• No results found

en aan te geven, kunnen we op En de structuur leggen van een vectorruimte isomorf met Rn

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "en aan te geven, kunnen we op En de structuur leggen van een vectorruimte isomorf met Rn"

Copied!
27
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

VII. Differentiaalmeetkunde.

§7.1. Tensoranalyse in de Euclidische ruimte.

Beschouw de n-dimensionale Euclidische ruimte En. Door een punt als oorsprong O te kiezen en een rechthoekig assenstelsel met een orthonormale basis e1, . . . , en aan te geven, kunnen we op En

de structuur leggen van een vectorruimte isomorf met Rn. Verder kunnen we elk punt P van En opvatten als de oorsprong van een n-dimensionale re¨ele vectorruimte en dus in elk punt een aparte vectorruimte leggen. Deze vectorruimte heet de raakruimte aan Enin P (notatie TPEn). De reden voor deze naamgeving wordt verderop duidelijk. Door een continue keuze van orthonormale bases {e1(P ), . . . , en(P )} van de raakruimten te maken, krijgen we een zogenaamde vectorbundel. Als verzameling is ditS

P ∈EnTPEn. Hierbij is Ende onderliggende (of basis-)ruimte, en de raakruimte TPEn is de vezel boven P . Lokaal (d.w.z. ”boven” een open deel U van En) ziet de vectorbundel er dan uit als het Cartesisch product U × Rn. We zullen het begrip vectorbundel in dit college niet verder gebruiken maar wel gebruik maken van het feit dat in elk punt van En een raakruimte is gedefinieerd.

Door aan geheel En de structuur van een vectorruimte Rn te geven d.m.v. de keuze van een oorsprong en een orthonormale basis e1, . . . , en, kunnen we aan elk punt P van En co¨ordinaten toekennen: als

−−→OP = x1e1+ . . . + xnen,

dan zijn (x1, . . . , xn) Cartesische co¨ordinaten van P . Verschillende Cartesische co¨ordinaten (x1, . . . , xn) en (x01, . . . , x0n) van een punt P zijn aan elkaar gerelateerd door een basistransformatie van de vorm x0i = Aijxj+ biwaarbij A een vaste (dus van P onafhankelijke) orthogonale matrix is, en de vector b (met componenten bi) een vaste vector in Rn. We zullen in het vervolg de Euclidische ruimte En waarin een oorsprong en een orthonormale basis {e1, . . . , en} is gekozen (waarmee En de structuur van een vectorruimte krijgt), aanduiden met Rn. De gekozen orthonormale basis is de standaard- basis van Rn. De co¨ordinaten t.o.v. deze standaardbasis geven we aan met x1, . . . , xn. Dit is dus een stelsel van Cartesische co¨ordinaten.

Naast Cartesische co¨ordinaten zijn er ook andere, meer algemene (kromlijnige) co¨ordinatenstelsels te defini¨eren:

Definitie: Zij U een open deelverzameling van Rn: laat op U n naar x1, . . . , xn differentieer- bare functies y1 = y1(x1, . . . , xn), . . . , yn = yn(x1, . . . , xn) gegeven zijn zodanig dat de Jaco- biaan

∂y1

∂x1 . . . ∂y∂xn1

... . .. ...

∂y1

∂xn . . . ∂y∂xnn

 overal op U inverteerbaar is, dan zijn y1, . . . , yn reguliere (kromlijnige)

co¨ordinaten op U en de co¨ordinatentransformatie x1, . . . , xn → y1, . . . , yn heet dan een toelaatbare of reguliere co¨ordinatentransformatie.

Volgens de inverse functiestelling is de co¨ordinatentransformatie in dat geval omkeerbaar, d.w.z.

x1, . . . , xn zijn op U differentieerbare functies van y1, . . . , yn en de Jacobiaan van de inverse co¨ordinatentransformatie is de inverse van de Jacobiaan van de transformatie zelf. In het algemeen noemen we een co¨ordinatentransformatie y1, . . . , yn→ z1, . . . , zn tussen reguliere co¨ordinaten reg- ulier. Merk op dat de Jacobiaan van zo’n transformatie altijd inverteerbaar is.

