• No results found

De invloed van bio-hacking op het zelfconcept

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van bio-hacking op het zelfconcept"

Copied!
23
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bachelor These Sociale Psychologie

De Invloed van Bio-Hacking op het Zelfconcept

02/06/2017 Sophie Stehouwer 10801677

Universiteit van Amsterdam Begeleidster: Janina Marguc

(2)

Abstract

In dit onderzoek werd gekeken hoe gedachten aan een toekomst waarin mensen het eigen lichaam veranderen (b.v., door middel van bio-hacking) het zelfconcept beïnvloeden, en hoe regulatory focus dit verband vormgeeft. Hiertoe werd bij 63 participanten gemeten of zij relatief meer preventie- of promotie gefocust waren. Na het beluisteren van een podcast over ontwikkelingen op het gebied van bio-hacking werd het zelfconcept in het heden met

betrekking tot technologie gemeten. Ook de verwachtingen over het zelfconcept in de

toekomst met betrekking tot bio-hacking werd gemeten. In het onderzoek werd niet gevonden dat regulatory focus van invloed is op de relatie tussen bio-hacking en zelfconcept.

(3)

De Invloed van Bio-Hacking op het Zelfconcept

Kijken we om ons heen, dan zien we de wereld. We zien de pracht ervan, en tegelijk de onvolmaaktheid van het leven, van de mens. Steeds meer wordt de mens gezien als een risico. De mens werkt niet alleen rationeel maar ook op gevoel. De mens maakt fouten. Er heerst een sterke neiging om perfectie na te streven. Alles moet mooier, beter, sneller en efficiënter. De mogelijkheden hiertoe dienen zich op allerlei manieren aan. Het streven naar perfectie van het zelf, door beugels en plastische chirurgie. Daarnaast ook het streven naar perfectie van de omgeving, bijvoorbeeld door genetische manipulatie van voedsel. Waar de mogelijkheid tot perfectie zich aandient, wordt deze met beide handen aangegrepen; van het perfecte gebit tot de perfecte tomaat.

Technologieën bieden meer en meer mogelijkheden als het gaat om perfectie. Er worden robots ingezet om menselijke taken over te nemen, zodat er minder fouten gemaakt worden en het werk sneller en efficiënter uitgevoerd wordt (van Steenis, 2016). Ook de technologie met betrekking tot het lichaam gaat met grote stappen vooruit. Er wordt ook wel gesproken van bio-hacking. Bio-hacking is het aanbrengen van technologieën in het lichaam, met als doel om het menselijk kunnen te verbeteren en vergroten (Jorgensen, 2012).

Inmiddels zijn gehoorapparaten en pacemakers geen uitzonderingen meer, en gaan we veel verder. Van verlamde ledenmaten die weer functioneren tot elektrodes tegen chronische misselijkheid (Monks, 2014). Dit soort innovaties geven mensen een betere kwaliteit van leven, en bieden hen zo meer zekerheid in de toekomst.

Naast het herstellen van menselijke functies biedt bio-hacking ook de mogelijkheid tot het verbeteren of toevoegen van functies. Er wordt ook wel gesproken van transhumanisme. Transhumanisme beschrijft de overgang van humanisme naar posthumanisme, waarbij de grenzen tussen de mens en machine vervagen. De grenzen van het menselijk kunnen worden

(4)

vervangen door machines (Tirosh‐Samuelson, 2012). De fysieke afstand tussen de mens en technologie wordt zo dus kleiner.

Een voorbeeld hiervan is het onlangs geïntroduceerde bedrijf van Tesla topman Elon Musk, Neuralink. Het bedrijf wil een chip ontwikkelen die in de hersenen geplaatst kan worden om gedachten te uploaden en downloaden. Gedachten kunnen dan direct op een tablet of

smartphone geprojecteerd worden, zonder deze eerst te moeten structureren en typen, zoals nu. Ook mens-tot-mens telepathie zou volgens Musk mogelijk moeten zijn in de toekomst. Op deze manier wordt een brug geslagen tussen het menselijk brein en kunstmatige intelligentie (Winkler, 2017).

Er wordt gesproken van kunstmatige intelligentie wanneer een computer een probleem kan oplossen, waar normaal menselijke intelligentie voor nodig is. De computer doet dit op basis van algoritmen (Russell & Norvig, 2003). Algoritmen maken een belangrijk deel uit van bio-hacking. Het lijkt erop dat mensen steeds meer gaan vertrouwen op technologie, en hierdoor minder zelf nadenken (Harari, 2016). In de toekomst zouden implantaten met algoritmen het denken uiteindelijk over kunnen nemen van de mens. Zo wordt niet alleen de fysieke- maar ook de psychologische afstand tussen mens en machine kleiner. Wat doet dit met het zelfconcept van een mens? Wat maakt een mens, een mens? Wanneer voelt een mens zich nog mens, en wanneer meer een robot?

Het zelfconcept is de manier waarop een individu zichzelf ziet. Het zelfconcept wordt beïnvloed op verschillende manieren. Allereerst door de eigen identiteit, hieronder verstaan we het lichaam van een individu, de eigen gedachten, interesses en persoonlijkheidstrekken (Markus & Wulf, 1987). Daarnaast wordt het zelfconcept beïnvloed door de sociale identiteit. Dit verwijst naar de groepen waarmee een individu zich identificeert, bijvoorbeeld een cultuur of een bepaalde geloofsovertuiging (Tajfel & Turner, 1979). Het zelfconcept wordt ook beïnvloed door de hersenen. De superieure pariëtale cortex speelt bijvoorbeeld een

(5)

belangrijke rol bij het creëren van een beeld van het eigen lichaam. Dit hersendeel integreert visuele-, tactiele- en motorische informatie om zo tot een coherent lichaamsbeeld te komen (van Elk, 2012). Ook de temporaal pariëtale junctie speelt een belangrijke rol bij het vormen van een coherent lichaamsbeeld. Dit hersengebied integreert visuele-, proprioceptieve- en vestibulaire informatie. Schade aan deze hersendelen kan leiden tot een verstoord

lichaamsbeeld. Het beeld dat een individu van zichzelf en het eigen lichaam heeft is dus niet iets wat vastligt. Dit beeld wordt op een flexibele manier geconstrueerd door het brein op basis van informatie die op dat moment beschikbaar is.

