• No results found

Cover Page The handle

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Cover Page The handle"

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Cover Page

The handle

http://hdl.handle.net/1887/137570

holds various files of this Leiden

University dissertation.

Author:

Reijner, C.

Title:

Italiaanse geschiedschrijvers over de Nederlandse Opstand, 1585-1650: Een

transnationale geschiedenis

(2)

242 |

van de gebeurtenissen in de Nederlanden. Maar Strada’s vaak anekdotische en feitelijke beschrijving van de gebeurtenissen tijdens de Opstand, en zijn toegang tot de archieven van de Farenses hadden tot gevolg dat aan zijn historische werken in de Republiek meer waarde werd toegekend. Daarnaast droeg zijn kritiek op het beleid van Alva eveneens bij aan zijn populariteit in de Republiek.

243 |

De transnationale Italiaanse geschiedschrijving over de

Nederlandse Opstand: een slotbeschouwing

In deze studie is geprobeerd de vraag te beantwoorden waarom Italianen over de Opstand schreven. Wat was de reden voor hun fascinatie voor de gebeurtenissen in de Nederlanden? De belangstelling op het Italiaanse schiereiland voor de Nederlandse opstand lag in het verlengde van de interesse voor politieke en religieuze ontwikkelingen in het buitenland. Nieuws over de oorlogen bereikte de Italiaanse steden door middel van avvisi, (handgeschreven) nieuwsbrieven, pamfletten, couranten en brieven. Italiaanse kooplieden, diplomaten, geestelijken en militairen waren getuige van de onrust in de Lage Landen en berichtten daar schriftelijk of mondeling over. Een andere wijze om iets mee te krijgen van buitenlandse verwikkelingen uit het recente verleden waren de contemporaine geschiedenissen die door ooggetuigen werden opgetekend. Italiaanse officieren van het Spaans-Habsburgse leger schreven tijdens belegeringen of bij terugkeer in hun thuisland historische verslagen van hun militaire avonturen. Sommige werken waren geschreven met het doel om de Italiaanse betrokkenheid bij de Nederlandse oorlogen te benadrukken of om eigen militaire prestaties in een fraai uitgegeven boekwerk vast te leggen. Italiaanse, maar ook Nederlandse uitgeverijen zagen brood in dit type contemporaine historische uitgaven met een grotendeels pro-Spaans karakter. De eerste Italiaanse geschiedenissen van de Opstand werden dan ook vooral door officieren geschreven. De oudste Italiaanse geschiedenis over de Opstand was echter van een Florentijnse broodschrijver. Zijn manuscript zou echter nooit de archieven van de Medici verlaten en bleef ongepubliceerd.

De daaropvolgende reeks van gepubliceerde geschiedenissen was van de hand van niet-militairen; de auteurs van dit soort uitgaven waren afkomstig uit verschillende geledingen van de vroegmoderne Italiaanse samenleving. Zij schreven opmerkelijke, op het eerste gezicht pro-Spaans-Habsburgse geschiedenissen die echter niet vrij waren van kritiek op het Habsburgse optreden in de Nederlanden. Twee geschiedwerken die in het eerste deel van deze studie werden besproken, verschenen evenals de boeken van de Italiaanse militairen in Habsburgse dienst tijdens de eerste decennia van de zeventiende eeuw.

(3)

maar ook commerciële en lokaal-politieke factoren hadden invloed op de inhoud van de historische publicaties. De geopolitieke context van de auteurs speelde bij het ontstaan van de werken een niet te onderschatten rol en bepaalde bovendien de pragmatische functie van hun verhalen. Enkele auteurs die in het eerste deel object van onderzoek waren, kwamen uit gebieden die geen deel uitmaakten van het Spaans-Habsburgse rijk maar wel binnen de invloedsfeer van de Habsburgers vielen. Zij schreven hun historiën vanuit verschillende motieven maar deden dat, en dat onderscheidt hun geschiedverhalen van andere Italiaanse geschiedwerken, met een kritische kijk op het Habsburgse beleid in de opstandige Nederlanden. De lokale context waarbinnen de auteurs hun boeken schreven beïnvloedde niet alleen hun kritische en genuanceerde visie op de politiek van de Spaanse Habsburgers maar vormde bovendien een stimulans om te schrijven over de Opstand tegen de Spaanse kroon en de opkomst van de Nederlandse Republiek.

De oorsprong en context van Francesco Bocchi’s verhaal zijn van een heel andere orde dan de achtergrond van de Genuezen Giovanni Costa en Gerolamo Conestaggio. Het Florentijnse hof van de Medici had zich omringd met intellectuelen, literatoren en kunstenaars die het cultuurbeleid van de Medici mede vormgaven. De politiek van de Florentijnse hertog Cosimo I was gericht tegen een te grote Spaans-Habsburgse invloed in Italië. Een instrument dat de hertog inzette om de zelfstandigheid van het Toscaanse hertogdom en de reputatie van het hof te benadrukken en te propageren, was het geven van opdrachten aan literatoren om geschiedenissen te schrijven. Waarschijnlijk stond Francesco Bocchi in deze traditie van broodschrijvers. Al is niet helemaal duidelijk van wie in Florence de opdracht uitging om een geschiedwerk te schrijven over de Nederlandse Opstand.

Het verhaal van Bocchi over de eerste fase van de Opstand draait om de krijgskundige lotgevallen van de Florentijnse commandant Chiappino Vitelli in het Spaans-Habsburgse leger dat in de Nederlanden vocht. Hoewel het werk net als veel gelijksoortige geschiedwerken op het eerste oog pro-Spaans lijkt wordt het verhaal van Bocchi ook gekenmerkt door passages die het pro-Habsburgse karakter ervan nuanceren. Het beeld dat de Florentijnse auteur schetst van de Spaanse militairen doet denken aan de stereotiepe beeldvorming van de Zwarte Legende. Dit anti-Spaanse beeld treft men vooral aan in de passages waar de capaciteiten van Vitelli en de voortreffelijkheid van de Italiaanse manschappen worden afgezet tegen de kwaliteiten en het gedrag van de Spaanse soldaten. Nog scherper verbeeldt Bocchi het contrast tussen Italiaanse en Spaanse militairen als hij de eigenschappen van de officieren ter sprake brengt. De tegenstelling die de Florentijnse schrijver hier oproept wijzen op een zeker ‘nationaal’ besef en een patriottisme dat Italiaans of misschien zelfs Toscaans gekleurd was. Het perspectief van Francesco Bocchi was gegrondvest op de negatieve beeldvorming van de Spaanse monarchie in delen van Italië, zoals in Toscane. In het hertogdom was Vitelli de grote held en de loftuitingen die de Italiaanse bevelhebber ten deel vallen in Bocchi’s manuscript passen in de politieke agenda van het Florentijnse hof. Een ander motief dat meespeelde in het zwarte beeld van Spanje dat in het laat zestiende-eeuwse Italië vorm

had gekregen was de onderwaardering door de Spaans-Habsburgse militaire leiding van de Italiaanse troepen.

