• No results found

RUP Jan Yperman en omgeving stad Ieper

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "RUP Jan Yperman en omgeving stad Ieper"

Copied!
194
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

RUP Jan Yperman en omgeving

stad Ieper

scopingsnota

fase SP

RUP_33011_214_00031_00001

(2)

Opdracht:

Opdracht:

Opdracht:

Opdracht: gemeentelijk RUP Jan Yperman en omgeving

Initiatiefnemer Initiatiefnemer Initiatiefnemer Initiatiefnemer::::

stad Ieper Ter Waarde 1 8900 IEPER 057 45 16 60

ruimtelijke.ordening@ieper.be www.ieper.be

Opdracht Opdracht Opdracht

Opdrachthoudhoudhoudhouder:er:er:er:

Adoplan

Oudenaardsesteenweg 344 8500 KORTRIJK

056 90 50 00 office@adoplan.be www.adoplan.be

(3)

1

I NHOUD

Inhoud ... 1

Initiatiefnemer en opdrachthouder ... 10

Scoping ... 11

I.I Toelichting ... 11

I.II Adviezen ... 12

I.II.I Overzicht ... 12

I.II.II Behandeling ... 13

A1 – het departement Omgeving ... 13

A2 – de deputatie van de provincie West-Vlaanderen ... 14

A3 – de gemeentelijke commissie voor Ruimtelijke Ordening (GECORO) ... 16

A4 – het agentschap Onroerend Erfgoed ... 22

A5- het departement Landbouw en Visserij ... 22

A6 – het agentschap Natuur en Bos ... 24

A7 – het agentschap Wonen Vlaanderen ... 25

A8 – de provincie West-Vlaanderen dienst Waterlopen ... 25

A9 – het agentschap Wegen en Verkeer (AWV) ... 28

A10 – De Lijn ... 28

A11 – het departement Mobiliteit en Openbare Werken (MOW) ... 28

A12 – Sport Vlaanderen ... 30

A13 – de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) ... 30

A14 – het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Vleteren ... 32

I.III Opmerkingen tijdens het participatiemoment ... 33

I.III.I Overzicht ... 33

I.III.II Behandeling infomoment ... 33

I.IV Schriftelijke input van de bevolking ... 37

I.IV.I Overzicht ... 37

I.IV.II Behandeling ... 37

Figuren, fotoreportage en kaarten ... 46

Figuren ... 46

(4)

2

Grafieken ... 46

Fotoreportage ... 47

Kaarten ... 47

Schema’s ... 49

Tabellen ... 49

1 Beschrijving en verduidelijking van het plan... 50

1.1 Doelstelling van het plan ... 50

1.2 Bestaande toestand ... 51

1.2.1 Situering binnen de ruimtelijke structuur van Ieper ... 51

1.2.2 Bestaande ruimtelijke structuur van het plangebied en de directe omgeving ... 51

Bebouwde ruimte ... 52

Open ruimte ... 54

Netwerken ... 56

Conclusie: een autonome bebouwde en open ruimte ... 58

1.2.3 Juridisch ruimtelijke structuur ... 60

Vergunningen ... 60

Verordeningen ... 61

Verordenende plannen ... 61

Natuur ... 62

Water ... 63

Erfgoed ... 64

1.3 Gewenste toestand ... 67

1.3.1 Visie: een interactie tussen de bebouwde en open ruimte ... 67

1.3.2 Programma en programma-alternatieven ... 68

Uitbreiding van het Jan Yperman ziekenhuis ... 68

Inbreiding op de site Pype ... 71

Verweving door symbiose: een stedelijk open ruimtegebied ... 76

Verweving door goed nabuurschap: een stedelijk landbouwgebied ... 77

Creëren van ruimte voor waterbuffering ... 79

Uitbreiding van het traag netwerk ... 80

1.3.3 Aandachtspunten voor het ontwerpend onderzoek ... 81

(5)

3

Stedelijk open ruimtegebied met een uitbreiding van het Jan Yperman ziekenhuis en een inbreiding op de site Pype ... 83

Stedelijk landbouwgebied ... 86

Ruimte voor waterbuffering ... 87

Uitbreiding van het traag netwerk ... 87

1.4 Ontwerpend onderzoek ... 88

1.4.1 Grensstellende elementen Jan Yperman Ziekenhuis ... 88

1.4.2 Inrichting van het parkgebied ... 91

Ypermanvallei ... 91

Bellewaerdebeek ... 92

Boomgaardring ... 92

Relatie ziekenhuis -Ypermanvallei ... 92

1.4.3 Inrichting landbouwgebied ... 93

1.4.4 Inbreiding site Pype ... 93

1.5 Voorstel van vertaling in grafisch plan en stedenbouwkundige voorschriften ... 98

1.5.1 Zone voor wonen ... 98

1.5.2 Zone voor woonproject ... 98

1.5.3 Zone voor lokale bedrijvigheid ... 99

1.5.4 Zone voor landbouw met natuur- & landschapsverweving ... 100

1.5.5 Zone voor park ... 100

1.5.6 Zone voor gemeenschaps- en openbare voorzieningen (religie) ... 100

1.5.7 Zone voor gemeenschaps- en openbare voorzieningen (ziekenhuis) ... 101

1.5.8 Zone voor park & gemeenschaps- en openbare voorzieningen ... 101

1.5.9 Zone voor gemeenschaps- en openbare voorzieningen in park ... 101

1.5.10 Zone voor militaire begraafplaats ... 102

1.5.11 Zone voor Bellewaerdebeek & trage wegen ... 102

1.5.12 Zone voor wegenis ... 102

1.5.13 Indicatieve aanduiding: trage wegen ... 103

1.5.14 Indicatieve aanduiding: kleinschalig landschapselement ... 103

(6)

4

1.5.15 Indicatieve aanduiding: ontsluiting ziekenhuis ... 103

1.6 Motivatie tot realisatie sociaal woonaanbod ... 104

1.6.1 Sociaal woonaanbod in Ieper ... 104

1.6.2 Sociale woonvraag in Ieper ... 105

1.6.3 Noodzaak bijkomend sociaal woonaanbod ... 106

1.6.4 Verankering van sociaal woonaanbod in het RUP ... 106

1.7 Reikwijdte ... 108

1.8 Detailleringsgraad ... 109

2 Relatie met structuur- en beleidsplannen ... 111

2.1 Vlaams niveau ... 111

2.1.1 Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV)... 111

Structuurondersteunend kleinstedelijk gebied ... 112

Economisch knooppunt ... 113

2.2 Provinciaal niveau ... 113

2.2.1 Provinciaal ruimtelijk structuurplan West-Vlaanderen (PRS-WV) ... 113

De gewenste bebouwde ruimte: een dynamisch kleinstedelijk gebied ... 113

De gewenste open ruimte: aandacht voor de open ruimte in de randzones van het stedelijk gebied... 116