Voorbeelden: 1. Laat U ⊂ E2geheel R2maar met weglating van de halve rechte {x2= 0, x1≥ 0}

zijn. Dan zijn de poolco¨ordinaten r, φ gedefinieerd door x1 = r cos φ, x2 = r sin φ op U reguliere kromlijnige co¨ordinaten: ga na dat de transformatie x1, x2→ r, φ op U regulier is.

(2)

2. Laat U ⊂ R3de deelverzameling van R3 zijn die ontstaat door het halfvlak x2= 0, x1≥ 0 weg te laten. Dan zijn de cilinderco¨ordinaten ρ, φ, z gegeven door

x1= ρ cos φ, x2= ρ sin φ, x3= z met ρ > 0, 0 < φ < 2π, z ∈ R reguliere co¨ordinaten op U .

3. Laat U ⊂ R3 als in het vorige voorbeeld zijn. Dan zijn de bolco¨ordinaten r, θ, φ gegeven door x1= r sin θ cos φ, x2= r sin θ cos φ, x3= z

reguliere co¨ordinaten op U .

Raakvectoren, de raakruimte en de coraakruimte. Laat γ : [a, b] → Rn een gladde kromme zijn, d.w.z. γ(t) = (x1(t), . . . , xn(t)) is een continu differentieerbare functie van t. Laat verder a < c < b en γ(c) = P . De vector γ0(c) = ((x1)0(c), . . . , (xn)0(c)) heet de raakvector aan de kromme γ in P . γ0(c) is een lineaire combinatie van de vectoren (1, 0, . . .), (0, 1, . . .), . . . en de raakvectoren vormen samen de raakruimte TPRn in het punt P . De dimensie van de raakruimte is n en een basis wordt gevormd door de vectoren ∂x1 = (1, 0, . . .),∂x2 = (0, 1, . . .), . . .. I.p.v. ∂xj

schrijven we ook, korter, ∂j. Laat nu y1, . . . , yn reguliere co¨ordinaten op een open deel U ⊂ Rnzijn en P ∈ U . Laat γ als boven zijn en γ(c) = P . Vanwege de kettingregel is (xj)0(c) = ∂x∂yji(yi)0(c). De raakvector γ0(c) = (xj)0(c)∂xj kunnen we dus ook schrijven als (yi)0(c)∂yi en het verband tussen de twee bases van de raakruimte wordt dus gegeven door

∂yi = ∂xj

∂yi

∂xj (7.1)

en voor de componenten van een raakvector geldt (yi)0(c) = ∂yi

∂xj(xj)0(c). (7.2)

Vergelijken van (7.2) met (6.3) toont aan dat de raakvectoren contravariante tensoren van rang 1 zijn. De kromme γ definieert een raakvector op elk punt γ(t) met a < t < b langs de kromme. Dit levert een raakvectorveld langs de kromme. Op soortgelijke wijze is een tensorveld T van rang (r, s) op een deelverzameling W ⊂ Rn een continue functie die een punt P in W afbeeldt op een tensor van rang (r, s) in Tsr(TPRn). Een scalair veld is een tensorveld van rang (0,0). Een tensorveld wordt gekarakteriseerd door het feit dat de componenten bij een co¨ordinatentransformatie transformeren als (6.3). Zoals al eerder is opgemerkt, wordt dit in (vooral de oudere) fysische literatuur dikwijls als definitie van een tensor(veld) gehanteerd.

De duale TP(Rn)van de raakruimte heet de coraakruimte. Laat U een open omgeving zijn van P , en y1, . . . , yn reguliere co¨ordinaten op U . Een basis van TPM wordt gegeven door {∂y1, . . . ,∂yn}.

De duale basis geven we aan met {dy1, . . . , dyn}. dyiis dus een covector en dyi(∂j) = δji. Laat nu f : U → R een functie zijn. De differentiaal van f is gedefinieerd als

df = ∂f

∂x1dx1+ . . . + ∂f

∂xndxn. (7.3)

Ga na dat we deze ook kunnen schrijven als df = ∂f

∂y1dy1+ . . . + ∂f

∂yndyn,

(3)

m.a.w. df is een covectorveld (of 1-vorm) op U en voor een vectorveld X geldt df (X) = (df )(Xii) = ∂f

∂yjXidxj(∂i) = Xj ∂f

∂yj =: X(f ).