Het zelfconcept is dus best flexibel en voor een deel te reguleren. Zelfregulatie is het gedrag en zelfconcept afstemmen op passende doelen en standaarden. Hoe het gedrag en het zelfconcept afgestemd wordt is volgens de regulatory focus theory afhankelijk van de persoon; sommige mensen zijn over het algemeen meer gericht op preventie, terwijl anderen meer gericht zijn op promotie. Volgens deze theorie evalueren mensen de status quo en vergelijken ze dit met hoe ze de situatie zouden willen zien (Higgins, 1997, 1998). Mensen met een preventie focus willen de status quo graag behouden, en voorkomen dat de situatie verslechterd. Deze mensen gebruiken vermijding als strategie om een slechte situatie te voorkomen, en toenadering om terug te gaan naar een veilige situatie. Ze zijn gevoelig voor straffen, en ervaren emoties zoals angst bij een verslechtering van de situatie of kalmte bij het behouden van de status quo. Het draait voor hen vooral om veiligheid. Mensen met een promotie focus zijn daarentegen gericht op een ideale situatie, en willen de afstand tussen de ideale situatie en de status quo verkleinen. Ze gebruiken toenadering als strategie om een ideale situatie te bereiken en vermijding om weg te komen van de status quo. Mensen met een promotiefocus zijn gevoelig voor beloningen. Emoties die hierbij komen kijken zijn

bijvoorbeeld teleurstelling en enthousiasme (Crowe & Higgins, 1997; Brockner & Higgins, 2001; Higgins & Scholer, 2013).

(6)

Bij het bereiken van een doel zal iemand met een preventiefocus kalmte ervaren, terwijl iemand met een promotiefocus eerder enthousiasme ervaart. In de tegenovergestelde situatie, wanneer een doel niet behaald wordt, geeft een preventiefocus angst en een

promotiefocus teleurstelling. Enthousiasme en angst zijn dus emoties die kenmerkend zijn voor elk een specifieke focus. Andere emoties zoals blijdschap komen niet opvallend vaker voor bij een preventie- of promotiefocus (Brockner & Higgins, 2001). Dat maakt angst en enthousiasme, en niet overlappende emoties zoals blijdschap, juist interessant om te bestuderen.

Als het gaat om technologie, sluit de regulatory focus theory aan bij de innovation adoption lifecycle. De innovation adoption lifecycle maakt onderscheid tussen vijf

verschillende groepen mensen in de tijd die het hen kost om nieuwe technologieën te

accepteren en te gaan gebruiken; innovators, early adopters, early majority, late majority en laggards. Hierbij zijn de innovators degenen die nieuwe technologieën het eerst zullen integreren in hun leven, en laggards juist het laatst (Rogers, 1962). Mensen met een

promotiefocus zijn nieuwsgierig en zullen daarom tot de groep innovators of early adopters behoren, terwijl mensen met een preventiefocus eerder bij de late majority of laggards passen omdat zij de status quo graag behouden en kiezen voor veiligheid.

Volgens de constructual level theory (Trope & Liberman, 2010) is er een relatie tussen psychologische afstand en de mate waarin iemands denken aan iets specifieks concreet of abstract is. Hoe verder de psychologische afstand tussen een individu en bio-hacking is, hoe abstracter diens gedachten hierover zullen zijn, en vice versa. De regulatory focus theory en de innovation adoption lifecycle stellen dat mensen met een promotiefocus nieuwsgierig worden van bio-hacking en dit eerder zullen gaan gebruiken. De psychologische afstand tussen de promotie gefocuste mens en bio-hacking is dan dus relatief klein. Andersom geldt dan ook, dat de psychologische afstand tussen mensen met een preventie focus en bio-hacking

(7)

groot zal zijn. Hoe dichterbij bio-hacking komt, hoe concreter de gedachten hieraan zijn en hoe meer het beschouwt wordt als deel van jou.

Er is al eerder onderzoek gedaan naar bio-hacking en zelfconcept. Marcuccilli, Casida en Peters (2013) onderzochten de invloed van left-ventricular assist devices (LVAD) op het zelfconcept van patiënten. LVAD biedt hulp bij hartritme problemen en zorgt voor een goede hartregulatie. Uit deze studie bleek dat patiënten het LVAD zagen als noodzakelijke

toevoeging aan het lichaam om te kunnen leven. Dit maakte het de patiënten makkelijker om het LVAD te integreren in het zelfconcept, en dus te zien als onderdeel van het eigen lichaam.

Waar Marcuccilli en collega’s keken naar het herstellen van menselijke functies, ofwel medische technologie, gingen Heffernan, Vetere en Chang (2016) een stap verder. Zij

onderzochten in hoeverre non-medische technologie die het menselijk kunnen vergroot, beschouwd wordt als onderdeel van het lichaam. Deelnemers in dit onderzoek maakten gebruik van bio-hacking in de vorm van chips of magneten in het lichaam. Uit het onderzoek kwam naar voren dat mensen dergelijke technologieën beschouwen als deel van het eigen lichaam, net zo zeer als hun natuurlijke lichaamsdelen.