Giovanni Costa’s Ragionamento is geen geschiedenis van het militaire en politieke verloop van de Opstand, zoals dat bij andere Italiaanse geschiedwerken wel het geval is. De Genuese auteur, voorstander van het Bestand tussen de Republiek en Spanje, schreef een vertoog waarin de uitkomsten van het Twaalfjarig Bestand het gespreksonderwerp is van debatterende heren uit het aristocratische koopliedenmilieu van Genua. De jonge Nederlandse Republiek stond bij auteurs als Costa, net zoals later in de zeventiende eeuw bij auteurs in andere delen van het Italiaanse schiereiland, model voor het oplossen van problemen die binnen het kader van de Spaans-Habsburgse invloed waren ontstaan. Achter Costa’s vertoog over de historische politieke en economische ontwikkelingen in de Nederlanden was een politieke agenda verborgen waarin de auteur, om een bijdrage te leveren aan een politieke discussie in Genua, verwees naar het commerciële republicanisme in Holland en Zeeland. Hij stelde de machtige handels- en oorlogsvloot en de economische kracht van de Republiek ten voorbeeld aan de stadsregering van Genua.

De voorbeelden in het eerste deel van dit boek tonen aan dat Italiaanse historische werken over een conflict in Habsburgse gebieden, met verstrekkende internationale gevolgen, hun oorsprong vooral vonden binnen een lokale politieke context. Plaatselijke sociaal-politieke omstandigheden bepaalden de toonzetting van de transnationale Italiaanse geschiedwerken over de Opstand. Door te schrijven over de Opstand konden auteurs de gang van zaken in hun eigen stad bekritiseren en via een omweg kritiek geven op de Spaanse dominantie in Genua. Giovanni Costa had in zijn (verborgen maar voor goede verstaanders herkenbare) kritiek op de situatie in de Ligurische havenstad ongetwijfeld het model van de Republiek van de Verenigde Nederlanden in gedachten. Bocchi kon, toen hij aan zijn manuscript werkte, dat voorbeeld nog niet voor ogen hebben gehad. In zijn geschiedverhaal over die eerste cruciale fase uit de Tachtigjarige Oorlog kon de Florentijn de Italiaanse bijdrage aan de strijd in de opstandige Nederlanden accentueren ten opzichte van het aandeel van de Spaanse soldaten en officieren. Hoewel de rol van het Florentijnse hof bij het totstandkomen van het manuscript niet helder is, mogen we ervan uit gaan dat Bocchi’s standpunt ten aanzien van de Spaans-Habsburgse soldaten een afspiegeling was van de negatieve opinie in het hertogdom over de Habsburgers. Een transnationaal geschiedwerk over een conflict in een Habsburgs domein was een geschikt vehikel om die kritiek te ventileren.

(4)

244 | De transnationale Italiaanse geschiedschrijving over de Nederlandse Opstand

maar ook commerciële en lokaal-politieke factoren hadden invloed op de inhoud van de historische publicaties. De geopolitieke context van de auteurs speelde bij het ontstaan van de werken een niet te onderschatten rol en bepaalde bovendien de pragmatische functie van hun verhalen. Enkele auteurs die in het eerste deel object van onderzoek waren, kwamen uit gebieden die geen deel uitmaakten van het Spaans-Habsburgse rijk maar wel binnen de invloedsfeer van de Habsburgers vielen. Zij schreven hun historiën vanuit verschillende motieven maar deden dat, en dat onderscheidt hun geschiedverhalen van andere Italiaanse geschiedwerken, met een kritische kijk op het Habsburgse beleid in de opstandige Nederlanden. De lokale context waarbinnen de auteurs hun boeken schreven beïnvloedde niet alleen hun kritische en genuanceerde visie op de politiek van de Spaanse Habsburgers maar vormde bovendien een stimulans om te schrijven over de Opstand tegen de Spaanse kroon en de opkomst van de Nederlandse Republiek.

De oorsprong en context van Francesco Bocchi’s verhaal zijn van een heel andere orde dan de achtergrond van de Genuezen Giovanni Costa en Gerolamo Conestaggio. Het Florentijnse hof van de Medici had zich omringd met intellectuelen, literatoren en kunstenaars die het cultuurbeleid van de Medici mede vormgaven. De politiek van de Florentijnse hertog Cosimo I was gericht tegen een te grote Spaans-Habsburgse invloed in Italië. Een instrument dat de hertog inzette om de zelfstandigheid van het Toscaanse hertogdom en de reputatie van het hof te benadrukken en te propageren, was het geven van opdrachten aan literatoren om geschiedenissen te schrijven. Waarschijnlijk stond Francesco Bocchi in deze traditie van broodschrijvers. Al is niet helemaal duidelijk van wie in Florence de opdracht uitging om een geschiedwerk te schrijven over de Nederlandse Opstand.

Het verhaal van Bocchi over de eerste fase van de Opstand draait om de krijgskundige lotgevallen van de Florentijnse commandant Chiappino Vitelli in het Spaans-Habsburgse leger dat in de Nederlanden vocht. Hoewel het werk net als veel gelijksoortige geschiedwerken op het eerste oog pro-Spaans lijkt wordt het verhaal van Bocchi ook gekenmerkt door passages die het pro-Habsburgse karakter ervan nuanceren. Het beeld dat de Florentijnse auteur schetst van de Spaanse militairen doet denken aan de stereotiepe beeldvorming van de Zwarte Legende. Dit anti-Spaanse beeld treft men vooral aan in de passages waar de capaciteiten van Vitelli en de voortreffelijkheid van de Italiaanse manschappen worden afgezet tegen de kwaliteiten en het gedrag van de Spaanse soldaten. Nog scherper verbeeldt Bocchi het contrast tussen Italiaanse en Spaanse militairen als hij de eigenschappen van de officieren ter sprake brengt. De tegenstelling die de Florentijnse schrijver hier oproept wijzen op een zeker ‘nationaal’ besef en een patriottisme dat Italiaans of misschien zelfs Toscaans gekleurd was. Het perspectief van Francesco Bocchi was gegrondvest op de negatieve beeldvorming van de Spaanse monarchie in delen van Italië, zoals in Toscane. In het hertogdom was Vitelli de grote held en de loftuitingen die de Italiaanse bevelhebber ten deel vallen in Bocchi’s manuscript passen in de politieke agenda van het Florentijnse hof. Een ander motief dat meespeelde in het zwarte beeld van Spanje dat in het laat zestiende-eeuwse Italië vorm

245 Een slotbeschouwing | had gekregen was de onderwaardering door de Spaans-Habsburgse militaire leiding van de Italiaanse troepen.

Giovanni Costa’s Ragionamento is geen geschiedenis van het militaire en politieke verloop van de Opstand, zoals dat bij andere Italiaanse geschiedwerken wel het geval is. De Genuese auteur, voorstander van het Bestand tussen de Republiek en Spanje, schreef een vertoog waarin de uitkomsten van het Twaalfjarig Bestand het gespreksonderwerp is van debatterende heren uit het aristocratische koopliedenmilieu van Genua. De jonge Nederlandse Republiek stond bij auteurs als Costa, net zoals later in de zeventiende eeuw bij auteurs in andere delen van het Italiaanse schiereiland, model voor het oplossen van problemen die binnen het kader van de Spaans-Habsburgse invloed waren ontstaan. Achter Costa’s vertoog over de historische politieke en economische ontwikkelingen in de Nederlanden was een politieke agenda verborgen waarin de auteur, om een bijdrage te leveren aan een politieke discussie in Genua, verwees naar het commerciële republicanisme in Holland en Zeeland. Hij stelde de machtige handels- en oorlogsvloot en de economische kracht van de Republiek ten voorbeeld aan de stadsregering van Genua.

