Aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid mr. dr. L.F. Asscher
Postbus 90801 2509 LV Den Haag
Datum ons kenmerk
Utrecht, 27 mei 2013 270513 ER peuterspeelzaalwerk
Onderwerp contactpersoon
Samenhang Voorschoolse Voorzieningen Ernst Radius met Wmo – en Jeugdbeleid M: 06 - 22073506 Geachte heer Asscher,
In aansluiting op het bestuurlijk overleg dat wij met u mochten hebben op 16 mei jl., lichten wij onze standpunten toe en gaan we nader in op uw voorstellen.
Ons uitgangspunt staat verwoord in de position paper die wij samen met de Branchevereniging Kinderopvang en de PO-raad naar u hebben verstuurd in april. De vier hoofdpunten die we voorstaan, memoreren we hier:
1. een basisvoorziening voor alle peuters ongeacht de achtergrond van kind en ouders;
2. extra aandacht voor kinderen met een achterstand;
3. regierol van de gemeente bij zorgdragen voor samenhang met lokaal jeugdbeleid;
4. financiële harmonisatie van peuterspeelzalen en kinderopvangvoorzieningen.
De MOgroep plaatst de volgende kanttekeningen bij uw voornemens.
Samenhang beleid Voorschoolse Voorzieningen met Wmo- en Jeugdbeleid
Het kabinet zet bij de decentralisatie van jeugdzorg naar gemeenten en de wet Zorg voor Jeugd vanaf 2015 in op preventie, een actieve rol van ouders, jeugdigen en hun omgeving, en een integrale aanpak van problemen van jeugd en gezin. Peuterspeelzaalwerk is in deze een belangrijke preventieve schakel in het lokaal jeugdbeleid:
Ouderbetrokkenheid, laagdrempelige opvoedingsondersteuning en integrale aanpak van gezinsproblemen in de buurt zijn belangrijke voorwaarden om ontwikkelingsachterstanden te voorkomen, en kinderen volop ontwikkelingskansen te bieden. De peuterspeelzaal is een belangrijke ontmoetingsplek voor ouders die elkaar kunnen ondersteunen bij de opvoeding.
Peuterspeelzalen zijn dé vroegtijdige signaleringsplek voor problemen bij kinderen en gezinnen, en kunnen opvang bieden aan kinderen met extra zorgvragen.
De MOgroep pleit voor het borgen van preventie en samenwerking met buurtwerk, Centra voor Jeugd en Gezin en jeugdgezondheidszorg in het beleid van Voorschoolse Voorzieningen.
Dat kan door toevoeging van een paragraaf in wetgeving/ beleidsregels. Daarin dient de samenhang met de Wmo en de toekomstige wet Zorg voor Jeugd te zijn uitgewerkt.
Duurzame kwaliteit
De Voorschoolse Voorzieningen en de financiering ervan, moeten duurzaam zijn:
pagina 1 van 3
alleen dan kan er een kwalitatief goed en doordacht educatief systeem om de ontwikkeling van kind te stimuleren en in afstemming te brengen met de doorgaande lijn naar de basisschool, worden ontwikkeld en uitgevoerd;
alleen zo kan er een professionaliseringstraject worden ontwikkeld op basis van goed ontwikkeld arbeidsmarktbeleid voor de gehele sector, en niet alleen voor de grote steden;
ook het verhogen van het taalniveau van alle pedagogisch medewerkers in zowel de kinderopvang als peuterspeelwerk, ook buiten de G37, is geen sinecure;
de andere kwaliteiten van pedagogische medewerkers om kinderen in hun ontwikkeling te stimuleren op sociaal, emotioneel en motorisch gebied vereisen aandacht. Ondersteuning van medewerkers en organisaties op dit terrein dient te worden gerealiseerd;
er moet een goede balans worden gevonden tussen inzet van MBO-en HBOgeschoolde medewerkers. De inzet van medewerkers op HBO-niveau kan een bijdrage leveren aan de versterking van de kwaliteit van de opvang. Maar zij mogen niet het bestaande bestand van de huidige MBO-geschoolde medewerkers verdringen. Onze voorkeur gaat er dan ook naar uit om vooral medewerkers op MBO-niveau verder te scholen tot HBO-niveau, via bij- en nascholing.
De huidige HBO-opleidingen zijn nog niet ingericht om geschikte medewerkers op een zodanig niveau af te leveren, dat zij in de praktijk effectief met jonge kinderen kunnen werken.
De MOgroep acht het noodzakelijk om goede randvoorwaarden op te stellen voor de verhoging van het taalniveau en de inzet van HBO-geschoold personeel. Dit moet niet alleen gelden voor de zogenaamde G37, maar voor het gehele land.
Behoud laagdrempeligheid van peuterspeelzalen in nieuw systeem
Peuterspeelzalen bieden kortdurende kindgerichte opvang voor peuters, gericht op
ontwikkelingsstimulering en met aansluiting op de basisschool. Peuterspeelzaalwerk is in de huidige vorm nog steeds aantrekkelijk voor met name gezinnen met lagere inkomens. Daarnaast ontmoeten kinderen en ouders met verschillende sociale achtergronden elkaar op de peuterspeelzaal.
De toegang tot deze voorziening moet daarom beslist laagdrempelig blijven: geld mag geen drempel vormen en de toegang mag niet bureaucratisch zijn. Voor ouders die weinig uren afnemen en daarvoor veel administratieve handelingen moeten verrichten is anders het afhaakrisico te groot. Risicogroepen in deze zijn: laagopgeleide ouders, ZZP-ers, allochtone ouders en één-kostwinnergezinnen.
Het huidige toeslagensysteem is niet aantrekkelijk voor deze groepen: niet-gebruik, verkeerd gebruik en misbruik van het toeslagensysteem zijn hier zeer reële risico’s!
De MOgroep bepleit één eenvoudig financieringssysteem voor kortdurende peuteropvang naar draagkracht van ouders, voor zowel de reguliere peuters als de VVE-peuters. Dat scheelt veel administratie en voorkomt meerdere financiële loketten.
Ondersteuning voor peuterspeelzalen bij financiële harmonisatie
Peuterspeelzaalwerk heeft door de werkwijze en positie in lokaal achterstandenbeleid een hogere gemiddelde kostprijs dan kinderopvang (Bron: kengetallenonderzoek MOgroep, 2012).
Als hiermee geen rekening wordt gehouden bij de financiële harmonisatie van peuterspeelzalen en kinderopvang, zal de voorziening in de huidige vorm verdwijnen, met verlies van opgebouwde expertise, lokaal netwerk en relaties met ouders, buurt en gemeente tot gevolg.
Als de financiering van de peuterspeelzalen wordt geharmoniseerd met die van de kinderopvang, vraagt dit van deze organisaties, met name de kleinere organisaties, een overgang van de
pagina 2 van 3
gesubsidieerde sector naar de marktsector. De omslag van aanbodgericht naar vraaggericht werken, bedrijfsmatiger werken, vraagt voor veel organisaties aanpassingen.
Organisaties zullen tijd en ondersteuning nodig hebben om dit te realiseren.
De MOgroep acht onderzoek naar een goede financieringssystematiek, rekening houdend met genoemde punten noodzakelijk.
Namens de MOgroep,
Marijke Vos, bestuursvoorzitter
I.a.a. staatssecretaris S. Dekker (ministerie OCW) en staatssecretaris M. van Rijn (ministerie VWS)
pagina 3 van 3