De metrische tensor. Laat y1, . . . , yn reguliere co¨ordinaten op U ⊂ Rn zijn. Om hoeken en afstanden te meten gebruiken we het (standaard-)inwendig product ( , ) op Rn. Per definitie is (voor Cartesische co¨ordinaten)

µ

∂xi,

∂xj

= δij. Dan is µ

∂yk,

∂y`

= ∂xi

∂yk

∂xj

∂y` µ

∂xi,

∂xj

= Xn i=1

∂xi

∂yk

∂xi

∂y`. (7.4)

De componenten van het inwendig product gedragen zich dus als een covariante tensor van rang 2.

Deze (symmetrische) tensor g heet de metrische tensor. De componenten van g t.o.v. een gegeven co¨ordinatenstelsel {y1, . . . , yn} zijn dus gij =

µ

∂yi,

∂yj

. Merk op dat we de metrische tensor kunnen schrijven als gijdyi⊗ dyj. Meestal laat men het tensorproductsymbool weg en schrijft g = gijdyidyj of ook wel ds2= gijdyidyj. We komen later nog op deze notatie terug.

Laat J de matrix zijn met componenten Jij = ∂x∂yij en G de matrix met componenten gij = µ

∂yi,

∂yj

. Dan is volgens (7.4) gk` = JikJi` dus G = JTJ. De matrix G is dus inverteer- baar. Laat (G−1)ij = gij zijn. Dan is dus gijgjk = δki en hieruit kunnen we afleiden dat gij de componenten zijn van een contravariante tensor van rang 2, de inverse metrische tensor.

De metrische tensor en de inverse metrische tensor kunnen worden gebruikt om van een vector een covector te maken en omgekeerd: als v een vector is met componenten v1, . . . , vn, dan levert contractie met de metrische tensor een covector op met componenten v1 = g1jvj, . . . , vn = gnjvj. Omgekeerd is vj = gjkvk. Een voorbeeld is de gradi¨ent ∇f van een functie f : U → R, een vector met componenten (∇f )j = gjk(df )k= gjk ∂f

∂yk.

Voorbeeld: poolco¨ordinaten in R2. We hebben eerder gezien dat de poolco¨ordinaten r, φ zijn gedefinieerd d.m.v. x1 = r cos φ, x2 = r sin φ. Poolco¨ordinaten zijn regulier op de open deelverzameling U = {r > 0, 0 < φ < 2π} van R2(i.p.v. de halve rechte φ = 0, r ≥ 0 kan uiteraard ook een andere halve rechte φ = a, r ≥ 0 worden weggelaten). De raakvectoren in een punt met co¨ordinaten r, φ zijn

r =

∂r = cos φ∂1+ sin φ∂2, φ=

∂φ = −r sin φ∂1+ r cos φ∂2 waarbij ∂j = ∂xj, (j = 1, 2). De duale basis is

dr = cos φdx1+ sin φdx2, dφ = −1

rsin φdx1+1

rcos φdx2. De componenten van de metrische tensor in poolco¨ordinaten zijn

grr= (∂r, ∂r) = 1, g= gφ,r= (∂r, ∂φ) = 0, gφφ= (∂φ, ∂φ) = r2

(4)

en de inverse metrische tensor wordt gegeven door

grr = 1, g= gφr = 0, gφφ= 1 r2.

De metrische tensor is dus overal diagonaal (d.w.z. de gemengde componenten gk` met k 6= ` zijn alle 0). Co¨ordinaten met deze eigenschap heten orthogonale co¨ordinaten. Laat W ⊂ U een open deelverzameling van U zijn en f : W → R een differentieerbare functie. Dan is

df = ∂f

∂rdr + ∂f

∂φ en de gradi¨ent van f is de vector

∇f = ∂f

∂rr+ 1 r2

∂f

∂φφ.

§7.2. De covariante afgeleide van een tensorveld. Parallelle verplaatsing.