De voorbeelden in het eerste deel van dit boek tonen aan dat Italiaanse historische werken over een conflict in Habsburgse gebieden, met verstrekkende internationale gevolgen, hun oorsprong vooral vonden binnen een lokale politieke context. Plaatselijke sociaal-politieke omstandigheden bepaalden de toonzetting van de transnationale Italiaanse geschiedwerken over de Opstand. Door te schrijven over de Opstand konden auteurs de gang van zaken in hun eigen stad bekritiseren en via een omweg kritiek geven op de Spaanse dominantie in Genua. Giovanni Costa had in zijn (verborgen maar voor goede verstaanders herkenbare) kritiek op de situatie in de Ligurische havenstad ongetwijfeld het model van de Republiek van de Verenigde Nederlanden in gedachten. Bocchi kon, toen hij aan zijn manuscript werkte, dat voorbeeld nog niet voor ogen hebben gehad. In zijn geschiedverhaal over die eerste cruciale fase uit de Tachtigjarige Oorlog kon de Florentijn de Italiaanse bijdrage aan de strijd in de opstandige Nederlanden accentueren ten opzichte van het aandeel van de Spaanse soldaten en officieren. Hoewel de rol van het Florentijnse hof bij het totstandkomen van het manuscript niet helder is, mogen we ervan uit gaan dat Bocchi’s standpunt ten aanzien van de Spaans-Habsburgse soldaten een afspiegeling was van de negatieve opinie in het hertogdom over de Habsburgers. Een transnationaal geschiedwerk over een conflict in een Habsburgs domein was een geschikt vehikel om die kritiek te ventileren.

(5)

geschiedenis en men krijgt soms zelfs de indruk dat sommige van Strada’s criticasters zijn werk niet (goed?) hebben gelezen. Kritiek in Italië op de geschiedenis van Strada was er ook in de zeventiende eeuw. Volgens sommige Italiaanse critici schreef Strada een partijdig historisch werk waarin hij zowel het bestuur van Margaretha als het beleid van haar zoon Alexander Farnese in de Nederlanden lofprijst. De kritiek gold ook zijn lidmaatschap van de jezuïtenorde. In overeenstemming met de opdracht van het Farnese-hof bestaat de kern van Strada’s geschiedenis uit de verheerlijking van de daden en prestaties in de Nederlanden van Margaretha van Parma en haar zoon Alexander Farnese. De daadkracht van Margaretha wordt in Strada’s werk breed uitgemeten en dat geldt nog meer voor de dadendrang van Alexander Farnese. Niet alleen worden de militaire prestaties van Alexander door Strada in de meest loflijke toonaarden bezongen. Strada neemt het ook op voor Alexander toen de landvoogd tijdens de laatste periode van zijn functie als commandant zwaar onder vuur lag.

Famiano Strada nam echter de opgedragen taak van het hof in Parma heel ruim op en schreef een geschiedenis die verder gaat dan de opdracht om de reputatie van de Farneses in ere te herstellen. Naast zijn grote aandacht voor de militaire verwikkelingen in de Nederlanden schreef de auteur ook een politiek getinte geschiedenis, waarin hij bijvoorbeeld stelling neemt tegen Alva’s beleid in de Nederlanden. De inhoud van zijn twee boeken kenmerken zich verder door een genuanceerde, rationele en gematigde kijk op de gebeurtenissen in de Nederlanden. Strada had ook oog voor ontwikkelingen buiten de Nederlanden. Hij besefte heel goed dat gebeurtenissen in bijvoorbeeld Frankrijk grote implicaties hadden voor de Nederlandse Opstand. Zijn grote kennis van het Farnese-archief en zijn historiografische kwaliteiten boden hem de gelegenheid een populair transnationaal geschiedwerk te schrijven dat met name in de Republiek gezaghebbend zou worden.

Guido Bentivoglio kreeg de meeste waardering voor zijn driedelige geschiedwerk over de Opstand. Zijn gematigde en genuanceerde kijk op de gebeurtenissen in de Lage Landen dwongen bewondering af. Zijn ervaringen als pauselijk afgezant in Brussel, vervolgens in Parijs en later als kardinaal in Rome hebben hem mogelijk doen besluiten een groot geschiedwerk over de Nederlandse oorlogen te schrijven. Zijn diplomatiek verslag over de Republiek kan als een voorstudie van Della Guerra di Fiandra worden gezien. Bentivoglio’s verblijf tot aan zijn dood aan het pauselijk hof hebben de strekking van zijn grote geschiedverhaal beïnvloed. Zijn kritische blik waarmee hij het beleid van het Spaans-Habsburgse bestuur beschreef moet zijn ingegeven door de invloed van de Franse monarchie op de Romeinse curie en zijn goede contacten met pro-Franse prelaten en intellectuelen.

In het eerste deel van deze studie lag dus het accent op werken waarvan hun oorsprong werd bepaald door lokale omstandigheden. In het tweede deel kijken we naar hoe Italiaanse transnationale geschiedwerken invloed uitoefenden in de vroegmoderne tijd. De impact die deze geschiedenissen hadden was verschillend. Het eerste voorbeeld van een geschiedwerk dat invloed had is Delle Guerre van Gerolamo Conestaggio.

Tegen het decor van lokale politieke spanningen in de Ligurische handelsmetropool die hun oorsprong vonden in de Habsburgse dominantie in de havenstad, schreef de Genuees Conestaggio zijn geschiedenis over de Opstand. Conestaggio werkte aan zijn boek in de tijd dat het conflict tussen de verschillende facties in Genua hoog opliep en het stadsbestuur maatregelen nam om de onrust in de stad weg te nemen. De Genuese auteur was als koopman in Antwerpen ooggetuige van de eerste fase van de Opstand in de Nederlanden. Na lange omzwervingen in Europa schreef hij tijdens zijn terugkeer in Genua een kritisch boek over het Spaanse beleid in de opstandige Nederlanden. Delle Guerre verscheen echter niet in zijn geboortestad Genua, maar werd postuum in Venetie uitgebracht, de stad die zich het meest had verzet tegen de Spaans-Habsburgse invloed in het Middellandse Zeegebied. Na publicatie van zijn geschiedwerk in 1614 volgde een campagne tegen het boek, die werd gedirigeerd vanuit het Spaanse hof in Madrid. Zijn boek werd als een bedreiging gezien voor de positie van de Spaans-Habsburgse monarchie.

Ook de transnationale geschiedenissen van Guido Bentivoglio en Famiano Strada hadden invloed op politieke kwesties en publicaties. Zowel in Italië als in de Nederlanden riep hun werk reacties op, waaruit bleek dat hun boeken als relevant werden gezien. Een van die voorbeelden waaruit blijkt dat transnationale werken als betekenisvol werden beoordeeld, zijn Bentivoglio’s historische publicaties.