Er is al wel onderzocht wat er gebeurt met het zelfconcept van een individu, op het moment dat er technologieën toegevoegd worden aan het lichaam waardoor beperkingen verdwijnen en normaal functioneren terugkomt, zoals met een LVAD. Ook is er onderzocht of het zelfconcept verandert na bio-hacking, waarbij gekeken wordt naar een verandering van normaal functioneren naar het verbeteren en vergroten van het functioneren. Echter, het verband tussen bio-hacking en zelfconcept is nog niet eerder in relatie gebracht met

regulatory focus. Het is interessant om te onderzoeken of regulatory focus het verband tussen bio-hacking en zelfconcept beïnvloedt, omdat we onszelf op die manier beter kunnen

begrijpen. Vanuit dit begrip kan een effectieve manier gevonden worden om met veranderingen in de wereld om ons heen om te gaan.

(8)

In dit onderzoek zal gekeken worden naar de invloed van bio-hacking op het

zelfconcept. Zelfconcept zal in deze studie gaan over de eigen identiteit, aangaande de eigen gedachten en het eigen lichaam. Daarbij zal gekeken worden hoe dit verband beïnvloed wordt door de regulatory focus theory. Hierbij wordt verwacht dat mensen met een promotie focus in vergelijking met mensen met een preventie focus enthousiaster worden van bio-hacking, en minder angstig zijn; dat de psychologische afstand tot bio-hacking kleiner is; en bio-hacking meer zien als een toevoeging aan het ‘zelf’, dan als een verlies van het ‘zelf’.

Methode Deelnemers

63 participanten namen deel aan het onderzoek, waarvan 17 vrouwen en 45 mannen. Van 1 deelnemer is het geslacht niet bekend. De leeftijden lagen tussen de 18 en 60 jaar (M = 25.27, SD = 8.40). Participanten werden geworven via de Universiteit van Amsterdam en het Sportcentrum Universum. Deelnemers ontvingen een mueslireep of een participatiepunt als beloning voor hun deelname aan het onderzoek.

Materialen

In het onderzoek werd gebruik gemaakt van de Regulatory Focus Questionnaire (RFQ) (Higgins et al., 2001) en een aangepaste versie van de State- Trait Anxiety Inventory (STAI) (Spielberger, Gorsuch & Lushene, 1970). Daarnaast bestond het onderzoek uit een zelf geconstrueerde vragenlijst over bio-hacking en het zelfconcept. Ook was het beluisteren van een podcast onderdeel van het onderzoek.

Met de RFQ werd chronische preventie- en promotie focus gemeten. Er werden vragen gesteld zoals “Als je iets wil bereiken dat belangrijk voor je is, presteer je dan minder dan je zou willen?” De 11 vragen werden beantwoord door middel van een 5-punts

(9)

Een geselecteerd aantal items uit de STAI werd gebruikt om angst te meten. Deze werden gecombineerd met een aantal items voor enthousiasme, omdat de STAI zich hier niet op focust. Hierbij werd er vanuit gegaan dat enthousiasme gekoppeld is aan promotiefocus en angst aan preventiefocus. Er waren 4 vragen over angst en 4 over enthousiasme. Een

voorbeeld van een angst-item was ‘ik voel me nerveus’, en enthousiasme werd onder andere gemeten door de vraag ‘ik ben nieuwsgierig’. Daarnaast werden nog een aantal items uit de STAI toegevoegd zoals ‘ik ben onzeker’ en ‘ik voel me vastberaden’. Ten slotte werden er nog andere emotiewoorden (b.v., ik voel me schuldig) gebruikt, die niet de focus van het huidige onderzoek waren. De functie van deze emotiewoorden was in eerste instantie afleiding van de onderzoeksvraag. Alle items werden beantwoord met een 9-punts Likertschaal, die liep van ‘helemaal niet’ tot ‘helemaal wel’.

De psychologische afstand tot bio-hacking werd gemeten door middel van een zelf geconstrueerde vragenlijst, waarin gemeten werd in hoeverre men verwacht toekomstige bio-hacking technologieën te gaan gebruiken. Er werden vragen gesteld als “Hoe groot (in %) schat je de kans dat je elke van de volgende technologieën zelf gaat

gebruiken?...-Implantaten, chips, of sensoren in het lichaam behalve je hoofd.” De drie vragen werden beantwoord in percentages, lopend van 0% tot 100%.

Zelfconcept werd gemeten door middel van 6 items, waarvan er 5 beantwoord werden met een 9-punts Likertschaal, lopend van ‘helemaal niet’ tot ‘helemaal wel’. Er werd een onderscheid gemaakt tussen het heden en de toekomst. Zelfconcept in het heden werd

gemeten omdat dit aanwijzingen zou kunnen geven voor verwachtingen over het zelfconcept van een individu in de toekomst. Er waren 2 vragen over het heden, en 3 over de toekomst. Een voorbeeldvraag van zelfconcept in het heden was “In hoeverre zou je elke van de volgende technologieën nu als deel van jezelf beschrijven? -Mobiel telefoon, laptop, tablet, etc.” en een voorbeeldvraag over toekomst was “In hoeverre zou je elke van de volgende

(10)

technologieën in de toekomst als deel van jezelf beschrijven -Implantaten, chips, of sensoren in je hoofd.” Ook werd de vraag gesteld “Wat is volgens jou het effect van zulke

technologieën op onze status als mens?”. Deze vraag werd beantwoord met een 7-punts Likertschaal, lopend van ‘mens - - -‘ tot ‘mens + + +’.

