• No results found

De betekenislagen van Barthes

In document Krantenartikelen met meerdere foto’s (pagina 30-34)

2.3. Foto’s en hun betekenis

2.3.4. De betekenislagen van Barthes

hoeverre het op de voorgrond geplaatste scherp of onscherp is afgebeeld. Zodoende is een foto nooit ‘slechts’ een afbeelding, een soort van pure weergave van de visuele werkelijkheid, waarover de kijker culturele kennis moet hebben. Maar praktisch altijd een ‘gevormde afbeelding’ die het kijkgedrag oppakt en met ‘opvallendheden’ werkt (Sauer, 2010). Om dit soort van inferenties te verklaren, wordt nu teruggegrepen op de semioticus Roland Barthes. Hij heeft in het geval van foto’s het onderscheid tussen ‘denotatie’ (de pure afbeelding) en ‘connotatie’ (de opvallendheden in een foto) voorgesteld. Omdat het gaat om de werkwijze van het kijken, zal er tevens aandacht besteed worden aan de Gestalttheorie. Deze theorie onderscheidt de groeperingen van elementen, figuren enz., die eveneens gerangschikt kunnen worden onder de ‘opvallendheden’ die een foto uniek maken.

2.3.4. De betekenislagen van Barthes

Barthes (1986: 5-8) ziet een beeld als de perfecte overeenkomst met de werkelijkheid:

The image is not the reality, but at least it is its perfect analogue and, it is just this analogical perfection which, to common sense, defines the photograph. It is a message without a code.

(Barthes, 1986: 5-8)

In eerste instantie is een beeld een boodschap zonder code, omdat het beeld overeenkomt met de werkelijkheid en er niets aangepast is. Het beeld is door de fotograaf echter op een bepaalde manier gemaakt en daardoor zijn er codes te vinden die het beeld een betekenis geven.

Van den Broek e.a. (2010: 78-79) leggen uit dat Barthes spreekt van een gelaagde betekenis. Daarmee wordt bedoeld dat tekens in principe altijd op twee niveaus betekenis krijgen: op denotatief en connotatief niveau. Denotatie heeft betrekking op het herkennen van wat er wordt afgebeeld (de letterlijke betekenis) en connotatie betreft het begrijpen welke ideeën en waarden men kan ontdekken in een afbeelding en de betekenis daarvan (de subjectieve betekenis). In dit onderzoek wordt onderzocht of er wellicht structuren - zoals actie (gebeurtenis) en deelnemers, oorzaak en gevolg of context en betrokkenen - te ontdekken zijn in het gebruik van meerdere foto’s in een krantenartikel en met welke informatie foto’s de tekst aanvullen. Daarbij is het dus van belang om te analyseren welke informatie foto’s (letterlijk) overbrengen en welke waarden en ideeën foto’s (subjectief) uitdragen. Zodoende kunnen de diverse functies van foto’s in de NRC achterhaald worden.

2.3.4.1. Denotatie

Denotatie heeft betrekking op de letterlijke betekenis van een foto; herkennen welke tekens in de foto worden afgebeeld. Denotatie berust wat dat betreft vaak op de algemeen gedeelde (antropologische) kennis van de lezer. Hiermee wordt bedoeld dat men de tekens kan benoemen op basis van kennis. Je kunt de Spaanse vlag pas benoemen als je weet dat die uit de kleuren rood en geel bestaat. Als je niet weet welk uniform een politieman draagt, zul je een afgebeelde politieman niet als zodanig benoemen. Zo is de kennis die denotatie betreft vaak cultuurgebonden (Van den Broek e.a., 2010: 79). Barthes (1977: 18) noemt denotatie de primaire betekenislaag. Het eerste wat de kijker herkent is namelijk de denotatieve boodschap. De kijker herkent de elementen, hij kan ze benoemen en de verwijzende elementen interpreteren en in relatie brengen tot elkaar.