Nog voordat Bentivoglio’s invloedrijke Relatione over de Republiek der Verenigde Nederlanden verscheen, circuleerden in Genua al de denkbeelden van het politieke model van de Nederlandse Republiek. De raakvlakken en overeenkomsten tussen de Ligurische havenstad en de jonge staat in de Noordelijke gewesten waren, zoals we zagen, aantoonbaar. Dankzij het diplomatieke verslag en in iets mindere mate door de invloed van zijn grote geschiedwerk over de Opstand, verspreidde het voorbeeld van de Republiek zich een aantal decennia later in het koninkrijk Napels. De verspreiding van zijn werk op het Italiaanse schiereiland zorgde ervoor dat de Italiaanse intellectuele elite kennis kon nemen van Bentivoglio’s verhaal over de Nederlandse Republiek. In Napels verscheen zelfs een Spaanse vertaling van de Relationi. Reminiscenties van zijn publicaties, met name de Relatione, zijn te traceren in enkele werken die ten tijde van de Napolitaanse revolte in Napels werden uitgebracht. Zo is het begrip vrijheid dat door Bentivoglio veelvuldig wordt gebruikt in zijn beide werken met regelmaat terug te vinden in Napolitaanse geschriften. Vooral de federale staatsvorm van de Republiek, de politieke en religieuze stabiliteit, voorwaarden voor de economische voorspoed, gold voor de opstandelingen als de meest ideale bestuursvorm.

(6)

246 | De transnationale Italiaanse geschiedschrijving over de Nederlandse Opstand

geschiedenis en men krijgt soms zelfs de indruk dat sommige van Strada’s criticasters zijn werk niet (goed?) hebben gelezen. Kritiek in Italië op de geschiedenis van Strada was er ook in de zeventiende eeuw. Volgens sommige Italiaanse critici schreef Strada een partijdig historisch werk waarin hij zowel het bestuur van Margaretha als het beleid van haar zoon Alexander Farnese in de Nederlanden lofprijst. De kritiek gold ook zijn lidmaatschap van de jezuïtenorde. In overeenstemming met de opdracht van het Farnese-hof bestaat de kern van Strada’s geschiedenis uit de verheerlijking van de daden en prestaties in de Nederlanden van Margaretha van Parma en haar zoon Alexander Farnese. De daadkracht van Margaretha wordt in Strada’s werk breed uitgemeten en dat geldt nog meer voor de dadendrang van Alexander Farnese. Niet alleen worden de militaire prestaties van Alexander door Strada in de meest loflijke toonaarden bezongen. Strada neemt het ook op voor Alexander toen de landvoogd tijdens de laatste periode van zijn functie als commandant zwaar onder vuur lag.

Famiano Strada nam echter de opgedragen taak van het hof in Parma heel ruim op en schreef een geschiedenis die verder gaat dan de opdracht om de reputatie van de Farneses in ere te herstellen. Naast zijn grote aandacht voor de militaire verwikkelingen in de Nederlanden schreef de auteur ook een politiek getinte geschiedenis, waarin hij bijvoorbeeld stelling neemt tegen Alva’s beleid in de Nederlanden. De inhoud van zijn twee boeken kenmerken zich verder door een genuanceerde, rationele en gematigde kijk op de gebeurtenissen in de Nederlanden. Strada had ook oog voor ontwikkelingen buiten de Nederlanden. Hij besefte heel goed dat gebeurtenissen in bijvoorbeeld Frankrijk grote implicaties hadden voor de Nederlandse Opstand. Zijn grote kennis van het Farnese-archief en zijn historiografische kwaliteiten boden hem de gelegenheid een populair transnationaal geschiedwerk te schrijven dat met name in de Republiek gezaghebbend zou worden.

Guido Bentivoglio kreeg de meeste waardering voor zijn driedelige geschiedwerk over de Opstand. Zijn gematigde en genuanceerde kijk op de gebeurtenissen in de Lage Landen dwongen bewondering af. Zijn ervaringen als pauselijk afgezant in Brussel, vervolgens in Parijs en later als kardinaal in Rome hebben hem mogelijk doen besluiten een groot geschiedwerk over de Nederlandse oorlogen te schrijven. Zijn diplomatiek verslag over de Republiek kan als een voorstudie van Della Guerra di Fiandra worden gezien. Bentivoglio’s verblijf tot aan zijn dood aan het pauselijk hof hebben de strekking van zijn grote geschiedverhaal beïnvloed. Zijn kritische blik waarmee hij het beleid van het Spaans-Habsburgse bestuur beschreef moet zijn ingegeven door de invloed van de Franse monarchie op de Romeinse curie en zijn goede contacten met pro-Franse prelaten en intellectuelen.

In het eerste deel van deze studie lag dus het accent op werken waarvan hun oorsprong werd bepaald door lokale omstandigheden. In het tweede deel kijken we naar hoe Italiaanse transnationale geschiedwerken invloed uitoefenden in de vroegmoderne tijd. De impact die deze geschiedenissen hadden was verschillend. Het eerste voorbeeld van een geschiedwerk dat invloed had is Delle Guerre van Gerolamo Conestaggio.

247 Een slotbeschouwing | Tegen het decor van lokale politieke spanningen in de Ligurische handelsmetropool die hun oorsprong vonden in de Habsburgse dominantie in de havenstad, schreef de Genuees Conestaggio zijn geschiedenis over de Opstand. Conestaggio werkte aan zijn boek in de tijd dat het conflict tussen de verschillende facties in Genua hoog opliep en het stadsbestuur maatregelen nam om de onrust in de stad weg te nemen. De Genuese auteur was als koopman in Antwerpen ooggetuige van de eerste fase van de Opstand in de Nederlanden. Na lange omzwervingen in Europa schreef hij tijdens zijn terugkeer in Genua een kritisch boek over het Spaanse beleid in de opstandige Nederlanden. Delle Guerre verscheen echter niet in zijn geboortestad Genua, maar werd postuum in Venetie uitgebracht, de stad die zich het meest had verzet tegen de Spaans-Habsburgse invloed in het Middellandse Zeegebied. Na publicatie van zijn geschiedwerk in 1614 volgde een campagne tegen het boek, die werd gedirigeerd vanuit het Spaanse hof in Madrid. Zijn boek werd als een bedreiging gezien voor de positie van de Spaans-Habsburgse monarchie.

Ook de transnationale geschiedenissen van Guido Bentivoglio en Famiano Strada hadden invloed op politieke kwesties en publicaties. Zowel in Italië als in de Nederlanden riep hun werk reacties op, waaruit bleek dat hun boeken als relevant werden gezien. Een van die voorbeelden waaruit blijkt dat transnationale werken als betekenisvol werden beoordeeld, zijn Bentivoglio’s historische publicaties.