Om onzekerheid over de toekomst met betrekking tot bio-hacking te manipuleren, werd er gebruik gemaakt van een podcast. De podcast ging over de ontwikkelingen op het gebied van bio-hacking en synthetische biologie. Hierbij werden 7 verschillende innovaties genoemd en positieve- en negatieve punten tegen elkaar afgewogen. Op deze manier werd de kans geboden om een eigen gevoel te creëren bij deze ontwikkelingen – positief dan wel negatief, angstig of enthousiast. De tekst van de podcast is terug te vinden in de bijlage. Procedure

Voorafgaand aan het experiment lazen deelnemers informed consent. Nadat deze ondertekend was, werd de RFQ ingevuld. Vervolgens namen deelnemers plaats op een

hometrainer. Er werd een minuut de tijd genomen om een prettig fietstempo te vinden. Hierna kregen deelnemers al fietsend een blinddoek en koptelefoon op, waarna een podcast van 4,5 minuut afgespeeld werd over de toekomst van bio-hacking en synthetische biologie. Na afloop van de podcast stopten de deelnemers met fietsen. Hierop volgden een aantal vragen over angst en enthousiasme uit de STAI, een woordpuzzel over life- en death salience in het belang van ander onderzoek, en vragen over bio-hacking en zelfconcept. Ten slotte werd de debriefing gelezen, en ontvingen de deelnemers een mueslireep of participatiepunt als dank voor hun deelname.

Resultaten

Aan dit onderzoek deden 63 participanten mee. 62 deelnemers hebben het onderzoek afgerond, één persoon is vroegtijdig gestopt met het onderzoek. Er waren geen outliers, en er werd een significantie niveau van .05 aangehouden. Uit een betrouwbaarheidsanalyse bleek

(11)

dat de vier promotiefocus items een betrouwbare schaal vormde (α = .81). Dit gold ook voor de vier preventiefocus items (α = .82).

Enthousiasme en angst. Er werd een regressieanalyse gedaan over emotie. Promotie- en preventiefocus werden toegevoegd als twee aparte factoren, omdat ze als orthogonaal werden bekeken. Voor enthousiasme bleek chronische regulatory focus geen significante voorspeller (R2 = .026; F(2, 59) = .783, p = .462). Het hebben van een preventiefocus bleek geen goede voorspeller voor de ervaren mate van enthousiasme (β = -.144, t = -1.105, p =

.274). Dit gold ook voor het hebben van een promotiefocus (β = .098, t = .751, p = .455). Chronische regulatory focus bleek ook geen goede voorspeller voor de mate van angst voor de toekomst die mensen ervaren (R2 = .085; F(2, 59) = 2.737, p = .073). Preventiefocus bleek geen goede voorspeller voor het ervaren van angst (β = .136, t = 1.076, p = .286). Er werd wel een effect gevonden van promotiefocus; hoe sterker de promotiefocus, hoe minder angst voor de toekomst (β = -.280, t = -2.220, p = .030).

Deze resultaten komen niet volledig overeen met de vooraf gestelde verwachtingen. Er werd verwacht dat mensen minder angst zouden ervaren naarmate zij meer promotie gefocust zouden zijn. Deze verwachting komt wel overeen met de resultaten. Daarnaast werd verwacht dat een sterkere promotiefocus zou leiden tot meer enthousiasme, dit werd niet gevonden. Ook werd voorspeld dat naarmate mensen meer preventie gefocust zijn, zij minder

enthousiasme en meer angst zouden ervaren. Dit bleek beide niet het geval te zijn.

Zelfconcept. Bij een regressieanalyse over zelfconcept bleek dat hoe meer promotie gefocust deelnemers waren, hoe minder zij tablets, laptops en mobiele telefoons beschouwden als onderdeel van zichzelf (β = -.295, t = -2.367, p = .021). De mate van preventiefocus bleek

geen goede voorspeller voor het al dan niet ervaren van elektronische devices als onderdeel van het ‘zelf’ (β = -.090, t = -.718, p = .476). Hetzelfde effect werd gevonden voor het ervaren van internet en sociale media als onderdeel van het ‘zelf’. Hoe sterker de promotiefocus, hoe

(12)

minder internet en sociale media worden gezien als onderdeel van het ‘zelf’ (β = .324, t =

-2.636, p = .011). Preventiefocus was ook hier geen goede voorspeller (β = -.119, t = -.971, p = .335).

Chronische regulatory focus bleek bovendien geen goede voorspeller voor de verwachting of implantaten, chips of sensoren in het lichaam behalve het hoofd in de toekomst zullen worden ervaren als onderdeel van het ‘zelf’ (R2 = .029, F(2,58) = .872, p = .424). Dit gold zowel voor preventiefocus (β = -.103, t = -.786, p = .435) als voor

promotiefocus (β = .154, t = 1.173, p = .245). Hetzelfde werd gevonden voor implantaten, chips of sensoren in het hoofd (R2 = .004, F(2,58) = .108, p = .897). De mate van

preventiefocus deed geen goede voorspellingen (β = -.050, t = -.373, p = .710) net als de mate van promotiefocus (β = -.029, t = -.215, p = .831). Ook voor de verwachting of synthetische biologie als onderdeel van het ‘zelf’ zal worden ervaren, was regulatory focus geen goede voorspeller (R2 = .009, F(2, 58) = .263, p = .770). Zowel bij promotiefocus (β = .061, t = .461,

p = .646) als bij preventiefocus (β = .063, t = .478, p = .635).

