulling op het correctievoorschrift wordt zo spoedig mogelijk nadat de onvolkomenheid is vastgesteld via Examenblad.nl verstuurd aan de

examensecretarissen.

Soms komt een onvolkomenheid pas geruime tijd na de afname aan het licht. In die gevallen vermeldt de aanvulling:

NB

Als het werk al naar de tweede corrector is gezonden, past de tweede corrector deze aanvulling op het correctievoorschrift toe.

Een onvolkomenheid kan ook op een tijdstip geconstateerd worden dat een aanvulling op het correctievoorschrift te laat zou komen.

In dat geval houdt het College voor Toetsen en Examens bij de vaststelling van de N-term rekening met de onvolkomenheid.

3 Vakspecifieke regels

Voor dit examen kunnen maximaal 47 scorepunten worden behaald.

Voor dit examen is de volgende vakspecifieke regel vastgesteld:

Voor rekenfouten worden geen scorepunten afgetrokken. Wanneer echter de kandidaat bij een berekening kennelijk verzuimd heeft door schatting controle op het antwoord uit te oefenen, wordt voor deze fouten één scorepunt afgetrokken tot een maximum van drie scorepunten voor het hele examen.

(22)

HA-1022-a-15-2-c 5 lees verder ►►►

4 Beoordelingsmodel

Opmerking

Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke.

Opgave 1

1 maximumscore 2 bij (1) verkoopmarkt

bij (2) monopolistische concurrentie bij (3) oligopolie

• (1) juist 1

• (2) en (3) juist 1

2 maximumscore 2

Een voorbeeld van een juiste berekening is:

Maximale omzet wordt bereikt bij

MO = 0

−2Q + 50 = 0 2Q = 50

Q = 25 (aflezen uit grafiek is toegestaan) 1

• GO = −Q + 50 GO = −25 + 50

GO = 25: de prijs is € 25 1

3 maximumscore 2

Een voorbeeld van een juiste berekening is:

Maximale totale winst wordt bereikt bij

MO = MK

−2Q + 50 = 5 2Q = 45

Q = 22,5 1

• GO = −Q + 50 GO = −22,5 + 50

GO = 27,5: de prijs is € 27,50 1

4 maximumscore 2

• oppervlak consumentensurplus: cde 1

• oppervlak producentensurplus: aceg 1

Vraag Antwoord Scores

(23)

HA-1022-a-15-2-c 6 lees verder ►►►

Vraag Antwoord Scores

5 maximumscore 1

0,1

Een voorbeeld van een juiste verklaring is:

Er staan alleen jongens in de rij om als eerste een computerspel te kopen.

Jongens blijken dus minder prijsgevoelig dan meisjes bij de vraag naar games.

6 maximumscore 1 onjuist

Een voorbeeld van een juiste verklaring is:

De PEGI-richtlijn wordt verplicht opgelegd door de EU. (Bij zelfbinding moet er sprake zijn van een vrijwillige strategie.)

Opgave 2

7 maximumscore 2

Een voorbeeld van een juiste uitleg is:

Tijdens een economische crisis kan de CB proberen door een rente

verlaging de kredietverlening te stimuleren en sparen te ontmoedigen, met als doel de bestedingen te laten toenemen (en de economie te laten groeien).

8 maximumscore 2 pijler 1

Voorbeelden van een juiste verklaring zijn:

Het staatspensioen (AOW) is gebaseerd op het omslagstelsel. Dat is te zien doordat uitkeringen aan AOW-gerechtigden (voor het merendeel) worden gefinancierd uit premies die in hetzelfde jaar zijn betaald.

Bij het Kapitaaldekkingsstelsel zou sprake moeten zijn van het vastzetten van geldmiddelen voor later, en dat is hier niet het geval.

9 maximumscore 2

Een voorbeeld van een juiste uitleg is:

• Het aanvullende bedrijfspensioen (pijler 2) is voor 74% afhankelijk van

beleggingsopbrengsten 1

• Bij een economische crisis zullen de beleggingsopbrengsten

tegenvallen en zullen de pensioenuitkeringen lager uitvallen 1

10 maximumscore 2

Een voorbeeld van een juiste verklaring is:

• Bij het verhogen van de AOW-leeftijd neemt het aantal

premieplichtigen toe / neemt het aantal premie-jaren (aantal jaren

waarover premie is opgebouwd) toe 1

• en het aantal uitkeringsgerechtigden af, waardoor de premie kan dalen en het netto-inkomen van de premieplichtigen kan stijgen 1

(24)

HA-1022-a-15-2-c 7 lees verder ►►►

Vraag Antwoord Scores

11 maximumscore 2 nee

Een voorbeeld van een juiste verklaring is:

Er is sprake van een welvaartsvast pensioen, als de uitkeringen worden gekoppeld aan de gemiddelde stijging van de cao-lonen. Hiervan is in de formulering van het reëel pensioen geen sprake.

(Dit wordt alleen gecorrigeerd voor inflatie).

Opgave 3

12 maximumscore 1

Een voorbeeld van een juiste berekening is:

101,3

98,8 × 100 = 102,5 → 2,5%

voor de berekening 1,3% + 1,2% = 2,5% 0

13 maximumscore 2

Een voorbeeld van een juiste verklaring is:

• In cao’s worden afspraken gemaakt over loonstijgingen voor een

periode van 1 of 2 jaar 1

• zodat er in die periode geen loonaanpassingen kunnen plaatsvinden

indien de marktsituatie verandert (zoals bij negatieve groei) 1

14 maximumscore 2

Een voorbeeld van een juist antwoord is:

Werkgevers moeten nu langer de loonkosten van oudere, duurdere werknemers betalen en kunnen deze niet vervangen door jongere, vaak goedkopere werknemers.