Nog voordat Bentivoglio’s invloedrijke Relatione over de Republiek der Verenigde Nederlanden verscheen, circuleerden in Genua al de denkbeelden van het politieke model van de Nederlandse Republiek. De raakvlakken en overeenkomsten tussen de Ligurische havenstad en de jonge staat in de Noordelijke gewesten waren, zoals we zagen, aantoonbaar. Dankzij het diplomatieke verslag en in iets mindere mate door de invloed van zijn grote geschiedwerk over de Opstand, verspreidde het voorbeeld van de Republiek zich een aantal decennia later in het koninkrijk Napels. De verspreiding van zijn werk op het Italiaanse schiereiland zorgde ervoor dat de Italiaanse intellectuele elite kennis kon nemen van Bentivoglio’s verhaal over de Nederlandse Republiek. In Napels verscheen zelfs een Spaanse vertaling van de Relationi. Reminiscenties van zijn publicaties, met name de Relatione, zijn te traceren in enkele werken die ten tijde van de Napolitaanse revolte in Napels werden uitgebracht. Zo is het begrip vrijheid dat door Bentivoglio veelvuldig wordt gebruikt in zijn beide werken met regelmaat terug te vinden in Napolitaanse geschriften. Vooral de federale staatsvorm van de Republiek, de politieke en religieuze stabiliteit, voorwaarden voor de economische voorspoed, gold voor de opstandelingen als de meest ideale bestuursvorm.

(7)

beide Italianen in de Zuidelijke Nederlanden en vooral in de Republiek. Halverwege de zeventiende eeuw veranderde de politieke situatie in de Republiek ingrijpend en dit leidde ertoe dat de werken van beide vertegenwoordigers van de katholieke kerk zonder problemen konden worden gepubliceerd. Belangrijker was dat zij gezien werden als inspirerende voorbeelden voor de geschiedschrijvers en bestuurders in de Republiek. De geschiedenissen van Bentivoglio en Strada vonden waardering om hun stilistische kwaliteiten en hun kennis van zaken. Daarnaast waardeerde men ook de nuchtere en zakelijke toon in het werk van beide auteurs. Hun boeken werden ingezet ten faveure en ter herinnering aan het roemrijke verleden van de Noordelijke Nederlanden en de Republiek.

Het beeld van een roemrijk verleden speelde in de historische werken over de Opstand van katholieke auteurs daarentegen geen enkele rol. De boeken van bijvoorbeeld de Zuid-Nederlandse jezuïet Hazart en zijn confrater in de Republiek, Van Teylingen, waren geschiedenissen met een fel anti-protestantse toonzetting. De polemische werken, deels in de Republiek gedrukt en verspreid, waren geschreven uit propagandistisch oogmerk om het katholieke volksdeel in de Republiek een hart onder de riem te steken en eventueel de, tot het calvinisme bekeerde, ex-katholieken te bewegen weer terug te keren naar de moederkerk. Om hun argumenten kracht bij te zettten verlieten zij zich vooral op de geschiedenis van Strada.

Het verleden van de Opstand en de komst en de levensvatbaarheid van de Republiek waren uiteraard vooral onderwerpen die in de Noord-Nederlandse historiografie en in de polemische werken van de strijdliteratuur thuishoorden. We zagen bij het analyseren van deze literatuur dat auteurs zowel naar de werken van Bentivoglio als naar Strada’s geschiedenis verwezen en uit hun werk citeerden. Beide Italiaanse auteurs genoten groot aanzien bij de Nederlandse geschiedschrijvers en polemisten die in het verleden van de Opstand en argumenten zochten voor de discussie over de positie van de stadhouder binnen het republikeins staatsbestel. Het gezag van beide Italiaanse auteurs was gestoeld op hun veelal geroemde nuttige, zakelijke en betrouwbare informatie. Bovendien konden de Nederlandse auteurs met het verwijzen naar het werk van beide Italiaanse auteurs ook hun vermeende objectiviteit benadrukken.

Niet altijd ging een geschiedschrijver uit de Republiek mee in de visie van zijn Italiaanse collega. De Leidse hoogleraar Boxhorn ging in zijn geschiedenis over de Opstand en de Republiek in discussie met de opvattingen van Guido Bentivoglio over de toekomst van de jonge Nederlandse staat. In het algemeen kan men zeggen dat de werken van katholieke Italiaanse geschiedschrijvers, zoals kosmopolitische kooplieden van aristocratische huize en geestelijken, de drost van Muiden en andere Nederlandse geschiedbeoefenaren een alibi in handen gaven om objectiviteit en onpartijdigheid uit te stralen.

Toch viel voor een groot deel de keuze van Hooft en andere geschiedschrijvers, ondanks de lof voor Bentivoglio’s historische werken en zijn stilistische kwaliteiten, op het werk van Strada. Algemeen bekend was het feit dat Famiano Strada goed geïnformeerd

was en dat hij dankzij de archieven van de familie Farnese en andere vergaarde informatie, op de hoogte was van politiek gevoelige informatie. De feitelijke (soms anekdotische) kennis en politieke inhoud van Strada’s geschiedenis voorzagen de Nederlandse geschiedschrijvers en polemisten van nuttige en leerzame informatie. Auteurs van de geschiedenissen en strijdschriften in de Republiek maakten dankbaar gebruik van Strada’s kritiek op (of lof voor) Willem van Oranje, Alva en andere hoofdrolspelers ten tijde van de eerste fase van de Opstand. Tijdens de interne discussies van de felle partijtwisten in de tweede helft van de zeventiende eeuw maakten de pennenstrijders graag gebruik van Strada’s werk, en in mindere mate van dat van Bentivoglio. Zij konden met het aanhalen en citeren van de Italiaanse auteurs hun eigen standpunt onderbouwen.

Wat leert deze studie ons nu over de transnationale Italiaanse geschiedschrijving? Studies toonden al aan dat onder andere literaire publicaties, toneel- en kunstwerken een bijdrage leverden aan grensoverschrijdende politieke discussies. Transnationale uitwisselingen van politieke denkbeelden oefenden wederzijdse invloed uit op de publieke opinie. Transnationale geschiedwerken speelden in deze uitwisseling van politieke standpunten ook een rol, zoals ook al bleek uit de overtuigende studie van de Britse historicus Dunthorne. Uit mijn studie komt eveneens overduidelijk naar voren dat geschiedschrijvers gebruik maakten van werken uit andere landen. Italiaanse auteurs verwerkten informatiebronnen uit boeken van bijvoorbeeld Spaanse geschiedschrijvers. Nederlandse auteurs baseerden hun geschiedenissen en strijdliteratuur gedeeltelijk op publicaties van Spaanse en vooral van Italiaanse geschiedschrijvers. De intertekstualiteit van deze werken was in de zeventiende eeuw dan ook hoog; Nederlandse auteurs hadden de mogelijkheid om voor hun publicaties te putten uit de vele anekdotes en uitweidingen in de werken van Italiaanse geschiedschrijvers. De internationale handel in drukwerk stelden geschiedschrijvers en polemisten in de Nederlanden in staat om kennis te nemen van buitenlandse werken over de Nederlandse Opstand.

(8)

248 | De transnationale Italiaanse geschiedschrijving over de Nederlandse Opstand

beide Italianen in de Zuidelijke Nederlanden en vooral in de Republiek. Halverwege de zeventiende eeuw veranderde de politieke situatie in de Republiek ingrijpend en dit leidde ertoe dat de werken van beide vertegenwoordigers van de katholieke kerk zonder problemen konden worden gepubliceerd. Belangrijker was dat zij gezien werden als inspirerende voorbeelden voor de geschiedschrijvers en bestuurders in de Republiek. De geschiedenissen van Bentivoglio en Strada vonden waardering om hun stilistische kwaliteiten en hun kennis van zaken. Daarnaast waardeerde men ook de nuchtere en zakelijke toon in het werk van beide auteurs. Hun boeken werden ingezet ten faveure en ter herinnering aan het roemrijke verleden van de Noordelijke Nederlanden en de Republiek.