Regulatory focus bleek deels een goede voorspeller voor ervaren van bio-hacking als een toevoeging aan de mens of een verlies van de mens (R2 = .094, F(2,58) = 2.015, p = .122). Mensen met een promotiefocus zagen bio-hacking niet als een toevoeging aan de mens (β =

.141, t = 1.040, p = .303). Een preventiefocus bleek wel een goede voorspeller voor het zien van bio-hacking als verlies van de mens (β = -.256, t = -2.001, p = .05).

Bij een regressieanalyse over de psychologische afstand tot bio-hacking, bleek chronische regulatory focus geen goede voorspeller. Een sterkere preventiefocus leidde niet tot een lagere verwachting van het gebruiken van synthetische biologie (β = -.231, t = .083, p = .935), of implantaten, chips en sensoren in het lichaam (β = -.109, t = -.845, p = .401) of in het hoofd (β = -.178, t = -1.377, p = .174). Een sterkere promotiefocus leidde ook niet tot een hogere verwachting van het gebruiken van synthetische biologie (β = -.231, t = -1.803, p =

(13)

.076), implantaten, chips en sensoren in het lichaam (β = .172, t = 1.330, p = .189) of in het hoofd (β = .068, t = .523, p = .603).

Deze resultaten komen niet overeen met de hypothesen. Er werd verwacht dat mensen naarmate zij een sterkere promotiefocus hebben, synthetische biologie en technologieën zoals implantaten, chips en sensoren meer zouden beschouwen als onderdeel van het ‘zelf’.

Bovendien werd verwacht dat de psychologische afstand relatief klein zou zijn en zij dergelijke technologieën daarom in de toekomst zouden willen gaan gebruiken. Ook werd verwacht dat mensen met een promotiefocus, bio-hacking zouden zien als een toevoeging aan de mens. Dit werd niet gevonden in het onderzoek. Er werd voorspeld dat een sterkere mate van preventiefocus zou resulteren in het minder ervaren van technologieën zoals implantaten, chips en sensoren als onderdeel van het ‘zelf’. Dit bleek ook niet het geval. De voorspelde lagere verwachting tot het gebruik van deze technologieën kwam ook niet naar voren uit de resultaten. Uit de resultaten kwam wel naar voren dat een sterkere promotiefocus leidt tot een verminderd gevoel van elektronische devices zoals tablets, laptops en mobiele telefoons als onderdeel van het ‘zelf’. Ook internet en sociale media worden minder gezien als onderdeel van het ‘zelf’ naarmate de promotiefocus sterker is. Bovendien bleek een preventiefocus een goede voorspeller voor het ervaren van bio-hacking als verlies van de mens. Ten slotte werd er een trend gevonden bij preventiefocus en een lage verwachting tot het gebruik van

synthetische biologie. Exploratieve Analyses

Controle bleek een belangrijke rol te spelen. Uit een Pearson Correlatie tussen de hoeveelheid ervaren controle en de verwachting of iemand implantaten, chips en sensoren in het lichaam behalve het hoofd zou beschouwen als onderdeel van het ‘zelf’ werd een redelijk verband gevonden (r = .319, p = .012). Dit verband was positief. Ook werd er een redelijk verband gevonden tussen de hoeveelheid ervaren controle en de verwachting of iemand

(14)

synthetische biologie zou beschouwen als onderdeel van het ‘zelf’ (r = .305, p = .017). Er werd een trend gevonden in het verband tussen de hoeveelheid ervaren controle en de verwachting of iemand implantaten, chips en sensoren in het hoofd zou beschouwen als onderdeel van het ‘zelf’ (r = .224, p = .082).

Ook het ervaren van onzekerheid op dit moment in het leven bleek van belang. Uit het onderzoek blijkt dat hoe meer onzekerheid deelnemers ervoeren bijvoorbeeld met betrekking tot beroep, studie, relaties of financiën, hoe meer zij hun telefoon, laptop of mobiel als onderdeel van zichzelf zagen (β = .412, t = 3.360, p = .001). Dit werd ook gevonden voor het

ervaren van internet en sociale media als onderdeel van het ‘zelf’ (β = .439, t = 3.689, p <.001).

Discussie

In dit onderzoek werd gekeken hoe gedachten aan een toekomst waarin mensen het eigen lichaam veranderen het zelfconcept beïnvloeden, en hoe regulatory focus dit verband vormgeeft. Er werd geen duidelijk verband gevonden. Mensen met een promotiefocus bleken niet meer enthousiasme, maar wel minder angst te ervaren dan mensen met een

preventiefocus. Ook bleek dat mensen met een promotiefocus technologie in het heden minder zien als onderdeel van zichzelf dan mensen met een preventiefocus. Verder bleek dat mensen met een promotiefocus niet verwachten dat zij bio-hacking sneller zullen zien als onderdeel van het ‘zelf’ dan mensen met een preventiefocus.

Er werd verwacht dat de psychologische afstand tussen mensen met een promotiefocus en bio-hacking relatief klein zou zijn, waardoor er eerder gekozen zou worden voor het

gebruiken van bio-hacking. Dit werd niet gevonden in het onderzoek. Dit zou kunnen komen doordat de voorbeelden van bio-hacking die in de podcast gegeven zijn (b.v., “wat zou er gebeuren met de vrije wil als technologie onderdeel van het lichaam wordt?”) vrij extreem waren. Dit kan ervoor gezorgd hebben dat de gedachten van de participanten aan bio-hacking

(15)

abstracter waren dan aanvankelijk voorspeld. In vervolgonderzoek zou dit ondervangen kunnen worden door voorbeelden te noemen die nu dichterbij het dagelijks leven staan, zoals het plaatsen van een chip onder de huid die kan dienen als pinpas en ov-chipkaart. Op deze manier wordt de participant een betere kans geboden om concrete gedachten te vormen.

