• No results found

Krantenartikelen met meerdere foto’s

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Krantenartikelen met meerdere foto’s"

Copied!
70
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

I

Krantenartikelen met

meerdere foto’s

Een onderzoek naar de samenhang tussen tekst en

beeld in krantenartikelen.

Masterscriptie

(2)
(3)
(4)
(5)

V

Abstract

Uit de analyse van websites van kranten blijkt dat er online nog weinig verschil bestaat tussen de Nederlandse dagbladen. De dagbladen kunnen voornamelijk nog verschil maken in de papieren uitgave en daarbij blijkt het gebruik van meerdere foto’s bij één artikel het meest opvallend. In dit onderzoek wordt onderzocht of er bepaalde functies afgeleid kunnen worden uit de diverse verhoudingen van meerdere foto’s ten opzichte van één tekst. Twee foto’s bij een artikel kunnen verschillende of elkaar aanvullende functies hebben. Zo zijn er wellicht structuren - zoals actie (gebeurtenis) en deelnemers, oorzaak en gevolg, deel en geheel of context en betrokkenen - te ontdekken in het gebruik van meerdere foto’s in een krantenartikel. Peirce (1982), Keller (1998) en Barthes (1987) geven inzicht in de theorie rondom de betekenis van foto’s. Op basis van deze theorie is een analysemodel samengesteld waarmee vastgesteld kan worden welke betekenis men uit foto’s kan halen zonder dat men door tekst gestuurd wordt. Stegu (2000) beschrijft hoe de functies van foto’s in teksten achterhaald kunnen worden en op basis van Meinhof (1994) en Bednarek en Caple (2012) worden de tekst-beeldrelaties in de krantenartikelen vastgesteld. Zo worden de mogelijke functies van meerdere foto’s in relatie tot de tekst in een krantenartikel aangeduid.

Uit de analyses blijkt dat de lezer door de betekenis die hij uit een foto kan halen, gestimuleerd wordt tot het waarnemen van een verband tussen de verschillende foto’s in een artikel. Daarbij zijn verschillende structuren te ontdekken. Zo kan er tussen meerdere foto’s al een relatie opgemerkt worden, zonder dat de tekst gelezen is. De indruk die de schrijver wil overbrengen in de tekst wordt uiteindelijk versterkt, gestimuleerd of bewezen door de foto’s. Zo kan gesteld worden dat die artikelen voor de lezer meer kijkgenot en informatie leveren dan artikelen met één foto. Meerdere foto’s samen lijken de objectiviteit van het artikel te vergroten en vormen nadrukkelijker een esthetisch geheel.

(6)
(7)

VII VI

Voorwoord

Vroeger kreeg men de krant op de mat voor de achtergronden en het nieuws, men deed de tv aan voor het laatste nieuws van die dag en persoonlijke informatie kreeg men te horen via de telefoon of een brief. Tegenwoordig heeft men zoveel mogelijkheden om geïnformeerd te worden over welke informatie dan ook, dat men gewoonweg niet alles meer in zich kan opnemen. Men wordt zo gezegd overladen met informatie en moet zelf prioriteiten stellen om de juiste weg te nemen om de juiste informatie te verkrijgen. Niet teveel en niet te weinig.

Zo heb ik uiteindelijk de juiste weg gevonden voor het schrijven van mijn scriptie en ik ben ontzettend blij en trots dat het nu afgerond is. In de eerste plaats wil ik meneer Sauer hartelijk bedanken voor zijn expertise. In eerste instantie was dit niet het onderwerp wat ik in gedachten had, maar uiteindelijk kan ik constateren dat ik erg veel interesse voor de betekenis van foto’s gekregen heb. Ik heb het afgelopen jaar erg veel geleerd wat betreft het onderzoek doen en kan opmerken dat er nog veel meer te onderzoeken valt op dit gebied.

(8)
(9)

7

Samenvatting

III

Voorwoord

VI

Inhoudsopgave

7

Hoofdstuk 1. Inleiding

11

1.1. Veranderingen in de krant 11

1.2. De online krant van 2011 tegenover de papieren krant 12

1.3. De functie van foto’s 13

1.4. Structuren ontdekken 13

1.5. De onderzoeksvraag 14

1.6. Leeswijzer 16

Hoofdstuk 2. Theoretisch kader

17

2.1. De opkomst van het beeld 17

2.1.1. Het begin van de persfotografie 17

2.1.2. Het belang van fotografie in de krant 18

2.1.3. Een visuele krant 19

2.1.4. Meer foto’s in de krant 19

2.2. De functie van foto’s in de krant 20

2.2.1. Feitelijk-inhoudelijke relaties van Stegu 21

2.2.1.1. Informeren 22

2.2.1.2. Aandacht wekken 22

2.2.1.3. Entertainen 22

2.2.1.4. Stabiliseren van ideologieën 22 2.2.1.5. Een plek innemen die in de lay-out is voorzien 23

2.2.2. Het achterhalen van de functies 23

2.2.3. De functie van meerdere foto’s 23

2.3 Foto’s en hun betekenis 24

2.3.1. Tekens analyseren 25

2.3.2. De tekenleer van Peirce 25

2.3.2.1. Iconische tekens 25

2.3.2.2. Indexicale tekens 25

2.3.2.3. Symbolische tekens 26 2.3.2.4. Drie soorten tegelijkertijd 26

2.3.3. Inferentie-stimulansen van Keller 27

2.3.4. De betekenislagen van Barthes 28

2.3.4.1. Denotatie 28

2.3.4.2. Connotatie 29

2.3.4.3. Connotatieve procedures 29

2.3.5. De Gestalttheorie 31

2.3.5.1. De Gestaltwetten 31

2.3.6 Samenvatting van betekenisoperaties op grond van foto’s 32

2.4. Tekst-beeldrelaties 33

2.4.1. Information linking 34

(10)

8

2.4.1.2. Displacement / verplaatsing 36 2.4.1.3. Dichotomie / tweedeling 36

2.5. De krant 37

2.5.1. De vormgeving van de krant 37

2.5.2. Het NRC Handelsblad 37

2.5.2.1. Het krantenartikel 37

2.5.2.2. Foto’s in de NRC 38

2.5.3. Fotobijschrift 38

Hoofdstuk 3. Methode van aanpak

40

3.1. Het materiaal 40

3.1.1. Selectieproces artikelen 41

3.2. De onderzoeksmethode 41

3.2.1. Stap 1. De betekenis van de foto’s 42

3.2.1.1. Connotatieve procedures 42 3.2.1.2. De relatie tussen de foto’s - Syntax 43

3.2.2. Stap 2. De relatie met het bijschrift 43

3.2.3. Stap 3. De relatie met de tekst 44

3.3. Overzicht geanalyseerde artikelen 46

Hoofdstuk 4. Resultaten

48

4.1. De betekenis van de foto’s 48

4.1.1. Esthetisch effect 49

4.1.2. Samenhang tussen de foto’s - Syntax 50

4.1.2.1. Overeenkomst 50

4.1.2.2. Deel/geheel 52

4.1.2.3. Oorzaak/gevolg 52

4.1.2.4. Tegenstelling 52

4.1.2.5. Weinig samenhang 53

4.2. De relatie met de bijschriften 53

4.2.1. Overlap tussen tekst en beeld 53

4.2.2. Achtergrondinformatie in het bijschrift. 54

4.3. De relatie met de hoofdtekst 55

4.3.1. Relatie tussen tekst en beeld 55

4.3.2. Identificatie van personen 57

4.3.3. Illustratie 58

4.3.4. Bewijs 59

4.3.5. Esthetiek of invulling van de lay-out 59

4.3.6. Extra informatie in de foto 60

4.3.7. Discrepantie tussen foto en tekst 60

4.4. Werkbaarheid modellen 61

Hoofdstuk 5. Conclusie en discussie

63

5.1. Conclusie 63

5.2. Discussie 64

Literatuurlijst

66

Bijlagen

69

Bijlage I - Analyse online kranten

71

(11)
(12)
(13)

11

Hoofdstuk 1. Inleiding

Facebook, Twitter, Hyves, nu.nl, NOS.nl, de dagbladen, what’s app. Tegenwoordig hebben we een enorme keuze aan informatie om ons heen. Er is zoveel te consumeren dat het bijna onmogelijk is om overal van op de hoogte te zijn. Sinds de opmars van het internet wordt er al gesproken over de verdwijning van de papieren kranten. Costera Meijer (2006: 16 en 24) en het Stimuleringsfonds voor de Pers (2007: 45) verklaren dat dit toekomstperspectief wordt veroorzaakt door dalende oplagen, ontlezing bij jongeren, de afname in advertentie-inkomsten van drukmedia (ten opzichte van een toename op het internet) en de toenemende betekenis van internet op het gebied van informatievoorziening. Toch bestaat de papieren krant tot op de dag van vandaag nog altijd. De kranten proberen dan ook boeiend te blijven voor zowel de oudere als de jongere generatie, door zich aan te passen aan de nieuwe situatie waarin internet zo’n grote rol speelt. Zo bestaan de kranten tegenwoordig vooral naast de online opties en verwijzen ze vanuit de papieren uitgave vaker naar hun website.