Het beeld van een roemrijk verleden speelde in de historische werken over de Opstand van katholieke auteurs daarentegen geen enkele rol. De boeken van bijvoorbeeld de Zuid-Nederlandse jezuïet Hazart en zijn confrater in de Republiek, Van Teylingen, waren geschiedenissen met een fel anti-protestantse toonzetting. De polemische werken, deels in de Republiek gedrukt en verspreid, waren geschreven uit propagandistisch oogmerk om het katholieke volksdeel in de Republiek een hart onder de riem te steken en eventueel de, tot het calvinisme bekeerde, ex-katholieken te bewegen weer terug te keren naar de moederkerk. Om hun argumenten kracht bij te zettten verlieten zij zich vooral op de geschiedenis van Strada.

Het verleden van de Opstand en de komst en de levensvatbaarheid van de Republiek waren uiteraard vooral onderwerpen die in de Noord-Nederlandse historiografie en in de polemische werken van de strijdliteratuur thuishoorden. We zagen bij het analyseren van deze literatuur dat auteurs zowel naar de werken van Bentivoglio als naar Strada’s geschiedenis verwezen en uit hun werk citeerden. Beide Italiaanse auteurs genoten groot aanzien bij de Nederlandse geschiedschrijvers en polemisten die in het verleden van de Opstand en argumenten zochten voor de discussie over de positie van de stadhouder binnen het republikeins staatsbestel. Het gezag van beide Italiaanse auteurs was gestoeld op hun veelal geroemde nuttige, zakelijke en betrouwbare informatie. Bovendien konden de Nederlandse auteurs met het verwijzen naar het werk van beide Italiaanse auteurs ook hun vermeende objectiviteit benadrukken.

Niet altijd ging een geschiedschrijver uit de Republiek mee in de visie van zijn Italiaanse collega. De Leidse hoogleraar Boxhorn ging in zijn geschiedenis over de Opstand en de Republiek in discussie met de opvattingen van Guido Bentivoglio over de toekomst van de jonge Nederlandse staat. In het algemeen kan men zeggen dat de werken van katholieke Italiaanse geschiedschrijvers, zoals kosmopolitische kooplieden van aristocratische huize en geestelijken, de drost van Muiden en andere Nederlandse geschiedbeoefenaren een alibi in handen gaven om objectiviteit en onpartijdigheid uit te stralen.

Toch viel voor een groot deel de keuze van Hooft en andere geschiedschrijvers, ondanks de lof voor Bentivoglio’s historische werken en zijn stilistische kwaliteiten, op het werk van Strada. Algemeen bekend was het feit dat Famiano Strada goed geïnformeerd

249 Een slotbeschouwing | was en dat hij dankzij de archieven van de familie Farnese en andere vergaarde informatie, op de hoogte was van politiek gevoelige informatie. De feitelijke (soms anekdotische) kennis en politieke inhoud van Strada’s geschiedenis voorzagen de Nederlandse geschiedschrijvers en polemisten van nuttige en leerzame informatie. Auteurs van de geschiedenissen en strijdschriften in de Republiek maakten dankbaar gebruik van Strada’s kritiek op (of lof voor) Willem van Oranje, Alva en andere hoofdrolspelers ten tijde van de eerste fase van de Opstand. Tijdens de interne discussies van de felle partijtwisten in de tweede helft van de zeventiende eeuw maakten de pennenstrijders graag gebruik van Strada’s werk, en in mindere mate van dat van Bentivoglio. Zij konden met het aanhalen en citeren van de Italiaanse auteurs hun eigen standpunt onderbouwen.

Wat leert deze studie ons nu over de transnationale Italiaanse geschiedschrijving? Studies toonden al aan dat onder andere literaire publicaties, toneel- en kunstwerken een bijdrage leverden aan grensoverschrijdende politieke discussies. Transnationale uitwisselingen van politieke denkbeelden oefenden wederzijdse invloed uit op de publieke opinie. Transnationale geschiedwerken speelden in deze uitwisseling van politieke standpunten ook een rol, zoals ook al bleek uit de overtuigende studie van de Britse historicus Dunthorne. Uit mijn studie komt eveneens overduidelijk naar voren dat geschiedschrijvers gebruik maakten van werken uit andere landen. Italiaanse auteurs verwerkten informatiebronnen uit boeken van bijvoorbeeld Spaanse geschiedschrijvers. Nederlandse auteurs baseerden hun geschiedenissen en strijdliteratuur gedeeltelijk op publicaties van Spaanse en vooral van Italiaanse geschiedschrijvers. De intertekstualiteit van deze werken was in de zeventiende eeuw dan ook hoog; Nederlandse auteurs hadden de mogelijkheid om voor hun publicaties te putten uit de vele anekdotes en uitweidingen in de werken van Italiaanse geschiedschrijvers. De internationale handel in drukwerk stelden geschiedschrijvers en polemisten in de Nederlanden in staat om kennis te nemen van buitenlandse werken over de Nederlandse Opstand.

(9)

beïnvloeden, maar het functioneerde tegelijkertijd als een invloedrijk en gezaghebbend werk in de Nederlanden.

Zeventiende-eeuwse transnationale geschiedwerken geschreven door Italiaanse auteurs (met hun aandacht voor een buitenlands conflict) hadden invloed op lokale politieke situaties. Zulke geschiedwerken konden door de autoriteiten dan ook als een bedreiging worden gezien. Conestaggio schreef zijn geschiedwerk over de Opstand in de tijd dat hij naar zijn geboortestad was teruggekeerd. Tegen de achtergrond van de politieke debatten in zijn stad schreef hij een geschiedenis over de Opstand, waarin hij zich kritisch uitlaat over de Spaanse politiek in de Lage Landen. Een publiciteitscampagne, opgezet vanuit kringen rondom het Spaanse hof, moest het kritische geschiedwerk van Conestaggio in een kwaad daglicht zetten. In Madrid was men bevreesd voor de invloed die het werk van Conestaggio zou kunnen hebben op de publieke opinie binnen en buiten het Spaans-Habsburgse imperium. Het Spaanse offensief tegen Conestaggio zegt ons iets over de impact van zijn geschiedwerk en de zeventiende-eeuwse geschiedschrijving in het algemeen. De analyse van de transnationale geschiedenissen van Bentivoglio en Strada in dit onderzoek heeft aangetoond dat geschiedenissen van Italiaanse auteurs invloed uitoefenden op buitenlandse geschiedschrijving en op politieke discussies in Italië én de Lage Landen. Dankzij de grote (en geloofwaardige) informatiedichtheid van hun historische werken werden Bentivoglio, Strada en ook Conestaggio, als gezaghebbende auteurs beschouwd.