De gewenste netwerkstructuur: aandacht voor een duurzame mobiliteit van en naar het stedelijk gebied ... 117

2.2.2 Provinciaal RUP Afbakening Kleinstedelijk Gebied Ieper ... 118

Visie op de rol en positie van het dynamisch kleinstedelijk gebied ... 118

Krachtlijnen van de gewenste ruimtelijke structuur ... 119

2.3 Gemeentelijk niveau ... 121

2.3.1 Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan (GRS) ... 121

De gewenste bebouwde ruimte: aandacht voor ruimtelijke win-winsituaties en functieverweving ... 121

De gewenste open rumte: aandacht voor een (blauw)groen netwerk ... 124

De gewenste netwerkstructuur: aandacht voor een duurzame mobiliteit in het stedelijk gebied ... 126

2.3.2 BPA’s ... 128

BPA Ieperleekanaal De Brieke (MB 28.06.1983) ... 128

BPA Industriezone Ieperleekanaal (MB 09.11.1992)... 128

BPA Sint-Jan (MB 10.09.1996)... 128

(7)

5

2.3.3 Inspiratiegids voor een kwaliteitsvolle groei van Ieper ... 129

3 Alternatieven ... 130

3.1 Referentiesituatie ... 130

3.2 Nul-alternatief ... 130

3.3 Mogelijke alternatieven ... 131

3.3.1 Locatie-alternatieven ... 131

3.3.2 Programma-alternatieven ... 131

3.3.3 Inrichtingsalternatieven ... 131

4 Beoordeling van mogelijke mobiliteitseffecten ... 132

4.1 Verkeersgeneratie woonproject Pype ... 132

4.1.1 Bereikbaarheidsprofiel ... 133

Voetgangers ... 133

Fietsers ... 134

Openbaar vervoer ... 135

Gemotoriseerd verkeer ... 135

4.1.2 Mobiliteitsprofiel ... 136

Verplaatsingen door bewoners ... 136

Verplaatsingen door bezoekers ... 139

Totale verkeersgeneratie ... 141

Herkomst en bestemming ... 142

4.1.3 Beoordeling mobiliteitseffecten ... 144

Voetgangers ... 144

Fietsers ... 144

Openbaar vervoer ... 145

Gemotoriseerd verkeer ... 145

4.2 Verkeersgeneratie Jan Yperman ziekenhuis ... 148

4.2.1 Bereikbaarheidsprofiel ... 148

Voetgangers ... 148

Fietsers ... 148

Openbaar vervoer ... 149

Gemotoriseerd verkeer ... 149

4.2.2 Mobiliteitsprofiel ... 149

(8)

6

Bestaande verkeersgeneratie ... 149

Nieuwe verkeersgeneratie ... 152

4.2.3 Beoordeling mobiliteitseffecten ... 154

Voetgangers ... 154

Fietsers ... 154

Openbaar vervoer ... 154

Gemotoriseerd verkeer ... 155

5 Methodiek voor de beoordeling van mogelijke milieueffecten ... 157

5.1 Evaluatie plan-MER-plicht: onderzoek tot mer (screening)... 157

5.2 Werkwijze ... 158

5.3 Ingreep-effectenschema ... 158

5.4 Relevante disciplines ... 160

6 Beoordeling van de mogelijke milieueffecten ... 161

6.1 Mens: ruimtelijk functionele aspecten ... 161

6.1.1 Planologische referentiesituatie ... 161

6.1.2 Feitelijke referentiesituatie ... 161

6.1.3 Nul-alternatief ... 162

6.1.4 Mogelijke effecten plan ... 162

Ruimtelijk functionele inpassing ... 162

Toets aan het structuurplan ... 163

6.1.5 Conclusie en aanbevelingen (milderende maatregelen) ... 166

6.2 Mens: mobiliteit ... 167

6.2.1 Planologische referentiesituatie ... 167

Netwerken voor gemotoriseerd verkeer ... 167

Netwerken voor traag verkeer ... 167

6.2.2 Feitelijke referentiesituatie ... 168

Netwerken voor gemotoriseerd verkeer ... 168

Netwerken voor traag verkeer ... 169

6.2.3 Nul-alternatief ... 169

6.2.4 Mogelijke effecten plan ... 170

(9)

7

Netwerken voor gemotoriseerd verkeer ... 170

Netwerken voor traag verkeer ... 172

6.2.5 Conclusie en aanbevelingen (milderende maatregelen) ... 172

6.3 Mens: hinder en risico’s ... 173

6.3.1 Planologische referentiesituatie ... 173

6.3.2 Feitelijke referentiesituatie ... 173

6.3.3 Nul-alternatief ... 173

6.3.4 Mogelijke effecten plan ... 174

Nabuurschap en privacy ... 174

Ruimtelijk veiligheidsrapport-toets (RVR-toets) ... 174

6.3.5 Conclusie en aanbevelingen (milderende maatregelen) ... 174

6.4 Fauna en flora ... 175

6.4.1 Planologische referentiesituatie ... 175

6.4.2 Feitelijke referentiesituatie ... 175

Speciale beschermingszones, reservaten of VEN-gebieden ... 175

Biologische waarderingskaart ... 175

6.4.3 Nul-alternatief ... 176

6.4.4 Mogelijke effecten plan ... 176

6.4.5 Conclusie en aanbevelingen (milderende maatregelen) ... 178

6.5 Landschap, cultureel erfgoed en archeologie ... 179

6.5.1 Planologische referentiesituatie ... 179

6.5.2 Feitelijke referentiesituatie ... 179

Landschap ... 179

Cultureel erfgoed ... 179

Archeologie ... 179

6.5.3 Nul-alternatief ... 180

6.5.4 Mogelijke effecten plan ... 180

Landschap ... 180

Cultureel erfgoed ... 181

(10)

8

Archeologie ... 182

6.5.5 Conclusie en aanbevelingen (milderende maatregelen) ... 182

6.6 Bodem ... 182

6.6.1 Planologische referentiesituatie ... 182

6.6.2 Juridische referentiesituatie ... 182

Waardevolle bodems ... 182

Verontreinigde gronden ... 183

6.6.3 Nul-alternatief ... 183

6.6.4 Mogelijke effecten plan ... 183

6.6.5 Conclusie en aanbevelingen (milderende maatregelen) ... 184

6.7 Water ... 184

6.7.1 Planologische referentiesituatie ... 184

6.7.2 Feitelijke referentiesituatie ... 184

Vlaamse Hydrografische Atlas ... 184

Watertoets ... 184

Signaalgebied ... 186

Beschermingszones grondwaterwinning ... 187

6.7.3 Nul-alternatief ... 187

6.7.4 Mogelijke effecten plan ... 187

6.7.5 Conclusie en aanbevelingen (milderende maatregelen) ... 188

6.8 Geluid en trillingen ... 188

6.8.1 Planologische referentiesituatie ... 188

6.8.2 Feitelijke referentiesituatie ... 188

6.8.3 Nul-alternatief ... 189

6.8.4 Mogelijke effecten plan ... 189

6.8.5 Conclusie en aanbevelingen (milderende maatregelen) ... 190

6.9 Lucht en klimaat ... 190

(11)