In de hedendaagse strijd om de aandacht van de lezer blijken de functies van beeld ten opzichte van tekst interessant voor onderzoek. De relaties tussen tekst en beeld is een onderwerp dat in online nieuws weinig aandacht krijgt en in de papieren krant de meeste mogelijkheden biedt tot het aantrekken en vasthouden van de aandacht van de lezer. Om aan te tonen waaruit dit blijkt vormen de volgende paragrafen een inleiding.

1.1. Veranderingen in de krant

Uit een rapport van het Stimuleringsfonds voor de Pers (2007) blijkt dat uitgevers verschillende strategieën hanteren om de dagbladen staande te houden en de lezer te blijven verleiden. Dit blijkt een moeilijke opgave omdat ze aan de ene kant de kosten moeten reduceren, maar aan de andere kant moeten blijven investeren in nieuwe middelen zoals de e-paper. Uitgevers spelen in op de veranderingen in het gedrag van hun (potentiële) lezers door hun informatieproducten te vernieuwen. Online, maar ook offline. Om de lezer vast te houden of te werven wordt onder andere gevarieerd met de frequentie en het formaat van de kranten. Zo worden er diverse soorten abonnementen (studenten-, vrijdag/zaterdag- en weekendabonnementen) aangeboden en bieden steeds meer kranten de compacte krant op tabloidformaat aan.

Costera Meijer (2006: 90) geeft aan dat jongeren tegenwoordig een scala aan nieuws- en informatiemogelijkheden tot hun beschikking hebben en daardoor zelf bepalen wanneer ze nieuws ‘nodig’ hebben. Internet en de smartphone bieden de mogelijkheid om op elk gewenst moment van de dag een nieuwsbron te raadplegen. Mede daarom en door de snelle informatiesamenleving van tegenwoordig wenst men overzichtelijkheid en snelheid (Stimuleringsfonds, 2007: 46). Om daaraan te voldoen passen uitgevers ook de vormgeving van hun dagbladen aan. Zo worden er steeds meer en grotere foto’s geplaatst, rukken infografieken op die steeds meer ruimte krijgen, richt de vormgeving zich op dubbele pagina’s in plaats van één en heeft de krant steeds meer kleur en een overzichtelijke opmaak gekregen, zodat ze aantrekkelijk blijft voor de ‘scannende’ lezer.

(14)

12

bestudeerd worden wat de verschillen zijn tussen de nieuwswebsites onderling en op welke manier zij tegenwoordig gebruik maken van de toegevoegde mogelijkheden op internet. In de volgende paragraaf zijn de bevindingen verwoord.

1.2. De online krant van 2011 tegenover de papieren krant

Uit de analyse van de diverse dagbladenwebsites blijkt dat er online onderling bijna geen verschillen meer bestaan; bijna iedere website maakt gebruik van de diverse mogelijkheden die er online zijn. Kennelijk heeft er een inhaalrace plaatsgevonden, waardoor alle kranten nu online zijn aangepast op de kenmerken van internet. Zo kan iedere betalende abonnee zelfs de papieren uitgave online bekijken. Het enige dagblad dat sterk achterloopt, is het Friesch dagblad. Er is echter geen dagblad dat er uitspringt in de online wereld, waardoor de kranten zich online nauwelijks van elkaar onderscheiden.

Het is zelfs al zover dat het Nederlands dagblad (www.nd.nl) er voor gekozen heeft zijn lezers te laten betalen voor het nieuws dat zij online aanbieden. Zo kan men op de website van het Nederlands dagblad alleen artikelen lezen na betaling. Vandaar dat gesteld kan worden dat de enige manier waarop de dagbladen zich nog echt kunnen onderscheiden, zich uit in de papieren uitgave die ze aanbieden. Zoals eerder gesteld, is de papieren krant de afgelopen jaren dan ook aan verandering onderhevig, zowel inhoudelijk als ook qua uiterlijk. Inhoudelijk richten de papieren kranten zich tegenwoordig meer op duiding van het nieuws (commentaren, achtergrondartikelen, columns, opinievorming etc.) dan op verstrekking van het nieuws. Dit is te wijten aan de snelheid van internet, waardoor de papieren krant nooit sneller kan zijn dan online nieuws. Wat betreft het uiterlijk heeft men onder andere gezorgd voor een uitgave op kleiner formaat, waardoor het gemak van het lezen bevorderd wordt. Door deze inhoudelijke veranderingen en uiterlijke aanpassingen verschuiven echter de relaties tussen de teksten en beelden in de krant. De foto’s nemen nu meer ruimte in, wat consequenties heeft voor de opmaak van de krant; deze moet ook aan de nieuwe vormeisen aangepast worden. De opmaak en de grootte van teksten en foto’s zijn zo opnieuw gearrangeerd waardoor er een nieuwe verdeling is ontstaan tussen de tekst en de foto’s. Voorheen waren de twee pagina’s in een krant bijvoorbeeld gescheiden, maar tegenwoordig lopen artikelen vaak door over de twee pagina’s, waardoor een foto midden in de vouw van de krant staat afgedrukt.

(15)

13 1.3. De functie van foto’s

Bij het presenteren van het nieuws in de krant spelen zowel teksten als beelden een grote rol bij het trekken van de aandacht en het overbrengen van informatie aan de lezer. Volgens Coolsma en Van Dommelen (2003: 82) zijn illustraties, meer dan andere elementen, in staat om de aandacht van de lezer te trekken. Een foto is vaak het eerste wat men ziet op een krantenpagina. Naarmate ze beter zijn toegesneden op het doel, zijn ze ook nog in staat om de aandacht beter vast te houden. Een functie die vaak onderschat wordt (Coolsma en Van Dommelen, 2003), is de mogelijkheid die foto’s hebben om een boodschap over te brengen die moeilijk in woorden uit te drukken is.

De tekst heeft echter de dominante rol in de krant. Volgens Sauer (2006: 4) zal de tekst de betekenis van het beeld aansturen. Wat er op het beeld te zien is, is slechts een deel van wat de er in de tekst besproken wordt. De tekst vormt dus de context die niet in zijn geheel in het beeld gevisualiseerd kan worden. In de meeste gevallen is de tekst doorslaggevend voor de betekenis die de lezer verondersteld wordt op te bouwen. De teksten (koppen, bijschriften en hoofdtekst) zorgen ervoor dat de lezer de beelden een betekenis kan geven. De betekenisvolle eenheden (actoren) waaruit een tekst bestaat, zijn dan de eenheden waarbij visualisaties gezocht kunnen worden (Sauer, 2006: 4). Wat in foto’s overgedragen wordt, hoeft in de tekst dus in principe niet meer uitgebreid uitgelegd te worden. Dit ziet men bijvoorbeeld bij het illustreren van personen of gebouwen. Bestaande kennis wordt door de foto geactiveerd, waardoor er minder uitgelegd hoeft te worden in de tekst.

Wanneer men twee foto’s gebruikt worden er echter expliciet twee accenten uit de tekst gevisualiseerd. Daardoor is de verwachting dat beide foto’s een nadrukkelijke functie hebben. Het is dus interessant om te onderzoeken of twee foto’s bij een artikel verschillende of misschien elkaar aanvullende functies hebben. Worden de foto’s voornamelijk geplaatst om de aandacht van de lezer te trekken? Of is er een bepaalde samenhang tussen het beeld en de tekst waardoor de foto’s juist van belang zijn bij de tekst? Wat voegt zo’n tweede, derde en vierde foto toe en wat voegen de foto’s samen toe aan de tekst? Zo zijn er wellicht structuren - zoals actie (gebeurtenis) en deelnemers, oorzaak en gevolg of context en betrokkenen - te ontdekken in het gebruik van meerdere foto’s in een krantenartikel.

1.4. Structuren ontdekken

Om te verduidelijken op welke manier men structuren kan ontdekken in een krantenartikel met meerdere foto’s wordt op de volgende pagina een korte analyse van een krantenartikel toegelicht (figuur 1). De onderstreepte tekstdelen zijn een directe of indirecte verwijzing naar de foto’s bij het artikel.

(16)

14

Avaaz-directeur Alex Wilks overhandigde gisteren een petitie tegen ACTA aan het Europees Parlement. Foto AP

Demonstranten met maskers van hackerscollectief Anonymous bij protest tegen ACTA in Nice, 25 februari. Foto AFP

Europese politici trappen op de rem Europa heeft geen zin in verdrag tegen piraterij Door onze redacteur Mark

Beunderman Rotterdam.