Uit deze studie is wel gebleken dat mensen die meer onzekerheid ervaren op dit moment in hun leven, met betrekking tot bijvoorbeeld werk, studie, relaties of financiën, hun telefoon, laptop en mobiel meer zagen als onderdeel van zichzelf. Dit werd ook gevonden voor onzekerheid en het beschouwen van internet en sociale media als onderdeel van het ‘zelf’. Dit resultaat komt overeen met eerder onderzoek. Zo onderzochten Feuls, Fieseler, Meckel en Suphan (2016) het gebruik van sociale media bij werkeloosheid. Uit deze studie bleek dat sociale media een belangrijke rol spelen in het leven van werklozen, omdat dit structuur bied en de mogelijkheid geeft tot het onderhouden van contacten. Ook tijdverdrijf werd genoemd als motivatie tot het gebruik van sociale media.

Een onverwacht resultaat werd gevonden bij de hoeveelheid ervaren controle. Er werd een positief verband gevonden tussen controle en de verwachting of iemand implantaten, chips en sensoren in het lichaam behalve het hoofd zou beschouwen als onderdeel van het ‘zelf’. Dit verband werd ook gevonden voor de verwachting of synthetische biologie als onderdeel van het ‘zelf’ zou worden beschouwd. Een suggestie voor vervolgonderzoek zou daarom zijn om te kijken naar de invloed van bio-hacking op zelfconcept, en hoe controle deze relatie beïnvloed. Hiermee kan onderzocht worden of mensen de keuze voor bio-hacking af laten hangen van de mate van controle die ze nu ervaren, of denken te ervaren met

technologie in het lichaam.

Een punt van discussie is de lage Power van het onderzoek. Dit zorgt ervoor dat de kans op Type II fout vergroot wordt. Hierdoor het kan het zijn dat er wel een significant effect is, maar dat dit niet gevonden wordt. Naast de lage Power, is ook de omgeving van het

(16)

onderzoek een punt van discussie. Het onderzoek werd uitgevoerd in een groot sportcentrum. De omgeving was vrij rumoerig; er liepen continu mensen langs en er klonk muziek uit de sportschool. Dit kan eventueel afleidend zijn geweest voor de participanten. Het overgrote deel van de participanten werd geworven in de sportschool, ook dit kan voor problemen hebben gezorgd. In een sportschool zou een bepaald type mens kunnen komen, wat de steekproef niet representatief maakt voor een grotere populatie. Bovendien was het overgrote deel van de participanten man, ook dit maakt het onderzoek moeilijk generaliseerbaar.

Of het verband tussen bio-hacking en zelfconcept beïnvloed wordt door regulatory focus is dus nog de vraag. Wellicht speelt controle hierin een grotere rol. Dat bio-hacking een onderdeel van de toekomst zal zijn staat vast, maar op wat voor manier en hoe wij daar als mens mee om zullen gaan moet nog blijken. Het streven naar perfectie zal blijven. Echter, hierbij kunnen we ons afvragen wat perfect is en of technologie ons dan wel de goede kant op helpt.

(17)

Literatuurlijst

Brockner, J., & Higgins, E. T. (2001). Regulatory focus theory: Implications for the study of emotions at work. Organizational behavior and human decision processes, 86, 35-66. Crowe, E., & Higgins, E. T. (1997). Regulatory focus and strategic inclinations: Promotion

and prevention in decision-making. Organizational behavior and human decision

processes, 2, 117-132.

Elk, van M. (2012). De gelovige geest (1e ed.). Amsterdam, Nederland: Uitgeverij Bert Bakker.

Feuls, M., Fieseler, C., Meckel, M., & Suphan, A. (2016). Being unemployed in the age of social media. new media & society, 18, 944-965.

Harari, Y. N. (2016). Homo Deus: A brief history of tomorrow. Random House.

Heffernan, K. J., Vetere, F., & Chang, S. (2016, May). You Put What, Where?: Hobbyist Use of Insertable Devices. In Proceedings of the 2016 CHI Conference on Human Factors

in Computing Systems, 1798-1809.

Higgins, E.T. (1998). Promotion and prevention: Regulatory focus as a motivational principle, Advances in Experimental Social Psychology, 30, 1-46.

Higgins, E. T., Friedman, R. S., Harlow, R. E., Idson, L. C., Ayduk, O. N., & Taylor, A. (2001). Achievement orientations from subjective histories of success: Promotion pride versus prevention pride. European Journal of Social Psychology, 31(1), 3-23.

Jorgensen, E. (2012, 1 juni). Biohacking – you can do it, too. Geraadpleegd op 1 april, 2017, van https://www.ted.com/talks/ellen_jorgensen_biohacking_you_can_ do_it_too.

Kark, R., & Van Dijk, D. (2007). Motivation to lead, motivation to follow: The role of the self-regulatory focus in leadership processes. Academy of Management Review, 32, 500-528.

(18)

Markus, H., & Wurf, E. (1987). The dynamic self-concept: A social psychological perspective. Annual review of psychology, 38, 299-337.

Monks, K. (2014, 9 april). Forget wearable tech, embeddable implants are already here. Geraadpleegd op 2 april, 2017, van http://edition.cnn.com/2014/04/08/tech/forget-wearable-tech-embeddable-implants/

Rogers, E.M. (2002). Diffusion of preventive innovations, Addivtive Behaviors, 6, 989- 993. Russell, S. J., & Norvig, P. (2002). Artificial intelligence: a modern approach (International

Edition).

Spielberger, C. D., Gorsuch, R. L., & Lushene, R. E. (1970). Manual for the state-trait anxiety inventory.