9

6.9.1 Planologische referentiesituatie ... 190

6.9.2 Feitelijke referentiesituatie ... 190

6.9.3 Nul-alternatief ... 191

6.9.4 Mogelijke effecten plan ... 191

6.9.5 Conclusie en aanbevelingen (milderende maatregelen) ... 191

6.10 Grensoverschrijdende effecten ... 191

6.11 Algemene beoordeling en conclusie rekening houdend met cumulatieve effecten ... 192

(12)

10

I NITIATIEFNEMER EN OPDRACHTHOUDER

Initiatiefnemer stad Ieper Ter Waarde 1 8900 IEPER

contactpersoon: Sandra Debuf – afdelingshoofd Omgeving en Ondernemen tel. contactpersoon: 057 45 16 60

e-mail contactpersoon: ruimtelijke.ordening@ieper.be Opdrachthouder

bvba Adoplan

Oudenaardsesteenweg 344 8500 KORTRIJK

Zaakvoerder: Bart Willaert – ruimtelijk planner contactpersoon: Pauline Adam – ruimtelijk planner tel. contactpersoon: 056 90 50 00

e-mail contactpersoon: pauline.adam@adoplan.be

(13)

11

S COPING

I.I T OELICHTING

Met het decreet1 van 01.07.2016 en het besluit van de Vlaamse Regering2 (BVR) van 17.02.2017 werd de procedure tot opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) gewijzigd. In de nieuwe procedure worden 2 nieuwe maatregelen ingevoerd:

• De milieueffect- en andere effectbeoordelingen worden geïntegreerd in het planningsproces voor een RUP. Eerder gebeurde de beoordeling parallel. Eventuele noodzakelijk maatregelen ten gevolge van de effectbeoordelingen werden hierdoor veelal te weinig opgenomen in het uiteindelijke RUP. De integratie moet dit probleem verhelpen.

• Er worden 2 participatieperiodes ingebouwd in plaats van één. Het klassiek openbaar onderzoek over het voorlopig vastgesteld RUP blijft bestaan maar wordt aangevuld met een participatieperiode in het begin van het planningsproces. Met deze eerste participatieperiode krijgen burgers en adviesinstanties de kans om, voorafgaand aan een detailuitwerking van het RUP, mee de inhoud en het programma af te bakenen. Deze nieuwe participatieperiode moet het draagvlak én de kwaliteit van het uiteindelijke RUP vergroten.

De ‘startnota’ is het eerste document in het nieuwe planningsproces. De nota bevat een beschrijving, verduidelijking en motivering van de doelstellingen van het RUP samen met een eerste beoordeling van de te verwachten (milieu)effecten. Deze nota is eveneens het document dat in de eerste participatieperiode raadpleegbaar is en waarover input gevraagd wordt aan burgers en adviesinstanties.

De adviezen en inspraakreacties uit de eerste participatieperiode worden in een tweede nota, het onderhavig document zijnde de ‘scopingsnota’, verwerkt.

In de scopingsnota wordt aangegeven hoe met de input zal omgegaan worden. De scopingsnota bouwt verder op de startnota en bevat minstens dezelfde onderdelen als de startnota.

1 Het decreet van 01.07.2016 tot wijziging van de regelgeving voor ruimtelijke uitvoeringsplannen teneinde de planmilieueffectrapportage en andere effectbeoordelingen in het planningsproces voor ruimtelijke uitvoeringsplannen te integreren door wijziging van diverse decreten.

2 Het besluit van de Vlaamse Regering van 17.02.2017 betreffende het geïntegreerde planningsproces voor ruimtelijke uitvoeringsplannen, planmilieueffectrapportage, ruimtelijke veiligheidsrapportage en andere effectbeoordelingen.

(14)

12 Punt I.II tot en met I.IV bevat een samenvatting van de ontvangen adviezen en reacties. In deze punten wordt ook aangegeven hoe met de input omgegaan wordt in de verdere opmaak van het RUP. Punt 1 tot en met 5 betreft de eerdere startnota. Indien in deze tekst ten gevolge van de scoping elementen gewijzigd werden, staan die doorstreept en/of in het rood aangegeven indien het een toevoeging betreft.

I.II A DVIEZEN

I.II.I Overzicht

Volgende adviesinstanties werden aangeschreven cfr. bijlage 1 van het BVR van 29.12.2016 betreffende het geïntegreerde planningsproces voor ruimtelijke uitvoeringsplannen, planmilieueffectrapportage, ruimtelijke veiligheidsrapportage en andere effectbeoordelingen en cfr. artikel 2.2.18 tot en met 2.2.25 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO):

Nummer Instanties Datum advies

A1 Het departement Omgeving 15.02.2019

A2 De deputatie van de provincie West-Vlaanderen 14.02.2019

A3 De gemeentelijke commissie voor Ruimtelijke Ordening (GECORO) 12.03.2019

A4 Het agentschap Onroerend Erfgoed 09.01.2019

A5 Het departement Landbouw en Visserij 15.03.2019

A6 Het agentschap voor Natuur en Bos (ANB) 14.03.2019

A7 Het agentschap Wonen Vlaanderen 12.03.2019

A8 De provincie West-Vlaanderen dienst Waterlopen 15.03.2019

A9 Het agentschap Wegen en Verkeer (AWV) 11.02.2019

A10 De Lijn 05.03.2019

A11 Het departement Mobiliteit en Openbare Werken (MOW) 01.03.2019

A12 Sport Vlaanderen 05.02.2019

A13 De Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) 13.02.2019

A14 Het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Vleteren 14.03.2019

Het agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO) geen advies

Het bestuur van de Luchtvaart van het federaal Ministerie van Verkeer en Infrastructuur geen advies

Toerisme Vlaanderen geen advies

Het Vlaams Energieagentschap geen advies

Het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Heuvelland geen advies

Het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Langemark-Poelkapelle geen advies

Het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Lo-Reninge geen advies

Het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Poperinge geen advies

De originele adviezen werden toegevoegd aan de aparte bundel ‘bijlages’.

(15)

13

I.II.II Behandeling

A1– HET DEPARTEMENT OMGEVING

Onderdeel Samenvatting Antwoord

1 De startnota maakt een gedegen en diepgaande evaluatie van het plangebied. Op pg. 38 van de startnota wordt gesteld dat het de bedoeling is om in een verdere fase van het RUP meer in detail te treden inzake programma en alternatieven en dit na het voeren van ontwerpend onderzoek. Dit maakt het moeilijk om op heden een gedegen ruimtelijke beoordeling te maken. Het ontwerpend onderzoek, waarbij vertrokken wordt vanuit de ruimtelijke potenties van het gebied, zal bijgevolg heel belangrijk zijn in het kader van het verdere verloop en de beoordeling van het planproces.