Het omstreden internationale ACTA-verdrag tegen internetpiraterij dreigt te stranden in de Europese

politiek. (…) Deze week begint een zeer sceptisch Europees Parlement aan de behandeling ervan. Gisteren overhandigde

campagnenetwerk Avaaz.org bijna 2,5 miljoen handtekeningen tegen ACTA aan de Commissie Verzoekschriften van het Europarlement. De actievoerders vrezen, net als burgerrechtengroeperingen Bits of Freedom en Amnesty International, „censuur” en „overheidstoezicht ” op internet. Het Europees Parlement wil in september over ACTA stemmen. Als het parlement het verdrag afwijst, kan het, althans in huidige vorm, niet van kracht worden in de Europese Unie. (...) (…) Zorgen over webcensuur en privacy waren voor de voorzitter van het Europees Parlement, de Duitse sociaal- democraat Martin Schulz, reden om deze maand duidelijk stelling te nemen tegen het verdrag. Hij vindt de balans tussen copyrightbescherming en

grondrechten van

internetgebruikers „slechts heel inadequaat verankerd” in de ACTA-tekst. In Polen, waar censuur nog vers in het geheugen ligt, begonnen eind januari de straatprotesten tegen het ACTA-verdrag. In de kou gingen duizenden Polen de straat op, dikwijls met maskers van de hackersgroep Anonymous. De protesten sloegen over naar landen als Roemenië en Bulgarije, en later ook naar Duitsland en Nederland. Tusk moest publiekelijk terugkomen op de steun die hij eerder aan ACTA gegeven had. De protesten sloegen over naar landen als Roemenië en Bulgarije, en later ook naar Duitsland en Nederland. Dat de twijfels over ACTA nu ook Brussel hebben bereikt, bleek toen de Europese Commissie vorige week ineens aankondigde dat zij de tekst naar het Europees Hof van Justitie in Luxemburg zou sturen voor een juridische toets. (…) Christen-democratische europarlementariërs hebben al gezegd dat ze het oordeel van het Hof willen afwachten voordat ze over ACTA willen stemmen.

Figuur 1. Krantenartikel in het NRC Handelsblad - woensdag 29 februari 2012

In de eerste foto wordt het overhandigen van lijsten met handtekeningen zo getoond dat het een indrukwekkend gebeurtenis is, wat we in de tekst zo niet kunnen terugvinden. Zodoende vinden we door middel van de foto’s informatie die de tekstuele informatie aanvult, meer specifiek maakt of anderszins de informatieverwerking van de lezer ondersteunt.

Minimaal maken beide foto’s het protest meer nadrukkelijk waarneembaar, zowel bij het overhandigen van de petitie als ook tijdens eerdere protesten. Ook is er een relatie van ‘ervoor en erna’ tussen beide foto’s, die wellicht ook als oorzaak en gevolg, of middel en resultaat kan worden samengevat.

1.5. De onderzoeksvraag

(17)

15 en welke functies kunnen vervolgens vastgesteld worden op basis van de toegevoegde of specifiek

gemaakte informatie in de foto’s? Gaat het om het trekken van de aandacht of is de informatie die de foto’s overbrengen juist van belang bij het interpreteren van het artikel? Uit het voorbeeld blijkt dat de foto’s onderling tevens een bepaalde samenhang kunnen vormen, kunnen er op die manier in artikelen met meerdere foto’s dus verschillende structuren ontdekt worden in vormen zoals actie (gebeurtenis) en deelnemers, oorzaak en gevolg of context en betrokkenen?

De vraag die thans in dit onderzoek centraal staat is:

Hoe verhouden zich de foto’s in krantenartikelen met meerdere foto’s tot de teksten en welke functies kunnen daaruit afgeleid worden?

Het doel van de scriptie is nu het geven van inzicht in de theorie rondom de betekenisgeving van foto’s en het aanduiden van de mogelijke functies van meerdere foto’s in een krantenartikel. Dit wordt aangetoond op basis van een kwalitatieve inhoudsanalyse waarin betekenis van foto’s en de relatie tussen tekst en beeld in krantenartikelen met meerdere foto’s geanalyseerd wordt.

Allereerst wordt dus inzicht gegeven in de theorie rondom de betekenis van foto’s, dit wordt gedaan op basis van Peirce en Keller. Zo kan vastgesteld worden hoe de betekenis in foto’s tot stand komt en hoe de betekenissen in foto’s geanalyseerd kunnen worden. Om te achterhalen hoe foto’s zich tot teksten verhouden in krantenartikelen wordt de theorie van Meinhof (1994) aangehaald, deze theorie is onlangs nog door Bednarek en Caple (2012) gebruikt om de tekst-beeldrelaties in krantenartikelen vast te stellen. Stegu (2000) beschrijft hoe de functies van foto’s in teksten achterhaald kunnen worden.

Om te achterhalen wat meerdere foto’s in een krantenartikel toevoegen aan een tekst, zullen er diverse nieuwsartikelen geanalyseerd worden op basis van de theorie Meinhof (1994) en Stegu (2000). De artikelen worden verworven uit de NRC. Er is gekozen voor één krant omdat diverse kranten verschillende vormgevingsstrategieën kunnen hanteren, waardoor het onderzoek te groot van opzet wordt. Het NRC Handelsblad is hiervoor geselecteerd, omdat deze krant het nieuws compact brengt, voorop loopt wat betreft de vormgeving op tabloid-formaat en naar eigen zeggen eigenzinnig en vernieuwend is. Er zal vervolgens worden nagegaan welke functies er zijn af te leiden uit de tekst-beeldrelaties in krantenartikelen met meerdere foto’s.

Krantenartikelen bevatten vaak ook andere typen van visueel materiaal, zoals strips, tabellen, infografieken etc. In dit onderzoek ligt de focus uitsluitend op foto’s, aangezien zulke beelden de belangrijkste betekenisgevers zijn in printnieuws.

Voorafgaand aan de hoofdvraag zijn de volgende deelvragen van belang om een basis te kunnen stellen voor het onderzoek:

1. Hoe is de positie van foto´s in kranten door de jaren heen veranderd tot hoe het nu is? 2. Wat voor functies kunnen foto’s in de krant vervullen?

3. Hoe komt betekenis tot stand in een foto?

(18)

16

6. Welke tekst-beeldrelaties zijn er te onderscheiden in krantenartikelen met meerdere foto’s? 7. Welke functies zijn er af te leiden uit de tekst-beeldrelaties in krantenartikelen met

meerdere foto’s?

1.6. Leeswijzer

(19)

17

Hoofdstuk 2. Theoretisch kader

Om een antwoord te vinden op de onderzoeksvraag en de deelvragen, is het van belang relevante theorie wat betreft de analyse van foto’s in de dagbladen te bespreken. Op deze manier kan inzicht verworven worden in de diverse begrippen die in dit onderzoek gehanteerd zullen worden. Allereerst zal de geschiedenis van de fotojournalistiek beschreven worden. Op die manier wordt duidelijk wat voor functie foto’s in het verleden hadden en hoe ze tegenwoordige een zodanig prominente positie in de communicatie hebben verworven dat foto’s diverse functies kregen. Theorie van Peirce, Keller en Barthes vormen het kader omtrent de betekenis van tekens, hoe tekens in foto’s geïnterpreteerd kunnen worden. Het kader voor de beschrijvingen van tekst-beeldrelaties berust op de theorie van Meinhof (1994). Vervolgens wordt het medium krant beschreven, waarbij de doelen van het NRC beschreven worden en wordt uitgelegd wat men verstaat onder een krantenartikel. Op die manier wordt duidelijk wat de doelstellingen van de NRC zijn en hoe ze te werk gaat. De theorie die in dit hoofdstuk besproken wordt is de afbakening van het onderzoek.

2.1. De opkomst van het beeld

Het beeld is oorspronkelijk een voorganger van het geschreven woord, denk bijvoorbeeld aan de grottekeningen van Lascaux en de hiërogliefen in Egypte. Uit de geschiedenis blijkt duidelijk hoe het beeld vaak prominent aanwezig was in de communicatie van de mens. De middeleeuwse cultuur was voor het behoud van haar geestelijk erfgoed voornamelijk afhankelijk van een ‘herinnerings’-cultuur, waarin het beeld en het symbool een belangrijke rol speelden. Zo zou men door het zien van de beelden de geloofsleer kunnen leren, daarnaast dienden de beelden als geheugensteun voor het herinneren van Gods weldaden. Met de komst van de drukpers in de 15e eeuw verloor het beeld deze functie echter (De Zwaan, 2003: 19).

Figuur 2. Grottekeningen van Lascaux

De eerste Nederlandse kranten dateren van begin 17e eeuw en bestaan voornamelijk uit tekst. De uitvinding en het gebruik van fotografie in 1840 vormen echter een keerpunt waarna het beeld steeds meer de overhand krijgt op geschreven tekst. Er ontstaat een zogenaamde strijd tussen woord en beeld. Het duurt echter nog even voordat de eerste foto’s in de krant verschijnen.

2.1.1. Het begin van de persfotografie

(20)

18

uitvinding van de houtgravure, konden foto’s echter nagetekend gepubliceerd worden. Omdat deze gravures tegelijk met de tekst in hoogdruk afgedrukt konden worden op kranten- of tijdschriftenpapier, maakte de geïllustreerde pers daar dan ook graag gebruik van. In Nederland werd de eerste afbeelding afgedrukt in het weekblad de Katholieke illustratie, dat in 1867 werd opgericht (Kester, 2002: 239-240). In 1881 kwam Georg Meisenbach met de uitvinding van zijn halftoonprocédé, waardoor het mogelijk werd om foto’s af te drukken op krantenpapier (Caple en Bednarek, 2012: 113). Veel kranten aarzelden echter lang met het plaatsen van foto’s. Men vond het ‘cultuurbedervend’ en niet chique. Daarnaast hadden kranten door de verzuiling een klein lezerspubliek en dus weinig geld beschikbaar (Kester, 2002: 240).