Vergeleken met de theorie van Keller en Peirce kan men bij de denotatieve boodschap verwachten dat er bij de kijker associatieve en causale processen plaatsvinden. Zoals besproken in paragraaf

29 2.3.2.1 draait het bij associatieve processen om het maken van een associatie bij het afgebeelde,

men moet de elementen op een foto dus kunnen herkennen en benoemen. Bij causale processen gaat het erom dat men kan afleiden waar de foto-elementen naar verwijzen. Uit deze verwachting blijkt dat betekenisgeving op denotatief niveau plaatsvindt aan de hand van iconische en indexicale referenties (De Romph, 2011: 25).

2.3.4.2. Connotatie

Barthes beschrijft dat (pers-)foto’s naast een denotatieve ook een connotatieve boodschap hebben:

In front of a photograph, the feeling of ‘denotation’ or if one prefers, of analogical plenitude, is so great that the description of a photograph is literally impossible; to describe consist precisely in joining to the denoted message a relay or second-order messages derive, a connotation.

(Barthes, 1977:18)

Connotatie betreft de gevoelswaarde, het effect van de betekenis. De verwijzing van een foto is denotatief en men spreekt van connotatie als het om de interpretatie van een foto gaat. Over het beschrijven van de denotatieve boodschap van een foto zal men het snel eens kunnen zijn, omdat het daarbij gaat om het herkennen en beschrijven van het afgebeelde. Connotatie kan echter variatie vertonen, door de verschillende achtergronden en diverse kennis van de kijkers (Barthes, 1977: 19). Wanneer men weet welk publiek men wil bereiken met een foto, is connotatie echter deels voorspelbaar.

Interessant aan de connotatie bij foto’s is het gegeven dat deze de betekenis mede bepaalt. Zoals Barthes het beschrijft zijn persfoto’s objecten waaraan ‘gewerkt’ is:

Connotation is not necessarily immediately graspable at the level of the message itself but it can already be inferred from certain phenomena which occur at the level of the production and perception of the message: on the one hand the press photograph is an object that has been worked on, chosen composed, constructed, treated according to professional, aesthetic or ideological norms

which are so many factors of connotation. (Barthes, 1977: 19)

Persfoto’s zijn volgens Barthes dus onder andere zorgvuldig samengesteld en uitgekozen voor publicatie. Het fotografische beeld is op die manier altijd een constructie (ook al is die willekeurig of toevallig). Waardoor de betekenis van de foto niet alleen bepaald wordt door wat er is afgebeeld, de denotatie, maar ook door hoe het is afgebeeld, de connotatie (Schippers, 2005). Het lijkt niet geconstrueerd en daarom is de kijker zich er vaak niet van bewust. Men kan de kijker dus sturen tot een bepaalde interpretatie van een foto met de wijze van afbeelden van het object, door de fotografische effecten. Barthes (1977: 20) spreekt in dit geval van connotatieve procedures. Deze procedures helpen bij het achterhalen van de symboliserende inferenties in een foto (Sauer, 2010: 312-313). Analoog

2.3.4.3. Connotatieve procedures

De connotatieve procedures van Barthes hebben betrekking op de manier waarop iets afgebeeld is. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de pose in de foto, zoals de houding of gezichtsuitdrukking van degene die afgebeeld is. Wanneer men de foto hiernaast bekijkt kan vastgesteld worden dat de houding van de

30

vrouw de connotatieve betekenis van de foto leidt, de foto wekt zo bijvoorbeeld de indruk van spiritualiteit en/of zuiverheid. In paragraaf 2.3.2.2. bleek dat de houding of gezichtsuitdrukking een indexicale inferentie kan stimuleren, zo kan men de houding en van de vrouw als biddend of bezorgd interpreteren. De pose kan zodoende zowel denotatief als connotatief betekenis creëren. Interessant aan de pose op een foto in de krant is dat de fotograaf niet invloed heeft op de manier waarop mensen poseren, maar wel de keuze kan maken voor foto’s met een bepaalde pose. Hij heeft dus de keuze om juist een blije of verdrietige indruk weer te geven. De verwachting is dus dat de fotograaf een bepaalde indruk wil overbrengen met het plaatsen van een foto met een bepaalde pose.