Er wordt hiervan kennisgenomen.

2 Uitbreiding Jan Yperman ziekenhuis:

In de bindende bepalingen van het GRS van Ieper werd de site van het ziekenhuis Jan Yperman opgenomen. Hierbij wordt gesteld dat er in samenspraak met het ziekenhuis een masterplan kan worden uitgewerkt voor de site met vermelding van een aantal focuspunten. Uit de startnota blijkt niet of er een masterplan werd opgemaakt. Dit moet worden verduidelijkt en lijkt essentieel als vertrekpunt voor het bepalen van de uitbreidingszone van het ziekenhuis in voorliggend RUP.

In de bindende bepalingen van het GRS staat onder de titel ‘stedelijk gebied – strategisch belangrijke projecten – omgeving Jan Yperman ziekenhuis’ het volgende: In samenspraak met het ziekenhuis Jan Yperman kan een masterplan voor de site worden uitgewerkt. Hierbij dient gefocust op: (1) Een lange termijnvisie op de ontwikkeling van de site. (2) Het vrijwaren van een onbebouwde, groene ruimte in aansluiting op de vallei van de Bellewaerdebeek, passend in de visie van het groenlobbenplan. (3) Het in kaart brengen van de mogelijkheden voor een verdere verticalisering van de campusgebouwen t.o.v. de aanpalende woonomgeving en Sint-Jan. (4) Een verbeterde ontsluiting van de campus in relatie tot de nabijgelegen woonomgeving. Momenteel is geen masterplan in opmaak. Het ontwerpend onderzoek van het RUP zal evenwel alle 4 de vermelde punten opnemen en onderzoeken.

Met betrekking tot de uitbreiding van het ziekenhuis zal het onderzoek alle grensstellende elementen aftasten zodoende een uitbreidingszone te kunnen afbakenen en algemene inrichtingsprincipes te kunnen formuleren. Beide worden nadien vertaald in een grafisch plan en stedenbouwkundige voorschriften. Eenmaal concrete plannen voorhanden zijn, kan het ziekenhuis zijn masterplan uitwerken binnen de voorwaarden van het RUP.

3 Inbreiding site Pype:

Voor de site van Pype wenst men beroep te doen op het reconversiekader uit het PRS West- Vlaanderen. Het reconversiekader kan, indien voldaan wordt aan een aantal voorwaarden, worden ingezet voor leegstaande bedrijventerreinen. In de startnota is er op pg. 33 echter sprake van een uitdoofscenario voor de bestaande bedrijvigheid op de site van Pype. Dit spreekt elkaar tegen en moet worden verduidelijkt.

De gevraagde verduidelijking wordt uitgewerkt in de toelichtingsnota van het voorontwerp RUP. In het GRS kan worden aangeven dat het reconversiekader wordt toegepast voor een specifieke zone, op niveau van het RUP wordt dit effectief toegepast. Dit wil zeggen dat de motivering om de bestemming te wijzigen naar een nieuwe bestemming in het RUP moet opgenomen worden. Dit dient aangetoond te worden vanuit de ruimtelijke principes uit het PRS-WV p. 150-151: (1) Opvangen van noden binnen de gemeente, (2) In relatie met de visie binnen het GRS, (3) Functies maximaal verweven, (4) Kwalitatieve invulling staat centraal.

In het PRS-WV op p. 139 wordt de achterliggende gedachte hiervoor beschreven: Bij een reconversie dient in de eerste plaats te worden onderzocht of de benutte gronden niet opnieuw kunnen worden ingezet voor de huidige bestemming. Indien dit niet meer wenselijk

(16)

14

is, is het van belang deze gebieden opnieuw in te zetten voor andere ruimtevragen. Dit kan gaan om zowel wonen, bedrijvigheid, recreatie, gemeenschapsvoorzieningen,…. Het gaat om alle kerngebonden functies. Op die manier wordt op termijn meer open ruimte gevrijwaard omdat er minder nieuwe gebieden voor het opvangen van deze ruimtevragen moeten worden aangesneden. Hiervoor dienen geen behoeftestudies te worden opgemaakt. Bij latere behoeftestudies zal het bijkomend aanbod gecreëerd door het reconversieproject verrekend worden. Dit heeft dan ook gevolgen voor de ruimtebalans.

Het gegeven dat het gewestplan onderliggend wonen intekent, waar nadien het BPA een bedrijfsbestemming vastlegt is enkel van belang voor de ruimtebalans / planbaten, het reconversiekader uit het PRS dient sowieso toegepast te worden.

Een BPA kan ten opzichte van het gewestplan immers een verfijning of een afwijking vormen.

Dit staat in het goedkeuringsbesluit van het betreffende BPA vermeld. Hierdoor kan in de ruimtebalans een bepaalde interpretatie gebruikt worden. Dit staat onder andere verduidelijkt in de FAQ op de website ruimtelijkordening.be:

Welke geografische gegevens kan ik gebruiken als bronbestemming bij het bepalen van mogelijke planbaten of -schade?

Bij het opmaken van het register van percelen waarop de regeling van planschade, planbaten, kapitaalschade of gebruikersschade van toepassing kan zijn wordt als basis (=

zgn. bronbestemmingen) verwezen naar de categorie van gebiedsaanduiding van het vigerende gewestplan, RUP of BPA. Indien het BPA afwijkend is van het gewestplan wordt uitgegaan van de categorie van gebiedsaanduiding die voor het BPA is gebruikt.

Voor het bepalen van de bronbestemmingen kan gebruik gemaakt worden van de lijst met indeling van gewestplan- en gewestelijke RUP-bestemmingen naar planbatencategorie.

Deze lijst werd afgeleid van de categorieën van gebiedsaanduiding gedefinieerd in art.

2.2.3. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening https://www.ruimtelijkeordening.be/NL/Info-op-maat/Ambtenaar/Planbaten/Veelgestelde- vragen

A2– DE DEPUTATIE VAN DE PROVINCIE WEST-VLAANDEREN

Onderdeel Samenvatting Antwoord

1 Inbreiding site familie Pype (Pype):

Het omvormen van de huidige bedrijfsactiviteiten naar wonen is potentieel strijdig met het GRS aangezien deze bedrijfssite aangeduid werd als bedrijventerrein op de kaart gewenste structuur. Het reconversiekader uit het PRS biedt evenwel een aanknopingspunt. In toepassing van het reconversiekader dient bij een herinvulling van de site een afweging tussen verschillende functies te gebeuren (bedrijvigheid, wonen, kinderopvang, ...). Voordat deze afweging wordt gemaakt, dient nagegaan te worden of een functie als bedrijvigheid wel achterhaald is, zeker gezien de KMO

Zie punt 3 in A1 (departement Omgeving).

(17)

15

functies die vandaag gevestigd zijn op de site. Het is dan ook aangewezen dit verder te onderbouwen.