In 1890 verscheen de eerste nieuwsfoto in de Amsterdamsche Courant (zie figuur 3). In de overgang naar de twintigste eeuw bleven persfoto’s, vanwege de kosten, eerst echter een luxeartikel. Omdat de tijdschriften met hun illustraties successen boekten, konden de kranten in Nederland uiteindelijk niet achterblijven (Kester, 2002: 243-244). Toen de fotografische illustraties in de pers niet meer waren weg te denken, werden de eerste fotopersbureaus in Nederland pas opgericht. Deze bureaus zorgden voor een veel grotere distributie van persfoto’s en droegen bij aan de professionalisering, doordat diverse fotografen hun capaciteiten konden ontplooien (Kester, 2002: 244-248). In het Interbellum groeide het lezerspubliek, waardoor de bladen aantrekkelijker werden voor adverteerders en de inkomsten van tijdschriften stegen. Daardoor konden fotografen fotoreportages maken waarmee ze hun talent konden ontwikkelen en naam konden maken. Die reportages kregen een bijna zelfstandige functie en hadden niet slechts een illustratieve of tekstondersteunende functie, zoals bij krantenfoto’s vaak het geval was (Kester, 2002: 250).

2.1.2. Het belang van fotografie in de krant

Door het werk van oorlogsfotografen werd de actuele fotografie gestimuleerd, doordat die na de oorlog het grote publiek bereikten via allerlei tentoonstellingen. Toch bleven de publicatiemogelijkheden voor fotografen die meer wilden dan het leveren van illustraties bij een krantenbericht, beperkt. In tegenstelling tot de kranten besteedden de geïllustreerde tijdschriften steeds meer ruimte aan fotojournalistieke reportages. De komst van Avenue in 1955 was van grote betekenis, dit was het eerste tijdschrift waarin tekst ondergeschikt was aan de foto’s (Barents, 1987: 29-30).

Kester (2002: 251-254) beschrijft verder dat de door de bezetter aangereikte naamswijziging (van persfotograaf naar fotojournalist) na de oorlog als een belangrijk uitgangspunt gold voor de verdere professionalisering van de fotojournalistiek in Nederland. De fotograaf was niet langer ondergeschikt aan de pers, maar kreeg de belangrijke taak om via foto´s informatie door te geven aan het publiek. Vanaf de jaren vijftig is de Nederlandse persfotografie zich vervolgens steeds verder gaan Figuur 3. De eerste nieuwsfoto

(21)

19 professionaliseren, doordat de fotografie sterk aan betekenis had gewonnen. De foto’s van de

bezettingstijd maakten diepe indruk en benadrukten meer dan ooit het belang van fotografie als cultuurdrager en als verbeelding van het verleden. Zo heeft de fotografie er uiteindelijk toe bijgedragen dat de nieuwsvoorziening ondenkbaar is zonder het gebruik van beelden. Tegenwoordig kan dan ook gesteld worden dat het beeld weer een prominente positie in de communicatie heeft ingenomen.

Figuur 4. Het beeld is prominent aanwezig

(NRC 22-02-2012) 2.1.3. Een visuele krant

Tot 1980 was opmaak voor de krant vooral een praktische zaak. De werkwijze was vooral op kwantiteit gericht, waarbij men zoveel mogelijk berichten wilde plaatsen. Door de stijgende populariteit van de televisie ontwikkelde zich echter een beeldcultuur, waarop de kranten wilden aansluiten. De moderne lezer verlangde naar duidelijkheid, overzichtelijkheid en een aantrekkelijke presentatie (Broersma: 2003: 57). De krant moest zich daarop aanpassen om een groot publiek te blijven bereiken. De komst van de computer was een verrijking wat betreft de opmaakmogelijkheden voor de krant. Men kon kopij rechtstreeks op het scherm samenvoegen en foto’s konden in digitale vorm toegevoegd worden. Met de veranderingen in de opmaak en het gebruik van beeld wilde men voornamelijk aantrekkelijk blijven voor een jonger publiek. Broersma (2003: 58) licht toe dat rond 1985 uit onderzoek bleek dat jongeren meer visueel ingesteld waren dan ouderen. De kranten gingen daarom meer kleur, meer foto’s en meer infografieken gebruiken. Ook werd het belang van een heldere lay-out benadrukt, de lezer kon met behulp van kleur en vignetten door de krant worden geleid.

2.1.4. Meer foto’s in de krant

(22)

20

persbureaus werden foto’s ruimer beschikbaar en door de digitale camera konden foto’s sneller worden afgedrukt.

Wat de functie van de foto’s betreft, werd het belangrijk geacht dat men met de foto’s liet zien wat voor krant je wilde maken. Zoals adjunct-hoofdredacteur van het Parool, Toon Schmeink, het formuleerde in 1992, positioneert een krant zich via de foto’s (Broersma, 2003: 64). Ook andere kranten gingen op die manier redeneren. Hierdoor namen het aantal en de grootte van de foto’s in kranten toe. Nieuwe drukpersen zorgden voor een betere kleur en kwaliteit van de foto’s, dat het gebruik van foto’s weer stimuleerde. De redactie van Het Brabants Dagblad liet in 1993 weten dat ze meer en grotere foto’s gingen plaatsen, ‘omdat een goede illustratie vaak sneller en duidelijker werkt dan een weldoortimmerd betoog’ (Broersma, 2003: 66). Broersma beschrijft verder dat foto’s daarnaast meer moesten zijn dan een illustratie bij de tekst. Zij moesten in toenemende mate een indruk achter kunnen laten, een ‘sterk’ beeld zijn. Daarbij was men van mening dat beeld doet lezen. Beeld kan het woord versterken en uitdrukken wat er moeilijk te beschrijven valt.

Tegenwoordig kan dus vastgesteld worden dat alle dagbladen het belang van beeld erkend hebben. Zo staan er in iedere krant bijna dagelijks zelfs bij één artikel meerdere foto’s. De vraag is echter op welke manier meerdere foto’s de informatieverwerking van de lezer kunnen ondersteunen. Worden foto’s in zo’n geval vooral gebruikt om het dagblad aantrekkelijker te maken of juist om de lezer diverse delen van informatie te verschaffen ter aanvulling van de tekst?

2.2. De functie van foto’s in de krant

Zoals in de voorgaande paragrafen duidelijk werd, werd gedrukt nieuws historisch gezien enigszins door tekst gedomineerd. Waar wel foto’s gebruikt werden, werd weinig aandacht gegeven aan de positie of functie van de foto’s in een nieuwsartikel. Zoals echter blijkt uit figuur 4 en 5, is de structuur van nieuwsberichten veranderd en lijken beelden nu de verbale tekst te domineren. In sommige gevallen is het tegenwoordig het beeld dat een verhaal in het nieuws stimuleert (Bednarek en Caple, 2012: 111).

Foto’s kunnen expliciet boodschappen overbrengen die niet of moeilijk in woorden zijn uit te drukken. Een foto kan een boodschap soms sneller, beter en indringender overbrengen dan een lang

(23)

21 verhaal. Door het gebruik van een foto kan een tekst dus met minder woorden volstaan. Een

pakkende foto wordt vaak ook beter en langer onthouden dan wanneer men een boodschap in tekst wil overbrengen (Coolsma en Van Dommelen, 1996: 106).

Volgens Bednarek en Caple (2012: 112) zijn er verschillende meningen over de functies van afbeeldingen in het nieuws. Ze variëren van het zien van een afbeelding als louter illustratie tot het zien van foto’s als een afspiegeling van de werkelijkheid, waarbij een foto de functie van bewijs kan bevatten. In eerste instantie zou men kunnen stellen dat foto’s voornamelijk een illustrerende functie hebben. Vaak is een foto een illustratie van iets dat in het bijbehorende artikel beweerd wordt, een verduidelijking van hoe iets eruit ziet, een uitleg of bijvoorbeeld een beeld van de sfeer (Van den Broek e.a., 2010: 198). Er wordt geschreven over de nieuwe versie van een BMW, de foto toont het. Een foto laat dus vaak zien wat voor de lezer (nog) onbekend is. Het voordeel van foto’s is dat bepaalde zaken, zoals het uiterlijk van personen of landschappen, beter ‘getoond’ dan ‘beschreven’ kunnen worden (Stegu, 2000: 307).