De positie van objecten in een foto is tevens van belang, aangezien deze objecten vaak op een bepaalde manier gerangschikt zijn voor de camera of omdat de vormgever van de krant een foto van juist dat object plaatst. Objecten kunnen bepaalde associaties of ideeën opwekken, waardoor ze tevens betekenis creëren. Zo kan een boekenkast in een foto bijvoorbeeld duiden op intellectualiteit en een fotoalbum op tafel kan verwijzen naar het ophalen van herinneringen. Door het gebruik van fotografische technieken zoals lichtval, belichting, standpunt en compositie kan de connotatieve boodschap ‘verfraaid’ overgebracht worden (Barthes, 1977: 22-23). In dit geval spreken we van het fotogenieke aspect van de foto. Zo kan men het onderwerp op de voorgrond of juist op de achtergrond afbeelden en bijvoorbeeld door het vager of scherper afbeelden van objecten, het belang in de foto naar voren halen. Ook ‘dwingt’ het opnamestandpunt of perspectief van de fotograaf de kijker tot een bepaalde beweging, een bepaald zien naar de foto. Wanneer een persoon of gebouw bijvoorbeeld vanuit een kikkerperspectief gefotografeerd is, lijkt het veel indrukwekkender dan vanuit een vogelperspectief (Van Straten en De Vries, 2009: 41-42). Zo legt de foto een bepaalde beweging vast, wat het kijken stuurt. Er is sprake van esthetiek in een foto als de foto door de compositie of effecten esthetisch bijzonder is of bijvoorbeeld op een schilderij lijkt (Barthes, 1977: 24). De compositie is bijvoorbeeld bijzonder als er alleen rechte lijnen in de foto te zien zijn of een symmetrisch geheel te zien is.

Een laatste connotatief proces beschrijft Barthes als syntax. De syntax betreft namelijk de ordening van verschillende foto’s die samenkomen in een reeks. De betekenisgeving van connotatie is in zo’n geval tevens te vinden in de aaneenschakeling van foto’s (Barthes, 1977: 24-25). Door het naast elkaar plaatsen van verschillende (tegenstrijdige) beelden kan het beeld zo een andere betekenis krijgen. De verschillende personen en/of objecten in het beeld vertellen een verhaal, dat eventueel een nieuwe betekenis geeft aan het beeld (syntax). Zo kunnen meerdere foto’s van eenzelfde onderwerp beweging creëren (zoals in een strip of film) en bijvoorbeeld een komisch effect teweegbrengen. Barthes beschrijft dit proces slechts gering, maar voor dit onderzoek is het wel degelijk van belang. Het onderlinge verband tussen de foto’s en de betekenis die daaruit voortkomt wordt dus tevens in de analyses meegenomen.

Bij de connotatieve procedures blijkt het voornamelijk om abstracte associaties van de kijker te gaan, die niet in één oogopslag waarneembaar zijn. Zo kan geconstateerd worden dat deze procedures in vergelijking met de theorie van Peirce, met name de symboliseringen stimuleren, terwijl de denotaties vooral gericht zijn op iconen en indexen. Door het arrangement van de elementen, net als de woorden in een zin, begrijpt men uiteindelijk de betekenis. Als de foto-elementen anders opgesteld zijn, verandert dus tevens de betekenis. De manier van arrangeren (de

31 connotatie) is dus van grote invloed op de uiteindelijke betekenisgeving. Om aan te duiden hoe de

kijker ‘gemanipuleerd’ kan worden door de fotografische mogelijkheden wordt in de volgende paragraaf de Gestalttheorie uitgelegd.

2.3.5. De Gestalttheorie

Om te kunnen analyseren wat de opvallendheden zijn die een foto uniek maken, wordt gekeken naar de manier waarop men visuele vormen waarneemt. De Gestalttheorie kan wat dat betreft inzicht bieden in de werking van visuele vormen. Door een inzicht te geven in de processen van de waarneming wordt duidelijk hoe het komt dat men bepaalde vormen op een bepaalde manier interpreteert.