Laat v een contravariant vectorveld zijn in Rn. Zoals we weten, is de gradi¨ent ∇v geen tensor onder algemene co¨ordinatentransformaties. In feite geldt onder een co¨ordinatentransformatie x0i → x00i:

∂v00i

∂x00j = ∂v0k

∂x0`

∂x00i

∂x0k

∂x0`

∂x00j + v0k∂x0`

∂x00j

2x00i

∂x0k∂x0`. (7.5)

Het rechterlid bestaat uit twee termen: de eerste, tensori¨ele, term geeft de verandering aan van de componenten van ∇v onder een co¨ordinatentransformatie. Als de tweede term nul zou zijn, dan zou ∇v een tensor van rang (1,1) zijn. De tweede term is de bijdrage van de lokale verandering van het co¨ordinatenstelsel. Deze term heet de affiene term. Als x00i = xi Cartesische co¨ordinaten zijn, dan kunnen we (7.5) herschrijven als

∂vi

∂xj

∂x0k

∂xi

∂xj

∂x0` = ∂v0k

∂x0` + v0m 2xi

∂x0m∂x0`

∂x0k

∂xi = ∂v0k

∂x0` + Γk`mv0m (7.3) waarbij de Christoffel-symbolen gedefinieerd zijn als Γk`m= ∂x0m2x∂xi0`∂x∂x0ki . Indien x0iook Cartesische co¨ordinaten zijn, dan is Γk`m = 0. In het bijzonder volgt hieruit dat Γijk geen tensor is. We kunnen de Christoffelsymbolen uitdrukken m.b.v. de metrische tensor: laat gij de componenten van de metrisiche tensor zijn t.a.v. de co¨ordinaten x0i (we laten hier het accent weg; dit geeft geen verwarring, omdat de componenten van de metrische tensor t.a.v. Cartesische co¨ordinaten δij zijn). Dan is gij = ∂x`

∂x0i

∂x`

∂x0j en dus is ∂kgij = ∂x`

∂x0i

2x`

∂x0j∂x0k + ∂x`

∂x0j

2x`

∂x0i∂x0k, en Γijk = 1

2(∂jgik+ ∂igjk− ∂kgij) = ∂x`

∂x0k

2x`

∂x0i∂x0j. Tenslotte is Γmij = ∂x0m

∂x`

2x`

∂x0i∂x0j = ∂x0m

∂xp

∂x0k

∂xp

∂x`

∂x0k

2x`

∂x0i∂x0j = 1

2gmk(∂jgik+ ∂igjk− ∂kgij). (7.6) We defini¨eren nu voor een contravariant vectorveld v met componenten vi de covariante afgeleide als de tensor met componenten ∇jvi= ∂jvi+ Γijkvk. (Merk op dat in de literatuur voor ∂jviook wel vj,i en voor ∇jvi ook wel vi;j geschreven wordt.) De covariante afgeleide van een contravari- ant vectorveld is een tensor van rang (1, 1). Voor een covariant vectorveld (wi) kunnen we op

(5)

dezelfde manier te werk gaan, maar de volgende overweging geeft de covariante afgeleide van een covariant vectorveld op een snellere manier: voor een willekeurig contravariant vectorveld (vi) is het inwendig product viwi een scalair veld en de afgeleiden ∂iφ = ∂x∂φi van een scalair veld φ vor- men de componenten van een covariant vectorveld van rang 1. De covariante afgeleide van een scalair veld is dus ∇jφ = ∂jφ. We bekijken nu een covariant vectorveld wi. Voor de covariante afgeleide leggen we de eis op dat de productregel moet gelden (immers deze geldt in het geval dat de co¨ordinaten Cartesisch zijn; daar de covariante afgeleide een tensor is moet dit dan in het algemene geval nog steeds gelden) d.w.z. voor een willekeurig contravariant vectorveld vi is

j(viwi) = ∇j(viwi) = (∇jvi)wi+ vi(∇jwi). Uitwerken geeft

(∂jvi)wi+ vi(∂jwi) = (∂jvi)wi+ Γijkvkwi+ vi(∇jwi) en omdat het veld (vi) willekeurig is volgt dat