2.2.1. Feitelijk-inhoudelijke relaties van Stegu

Zoals uit bovenstaande beschrijving blijkt, gaat het wat betreft de functies van foto’s over de foto in relatie tot de tekst. Wat voegt de foto toe aan de tekst? Wat dat betreft spreekt Stegu (2000: 311-312) over feitelijk-inhoudelijke relaties, waaruit blijkt wat foto’s in relatie tot de inhoud van een artikel kunnen laten zien. Het volgende overzicht laat zien welke informatie uit de tekst foto’s kunnen uitbeelden:

- Een scène waarvan in het artikel melding wordt gemaakt - Iets dat in het artikel metonymisch gelinkt is

 Een soortgelijke scène vanuit een andere context  Een scène voor, na of gedurende de gebeurtenis

- Een of meerdere (acteurs) - handelende personen (personen, relevante objecten) van de scènes (speciaal gefotografeerd of vanuit archieven)

o Ook: auteurs van uitingen (bijv. geïnterviewden)

o Aparte groep: (portret) foto’s van de schrijver van het artikel  Vergelijkbare personen/objecten: ‘zoals X’

 De plaats

 Na het gebeuren  Voor het gebeuren

 Onafhankelijk van het gebeuren (archief)  Soortgelijke plaats

 Indirecte relaties (onder kleinste gemeenschappelijke noemer) - Totaal iets anders is afgebeeld

(24)

22

(Stegu, 2000: 310-311). Bij deze relaties gaat het dus om het laten zien van het “afbeeldbare” van een bericht. De functies die horen bij deze feitelijk-inhoudelijke relaties zijn de volgende:

- (Illustratie ) Informeren: laten zien wat door spraak niet zo goed mee te delen valt. (ook: het leveren van een extra geloofwaardigheidbewijs, bewijsvoering)

- Aandacht wekken voor het artikel: door bijzonder onderwerp / grootte

- Entertainen: de bevrediging van een bepaalde nieuwsgierigheid, sensatiezucht (amusement) - Stabiliseren van ideologieën / maatschappelijke opvattingen: bijvoorbeeld de weerspiegeling

van machtsverhoudingen (het vrije westen / onvrije oosten) - Een plek innemen die in de lay-out is voorzien

2.2.1.1. Informeren

Een belangrijke functie van foto’s is het kunnen laten zien dat iets echt gebeurd is of echt bestaat. Een foto kan als bewijs dienen wanneer het als argument gebruikt wordt om datgene wat in de tekst beweerd wordt te ondersteunen, bijvoorbeeld om te laten zien dat het standpunt echt waar is of echt ernstig is (Van den Broek e.a., 2010: 198). De bewijsstatus van een persfoto is gevestigd op het idee dat een foto ‘nooit liegt’. Een hoge informatiegraad bezitten actuele beelden van rampen, een zeer lage informatiegraad heeft het herhaalde archiefportret van de toch al bekende minister-president (Stegu, 2000: 308).

2.2.1.2. Aandacht wekken

Een foto is, meer dan andere elementen in de krant, in staat om als eerste de aandacht te trekken. Experimenten hebben aangetoond, dat in tekst/beeldcombinaties foto’s altijd als eerste gezien worden. De aandacht gaat dan van de foto naar het onderschift, naar andere tekstuele tekstdelen en weer naar de foto terug. Als een artikel voorzien is van foto’s, is de kans dus groter dat men het niet over het hoofd zal zien (Stegu, 2000: 314). De zeggingskracht van foto’s kan vaak gestimuleerd worden door het onverwachte, zoals een bijzondere associatie of een ongebruikelijk perspectief (Coolsma en Van Dommelen, 1996: 106). Prikkelende foto’s zijn zo een belangrijke factor om de visueel georiënteerde lezers te verleiden een artikel te lezen. Ongewone, nieuwe, onbekende en ongebruikelijke beelden zijn wat dat betreft het meest interessant. Ongebruikelijke camerastandpunten, uitvergrotingen, details of uitsneden kunnen ook de aandacht trekken (Van den Broek e.a., 2010: 40). Maes (2005) beschrijft bij het opwekken van de aandacht dat beelden ook tijdens het lezen de interesse en de motivatie kunnen verhogen.

2.2.1.3. Entertainen

Omdat beelden direct, met minder inspanning te registreren zijn dan teksten, staan ze van begin af aan meer aan de kant van ontspanning. Dit idee wordt bevestigd door het hoge aantal foto’s in roddelbladen. Een bepaald soort van nieuwsgierigheid en sensatiezucht kan met foto’s bevredigd worden. Foto’s van vermeldde dader en slachtoffers, die vanuit de tekst slechts abstract voor te stellen zijn, brengen de lezers emotioneel dichterbij.

2.2.1.4. Stabiliseren van ideologieën

(25)

23 stabilisatie van de sociale waarden en mythen. Wat dat betreft kan opgemerkt worden dat eigenlijk

vaak hetzelfde verteld en getoond wordt: staatshoofden, de inspectie van bepaalde bedrijven, mannen in pakken en met stropdassen (en slechts een paar vrouwen) aan onderhandelingstafels, ondervoedde Afrikaanse kinderen, etc.

2.2.1.5. Een plek innemen die in de lay-out is voorzien

Soms bestaan er zulke grote verschillen tussen beeld en de resterende inhoud, dat deze ook door verklarende beeldbijschriften niet zo goed begrepen kunnen worden. Zo wordt de indruk gewekt dat een bepaalde plek op de pagina enkel met een (archief)foto opgevuld kan worden, gewoon omdat de krant er kennelijk van uitgaat dat op deze plek een foto ‘hoort’ (Stegu, 2000: 214).

2.2.2. Het achterhalen van de functies

Een manier om te achterhalen welke functies foto's in krantenartikelen bevatten is door na te gaan welke tekstpassage er zou moeten staan als de foto er niet was geweest (Sauer, 2010: 306-307). De strekking van deze fictieve tekstpassage zou dan ongeveer de functie van de foto kunnen zijn. Zo kan men achterhalen wat die foto bij of voor de tekst 'doet'. Hierbij kan men tevens onderscheid maken tussen verschillende soorten functies. Bij een puntsgewijze functie hebben foto’s betrekking op één woord in de tekst, waarbij de functie van de foto zich ook alleen richt op dat woord. De foto dient daarbij dan bijvoorbeeld als illustratie, uitleg of specificatie bij een persoon, gebouw, plaats etc. Een functie kan echter algemeen genoemd worden als de foto betrekking heeft op grotere delen van het artikel of het hele artikel. Hierbij kan men bijvoorbeeld denken aan meerdere scènes van oorlogssituaties wanneer het onderwerp oorlog is, of diverse plaatjes van hardlopers wanneer het om een hardloopevenement gaat.

De in de vorige paragrafen besproken functies weerspiegelen eerder bepaalde tendensen, die elkaar in verschillende varianten aanvullen. Dat betekent echter niet, dat beelden óf informatief óf amusant moeten zijn, maar dat ze beide communicatieve taken kunnen vervullen. De taken hebben daarbij betrekking op de functie van een foto ten opzichte van de tekst. Met de veranderde structuur in nieuwsberichten ziet men tegenwoordig echter vaak foto’s en tekst naast elkaar, waarbij de foto niet slechts nog een toevoeging op de tekst is maar ook kan samenwerken met de tekst, waardoor de foto tevens betekenis mee creëert. Zowel de foto als de tekst drukt dan een betekenis uit en die informatie staat vervolgens in relatie tot elkaar. Wat dat betreft kan men dus spreken over de functie van een foto ten opzichte van de tekst, maar tevens over de functie van de tekst ten opzichte van de foto. Er zijn diverse modellen gecreëerd om die semantische relaties duidelijk te maken. In hoofdstuk 2.4. wordt verder ingegaan op deze tekst-beeldrelaties.

2.2.3. De functie van meerdere foto’s

(26)

24

volgende hoofdstuk allereerst de betekenis van foto’s besproken. Zo kan uitgelegd worden hoe een foto betekenis voortbrengt en hoe die betekenis geanalyseerd kan worden.

Wanneer er meerdere beelden bij elkaar geplaatst zijn kunnen er ook betekenissen besloten liggen in de manier waarop de beelden bij of achter elkaar geplaatst zijn. Door de samenstelling van verschillende foto’s wordt een visuele ‘ Gestalt’ (een specifieke combinatie van verschillende tekens tot een betekenisvol geheel) geconstrueerd. De compositie is doorgaans onmisbaar om de afzonderlijke foto’s tot een groter betekenisvol geheel te ordenen (Pauwels, 1996: 18). In het volgende hoofdstuk wordt verduidelijkt hoe tekens in foto’s betekenis kunnen voortbrengen, hierna wordt besproken welke relaties foto’s en tekst en foto’s onderling kunnen hebben. Door het bij elkaar plaatsen van bepaalde foto’s worden abstracte relaties teweeggebracht tussen zaken of gebeurtenissen die in ‘realiteit’ niet direct met elkaar te maken hoeven te hebben (Pauwels, 1996: 18). Zo vormen de tekst en het beeld samen ook altijd een bepaalde interpretatie van de werkelijkheid door de selectie, de motivatie, de emotie, de vormgeving en dergelijke. Foto’s creëren dus in combinatie met tekst en dus ook in combinatie met andere foto’s een nieuw geheel en daarmee bepaalde betekenissen (Bueters, 2002: 22 en Pauwels, 1996: 18). Op deze manier zijn er wellicht structuren - zoals actie (gebeurtenis) en deelnemers, oorzaak en gevolg, deel en geheel of context en betrokkenen - te ontdekken in het gebruik van meerdere foto’s in een krantenartikel.