De basis van de Gestalttheorie ligt in het werk van drie psychologen, Kurt Koffka, Wolfgang Köhler en Max Wertheimer. De Gestaltpsychologen wilden begrijpen en beschrijven hoe men de wereld om zich heen waarneemt en hoe men verschillende elementen organiseren in samenhangende objecten. Wertheimer (in Moore en Fitz, 1993: 390) omschrijft het als volgt:

The fundamental “formula” of the Gestalt theory might be expressed in this way: There are wholes, the behavior of which is not determined by that of their individual elements, but where the partprocesses are themselves determined by the intrinsic nature of the whole. It is the hope of Gestalt theory to determine the nature of such wholes. (Wertheimer in Moore en Fitz, 1993: 390)

Hij wilde dus ontdekken hoe men visuele informatie tot een betekenisvol geheel ziet. De psychologische basis is te verklaren doordat de theorie naar vorm kijkt vanuit een fysiek-, fysiologisch- en gedragsoogpunt. De nadruk lag echter altijd op de eigenschappen van perceptie (Janse, 2006: 9-19). De essentie van de Gestalttheorie is dat objecten als patronen waargenomen worden en niet als de verschillende onderdelen waaruit een object bestaat. “Het geheel is meer dan de som van de delen” (Janse, 2006: 9). Men ziet een foto eerder als een georganiseerde samenstelling dan als een collectie van onafhankelijke delen (Bednarek en Caple, 2012: 163). De figuur op de volgende bladzijde is een goed voorbeeld van losse elementen (de letters X) die in totaal weergenomen worden als een rechthoek. Men ziet dus als eerste het geheel en niet de losse letters.

x x x x x x x x x x x x x x x x x

x x x x x x x x x x x x x x x x x

x x x x x x x x x x x x x x x x x

x x x x x x x x x x x x x x x x x

x x x x x x x x x x x x x x x x x

Figuur 6. Het geheel van losse delen 2.3.5.1. De Gestaltwetten

De gestalttheorie bestaat uit groeperingprincipes (wetten) die beschrijven hoe men verschillende, losstaande visuele elementen waarnemen als één geheel (gestalt). De belangrijkste en meest bekende Gestaltwet is de ‘wet van Prägnanz’, ook bekend als de wet van ‘good figure’ of van ‘simplicity’. De wet verwijst naar de manier waarop men met visuele informatie omgaat en gaat

32

ervan uit dat men de wereld om zich heen ‘zo simpel mogelijk’ probeert waar te nemen. Met simpel wordt in dit geval bedoeld dat men visuele informatie in een regelmaat, ordening of symmetrie waarneemt (Zusne, 1970: 126 en Bednarek en Caple, 2012: 161). Men probeert dus altijd een zo logisch mogelijk geheel te zien. Door een inzicht te geven in de processen van de waarneming wordt duidelijk hoe het komt dat men bepaalde vormen op een bepaalde manier interpreteert. Op basis van een beschrijving van Van den Broek e.a. (2010) zijn de belangrijkste Gestaltwetten voor de waarneming van beelden weergegeven.

- De wet van nabijheid : Vormen die zich dicht bij elkaar bevinden, worden als groepen gezien. Vormen die zich ver van elkaar bevinden worden als onafhankelijk waargenomen.

- De wet van overeenkomst : Vormen die op elkaar lijken worden als gerelateerd ervaren en tot een geheel waargenomen

- De wet van gelijke achtergrond : Een overeenkomstige achtergrond is een van de meest effectieve manieren om voorwerpen te groeperen

- De wet van continuïteit: Tussen elementen die op een lijn gerangschikt staan wordt een grotere relatie ervaren dan tussen elementen die op een andere manier gerangschikt zijn. - De wet van ervaring: Het gebruik van herkenbare abstracte symbolen en tekens

Hieronder staan voorbeelden van enkele wetten, op die manier wordt duidelijk hoe men een geheel ziet in verschillend bij elkaar geplaatste onderdelen.

In document Krantenartikelen met meerdere foto’s (pagina 30-34)