Deze studie heeft bovendien laten zien dat de hardnekkige negatieve visie op de Italiaanse barokke geschiedschrijving, die zo lang het historiografisch debat over de zeventiende-eeuwse geschiedschrijving beheerste, aan herziening toe is. Het onderzoek naar de werken van Bentivoglio, Strada en Conestaggio bewijst dat transnationale geschiedschrijving in de zeventiende eeuw niet alleen als beter en interessanter moet worden beschouwd. De inhoud van de Italiaanse zeventiende-eeuwse historiografie over de Opstand is politieker en invloedrijker dan gedacht. Italiaanse geschiedenis had status in de Nederlanden. Geschiedschrijvers en polemisten in de Republiek gebruikten de Italiaanse geschiedwerken, om hun politiek-historische argumentatie kracht bij te zetten. Mijn onderzoek laat zien dat geschiedenis en politiek-historische publicaties niet alleen in nationaal perspectief moet worden bekeken. Het is, zoals onder andere Hugh Dunthorne en Helmer Helmers in hun studies overtuigend hebben aangetoond, van belang dat we vooral kijken naar de transnationale uitwisseling van politieke denkbeelden. De boeken van Italiaanse auteurs gingen over de grenzen van eigen gebieden heen en hun werken (soms voortgekomen uit lokale politieke omstandigheden) waren invloedrijker dan lang werd verondersteld. De uitkomsten van deze studie bevestigen daarmee de internationale dynamiek van de vroegmoderne historische en politieke debatten, zowel in Italië als in de Nederlanden.

Zoals al op sommige plaatsen in dit proefschrift aangegeven, verdient de Italiaanse transnationale historiografie over de Nederlandse Opstand veel meer aandacht van de geschiedwetenschap. Sommige dimensies van die Italiaanse historische interesse voor

de Opstand zijn nog steeds onderbelicht. Mijn onderzoek vormt voor sommige van die aspecten hopelijk een eerste aanzet tot verder onderzoek. Die verschillende facetten van de Italiaanse geschiedschrijving hebben voor een belangrijk deel betrekking op het onderzoeksgebied van de receptiegeschiedenis. Verder onderzoek naar de reikwijdte van Italiaanse publicaties in de Republiek (en de Habsburgse Nederlanden) kan ons nog veel meer vertellen op welke wijze de transnationale Italiaanse publicaties in de Lage Landen werden uitgegeven, verzameld, gekocht en gelezen. In hoofdstuk 7 en in de bijlagen van de Italiaanse geschiedenissen zijn daar de eerste uitkomsten van gegeven. Wie waren de kopers/ lezers van deze werken en in welke mate beïnvloedden de Italiaanse geschiedenissen de publieke opinie? Dit onderzoek dient volgens mij ook uitgebreid te worden naar de vele Italiaanse historische publicaties die in de late zestiende en zeventiende eeuw verschenen, waarin ook aandacht was weggelegd voor de Nederlandse Opstand en de Republiek. Ik denk hier vooral aan de breed opgezette historische overzichten van de Italiaanse broodschrijvers (de ‘aventuri delle penni’) zoals, in willekeurige volgorde, Francesco Sansovino, Girolamo Brusoni, Maiolino Bisaccioni, Gregorio Leti, Vittorio Siri, Galezzo Gualdo Priorato en talloze andere publicisten.

Wat hierboven is gezegd over de receptie van Italiaanse geschiedwerken in de vroegmoderne tijd, geldt ook voor de reikwijdte van de Italiaanse geschiedenissen in het werk van negentiende-eeuwse Nederlandse amateurgeschiedbeoefenaars en academisch opgeleide historici. Zowel katholieke als protestantse auteurs in de negentiende eeuw besteedden aandacht aan de Italiaanse geschiedschrijvers. Uit enkele steekproeven is mij gebleken dat al aan het einde van de achttiende eeuw in de Noordelijke Nederlanden de interesse voor de Italiaanse geschiedschrijving over de Opstand groeiende was. Deze tendens zette zich in de eeuw daarna opvallend door en vond zijn hoogtepunt in het werk van de Nederlandse historicus Robert Fruin. Tegen de achtergrond van de toenemende interesse voor de nationale zaak in het koninkrijk Nederland moet de interesse voor het aandeel van de Italiaanse auteurs in de Nederlandse geschiedschrijving zeker niet onderschat worden. Dit onderzoeksonderwerp zou zelfs in Europees verband opgepakt kunnen worden, zoals de hernieuwde Italiaanse interesse voor de Nederlandse Opstand (en de Bataafse revoltutie in 1795), tijdens de Risorgimento-beweging op het Italiaanse schiereiland in haar verzet tegen de Oostenrijkers.

Een ander onderwerp dat nog niet door de geschiedwetenschap is opgepakt, is de jezuïtische geschiedkundige belangstelling voor de Opstand. In dit proefschrift is daar natuurlijk via het werk van Hazart en Strada al aandacht voor geweest, maar de boeken van bijvoorbeeld de jezuïtische auteurs Gugliemo Dondini en Angelo Gallucci zijn het meer dan de moeite waard om in een breder context te worden geanalyseerd.

(10)

250 | De transnationale Italiaanse geschiedschrijving over de Nederlandse Opstand

beïnvloeden, maar het functioneerde tegelijkertijd als een invloedrijk en gezaghebbend werk in de Nederlanden.

Zeventiende-eeuwse transnationale geschiedwerken geschreven door Italiaanse auteurs (met hun aandacht voor een buitenlands conflict) hadden invloed op lokale politieke situaties. Zulke geschiedwerken konden door de autoriteiten dan ook als een bedreiging worden gezien. Conestaggio schreef zijn geschiedwerk over de Opstand in de tijd dat hij naar zijn geboortestad was teruggekeerd. Tegen de achtergrond van de politieke debatten in zijn stad schreef hij een geschiedenis over de Opstand, waarin hij zich kritisch uitlaat over de Spaanse politiek in de Lage Landen. Een publiciteitscampagne, opgezet vanuit kringen rondom het Spaanse hof, moest het kritische geschiedwerk van Conestaggio in een kwaad daglicht zetten. In Madrid was men bevreesd voor de invloed die het werk van Conestaggio zou kunnen hebben op de publieke opinie binnen en buiten het Spaans-Habsburgse imperium. Het Spaanse offensief tegen Conestaggio zegt ons iets over de impact van zijn geschiedwerk en de zeventiende-eeuwse geschiedschrijving in het algemeen. De analyse van de transnationale geschiedenissen van Bentivoglio en Strada in dit onderzoek heeft aangetoond dat geschiedenissen van Italiaanse auteurs invloed uitoefenden op buitenlandse geschiedschrijving en op politieke discussies in Italië én de Lage Landen. Dankzij de grote (en geloofwaardige) informatiedichtheid van hun historische werken werden Bentivoglio, Strada en ook Conestaggio, als gezaghebbende auteurs beschouwd.