2.3. Foto’s en hun betekenis

Zowel foto’s als teksten zijn onderdelen die informatie verschaffen en dus een betekenis kunnen creëren. Dat foto’s en teksten een betekenis hebben betekent dat ze een verzameling van tekens zijn (Van den Broek e.a., 2010: 73-74). Wanneer we lezen vormen we bij elke zin en iedere afbeelding bijvoorbeeld een reeks associaties, met zo´n snelheid dat we er vaak niets van merken. We zien iets, vatten dit op als teken en trachten er een interpretatie aan te geven. Hierbij is sprake van een onbewust proces. Alles wat we zien wordt in verband gebracht met iets anders en men kent er een betekenis aan toe (Van der Lubbe en van Zoest, 1997: 9). Als men bijvoorbeeld iemand een versleten pak ziet dragen, verklaart men dat al gauw met slordigheid of armoede. Alles wat we om ons heen zien wordt dus onbewust verklaard. Zo kan men beelden interpreteren, visuele informatie koppelen aan andere zintuiglijke waarnemingen (geluid, geur, evenwicht, veranderingen in de tijd, kou, pijn en eerdere ervaringen) en proberen iets zinvols van de binnenkomende boodschappen te maken (Van den Broek e.a., 2010: 73-87). Men kan in een flits oorzaak en gevolg met elkaar verbinden en beelden een interpretatie geven door de kennis die men heeft. Zoals kennis over de context van het beeld, van waar het beeld vandaan komt en/of waar het naar verwijst. Zonder er bij na te denken geven we bepaalde beelden, woorden en kleuren zo direct een betekenis (Van den Broek e.a., 2010: 74). We verbinden de afbeelding van een kruis met de kerk en geven tevens verschillende betekenissen aan de kleur rood. Bij een rood hart kan men denken aan liefde, maar bij een rode doorstreping gaat men uit van een fout. De hersenen zetten de tekens dus om naar iets begrijpbaars. Op basis van kennis krijgen de vormen een betekenis. In foto’s ziet men alles vaak al als vanzelfsprekend, waardoor men niet meer verder kijkt, naar de achterliggende betekenis.

(27)

25 over te brengen (Van der Lubbe en van Zoest, 1997: 10). Om te kunnen begrijpen hoe betekenissen

tot stand komen wordt in de volgende paragrafen uiteengezet hoe tekens geanalyseerd kunnen worden.

2.3.1. Tekens analyseren

Elementen die betekenis dragen noemt men in de semiotiek dus tekens. Een teken is waarneembaar en vertegenwoordigt iets wat niet aanwezig is: een object waarnaar verwezen wordt (het afwezige onderwerp). Zo vertegenwoordigen foto’s dat wat is afgebeeld - althans, wanneer er dingen zo afgebeeld worden dat men zich op het afgebeelde ding kan concentreren en niet door andere elementen afgeleid wordt. Tekens krijgen daarom vaak hun belangrijkste betekenis door de combinaties met andere tekens. De semiotiek gaat er vanuit dat betekenissen ook voor een belangrijk deel via tegenstellingen tot stand kan komen. Het concept ‘rijk’ heeft betekenis doordat we het concept ‘arm’ kennen, ‘jong’ vanwege ‘oud’ en ‘wit’ vanwege ‘zwart’ (Van den Broek e.a., 2010: 73-74). Hieruit valt op te maken dat beelden complex zijn, hun werking berust op de samenhang tussen vorm, kleur, licht en donker, materiaal en nog meer factoren. Al deze tekens verhouden zich in ieder beeld weer anders tot elkaar, gaan anders met elkaar om. Het gaat er bij de beeldanalyse dan ook om dat in elk afzonderlijk geval aangegeven wordt welke middelen de beeldmaker heeft gebruikt en wat hij daarmee bereikt (Blok, 2003: 25-26).

2.3.2. De tekenleer van Peirce

Om de relatie tussen een teken en dat waar het teken naar verwijst te kunnen analyseren, wordt hier de theorie van Peirce besproken. Peirce noemt het afwezige onderwerp waar een teken naar verwijst, een object. De betekenis die het teken oproept, wordt de interpretant genoemd (Van der Lubbe en van Zoest, 1997: 15). Als we een foto zien van de man met de versleten jas (een teken), verwijst dit naar de daadwerkelijke man met de versleten jas (het object) en de associatie die men daarbij heeft is armoede of slordigheid (de interpretant). Het teken heeft die betekenis niet. Maar het gaat om het proces van infereren, het toekennen van een betekenis. Het proces van het oproepen van de betekenis (de interpretant) of stimuleren van betekenisgeving noemt men de inferentie (Keller, 1998 en Sauer, 2010). In zijn essay “Logic as Semiotics: The theory of signs” (1955), onderscheidt Peirce drie typen relaties: iconische, indexicale en symbolische relaties.

2.3.2.1. Iconische tekens

Een iconisch teken geeft een gelijkenis aan tussen het teken en een object. Omdat de kijker in een foto de afgebeelde dingen en personen kan zien, maakt hij gebruik van zijn reeds aanwezige culturele kennis (ook ten opzichte van het feit dat een foto tweedimensionaal is, terwijl het afgebeelde op zich driedimensionaal was) en ziet hij ook daadwerkelijk wat er afgebeeld is (Van den Broek, 2010: 75). Dit betreft dus de iconische inferentie, waarmee meestal begonnen wordt. Zo ontstaat er een associatie met het afgebeelde in de werkelijkheid.

2.3.2.2. Indexicale tekens

(28)

26

afgespeeld en waarvan we vervolgens op de foto herkenbare omstandigheden of resultaten waarnemen (Van den Broek, 2010: 76-77). Keller (1998: 103) noemt deze tekens ‘symptomen’. Duidelijke voorbeelden zijn afbeeldingen van rook die de kijker ertoe aanzetten op zoek naar vuur te gaan, of vossensporen die men ziet als verwijzingen naar de aanwezigheid van vossen. Men ziet de vossen niet, maar de verwachting van vossen als veroorzaker is wel gewekt en wordt ook zo begrepen.

Indexicale tekens spelen tevens een belangrijke rol in de communicatie tussen mensen. Bij het zien van een pijnlijke of juist blije gezichtsuitdrukking, vraagt men zich bijvoorbeeld af wat deze uitdrukking veroorzaakt heeft. Men ziet geen pijn of vreugde, maar een gezichtsuitdrukking die daaraan doet denken, die naar pijn of vreugde verwijst. Zo kan men een blozend gezicht als schaamte of onzekerheid interpreteren. Deze verwijzingen zijn causale relaties, die de indexicale inferentie genoemd wordt (Keller, 1998: 109). Voordat zo’n causale conclusie gesteld kan worden, moet men eerst iconisch waarnemen en herkennen wat er afgebeeld wordt (rook, sporen, gezichten). Vervolgens stimuleert de afbeelding een causale opheldering. Een indexicale inferentie brengt de kijker er dus toe een soort afleiding te maken. Men blijft niet staan bij wat men (iconisch) kan associëren, maar gaat op zoek naar een mogelijke oorzaak (Sauer, 2010: 304).

2.3.2.3. Symbolische tekens

Symbolische tekens geven een nog minder direct verband aan tussen object en teken. De relatie van deze tekens met hun betekenis is gebaseerd op afspraken, regels en gewoontes. Dat een kruis symbool staat voor een kerk of religie is ooit afgesproken en moet onderdeel van de algemene kennis zijn. Een symbolische relatie tussen teken en object kan nauwelijks spontaan ontdekt worden. Daarvoor dient men op de hoogte te zijn van de vele culturele codes in een samenleving. Er liggen dus regels aan het tekengebruik ten grondslag (Van den Broek, 2010: 77). Elk symbolisch teken heeft zo de kennis van de regel nodig om herkend en geïnterpreteerd te worden. Op basis van de regelkennis krijgen symbolen pas hun betekenis.

Iets anders is het wanneer symbolen op een foto te zien zijn. Een vlag kan bijvoorbeeld opgevat worden als een symbool, want we moeten weten welk land ermee bedoeld is anders kunnen we de vlag niet interpreteren. Een foto van vlaggen zou men dus kunnen opvatten als een afbeelding van symbolen. Een foto kan echter altijd een bepaalde inferentie stimuleren, men kan zich dus afvragen wat die afbeelding nu symboliseert: bijvoorbeeld een topmeeting van regeringsleiders of een Europese feestdag. In zo’n geval richt men zich in de inferenties op de wijze hoe de vlaggen op de foto gearrangeerd zijn. Daarom is een foto ook niet een symbool, maar de foto maakt gebruik van de symbolische relatie om betekenisprocessen te stimuleren. Een foto symboliseert (een gebeurtenis of activiteit) rondom de vlaggen, we spreken dan van symboliserende inferenties (Sauer, 2010: 304-311).