jwi= ∂jwi− Γkjiwk. (7.7) Dit is een vectorveld van rang (0, 2). Merk op dat howel ∂iωj niet de componenten van een ten- sor zijn, dit wel het geval is voor het antisymmetrische deel: ∂iωj − ∂jωi = ∇iωj − ∇jωi is de component (dω)ij van een tensor van rang (0,2), de uitwendige afgeleide van ω (zie §7.6). Voor algemene tensorvelden kunnen we de regel voor de covariante afgeleide eveneens afleiden door ge- bruik te maken van de productregel: zo is de covariante afgeleide van een tensorveld (Tkij) van rang (2, 1) gegeven door de productregel toe te passen op een tensorproduct viwjzk; we vinden dan ∇`Tkij = ∂`Tkij+ Γi`mTkmj+ Γj`mTkim− Γm`kTmij. In het bijzonder geldt voor de metrische ten- sor dat ∇g = 0, d.w.z. ∇igjk = 0. Voor componenten van een tensor t.o.v. een Cartesisch co¨ordinatenstelsel zijn de Christoffel-symbolen nul, en de covariante afgeleide is dan gelijk aan de gewone parti¨ele afgeleide.

Als v een contravariant vectorveld op Ω ⊂ R3 is waarvoor geldt dat de covariante afgeleide nul is, dan zijn de componenten van v t.o.v. een Cartesisch co¨ordinatenstelsel overal aan elkaar gelijk, d.w.z. de vectoren v(x) zijn in alle x ∈ Rn parallel. We kunnen nu de covariante afgeleide op de volgende manier meetkundig interpreteren: Voor de gewone (parti¨ele) afgeleide van een vectorveld geldt voor een infinitesimaal kleine verplaatsing δx dat vi(x + δx) − vi(x) =

jvi(x)δxj. Ten opzichte van willekeurige co¨ordinaten heeft het linkerlid niet een duidelijke beteke- nis: immers we vergelijken de i-co¨ordinaat van twee vectoren in twee verschillende punten, waar- bij de co¨ordinaatbasis in beide punten verschilt. Om de bijdrage van de verandering van de co¨ordinaatbasis te scheiden van de bijdrage die afkomt van de verandering in de richting van het vectorveld zelf splitsen we het linkerlid in twee stukken. We schrijven dan

jviδxj = vi(x + δx) − vi(x) = (vi(x + δx) − vi(x → x + δx)) + (vi(x → x + δx) − vi(x)).

Hierbij is vi(x → x + δx) de waarde die vi(x + δx) zou hebben als we de vector v parallel van x naar x+δx zouden verplaatsen. v(x → x+δx) heet de parallelle verplaatsing van v(x) naar x+δx.

De eerste term komt dus geheel voor rekening van de verandering van de richting van v zelf en de aanwezigheid van de tweede is een gevolg van het niet parallel zijn van de co¨ordinaatvectoren. De eerste term is dus ∇jvi(x)δxj en de tweede is −Γijkvkδxj. Voor de parallelle verplaatsing van een contravariant vectorveld van x naar een infinitesimaal dichtbij gelegen punt x + δx geldt dus

vi(x → x + δx) = vi(x) − Γijkvj(x)δxk.

De Christoffelsymbolen maken het dus mogelijk de waarde van de componenten van een vectorveld in verschillende punten met elkaar te vergelijken. We noemen de Γkij ook wel de componenten van

(6)

de affiene connectie. De connectie verbindt a.h.w. de componenten van vectoren, resp. tensoren t.o.v. de co¨ordinatenbases in verschillende punten.

7.3. Divergentie, rotatie en Laplaciaan in willekeurige co¨ordinaten.

Laat U ⊂ Rn een open deelverzameling zijn met reguliere co¨ordinaten y1, . . . , yn. (x1, . . . , xn zijn weer de Cartesische co¨ordinaten t.o.v. de standaardbasis). Laat v : U → Rn een vectorveld zijn.