Deze studie heeft bovendien laten zien dat de hardnekkige negatieve visie op de Italiaanse barokke geschiedschrijving, die zo lang het historiografisch debat over de zeventiende-eeuwse geschiedschrijving beheerste, aan herziening toe is. Het onderzoek naar de werken van Bentivoglio, Strada en Conestaggio bewijst dat transnationale geschiedschrijving in de zeventiende eeuw niet alleen als beter en interessanter moet worden beschouwd. De inhoud van de Italiaanse zeventiende-eeuwse historiografie over de Opstand is politieker en invloedrijker dan gedacht. Italiaanse geschiedenis had status in de Nederlanden. Geschiedschrijvers en polemisten in de Republiek gebruikten de Italiaanse geschiedwerken, om hun politiek-historische argumentatie kracht bij te zetten. Mijn onderzoek laat zien dat geschiedenis en politiek-historische publicaties niet alleen in nationaal perspectief moet worden bekeken. Het is, zoals onder andere Hugh Dunthorne en Helmer Helmers in hun studies overtuigend hebben aangetoond, van belang dat we vooral kijken naar de transnationale uitwisseling van politieke denkbeelden. De boeken van Italiaanse auteurs gingen over de grenzen van eigen gebieden heen en hun werken (soms voortgekomen uit lokale politieke omstandigheden) waren invloedrijker dan lang werd verondersteld. De uitkomsten van deze studie bevestigen daarmee de internationale dynamiek van de vroegmoderne historische en politieke debatten, zowel in Italië als in de Nederlanden.

Zoals al op sommige plaatsen in dit proefschrift aangegeven, verdient de Italiaanse transnationale historiografie over de Nederlandse Opstand veel meer aandacht van de geschiedwetenschap. Sommige dimensies van die Italiaanse historische interesse voor

251 Een slotbeschouwing | de Opstand zijn nog steeds onderbelicht. Mijn onderzoek vormt voor sommige van die aspecten hopelijk een eerste aanzet tot verder onderzoek. Die verschillende facetten van de Italiaanse geschiedschrijving hebben voor een belangrijk deel betrekking op het onderzoeksgebied van de receptiegeschiedenis. Verder onderzoek naar de reikwijdte van Italiaanse publicaties in de Republiek (en de Habsburgse Nederlanden) kan ons nog veel meer vertellen op welke wijze de transnationale Italiaanse publicaties in de Lage Landen werden uitgegeven, verzameld, gekocht en gelezen. In hoofdstuk 7 en in de bijlagen van de Italiaanse geschiedenissen zijn daar de eerste uitkomsten van gegeven. Wie waren de kopers/ lezers van deze werken en in welke mate beïnvloedden de Italiaanse geschiedenissen de publieke opinie? Dit onderzoek dient volgens mij ook uitgebreid te worden naar de vele Italiaanse historische publicaties die in de late zestiende en zeventiende eeuw verschenen, waarin ook aandacht was weggelegd voor de Nederlandse Opstand en de Republiek. Ik denk hier vooral aan de breed opgezette historische overzichten van de Italiaanse broodschrijvers (de ‘aventuri delle penni’) zoals, in willekeurige volgorde, Francesco Sansovino, Girolamo Brusoni, Maiolino Bisaccioni, Gregorio Leti, Vittorio Siri, Galezzo Gualdo Priorato en talloze andere publicisten.

Wat hierboven is gezegd over de receptie van Italiaanse geschiedwerken in de vroegmoderne tijd, geldt ook voor de reikwijdte van de Italiaanse geschiedenissen in het werk van negentiende-eeuwse Nederlandse amateurgeschiedbeoefenaars en academisch opgeleide historici. Zowel katholieke als protestantse auteurs in de negentiende eeuw besteedden aandacht aan de Italiaanse geschiedschrijvers. Uit enkele steekproeven is mij gebleken dat al aan het einde van de achttiende eeuw in de Noordelijke Nederlanden de interesse voor de Italiaanse geschiedschrijving over de Opstand groeiende was. Deze tendens zette zich in de eeuw daarna opvallend door en vond zijn hoogtepunt in het werk van de Nederlandse historicus Robert Fruin. Tegen de achtergrond van de toenemende interesse voor de nationale zaak in het koninkrijk Nederland moet de interesse voor het aandeel van de Italiaanse auteurs in de Nederlandse geschiedschrijving zeker niet onderschat worden. Dit onderzoeksonderwerp zou zelfs in Europees verband opgepakt kunnen worden, zoals de hernieuwde Italiaanse interesse voor de Nederlandse Opstand (en de Bataafse revoltutie in 1795), tijdens de Risorgimento-beweging op het Italiaanse schiereiland in haar verzet tegen de Oostenrijkers.

Een ander onderwerp dat nog niet door de geschiedwetenschap is opgepakt, is de jezuïtische geschiedkundige belangstelling voor de Opstand. In dit proefschrift is daar natuurlijk via het werk van Hazart en Strada al aandacht voor geweest, maar de boeken van bijvoorbeeld de jezuïtische auteurs Gugliemo Dondini en Angelo Gallucci zijn het meer dan de moeite waard om in een breder context te worden geanalyseerd.

(11)

volgens haar interessant zijn om het ‘Italiaanse discours met het Spaanse (en dat van de Zuidelijke Nederlanden) te vergelijken’. Onderzoek naar de intertekstualiteit van Spaanse en Italiaanse geschiedwerken en de invloed van deze werken op de Nederlanden, zal inderdaad een welkome bijdrage zijn aan het onderzoek naar de transnationale historiografie over het internationale conflict in de Nederlanden.

Bijlagen

Appendix I

Tabel 1. Uitgaven van Famiano Strada in de Republiek en in de Zuidelijke Nederlanden Regel 1: De titel

Regel 2: Plaats van uitgave Regel 3: Naam van uitgever Regel 4: Jaar van uitgave

Regel 5: Aanwezig in Nederlandse en/of Vlaamse bibliotheken De bello Belgico decas prima

Antwerpen Jan Cnobbaert 1635

4 exemplaren in Vlaamse bibliotheken De bello Belgico decas prima Antwerpen

Jan Cnobbaert 1636

3 exemplaren in Vlaamse bibliotheken De bello Belgico decas prima Antwerpen

Jan Cnobbaert

1640 [volgens titelpagina derde editie] [op titelpagina met ets staan drie schepen afgebeeld] 5 exemplaren in Vlaamse bibliotheken

De bello Belgico decas prima Antwerpen

Jan Cnobbaert

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

En ten derde de haken en ogen van het danshistorische materiaal: in Amsterdam richten de tuchtgevallen zich juist op de betere standen, althans vanaf 16(K). en ook voor Utrecht

Corpus Hoeksema laat eenzelfde beeld zien: de achttiende-eeuwse werken bevatten slechts twee voorkomens van dapper (waarvan de syntactische specialisatie evenredig verdeeld is

Carlo Saraceni (1579-1620) verhuisde in 1598 van Venetië naar Rome, maar onbekend is wanneer hij in caravaggistische stijl begon te werken; zijn enige gedateerde werk stamt uit 1606

Italiaanse (transnationale) historische werken hadden een grotere politieke impact op de Nederlandse publieke opinie in de zeventiende eeuw dan lang is verondersteld3. De

nenwerek ende ofte het met meerder gemack soude connen geschieden. 2 * In zijn rapportage schreef hij dat Adrianus Den Otter bereid was te verschijnen in

6 Gelooft niet wat de geschiedschrijvers zeggen, maar evenmin dat zij het zonder grond zeggen. Romein, Geschiedenis van de Noord-Nederlandsche geschiedschrijving in de

The inspection results on raveling damage are reported by the feature ’INTERVENTIEJAAR RAF’ (in English: intervention year raveling) in the form of a number, that represent the year