2 Uitbreiding Jan Yperman ziekenhuis:

De uitbreiding van het Jan Ypermanhospitaal is in overeenstemming met het GRS. Het GRS stelt evenwel (RD, p. 84) dat de open ruimte random het ziekenhuis behouden wordt als uitbreidingsruimte op termijn voor laatstgenoemde. Een deel wordt ingeschakeld in functie van volkstuinen.

De denkoefening dient gemaakt of de onbebouwde ruimte gekoppeld aan de Bellewaerdebeek geen parkachtige inrichting kan krijgen, zonder daarom de ontwikkelingsmogelijkheden van het ziekenhuis te hypothekeren. Hierbij kan voor uitbreidingen van het ziekenhuis verdere verticalisering zeker overwogen worden. Ook stelt het GRS (RD, p. 72) dat er voldoende onbebouwde ruimte gevrijwaard blijft tussen de woningen op de rand en de ziekenhuisinfrastructuur. Deze site moet immers deels als een groene lob voor de stad kunnen fungeren, zonder daarom de ontwikkelingsmoge/ijkheden van het ziekenhuis te hypothekeren. Uit het GRS blijkt dus dat er reeds een aantal randvoorwaarden geschetst worden.

Gelet op deze uitdagingen en de moeilijkheid van deze randvoorwaarden kan ontwerpend onderzoek een grote meerwaarde hebben.

Cfr. wat reeds genoteerd staat in de startnota (zie punt 1.3.3 ‘aandachtspunten voor het ontwerpend onderzoek’) wordt dit onderzocht in het ontwerpend onderzoek.

3 Groenstructuren:

Binnen de tweede open ruimte, ten zuiden van de Brugseweg, staan de open ruimte functies centraal. Dit zijn landbouw, natuur en waterbuffering.

Toch wordt in de startnota (p. 42) ook voorgesteld om te onderzoeken of het parkgebied langs de Brugseweg herbestemd kan worden naar wonen en dit te integreren in het project Pype. Deze optie lijkt strijdig met het GRS en is moeilijk te kaderen binnen de plandoelstellingen.

De vermelding op p. 42 heeft betrekking op het parkgebied in de noordoostelijke hoek van de site Pype, met name het perceel kadastraal gekend met capakey 33302A0182/00R000 en cfr. het BPA Industriezone Ieperleekanaal (MB 09.11.1992) bestemd als parkgebied. De vermelding heeft geenszins betrekking op het tweede open ruimtegebied ten zuiden van de Brugseweg.

4 Mobiliteit:

Hoe zullen de trage verbindingen in het gebied gerealiseerd worden (voornamelijk noordzuidassen)? Zal de stad hierin een actieve rol spelen?

In het ontwerpend onderzoek wordt gezocht naar de geschikte aantakkingspunten voor de trage verbindingen. Na goedkeuring van het RUP zal de stad een actieve rol spelen in de realisatie van de verbindingen.

5 Restruimte:

In de nota wordt melding gemaakt van een onbebouwd perceel langs de Pilkemseweg. Dit perceel ligt volgens het BPA Ieperleekanaal De Brieke in een zone voor industriële, ambachtelijke en dienstverlenende bedrijven.

Zijn er plannen voor dit perceel?

Het ‘onbebouwd perceel’ waarnaar verweven wordt, betreft vermoedelijk het perceel kadastraal gekend met capakey 33302A0155/00A002 en gelegen tussenin Pilkemseweg 19 en 21. Het gebied staat cfr. het BPA Ieperleekanaal De Brieke (MB 28.06.1983) inderdaad bestemd voor industriële, ambachtelijke en dienstverlenende bedrijven. Omdat centraal op het perceel de Bellewaerdebeek ingekokerd werd (en hierop een erfdienstbaarheidszone ligt) is het perceel nagenoeg onbebouwbaar. In het ontwerpend onderzoek, met name het onderzoek in functie van waterbuffering, zal nagegaan worden wat de opties voor het perceel zijn. Deze opties zullen verder vertaald worden in het grafisch plan en de stedenbouwkundige voorschriften van het voorontwerp RUP.

(18)

16 A3– DE GEMEENTELIJKE COMMISSIE VOOR RUIMTELIJKE ORDENING (GECORO)

Onderdeel Samenvatting Antwoord

1 Inhoudelijk volgt de GECORO de visie, het opzet en de keuzes die opgenomen zijn in de startnota. De GECORO vult de startnota aan met elementen, suggesties ... met de bedoeling dat deze meegenomen worden in de scopingsnota en vertaald worden bij de opmaak van het voorontwerp RUP.

Er wordt hiervan kennisgenomen.

2 Algemene opmerkingen: de GECORO verwijst eveneens naar het eerder uitgebracht advies van 03.01.2018 in kader van de plenaire vergadering van het stopgezette RUP Brugseweg-Pilkemseweg (WVI).

Het stopgezette RUP Brugseweg-Pilkemseweg omvat slechts een deel van het plangebied van onderhavig RUP met name de site van de familie Pype en de omliggende percelen langsheen de Pilkemseweg en Brugseweg. Het advies van 03.01.2018 omvat voornamelijk bemerkingen bij het toen gevoerde ontwerpend onderzoek en de uitgewerkte voorschriften. Het advies wordt opgenomen in het ontwerpend onderzoek en de verdere uitwerking ervan in het grafisch plan en de stedenbouwkundige voorschriften van het voorontwerp RUP.

3 Uitbreiding Jan Yperman ziekenhuis: het ziekenhuis is (1) gelegen in een woonomgeving (Pilkemseweg, Briekestraat, Groenestraat, dorpskern Sint- Jan) welke de nodige ‘versmachtende’ verkeersdruk kent ten gevolge van de activiteiten op de site en (2) omgeven door een te behouden waardevol kleinschalig open ruimtegebied. Ten gevolge van deze ligging heeft de GECORO 5 vragen:

1. De uitbreiding van de activiteiten op de site, al dan niet met een bijkomend en/of vervangend ruimtebeslag, moet in de eerste plaats gebeuren in functie van de huidige sterkte van het ziekenhuis: (1) ter ondersteuning of versterking van het bestaande medisch aanbod en (2) als een verdere medische specialisatie cfr.

de evoluties binnen de gezondheidszorg (specialisaties worden toegekend in een weloverwogen hiërarchie van ziekenhuizen waarin het regionaal ziekenhuis Jan Yperman zijn rol moet opnemen). De gronden zijn te waardevol om ingenomen te worden in functie van bvb. een klassiek woonzorgcentrum waarvan reeds een voldoende aanbod bestaat in de ruimere omgeving.