We nemen aan dat v differentieerbaar is, d.w.z. als v(x) = vi(x)∂xi, dan zijn vi(x) differentieerbaar voor i = 1, . . . , n. In termen van Cartesische co¨ordinaten zijn de divergentie van v en - in het geval dat n = 3 - de rotatie van v een scalair resp. een tensorveld gegeven door resp. div v = ∂ivi en (curl v)k= ²ijkivj, waarbij ²ijk= ²ijk en vi= vi. We proberen uitdrukkingen te vinden voor div v en curl v in termen van algemene co¨ordinaten y1, . . . , yn. We schrijven vi voor de i-e component van v t.o.v. de betreffende co¨ordinaten en evenzo ∂ivoor als ∂xi als voor ∂yi (uit de context blijkt hopelijk steeds welke bedoeld wordt).

De rotatie. In het geval van algemene co¨ordinaten is zowel ²ijk als ∂ivj geen tensor. Uit de vorige paragraaf zien we echter dat ∂ivj−∂jvieen covariante tensor van rang 2 is. We proberen hieruit een contravariante vector te maken. Hiertoe zoeken we een contravariante tensor van rang 3, die gelijk is aan ²ijk in het geval dat de co¨ordinaten Cartesisch zijn. Samentrekking met de tensor ∂ivj−∂jvi geeft dan het gewenste resultaat. We weten dat ²ijk een tensordichtheid is en transformeert als

²ijk∂x∂x00`0i ∂x0j

∂x00m ∂x0k

∂x00n = ²`mndet

³∂x0

∂x00

´

. Analoog is ²ijk een tensordichtheid die transformeert als

²ijk ∂x∂x00`0i ∂x00m

∂x0j ∂x00n

∂x0k = ²`mndet

³∂x00

∂x0

´

. We zoeken nu een tensordichtheid van rang (0,0), die de extra factor van de Jacobiaan kan opheffen. Deze wordt gevonden in de determinant van de metrische tensor. Laat g de determinant van de matrix (gij) zijn. Onder de reguliere co¨ordinatentrans- formatie x0i → x00i transformeert g als g00 = g0det

³∂x0

∂x00

´2

. Nu volgt dat

ijk en ²ijk/ g een covariante, resp. contravariante pseudotensor van rang 3 zijn. Tenslotte is 1g²ijki(gj`v`) (de k-e component van) een covariante vector die in het geval van Cartesische co¨ordinaten herkennen als curl v. Merk op dat we symbolisch kunnen schrijven

∇ × v = 1

g

¯¯

¯¯

¯¯

f1 f2 f3

1 2 3 v1 v2 v3

¯¯

¯¯

¯¯, (7.8)

waarbij fj = ∂yj en vi= gijvj zijn de covariante componenten van v.

De divergentie. T.a.v. Cartesische co¨ordinaten is de divergentie van v gelijk aan ∂ivi. T.a.v.

willekeurige co¨ordinaten zoeken we een scalair veld dat samenvalt met ∂ivi in het geval dat de co¨ordinaten Cartesisch zijn. In de vorige paragraaf hebben we gezien dat ∂ivj i.h.a. geen tensor is, maar wel is ∇ivj een tensor van rang (1,1). De juiste uitdrukking voor div v is dus ∇ivi. We kunnen nog verder gaan en ∇ivi uitdrukken in termen van de gewone afgeleiden ∂i. Immers is

ivi= ∂ivi+ Γiijvj en

Γiij = 1

2gik(−∂kgij+ ∂igkj+ ∂jgik) = 1

2gikjgik. Nu is verder ∂jg = (∂jgik)gikg en dus is

1 gj

g = 1

2gjg = 1

2gikjgik= Γiij.

(7)

Conclusie:

div v = 1

gj¡√

gvj¢

. (7.9)

De Laplaciaan. Zij f : U → R een tweemaal differentieerbaar scalair veld. De Laplaciaan van f is gedefinieerd als ∆f = div grad f . In termen van Cartesische co¨ordinaten is dit ∂iif waarbij

i= ∂i. M.b.v. de boven afgeleide uitdrukkingen voor gradi¨ent en divergentie vinden we in termen van algemene co¨ordinaten:

∆f = 1

gi¡√

ggijjf¢

. (7.10)

Deze algemenere vorm van de Laplaciaan heet ook wel de Laplace-Beltrami operator.