15 maximumscore 2 (a) 2,6 − 0,2 = 2,4 (b) 270.500

35.750 × 100 = 756,6 16 maximumscore 1

Een voorbeeld van een juiste verklaring is:

Bij groepen met een hoger inkomen zien we hogere stijgingspercentages.

17 maximumscore 2 Eefje

Opmerking

Uitsluitend 2 of 0 scorepunten toekennen.

(25)

HA-1022-a-15-2-c 8 lees verder ►►►

Vraag Antwoord Scores

Opgave 4

18 maximumscore 1

op de lopende rekening / dienstenrekening 19 maximumscore 1

Voorbeelden van een juiste verklaring zijn:

− Cyprus is toegetreden tot een monetaire unie met een stabiele munt.

Beleggers met risicoaversie profiteren hiervan.

Beleggers met risicoaversie zijn ervan uitgegaan dat de EMU bij mogelijk optredende problemen wel financieel te hulp zal komen.

20 maximumscore 1

Een voorbeeld van een juiste verklaring is:

Banken op Cyprus kunnen ervan uitgaan dat de EMU hen wel zal redden in het geval hun stabiliteit ernstig in gevaar komt. Dit kan hen ertoe aanzetten om meer spaartegoeden aan te trekken dan verantwoord is.

21 maximumscore 2

Een voorbeeld van een juiste berekening is:

• bijdrage in 2008: 17,2 mld × 0,50 × 0,40 = 3,44 miljard euro

bijdrage in 2013: 17,9 mld × 0,75 × 0,70 = 9,40 miljard euro 1

• procentuele toename: 9,40 3,44 3,44

× 100% = 173,3 % 1

22 maximumscore 2

Een voorbeeld van een juiste verklaring is:

• Door de lagere omruilkoers wordt de import voor Cyprus relatief

duurder 1

• De hogere importprijzen zullen (deels) worden doorberekend in de

(consumenten)prijzen. Dit versterkt de inflatie 1

(26)

Vraag Antwoord Scores

HA-1022-a-15-2-c 9 lees verder ►►►

Opgave 5

23 maximumscore 2 bij pijl 3

Een voorbeeld van een juiste verklaring is:

Meer / minder energieverbruik zal leiden tot meer / minder vraag naar emissierechten.

24 maximumscore 2 stijgen

Een voorbeeld van een juiste verklaring is:

Een prijsverhoging van een emissierecht zal ertoe leiden dat bedrijven meer gaan investeren in schonere technologie. De keuze voor deze investeringen zal namelijk aantrekkelijker worden wanneer de kosten van het alternatief van niet-investeren hoger worden gemaakt.

25 maximumscore 2 mogelijkheid 1

Een voorbeeld van een juiste verklaring is:

Mogelijkheid 1 kost (25.000 × 4) = 100.000 euro.

Mogelijkheid 2 levert (7.000 × 4) = 28.000 euro op aan emissierechten en kost verder 160.000 euro. Dus netto kost maatregel 2: 132.000 euro.

Opmerking

Uitsluitend 2 of 0 scorepunten toekennen.

26 maximumscore 2 vanaf 5 euro

Een voorbeeld van een juiste verklaring is:

• Mogelijkheid 1 kost 25.000p (p = prijs van een emissierecht).

Mogelijkheid 2 kost 160.000 − 7.000p 1

• De evenwichtssituatie is 25.000p = 160.000 − 7.000p.

p = 5 (dus 5 euro) 1

27 maximumscore 2

• bij (1) prijsregulering 1

• bij (2) minimumprijs 1

5 Inzenden scores

Verwerk de scores van alle kandidaten per examinator in het programma WOLF.

Zend de gegevens uiterlijk op 23 juni naar Cito.

einde

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Als bij een vraag een verklaring, uitleg of berekening gevraagd wordt, worden aan het antwoord geen punten toegekend als deze verklaring, uitleg of berekening ontbreekt.. Geef

Als bij een vraag een verklaring, uitleg of berekening gevraagd wordt, worden aan het antwoord geen punten toegekend als deze verklaring, uitleg of berekening ontbreekt.. Geef

Als bij een vraag een verklaring, uitleg of berekening gevraagd wordt, worden aan het antwoord geen punten toegekend als deze verklaring, uitleg of berekening ontbreekt.. Geef

Als bij een vraag een verklaring, uitleg of berekening gevraagd wordt, worden aan het antwoord geen punten toegekend als deze verklaring, uitleg of berekening ontbreekt.. Geef

De meerwaarde van deze lessenreeks ten opzichte van klassikale lessen is geweest dat er op zinvolle wijze gebruik is gemaakt van nieuwe media en dat leerlingen geleerd

In het kader van het door het ministerie van OC&W gefinancierde en door het CINOP gecoördineerde project „Nieuwe Media in het NT2-BVE-veld‟ zijn er onder andere een

Als bij een vraag een verklaring, uitleg of berekening gevraagd wordt, worden aan het antwoord geen punten toegekend als deze verklaring, uitleg of berekening ontbreekt... “Ons

Deze grafiek geeft de export van fruit in kg aan over de maanden januari tot en met augustus.. Van januari tot en met maart is er … kg fruit meer geëxporteerd dan van april tot