2. In het RUP dienen verdere richtlijnen opgenomen te worden inzake de uitbreiding (hoogte, oppervlakte, eventueel een afbakeningslijn). Om dit te doen vraagt de GECORO een begroting van de noodzakelijke capaciteitsuitbreiding op middellange en lange termijn: in welke mate is vervangingsbouw mogelijk, in welke mate in bijkomende oppervlakte nodig … 3. De ruimtelijke uitbreiding van de site moet in het noordoosten

begrensd worden door de hoevesite (Groenestraat 39). De

1. De vraag wordt verder onderzocht in functie van de uitwerking van de stedenbouwkundige voorschriften in het RUP.

2. De vraag wordt opgenomen in het ontwerpend onderzoek en de verdere uitwerking ervan in het grafisch plan en de stedenbouwkundige voorschriften van het voorontwerp RUP.

3. De vraag wordt opgenomen in het ontwerpend onderzoek en de verdere uitwerking ervan in het grafisch plan en de stedenbouwkundige voorschriften van het voorontwerp RUP.

4. De vraag wordt opgenomen in het ontwerpend onderzoek en de verdere uitwerking ervan in het grafisch plan en de stedenbouwkundige voorschriften van het voorontwerp RUP.

5. De vraag wordt opgenomen in het ontwerpend onderzoek en de verdere uitwerking ervan in het grafisch plan en de stedenbouwkundige voorschriften van het voorontwerp RUP.

(19)

17

huidige erfbeplanting en typerende landschapselementen moeten hierbij bewaard blijven en kan de functie van ‘caring environment’

invullen.

4. Bij een invulling van het open ruimtegebied moet een gebruik mogelijk zijn door zowel het ziekenhuis als de omwonenden.

5. Er moet geïnvesteerd worden in een meerlagige parkeer- voorziening (zie foto in advies), de huidige locatie van de dokters- parking lijkt hiervoor geschikt (cfr. spoedafdeling Gasthuisberg).

4 Inbreiding site familie Pype (Pype): de GECORO heeft 5 vragen:

1. In het RUP dienen verdere bepalingen opgelegd te worden inzake de noodzakelijk zichtrelatie tussen de site, het landschap aan de overzijde van de Bellewaerde en dat aan de overzijde van de Brugseweg (bouwhoogte, materiaalgebruik, beplanting …). Een idee ter versterking van de relatie is het werken met gebouwen met verticaal groen, verticale tuinen of gevelgroen (cfr. Bosco Verticale, Milaan) op de hoek van het Bellewaerdepad met de Brugseweg. De boomrijke hoogbouw kan als eyecatcher en

‘poort’ fungeren en als overgang tussen de stadskern en de groene long van het ‘stedelijk open ruimtegebied’. Een (middel)hoogbouwnota zal hierin een belangrijke input geven.

2. Op de site moet voldoende groen aanwezig zijn. Het project op de Gouden Spade is geen goed voorbeeld.

3. Op de site wordt een hogere woondichtheid nagestreefd dan in de naastliggende wijk Potakker. Tussen beide is een

‘overgangsdichtheid’ noodzakelijk. Als streefcijfer naar de gewenste dichtheid wordt de 40 woningen/ha gevraagd, cfr. het GRS.

4. Op de site loopt ten noorden van de bestaande loodsen een ingebuisde gracht die haaks aantakt op de Bellewaerdebeek.

Langs deze ingebuisde gracht staat een populierenrij. De GECORO vraagt in functie van waterhuishouding deze gracht open te legen.

5. Op de site moet onderzocht worden in welke mate bedrijfsverzamelgebouwen (in functie van schrijnwerker, elektricien, loodgieter …) gemengd kunnen worden in het wonen op de site. De vraag naar dergelijke typologie is hoog.

De vragen worden opgenomen in het ontwerpend onderzoek en de verdere uitwerking ervan in het grafisch plan en de stedenbouwkundige voorschriften van het voorontwerp RUP.

Met de vooropgestelde dichtheid van 40 WE/ha (2,4 ha = 96 WE) dient uitermate omzichtig omgegaan te worden. Een hoge leef- en woonkwaliteit dient vooropgesteld te worden. Met het wonen dient voldoende kwalitatieve groene ruimte een volwaardig samenhangend publiek groenaanbod ontworpen te worden. Dit met de focus op de corridor richting Jan Ypermanpark.

5 Verweving door symbiose – stedelijk open ruimtegebied:

1. Het programma en realisatie van dit alternatief van verweving kan pas slagen als tijdens de verdere opmaak van het RUP en tijdens het ontwerpend onderzoek een grondig survey gebeurt van het gebied via analyse van de bestaande landschappelijke toestand

De analyse, aandachtspunten en vragen worden opgenomen in het ontwerpend onderzoek en de verdere uitwerking ervan in het grafisch plan en de stedenbouwkundige voorschriften van het voorontwerp RUP.

Aandachtpunt: dorpspark rond wal ligt deels op private eigendom. Een doorsteek vanaf de kerk richting vergt een verwerving van eigendom. Initieel werd gefocust op de aanleg

(20)

18

en via onderzoek van historisch kaartmateriaal. In haar advies geeft de GECORO 10 elementen inzake de bestaande landschappelijke toestand mee (zie advies) en een eerste analyse van de Ferrariskaart.

2. Op basis van de eerste survey formuleert de GECORO bijkomende aandachtspunten en een aanzet van programma:

(1) Vraag tot bouwvrij karakter van het gebied

(2) Vraag tot indeling in 4 zones (meer detail in advies):

1. Landschapspark inclusief kleinschalige alternatieve voedselproductie

2. Dorpspark rond wal 3. Neerhofpark 4. Volkstuinen

3. In het ontwerpend onderzoek moet nagedacht worden over wat het gebied kan betekenen in functie waterbuffering en/of waterberging door herinrichting van de oeverzones.

van een fietsverbinding vanaf de Bellewaerdebeek, dit blijft de primaire verbinding die het park verbindt met de ‘fietsring’. Actief inzetten op een doorgang richting kerk vereist een verwerving, wat niet gedragen wordt door de Stad Ieper.

In het voorstel van parkinrichting krijgt het ziekenhuis geen uitbreidingsmogelijkheden. Dit plan vertrekt vanuit een eenzjdige benadering waar eerder een evenwicht dient gezocht tussen de uitbreidingsvraag en het omgevende parklandschap. In het ontwerp zouden grensstellende elementen opgezocht worden om de uitbreidingsmogelijkheden af te lijnen.

(21)

19

4. Buiten het RUP adviseert de GECORO om het stuk van de ingebuisde Bellewaerdebeek op het perceel grenzend aan het RUP open te leggen. De GECORO stelt vast dat bij het openleggen van dit stuk beek het perceel nog genoeg bouwpotentieel heeft.

5. Ter hoogte van de verkaveling VK06_035/1 dient onderzocht te worden of een voetverbinding nog haalbaar is via het kerkhof langs de kerk vanaf de Brugseweg. Dit impliceert een grondverwerving ter hoogte van lot 4 via onteigening.