Voorbeeld: poolco¨ordinaten in E2. Laat D ⊂ E2 een open cirkelschijf zijn die de oorsprong niet bevat. Laat v : D → R2 een tweemaal differentieerbaar scalair veld en f : D → R een eenmaal differentieerbaar vectorveld zijn. Dan is

∇ · v = div v = 1

rj(rvj) = ∂rvr+vr

r + ∂φvφ en

∆f = 1

rj(rgjjjf ) = 1 rφ

µ1 rφf

+1

rr(r∂rf ) = ∂rrf + 1

rrf + 1

r2φφf.

§7.4. Differentieerbare vari¨eteiten.

Co¨ordinatenstelsels, de metrische tensor en de affiene connectie zijn de gereedschappen die we kunnen gebruiken om de overstap te maken naar meer algemene ”ruimten” dan de Euclidische.

Een voorbeeld is het oppervlak van een bol in R3, zoals de eenheidsbol xixi= 1. Aan een punt op de bol kunnen we twee co¨ordinaten toekennen (zoals bolco¨ordinaten θ, φ) en in elk punt (m.u.v.

de noord- en zuidpool) geeft dit een stelsel co¨ordinaatvectoren ∂θ, ∂φ die gedefinieerd zijn in het raakvlak aan de bol in het betreffende punt. Lokaal ziet de bol er dan uit als een deel van de Euclidische ruimte E2 maar globaal heeft de bol andere eigenschappen.

Een dergelijke ruimte, die er lokaal als een Euclidische ruimte uitziet, heet een differentieerbare vari¨eteit. Een ietwat grove definitie is de volgende:

Definitie: Een differentieerbare vari¨eteit is een verzameling M zodanig dat M overdekt kan worden met open verzamelingen Uα die eruit zien als open deelverzamelingen van Rn. n heet dan de dimensie van M .

We zullen iets specifieker ingaan op deze definitie. Voor elke deelverzameling Uα geldt dat deze homeomorf is met een open deelverzameling van Rn, d.w.z. er is voor elke Uα een continue, bijectieve afbeelding φα : Uα → Vα waarbij Vα een open deelverzameling is van Rn, en zodanig dat de inverse φ−1α : Vα → Uα ook continu is (zo’n afbeelding noemen we een homeomorfisme).

Verder wordt ge¨eist dat, als Uα∩Uβ niet leeg is, de overgangsfuncties φ−1β ◦φα: φ−1α (Vα) → φ−1β (Vβ) oneindig vaak differentieerbaar zijn. Zo krijgt M een differentieerbare structuur. Het paar (Uα, φα) heet een kaart voor M , de collectie van alle kaarten heet een atlas.

De afbeeldingen φα leveren co¨ordinaten voor de punten op Uα: Omdat φα(Uα) ⊂ Rn, kunnen we aan een punt P ∈ Uαde co¨ordinaten (x1, . . . , xn) van het punt φα(P ) toekennen. Als P ∈ Uα∩ Uβ, dan heeft P ook co¨ordinaten y1, . . . , yn die afkomstig zijn van φβ. Ga na dat de differentieerbare structuur ervoor zorgt dat de co¨ordinatentransformatie xi→ yi regulier is.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Naast het huidige beleid, het zoekgebied voor agrarisch natuurbeheer en het ruimtelijk beleid kan de provincie Drenthe volgens participanten 2 en 4 bijdragen aan

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Nu wil je vinden voor welke p deze raaklijn de grafiek raakt in het punt met de x-co¨ ordinaat √

Naast de afhankelijke variabele komen in de differentiaalvergelijking nu ook parti¨ ele afgeleiden naar deze onafhankelijke variabelen voor.... Het scheiden van

Verder hebben alle termen periode 2L en zal de eventuele som dus ook periodiek zijn met dezelfde

Voor het vinden van vergelijkingen van banen staan ons diverse technieken ter beschikking, faseplaatjes kunnen we met Maple maken en lineariseren rond een kritiek punt kunnen we

temperatuur, het andere uiteinde is

3de Bachelor EIT 2de Bachelor Wiskunde 2de en 3de Bachelor Fysica en Sterrenkunde Academiejaar 2018-2019 1ste semester 29 januari 20191. Aanvullingen van de Wiskunde /