Vraag nr. 135 van 4 maart 2005
van de heer MARC VAN DEN ABEELEN
Spijbelgedrag – Initiatieven naar schooldirecties De onderwijsinspectie heeft in haar jaarverslag 2003-2004 (de "Onderwijsspiegel") een aantal opmerkelijke vaststellingen gedaan in verband met het spijbelgedrag in de Vlaamse secundaire scho-len.
In het secundair onderwijs is elke leerling gemid-deld 9,7 halve dagen per schooljaar afwezig. Ongeveer 12 procent van de afwezigheden wordt door de schooldirectie als problematisch gekwalifi-ceerd. Gemiddeld wordt er in elke school voor 23,4 procent van de leerlingen minstens één problemati-sche afwezigheid genoteerd.
De onderwijsinspectie merkte op dat de meeste scholen het aantal afwezigheden wel nauwkeurig noteren, maar dat ze deze gegevens weinig gebrui-ken om problemen bij leerlingen op te sporen. De scholen maken, volgens de onderwijsinspectie, ook vaak de fout dat ze zich enkel concentreren op de ongewettigde afwezigheden en veel minder op afwezigheden die gestaafd worden met een dok-tersattest. Het resultaat is dat vele problemen met leerlingen niet of laattijdig worden opgespoord, wat de uitstroom van ongekwalificeerde jongeren in de hand werkt.
Om deze reden zou ik de minister willen vragen welke initiatieven hij neemt opdat de schooldirec-ties een actiever beleid gaan voeren op het vlak van spijbelgedrag.
Antwoord
De afgelopen jaren werd de regelgeving afwezig-heden gewijzigd opdat scholen meer oog zouden hebben voor de achterliggende redenen van afwe-zigheden. In plaats van een systeem waarbij het uitgangspunt was om afwezigheden te wettigen met medische attesten zodat de regelmatigheid van de leerling behouden bleef, biedt de huidige regel-geving meer ruimte voor scholen om leerlingen met afwezigheden te begeleiden.
Uit diverse evaluatierapporten, waaronder de Onderwijsspiegel van de inspectie, blijkt dat scho-len heel wat inspanningen leveren om leerlingen met problematische afwezigheden te begeleiden.
De registratie van afwezigheden verloopt in de meeste scholen zeer zorgvuldig en correct, boven-dien spelen scholen kort op de bal door vanaf de eerste problematische afwezigheid contact op te nemen met de ouders en vanaf tien halve dagen het CLB (Centrum voor leerlingenbelgeiding) in te schakelen, zoals wordt voorgeschreven door de omzendbrief.
De regelgeving schrijft eveneens voor dat bij twij-fel over een medisch attest, de afwezigheid moet benaderd worden vanuit de invalshoek van pro-blematische afwezigheden. Onaanvaardbare medi-sche attesten moeten gesignaleerd worden aan de schoolarts, die beter geplaatst is om dat verder op te volgen.
Bij de controle door de verificatie worden scholen aangemoedigd om wettigingen en verantwoordin-gen kritisch te bekijken en attesten na een bepaalde termijn niet meer te aanvaarden.
Het naast zich neerleggen van een medisch attest door een directie is weliswaar niet altijd vanzelf-sprekend. Het is ook noodzakelijk dat het voor-schrijfgedrag van bepaalde artsen wijzigt.
De beleidsnota (Beleidsnota Onderwijs en Vorming; Stuk 156 (2004-2005) – Nr.1 – red.)stelt dat de problematiek van schoolmoeheid, spijbelen en pro-bleemgedrag globaal moet worden aangepakt. Als aanzet daartoe zal voor 30 juni 2005 het beleid met betrekking tot spijbelen worden geëvalueerd. Momenteel worden op de administratie de nodige gegevens verzameld voor deze evaluatie. Op basis hiervan, en op basis van (eerdere) verkennende gesprekken, kan dan een agenda worden bepaald voor een meer structureel overleg tussen de ver-schillende partners, over de sectoren heen, waaron-der bijvoorbeeld ook de Vlaamse huisartsenkring. Mogelijk kunnen in de toekomst registratiegege-vens nog meer gebruikt worden door scholen en CLB's om analyses te maken. Daarom is het essen-tieel om scholen via verschillende kanalen, zoals bijvoorbeeld nascholing en pedagogische begelei-ding, het lokaal overlegplatform, inspectie en veri-ficatie, enzovoort, te blijven sensibiliseren over de "geest van de regelgeving1. Zodanig dat ze naast