6 Verweving door goed nabuurschap – stedelijk landbouwgebied:

1. Het programma en realisatie van dit alternatief van verweving kan pas slagen als tijdens de verdere opmaak van het RUP en tijdens het ontwerpend onderzoek een grondig survey gebeurt van het gebied via analyse van de bestaande landschappelijke toestand en via onderzoek van historisch kaartmateriaal. In haar advies geeft de GECORO 6 elementen inzake de bestaande landschappelijke toestand mee (zie advies) en een eerste analyse van de Ferrariskaart.

2. Op basis van de eerste survey formuleert de GECORO een aanzet van programma:

(1) Vraag tot bouwvrij karakter van het gebied, ook voor landbouw.

(2) Vraag tot ontwikkeling ‘stedelijk’ landbouwgebied, dit betekent in verweving met andere functies passend in een stedelijke context.

(3) Vraag tot integratie van een waterspaarbekken in functie van bevoorrading van de landbouw in droge periodes.

(4) Door intensieve landbouwvoering is de landschappelijke waarde van het gebied zwaar gedegradeerd. De situatie van voor 2015 moet als referentiepunt genomen worden. De GECORO is van mening dat het heropwaarderen van het gebied gelegen tussen de Ypermanstraat en Schaartjesbeek enkel kan via onteigening.

De analyse, aandachtspunten en vragen worden opgenomen in het ontwerpend onderzoek en de verdere uitwerking ervan in het grafisch plan en de stedenbouwkundige voorschriften van het voorontwerp RUP. De vraag tot onteigening wordt eveneens verder onderzocht.

Het definiëren van een bouwvrij karakter voor het zuidelijk openruimtegebied (2.1), houdt geen rekening met de eventuele uitbreidingsmogelijkheden van de bestaande actieve hoeves. Er wordt aangenomen dat de rechtszekerheid van de landbouwzetels niet kan worden gehypothekeerd (Brugseweg 184 en Zonnebeekseweg 213). In de startnota staat duidelijk gestipuleerd dat het landbouwgebruik in het gebied gerespecteerd dient te worden. Het verweven van dit stedelijk landbouwgebied met stedelijke functies dient de landbouwbedrijfsvoering te respecteren. De degradering van de landschappelijke kwaliteiten door de actieve of aggressieve landbouwexploitatie dient in voorschriften aangepakt.

De voorgestelde verbinding (2.5) staat niet voor de in de partiële herziening van het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan beschreven fietsverbinding tussen de Vloei richting Bellewaerdebeekpad (richting regionaal bedrijventerrein). Deze verbinding in functie van de woon-werk verplaatsing voor de huidige woonomgeving en de zoekzone ten oosten van de Vloei dient zich te richten op de Zonnebeekseweg en zo een korte functionele fietsverbinding (bij voorkeur) op de perceelsgrens te realiseren. Ook de kruising van de Bellewaerdebeek dient zich hierbij aan. Een onteigeningsplan (of RVV) is gerechtvaardigd en noodzakelijk om dit te realiseren. De onteigening van het landbouwgebied ten westen van de Schaartjesbeek kan niet gevolgd worden. Dit vanuit het vrijwaren van de landbouwfunctie voor dit aaneengesloten landbouwgebied.

(22)

20

(5) Realisatie van een trage weg tussen De Vloei en het Bellewaerdepad langsheen de binnenzijde van de Schaartjesbeek. De verbinding met de Kalvaartwijk kan gemaakt worden via het vermelde gebied in punt (4) en na onteigening van de strook op ondergaand beeld.

7 Ruimte voor waterbuffering:

1. Het waterverhaal is een een én-én-verhaal (buffering op projectniveau en op schaal van de ruimere omgeving). Dit betekent dat ook buiten het plangebied, stroomopwaarts, moet gebufferd worden. Dit moet verder gecheckt worden met de provinciale dienst Waterlopen.

2. Een waterbuffering is maar effectief indien een de grondwatertafel zich diep bevindt. In het zuidwestelijk deel tegen de Bellewaerdebeek ligt de grondwatertafel het hoogst.

3. De ingebuisde gracht op de site van de familie Pype moet terug opengelegd worden (zie punt 4 van het advies).

4. De site van de familie Pype werd opgehoogd wat vandaag tot wateroverlast leidt in de buurwijk Potakker. De ophoging dient

De eerste opmerking wordt doorgegeven aan de provincie West-Vlaanderen dienst Waterlopen. De overige opmerkingen worden opgenomen in het ontwerpend onderzoek en de verdere uitwerking ervan in het grafisch plan en de stedenbouwkundige voorschriften van het voorontwerp RUP.

(23)

21

(deels) terug afgegraven worden zodat de natuurlijke afvloeiing richting beek opnieuw hersteld kan worden.

5. Er wordt een artificieel kunstwerk gevraagd waarbij het door het water aangevoerde afval automatisch met een kraanbak wordt weggenomen voordat het beekwater verdwijnt in de inbuizing of overwelving.

6. Er dient onderzocht te worden hoe het gevaar op overstromingen definitief kan verholpen worden (cfr. overstroming 31 mei 2016).

De kans op overstromingen ontstaat bij zeer hoge debieten van de beek. Door de grote waterdruk op de RWA-leidingen vanuit de wijk wordt het aflopende water terug gestuwd met overstroming van de woonpercelen als gevolg.

8 Uitbreiding van het traag netwerk:

1. Een vlotte fiets- en wandelverbinding is pas geslaagd als de trage weggebruiker de kortste weg kan nemen.

2. Het RUP maakt deel uit van het groene lobbenplan voor het kleinstedelijk gebied Ieper. Dit betekent dat de trage verbindingen voorgesteld binnen voorliggend RUP zich moeten inschrijven binnen het ruimer geheel van dit lobbenplan.

De opmerkingen worden opgenomen in het ontwerpend onderzoek en de verdere uitwerking ervan in het grafisch plan en de stedenbouwkundige voorschriften van het voorontwerp RUP.

9 Mobiliteit: de GECORO bepleit een meer diepgaand mobiliteitsonderzoek. Met betrekking tot de uitbreiding van het Jan Yperman ziekenhuis is nog niet gekend hoeveel (oppervlakte, capaciteit …) uitgebreid wordt, op welke termijn en in welke fasering. De startnota omvat een eerste analyse van het mobiliteitseffect van de uitbreiding door uit te gaan van een verdubbeling in verkeer. Het meer diepgaande onderzoek wordt gevoerd bij de latere aanvraag tot omgevingsvergunning, eenmaal alle details met betrekking tot de uitbreiding gekend zijn. Er wordt eveneens verwezen naar de verplichting tot opmaak van een MOBER in functie van de aanvraag vanaf 200 of meer parkeerplaatsen en vanaf diensten met een bruto-oppervlakte groter dan 7.500m².

10 Water: de GECORO bepleit een zeer grondig onderzoek van de staat en de werking van het rioolstelsel van het regionaal bedrijventerrein Ieperleekanaal. Ook de analyse van de overstortconstructies is belangrijk (in functie van first flush). Daarnaast wordt onderschreven dat de extra waterbuffering op de Bellewaerdebeek kadert in een hoger belang dat binnen het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan benoemd wordt, maar niet per definitie binnen het ruimtelijk uitvoeringsplan moet ingeplant worden.