2.3.2.4. Drie soorten tegelijkertijd

(29)

27 werking van tekens, in plaats van elkaar uitsluitende vormen (Edwards, 2006: 83). Er kan dus

eigenlijk gesteld worden dat een teken nooit alleen optreedt en dat er altijd een combinatie van de drie besproken tekeneigenschappen te vinden is. In eerste instantie is het meestal gemakkelijk (daarin soms geholpen door het bijschrift) te herkennen wat op een foto te zien is (de iconische inferenties). Vervolgens kan men zich afvragen wat de oorzaak van datgene dat men ziet geweest kan zijn (een overstroming, een aardbeving, iets wat eerder voorgevallen is) (causale of indexicale inferenties). Tenslotte bekijkt men de foto als eenheid en kan men de zin van het arrangement, wat de foto symboliseert, verklaren (symboliserende inferenties). Een foto kenmerkt zich dus door de combinatie van foto-elementen die verschillende objectrelaties onderhouden. Dit komt overeen met de theorie van Keller (1998). Het zijn niet categorieën van tekens die tot een betekenis leiden, maar de tekencombinatie stimuleert tot het maken van inferenties waaruit betekenisgeving voortkomt. 2.3.3. Inferentie-stimulansen van Keller

Foto’s en hun afbeeldingen horen bij onze culturele kennis, die men steeds opnieuw inzet wanneer men een foto ziet. De kijker heeft al veel diverse foto’s gezien en is daarom vertrouwd met wat foto’s kunnen. Voordat iemand betekenis kan geven aan tekens heeft men eerst algemene kennis nodig om interpretaties te kunnen maken (Keller, 1998: 99-104). Wanneer men bijvoorbeeld denkt aan de associatie van rook met vuur, moet men eerst wel weten dat rook een gevolg is van vuur. Omdat men bij het bekijken van een foto dus gebruikt maakt van die kennis (het inzetten van de beeldcultuur of visual literacy), gaat men met de elementen uit een foto op een vergelijkbare manier om als met zinnen. Zinnen bestaan immers uit (losse) woorden die men kent, maar die in hun samenstelling iets meedelen dat men nog niet wist. Iedere zin is dus uniek. Niet de woorden, maar de combinatie van die woorden is uniek. De woorden zorgen voor een arrangement op basis van de cultureel gedeelde kennis en creëren nieuwe betekenissen. Zo is een foto ook uniek omdat het samengesteld is uit een reeks van elementen (bestanddelen, details); en hoewel die elementen bekend zijn, ontstaat uit deze samenstelling de unieke betekenis (Sauer, 2010). Men begrijpt de foto op basis van de kennis van de bestanddelen die men heeft, en dit stimuleert de inferenties die men trekt.

Keller zegt (1998: 113): “The rule of use, the mutual knowledge of the conditions in which, and the purpose for which, the symbol is usable, is what puts the interpreter in the position to infer the nonobvious from the perceptible”. Waarneembaar (‘perceptible’) zijn de elementen die we op de foto kunnen zien, ‘nonobvious’ is de wijze waarop de elementen gearrangeerd zijn (camera links of rechts, van onder of van boven, met scherpe of niet scherpe achtergrond etc.). Dat arrangement van elementen noemt Keller 'sense': “Thus the interpretation of the use of the symbol is not the attempt to find out the meaning of the symbol; rather, it is to figure out the sense of the occurrence of this symbol on the basis of knowledge of its meaning”. Uit deze overwegingen valt op te maken dat een foto altijd symboliserende inferenties stimuleert.

(30)

28

hoeverre het op de voorgrond geplaatste scherp of onscherp is afgebeeld. Zodoende is een foto nooit ‘slechts’ een afbeelding, een soort van pure weergave van de visuele werkelijkheid, waarover de kijker culturele kennis moet hebben. Maar praktisch altijd een ‘gevormde afbeelding’ die het kijkgedrag oppakt en met ‘opvallendheden’ werkt (Sauer, 2010). Om dit soort van inferenties te verklaren, wordt nu teruggegrepen op de semioticus Roland Barthes. Hij heeft in het geval van foto’s het onderscheid tussen ‘denotatie’ (de pure afbeelding) en ‘connotatie’ (de opvallendheden in een foto) voorgesteld. Omdat het gaat om de werkwijze van het kijken, zal er tevens aandacht besteed worden aan de Gestalttheorie. Deze theorie onderscheidt de groeperingen van elementen, figuren enz., die eveneens gerangschikt kunnen worden onder de ‘opvallendheden’ die een foto uniek maken.

2.3.4. De betekenislagen van Barthes

Barthes (1986: 5-8) ziet een beeld als de perfecte overeenkomst met de werkelijkheid:

The image is not the reality, but at least it is its perfect analogue and, it is just this analogical perfection which, to common sense, defines the photograph. It is a message without a code.

(Barthes, 1986: 5-8)

In eerste instantie is een beeld een boodschap zonder code, omdat het beeld overeenkomt met de werkelijkheid en er niets aangepast is. Het beeld is door de fotograaf echter op een bepaalde manier gemaakt en daardoor zijn er codes te vinden die het beeld een betekenis geven.

Van den Broek e.a. (2010: 78-79) leggen uit dat Barthes spreekt van een gelaagde betekenis. Daarmee wordt bedoeld dat tekens in principe altijd op twee niveaus betekenis krijgen: op denotatief en connotatief niveau. Denotatie heeft betrekking op het herkennen van wat er wordt afgebeeld (de letterlijke betekenis) en connotatie betreft het begrijpen welke ideeën en waarden men kan ontdekken in een afbeelding en de betekenis daarvan (de subjectieve betekenis). In dit onderzoek wordt onderzocht of er wellicht structuren - zoals actie (gebeurtenis) en deelnemers, oorzaak en gevolg of context en betrokkenen - te ontdekken zijn in het gebruik van meerdere foto’s in een krantenartikel en met welke informatie foto’s de tekst aanvullen. Daarbij is het dus van belang om te analyseren welke informatie foto’s (letterlijk) overbrengen en welke waarden en ideeën foto’s (subjectief) uitdragen. Zodoende kunnen de diverse functies van foto’s in de NRC achterhaald worden.

2.3.4.1. Denotatie

Denotatie heeft betrekking op de letterlijke betekenis van een foto; herkennen welke tekens in de foto worden afgebeeld. Denotatie berust wat dat betreft vaak op de algemeen gedeelde (antropologische) kennis van de lezer. Hiermee wordt bedoeld dat men de tekens kan benoemen op basis van kennis. Je kunt de Spaanse vlag pas benoemen als je weet dat die uit de kleuren rood en geel bestaat. Als je niet weet welk uniform een politieman draagt, zul je een afgebeelde politieman niet als zodanig benoemen. Zo is de kennis die denotatie betreft vaak cultuurgebonden (Van den Broek e.a., 2010: 79). Barthes (1977: 18) noemt denotatie de primaire betekenislaag. Het eerste wat de kijker herkent is namelijk de denotatieve boodschap. De kijker herkent de elementen, hij kan ze benoemen en de verwijzende elementen interpreteren en in relatie brengen tot elkaar.

(31)

29 2.3.2.1 draait het bij associatieve processen om het maken van een associatie bij het afgebeelde,

men moet de elementen op een foto dus kunnen herkennen en benoemen. Bij causale processen gaat het erom dat men kan afleiden waar de foto-elementen naar verwijzen. Uit deze verwachting blijkt dat betekenisgeving op denotatief niveau plaatsvindt aan de hand van iconische en indexicale referenties (De Romph, 2011: 25).

2.3.4.2. Connotatie

Barthes beschrijft dat (pers-)foto’s naast een denotatieve ook een connotatieve boodschap hebben:

In front of a photograph, the feeling of ‘denotation’ or if one prefers, of analogical plenitude, is so great that the description of a photograph is literally impossible; to describe consist precisely in joining to the denoted message a relay or second-order messages derive, a connotation.

(Barthes, 1977:18)

Connotatie betreft de gevoelswaarde, het effect van de betekenis. De verwijzing van een foto is denotatief en men spreekt van connotatie als het om de interpretatie van een foto gaat. Over het beschrijven van de denotatieve boodschap van een foto zal men het snel eens kunnen zijn, omdat het daarbij gaat om het herkennen en beschrijven van het afgebeelde. Connotatie kan echter variatie vertonen, door de verschillende achtergronden en diverse kennis van de kijkers (Barthes, 1977: 19). Wanneer men weet welk publiek men wil bereiken met een foto, is connotatie echter deels voorspelbaar.

Interessant aan de connotatie bij foto’s is het gegeven dat deze de betekenis mede bepaalt. Zoals Barthes het beschrijft zijn persfoto’s objecten waaraan ‘gewerkt’ is:

Connotation is not necessarily immediately graspable at the level of the message itself but it can already be inferred from certain phenomena which occur at the level of the production and perception of the message: on the one hand the press photograph is an object that has been worked on, chosen composed, constructed, treated according to professional, aesthetic or ideological norms

which are so many factors of connotation. (Barthes, 1977: 19)

Persfoto’s zijn volgens Barthes dus onder andere zorgvuldig samengesteld en uitgekozen voor publicatie. Het fotografische beeld is op die manier altijd een constructie (ook al is die willekeurig of toevallig). Waardoor de betekenis van de foto niet alleen bepaald wordt door wat er is afgebeeld, de denotatie, maar ook door hoe het is afgebeeld, de connotatie (Schippers, 2005). Het lijkt niet geconstrueerd en daarom is de kijker zich er vaak niet van bewust. Men kan de kijker dus sturen tot een bepaalde interpretatie van een foto met de wijze van afbeelden van het object, door de fotografische effecten. Barthes (1977: 20) spreekt in dit geval van connotatieve procedures. Deze procedures helpen bij het achterhalen van de symboliserende inferenties in een foto (Sauer, 2010: 312-313). Analoog

2.3.4.3. Connotatieve procedures

(32)

30

vrouw de connotatieve betekenis van de foto leidt, de foto wekt zo bijvoorbeeld de indruk van spiritualiteit en/of zuiverheid. In paragraaf 2.3.2.2. bleek dat de houding of gezichtsuitdrukking een indexicale inferentie kan stimuleren, zo kan men de houding en van de vrouw als biddend of bezorgd interpreteren. De pose kan zodoende zowel denotatief als connotatief betekenis creëren. Interessant aan de pose op een foto in de krant is dat de fotograaf niet invloed heeft op de manier waarop mensen poseren, maar wel de keuze kan maken voor foto’s met een bepaalde pose. Hij heeft dus de keuze om juist een blije of verdrietige indruk weer te geven. De verwachting is dus dat de fotograaf een bepaalde indruk wil overbrengen met het plaatsen van een foto met een bepaalde pose.