Steenis, H. van (2016, 19 maart). Kan een robot mensen vervangen? Geraadpleegd op 1 april, 2017, van http://www.volkskrant.nl/opinie/kan-een-robot-mensen-vervangen-~a4265 783/.

Tajfel, H., & Turner, J. C. (1979). An integrative theory of intergroup conflict. The social

psychology of intergroup relations, 33, 74.

Tirosh‐Samuelson, H. (2012). Transhumanism as a secularist faith. Zygon, 4, 710-734. Trope, Y., & Liberman, N. (2010). Construal-level theory of psychological distance.

Psychological review, 117(2), 440.

Winkler, R. (2017, 27 maart). Elon Musk launches Neuralink to connect brains with computers. The Wall Street Journal. Geraadpleegd op 14 april, 2017, van

https://www.wsj.com/articles/elon-musk-launches-neuralink-to-connect-brains-with-computers-1490642652

(19)

Bijlage: Podcast

Je gaat nu luisteren naar een podcast over technologie die in de toekomst mogelijk een

groeiende rol zal spelen; bio-hacking en synthetische biologie. Bio-hacking is het aanbrengen van technologieën in het lichaam, hiermee kan de menselijke capaciteit vergroot worden en menselijke functies hersteld worden. Synthetische biologie gaat zelfs een stap verder. Hierbij gaat het om veranderingen die niet zomaar eruit gehaald en teruggedraaid kunnen worden. Synthetische biologie bestaat uit het ingrijpen in natuurlijke biologische systemen zoals verandering aanbrengen in het DNA. Tijdens deze podcast gaan we luisteren naar de ontwikkelingen die er al zijn of nog komen. Zoals je gaat horen is veel mogelijk, veel onduidelijk en niks echt te voorspellen.

De ontwikkelingen op deze twee gebieden zijn veel actueler dan men misschien doorheeft. Zo groeien wetenschappers al ledematen en lopen er al genoeg mensen rond met technologie in hun lichaam. De wetenschap is momenteel bezig met implantaten, elektronische tatoeages, het herstellen van geheugen door middel van microchips, het kweken van kunstmatige organen en het knippen en plakken van DNA. Wat zouden de gevolgen hiervan zijn, en waar gaat het naartoe?

Er zijn doemscenario’s en utopische scenario’s te bedenken, wat er zal gebeuren is onbekend. Synthetische biologie is momenteel gericht op het herstellen van verloren menselijke functies. Maar er is ook veel progressief onderzoek dat zich richt op functies verbeteren of toevoegen. Is het goed om ons hiermee bezig te houden of zouden we ons alleen moeten richten op de herstellende functies? We weten ten slotte niet wat het met de mens doet als we functies toevoegen.

Het toepassen van bio-hacking zou een evolutionair voordeel kunnen bieden door het lichaam te versterken, en zwakheden te ondervangen. Het lichaam zou er echter ook aan kunnen

(20)

wennen, en ervan afhankelijk kunnen worden. Hierdoor zou het evolutionair negatief voor ons kunnen zijn.

En wat zou er gebeuren met de vrije wil wanneer technologie echt deel van het lichaam wordt? Een deel van het denken wordt door de computerchips gedaan en een deel door het brein. Deze verhouding kan scheef lopen. Blijf je de meester over je eigen denken? Zou je een gehackt brein weer op een normaal niveau kunnen krijgen?

Misschien zal het in de toekomst ook mogelijk zijn om op een andere manier waar te nemen. Hierdoor zouden we nieuwe lichtpatronen of stralingen kunnen zien. Wellicht ligt nachtvisie of infraroodvisie binnen de mogelijkheden. Ook zouden we eventueel kunnen horen op een kilometer afstand. Echter, zouden zulke toevoegingen ook nadelen met zich mee kunnen brengen. De menselijke capaciteit zou hiervoor te klein kunnen zijn waardoor een versterkt gehoor kan resulteren in een verminderde visuele waarneming.

Bio-hacking zou op den duur voordelig kunnen zijn omdat deze technologie handelingen van mensen mogelijk versnellen, en de cognitie kan verbeteren. Hierdoor kunnen mensen sneller en harder werken. Dit bespaart geld, en zou ons meer tijd voor andere dingen kunnen geven. Daarentegen kost het onderzoek naar dit soort technologieën ook enorm veel. Willen we ons echt op die manier optimaliseren? Dit zijn vraagstukken die relevant zijn bij de toekomst van bio-hacking.

Ook rondom toekomstige DNA veranderingen zijn er belangrijke vraagstukken. CRISPR is een techniek waarmee DNA verandert kan worden. Hierbij wordt in DNA geknipt en geplakt. Deze technologie zou genetische ziektes kunnen verwijderen, en daarmee mensen een prettig leven bieden. Maar, de kans bestaat ook dat per ongeluk essentieel DNA verwijderd wordt, en dat het leven hierdoor eventueel met een andere ziekte geleid moet worden. En wat zou er gebeuren als je DNA naar eigen voorkeur aan zou kunnen passen? Zou de mensheid hierop

(21)

voor uitgaan, ff ontstaat er hierdoor een tweesplitsing tussen mensen zonder, en met aanpassingen aan hun genen?

Een belangrijke vraag over toekomstige synthetische biologie is ook, wie de eigenaar van zulke technologieën wordt. Als dit opengesteld wordt voor iedereen, kan het geïntegreerd worden in de samenleving, en kan het een bron van nieuwe ontwikkelingen zijn.

Alleen stel dat deze technologie enkel in handen komt van grote bedrijven, je kunt dan als gebruiker afhankelijk worden van de producent. En, wat als iedereen ermee kan knutselen? Wie draagt dan het risico?

Synthetische biologie en bio-hacking kunnen in de toekomst zowel voordelen als nadelen met zich mee brengen. Gaat men de risico’s hiervan aan, of blijft men tevreden met wat er qua technologie nu al is?

(22)

Reflectieverslag

Een van de belangrijkste feedback punten die ik heb gekregen ging over psychologische afstand. In eerste instantie had ik vragen over psychologische aftand geschaard onder zelfconcept. Echter, dit is niet zodanig gerelateerd dat het onder dezelfde noemer valt. Om deze reden heb ik psychologische afstand benaderd als losstaand construct, en op deze manier geïntegreerd in de inleiding. Psychologische afstand komt nu duidelijker terug in zowel de inleiding als de resultaten en de conclusie.

Een ander belangrijk punt was emotie. De emoties angst en enthousiasme kwamen al duidelijk naar voren in de algehele these. Echter, er was nog niet duidelijk waarom er specifiek gekozen was voor deze twee emoties. Deze feedback heb ik verwerkt door uit te leggen waarom angst en enthousiasme juist interessant zijn om te onderzoeken.

Andere feedbackpunten waren kleine aanpassingen in de tekst en de lay-out, zoals zinsopbouw en het toevoegen van tussenkopjes.

Er was veel ruimte voor het vormgeven van een eigen onderzoeksvraag voor iedereen. Daardoor kon iedereen uit de groep een these schrijven over iets binnen zijn/haar

interessegebied. Dit heeft wel tijd gekost, maar ook zeker veel goeds opgeleverd. Hoe beter een onderwerp bij je past, hoe leuker het wordt om eraan te werken.

Het schrijven van de inleiding ging ook redelijk goed. Ik vond dit ook leuk om te doen, met name omdat ik het onderwerp hierin vanuit mijn eigen invalshoek kon benaderen. Ik vind bio-hacking juist zo interessant omdat het in mijn beleving echt voortkomt uit perfectionisme. Het theoretische deel is daarentegen weer heel feitelijk, dit vond ik iets lastiger om te schrijven. De tijdsplanning had beter gekund. Het daadwerkelijke onderzoek ging uiteindelijk vrij laat van start. Hierdoor was er minder tijd voor het analyseren en het schrijven van de resultaten en discussie. De uitvoering van het onderzoek is wel erg goed gegaan. Binnen een korte tijd

(23)

hadden we al redelijk wat participanten. Bovendien was het leuk om het onderzoek uit te voeren.

Ik heb gekozen voor een redelijk moeilijk onderwerp. Er is nog relatief weinig

onderzoek gedaan op dit gebied. Dit maakt het juist ontzettend interessant, maar bijvoorbeeld wel lastig om passende literatuur te vinden. Voor mij voelt de these nog steeds als een soort proces, ik begin steeds meer de verbanden te zien en begrijpen. Ook de samenhang met andere constructen wordt voor mijzelf steeds duidelijker. Ik denk dat dit niet alleen voor mij geldt, maar überhaupt voor studies naar dit onderwerp. Mede hierdoor heb ik het gevoel dat er hier en daar nog wat rammelt aan mijn scriptie. Toch ben ik tevreden met de keuze voor het onderwerp. Ik vind het vele malen interessanter om een stuk te schrijven over een nieuw onderzoeksgebied waarin niet alles perfect zal kloppen, dan over een onderwerp waar al heel veel over bekend is. Al met al ben ik redelijk tevreden over mijn inleiding en methode. De discussie had naar mijn idee wat uitgebreider gekund.

De omgang met de ethische aspecten van het onderzoek heeft geen moeilijkheden gegeven. Natuurlijk geven ethische aspecten een bepaald kader waarbinnen je kan denken en bewegen, wat bijdraagt aan de uiteindelijke onderzoeksopzet. Zonder deze kaders waren we wellicht op een heel ander onderzoek uitgekomen. Echter, binnen dit onderzoeksveld valt nog veel te ontdekken. Hierdoor kan elk onderzoek, hoe simpel ook, een bijdrage leveren. De ethische aspecten hebben ook hierdoor geen problemen gegeven.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Daarnaast worden deze parameters tegelijkertijd ook getoond op schermen bij CCU verpleegkundigen (Coronary Care Unit). Dit ter ondersteuning van verpleegkundigen

- hoewel de omstandigheden (BZV/N. RWA/WA) van de Nederlandse installaties niet geheel vergelijkbaar zijn met de situatie in Denemarken.. lijken bij een aangepaste opzet ook in

© Bureau Zuidema, Emiel Müller 27 Hypothese 7: Bij deelnemers met een a priori hoge mate van algemene self efficacy zal de a posteriori werktevredenheid in meerdere mate toenemen

# Certified Secure Basic Server Scan Checklist Result Ref 1.0 Network security. 1.1 Check for extraneous open TCP/UDP ports 2.0

voorbereiding op het 3e VN­verdrag handicap ‘rondetafelgesprek’ van het College voor de rechten van de mens met onder meer deelnemers namens ministeries, gemeenten en uitvoerende

+KAOS: Ten Years of Hacking and Media Activism is a choral narration on the experience of a radical left hacking collective that was founded in the early 2000s, just a few years after

Notarissen otarissen otarissen otarissen Ommen Ommen Ommen Ommen Marktaandeel Marktaandeel Marktaandeel Marktaandeel Notaris Notaris Notaris Notaris---- kantoor

HET SCHAKELPUNT LANDELIJKE WERKGEVERS HEEFT MET ALBERT HEIJN EEN CONVENANT OPGESTELD VOOR