De positie van objecten in een foto is tevens van belang, aangezien deze objecten vaak op een bepaalde manier gerangschikt zijn voor de camera of omdat de vormgever van de krant een foto van juist dat object plaatst. Objecten kunnen bepaalde associaties of ideeën opwekken, waardoor ze tevens betekenis creëren. Zo kan een boekenkast in een foto bijvoorbeeld duiden op intellectualiteit en een fotoalbum op tafel kan verwijzen naar het ophalen van herinneringen. Door het gebruik van fotografische technieken zoals lichtval, belichting, standpunt en compositie kan de connotatieve boodschap ‘verfraaid’ overgebracht worden (Barthes, 1977: 22-23). In dit geval spreken we van het fotogenieke aspect van de foto. Zo kan men het onderwerp op de voorgrond of juist op de achtergrond afbeelden en bijvoorbeeld door het vager of scherper afbeelden van objecten, het belang in de foto naar voren halen. Ook ‘dwingt’ het opnamestandpunt of perspectief van de fotograaf de kijker tot een bepaalde beweging, een bepaald zien naar de foto. Wanneer een persoon of gebouw bijvoorbeeld vanuit een kikkerperspectief gefotografeerd is, lijkt het veel indrukwekkender dan vanuit een vogelperspectief (Van Straten en De Vries, 2009: 41-42). Zo legt de foto een bepaalde beweging vast, wat het kijken stuurt. Er is sprake van esthetiek in een foto als de foto door de compositie of effecten esthetisch bijzonder is of bijvoorbeeld op een schilderij lijkt (Barthes, 1977: 24). De compositie is bijvoorbeeld bijzonder als er alleen rechte lijnen in de foto te zien zijn of een symmetrisch geheel te zien is.

Een laatste connotatief proces beschrijft Barthes als syntax. De syntax betreft namelijk de ordening van verschillende foto’s die samenkomen in een reeks. De betekenisgeving van connotatie is in zo’n geval tevens te vinden in de aaneenschakeling van foto’s (Barthes, 1977: 24-25). Door het naast elkaar plaatsen van verschillende (tegenstrijdige) beelden kan het beeld zo een andere betekenis krijgen. De verschillende personen en/of objecten in het beeld vertellen een verhaal, dat eventueel een nieuwe betekenis geeft aan het beeld (syntax). Zo kunnen meerdere foto’s van eenzelfde onderwerp beweging creëren (zoals in een strip of film) en bijvoorbeeld een komisch effect teweegbrengen. Barthes beschrijft dit proces slechts gering, maar voor dit onderzoek is het wel degelijk van belang. Het onderlinge verband tussen de foto’s en de betekenis die daaruit voortkomt wordt dus tevens in de analyses meegenomen.

(33)

31 connotatie) is dus van grote invloed op de uiteindelijke betekenisgeving. Om aan te duiden hoe de

kijker ‘gemanipuleerd’ kan worden door de fotografische mogelijkheden wordt in de volgende paragraaf de Gestalttheorie uitgelegd.

2.3.5. De Gestalttheorie

Om te kunnen analyseren wat de opvallendheden zijn die een foto uniek maken, wordt gekeken naar de manier waarop men visuele vormen waarneemt. De Gestalttheorie kan wat dat betreft inzicht bieden in de werking van visuele vormen. Door een inzicht te geven in de processen van de waarneming wordt duidelijk hoe het komt dat men bepaalde vormen op een bepaalde manier interpreteert.

De basis van de Gestalttheorie ligt in het werk van drie psychologen, Kurt Koffka, Wolfgang Köhler en Max Wertheimer. De Gestaltpsychologen wilden begrijpen en beschrijven hoe men de wereld om zich heen waarneemt en hoe men verschillende elementen organiseren in samenhangende objecten. Wertheimer (in Moore en Fitz, 1993: 390) omschrijft het als volgt:

The fundamental “formula” of the Gestalt theory might be expressed in this way: There are wholes, the behavior of which is not determined by that of their individual elements, but where the partprocesses are themselves determined by the intrinsic nature of the whole. It is the hope of Gestalt theory to determine the nature of such wholes. (Wertheimer in Moore en Fitz, 1993: 390)

Hij wilde dus ontdekken hoe men visuele informatie tot een betekenisvol geheel ziet. De psychologische basis is te verklaren doordat de theorie naar vorm kijkt vanuit een fysiek-, fysiologisch- en gedragsoogpunt. De nadruk lag echter altijd op de eigenschappen van perceptie (Janse, 2006: 9-19). De essentie van de Gestalttheorie is dat objecten als patronen waargenomen worden en niet als de verschillende onderdelen waaruit een object bestaat. “Het geheel is meer dan de som van de delen” (Janse, 2006: 9). Men ziet een foto eerder als een georganiseerde samenstelling dan als een collectie van onafhankelijke delen (Bednarek en Caple, 2012: 163). De figuur op de volgende bladzijde is een goed voorbeeld van losse elementen (de letters X) die in totaal weergenomen worden als een rechthoek. Men ziet dus als eerste het geheel en niet de losse letters.

x x x x x x x x x x x x x x x x x

x

x x x x x x x x x x x x x x x

x

x

x x x x x x x x x x x x x x x

x

x

x x x x x x x x x x x x x x x

x

x x x x x x x x x x x x x x x x x

Figuur 6. Het geheel van losse delen 2.3.5.1. De Gestaltwetten

(34)

32

ervan uit dat men de wereld om zich heen ‘zo simpel mogelijk’ probeert waar te nemen. Met simpel wordt in dit geval bedoeld dat men visuele informatie in een regelmaat, ordening of symmetrie waarneemt (Zusne, 1970: 126 en Bednarek en Caple, 2012: 161). Men probeert dus altijd een zo logisch mogelijk geheel te zien. Door een inzicht te geven in de processen van de waarneming wordt duidelijk hoe het komt dat men bepaalde vormen op een bepaalde manier interpreteert. Op basis van een beschrijving van Van den Broek e.a. (2010) zijn de belangrijkste Gestaltwetten voor de waarneming van beelden weergegeven.

- De wet van nabijheid : Vormen die zich dicht bij elkaar bevinden, worden als groepen gezien. Vormen die zich ver van elkaar bevinden worden als onafhankelijk waargenomen.

- De wet van overeenkomst : Vormen die op elkaar lijken worden als gerelateerd ervaren en tot een geheel waargenomen

- De wet van gelijke achtergrond : Een overeenkomstige achtergrond is een van de meest effectieve manieren om voorwerpen te groeperen

- De wet van continuïteit: Tussen elementen die op een lijn gerangschikt staan wordt een grotere relatie ervaren dan tussen elementen die op een andere manier gerangschikt zijn. - De wet van ervaring: Het gebruik van herkenbare abstracte symbolen en tekens

Hieronder staan voorbeelden van enkele wetten, op die manier wordt duidelijk hoe men een geheel ziet in verschillend bij elkaar geplaatste onderdelen.

2.3.6. Samenvatting van betekenisoperaties op grond van foto’s

Samengevat kan op basis van de theorie van Keller gesteld worden dat een teken niet een betekenis ‘heeft’, maar dat door middel van tekens inferenties mogelijk gemaakt worden. Deze inferenties zijn in verband gebracht met de tekens van Peirce (icoon, index en symbool). Hierbij is het van belang

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Filters Via filters kunt u uw foto’s een andere look geven, het gekozen filter wordt dan gebruikt voor de volledige presentatie. 

Mijn broer Alain had na de middelbare school geen zin om verder te studeren en vertrok meteen naar New York om daar werk te zoeken?. Dankzij de connecties van mijn

- Mocht je ze niet zien, dan kun je op mediafilter klikken en alle datums selecteren of de maand, de laatst toegevoegde foto’s komen bovenaan te staan.. - Je kunt bij de

• Bovenaan het scherm staat een menubalk met verschillende knoppen, zoals Bewerken, Selectie, Aanpassen en Filter.. • Onder de menubalk staat een reeks knoppen, verdeeld over

Het was niet mogelijk om het project in de volle  breedte uit te voeren. Dat werd o.a. veroorzaakt 

En daaraan werken we alweer met vernieuwde moed, want onze kalender staat al weer op papier, en zo te zien zal die opnieuw extra gevuld zijn!. Er blijven alleen nog de beurzen

Deelname aan de quiz is gratis en u wordt ontvangen met een kopje koffie of thee en iets lekkers. Voor een gezellige ambiance wordt gezorgd. In Wagenberg wordt nog geflyerd en

De Nederlandse, in Zuid-Afrika woonachtige modefoto- graaf irza Schaap (49) voegt zich met haar fotoboek Plastic Ocean in de traditie de donkere zijde van het be- staan tot kunst