Het gevraagde onderzoek naar de staat en werking van het rioolstelsel kan niet gevoerd worden in functie van een RUP. De vraag wordt evenwel doorgegeven aan de dienst Openbare Werken.

Met betrekking tot het ‘hoger belang’ wordt verwezen naar het advies en de bijhorende antwoorden van de provincie West-Vlaanderen dienst Waterlopen (A8).

(24)

22 A4– HET AGENTSCHAP ONROEREND ERFGOED

Onderdeel Samenvatting Antwoord

1 Bij de mogelijke effecten van het RUP op het cultureel erfgoed (5.5.3.2.) vragen we om alle beschermde monumenten in het plangebied te vrijwaren, zijnde de als monument beschermde White House Cemetery, La Brique Cemetery n°1 en de houten noodwoning Brugseweg 164.

Het RUP heeft geenszins de bedoeling de beschermde monumenten aan te tasten, een behoud staat voorop. Dit wordt in de toelichtingsnota van het voorontwerp RUP verder verduidelijkt onder punt 5.5.3.2.

2 Voor de Britse betonconstructie achter Brugseweg 176 opgenomen als vastgesteld bouwkundig erfgoed vragen we om een grondige afweging te maken in functie van behoud.

De afweging wordt opgenomen in het ontwerpend onderzoek. Het resultaat wordt in de toelichtingsnota van het voorontwerp RUP verder verduidelijkt in punt 5.5.3.2 en indien nodig in het grafisch plan en/of stedenbouwkundige voorschriften.

3 Bij het luik archeologie ontbreken de gegevens met betrekking tot het WOI

erfgoed en ook de mogelijke effecten op dit oorlogspatrimonium. Het gevraagde wordt toegevoegd in punt 5.5 van de toelichtingsnota van het voorontwerp RUP.

A5- HET DEPARTEMENT LANDBOUW EN VISSERIJ

Onderdeel Samenvatting Antwoord

1 Binnen de contouren van het plangebied bevinden zich enkele landbouwsites. In voorliggende startnota worden nog geen uitspraken gedaan over de precieze inrichting van de open ruimtes en is nog niet duidelijk tot waar bijvoorbeeld de uitbreidingszone van het ziekenhuis Jan Yperman zal reiken. Het Departement Landbouw en Visserij wenst in dit stadium van het planproces te benadrukken dat bij de opmaak van het plan en de stedenbouwkundige voorschriften voldoende rekening dient te worden gehouden met de aanwezige landbouwbedrijven. De bestaande sites moeten binnen de randvoorwaarden van het RUP voldoende rechtszekerheid behouden op een duurzaam en volwaardig voortbestaan (uitbreidingsmogelijkheden, voldoende kwalitatieve aanpalende gronden).

Indien dit niet kan worden gegarandeerd, en voor de landbouwbedrijven die zouden worden getroffen door de uitwerking van het plan dienen gepaste begeleidende en/of milderende maatregelen te worden voorzien.

De opmerking wordt meegenomen in de uitwerking van het voorontwerp RUP.

2 Heel wat percelen binnen het plangebied zijn op vandaag in professioneel landbouwgebruik, ook percelen in een niet-landbouwbestemming of in zones waar met uitvoering van dit plan een niet-agrarische functie zal worden voorzien. Het Departement Landbouw en Visserij wenst te benadrukken dat bepalingen uit de pachtwet of uit een andere overeenkomst gesloten met de gebruiker van het perceel gerespecteerd moeten worden.

Er wordt hiervan kennisgenomen.

3 In het onderzoek naar milieueffecten binnen voorliggende startnota wordt landbouw niet opgenomen binnen één van de disciplines. Te verwachten

Er wordt ingegaan op het voorstel tot het aanleveren van een landbouwimpactstudie. De studie zal meegenomen worden in de verdere uitwerking van het voorontwerp RUP.

(25)

23

grondverlies omwille van nieuwe ontwikkelingen, uitbreidingen of het voorzien van waterbuffering in het landbouwgebied zal weldegelijk een impact op de landbouwstructuren genereren die moet worden meegenomen bij het beoordelen van de milieueffecten. Het Departement Landbouw en Visserij kan desgewenst op basis van een aangeleverde contour in de vorm van een shapefile (polygoon) een landbouwimpact- studie voor het gebied opmaken.

4 Op figuren op pag. 39 van de startnota wordt indicatief een zone aangeduid ter hoogte van het stroomgebied van de Bellewaerdebeek waar ruimte voor waterbuffering zou kunnen worden voorzien. Het Departement Landbouw en Visserij begrijpt dat gelet op de overstromingsgevoeligheid van het gebied mogelijks lokaal bijkomende ruimte voor waterbuffering zal moeten worden ingericht, maar benadrukt dat niet alle waterbufferende maatregelen op het landbouwgebied kunnen worden afgeschoven. Er dienen ook maximaal waterbufferende maatregelen binnen de andere bestemmingen te worden genomen. De open ruimte ten zuiden van de Bellewaerdebeek dient maximaal te worden vrijgehouden voor een professioneel landbouwgebruik.

Cfr. de visie op het RUP zullen alle projecten in het plangebied in de eigen zone maximaal de nodige waterbufferende maatregelen moeten opnemen. Onder meer in punt 1.3.3.1 van de startnota kan gelezen worden dat het waterverhaal het vertrekpunt vormt voor de inrichting van het inbreidingsproject op de site van de familie Pype (Pype). Volgende elementen moeten hier minstens op afgestemd worden: de verhouding tussen de maximale footprint van de gebouwen en de noodzakelijke niet-bebouwde oppervlakte (verhouding horizontale en verticale uitbreiding), de inplanting van de gebouwen, de locatie van trage verbindingen, ontsluitingen …

5 Andere milderende maatregelen (geluidsbuffers, bos- en natuur- compensaties,…) die uit de uitvoering van het plan zouden voortvloeien, moeten binnen het plangebied zelf uitgevoerd worden of buiten de contouren van het plangebied zonder de agrarische structuur aan te tasten.

De opmerking wordt meegenomen in de uitwerking van het voorontwerp RUP.

(26)

24 A6– HET AGENTSCHAP NATUUR EN BOS

Onderdeel Samenvatting Antwoord

1 Het open-ruimtegebied ten zuidoosten van de Brugseweg kent vandaag een agrarisch gebruik en dit wordt bevestigd in dit RUP. In de open zone ten noordwesten van de Brugseweg wordt uitbreiding van het stedelijk weefsel (wonen, gemeenschapsfuncties en ziekenhuis) beoogd. Het agentschap voor Natuur en Bos pleit voor voldoende ruimte voor natuur.

Op heden lezen we niet waar de natuurfuncties zullen versterkt of uitgebreid worden. Het voorliggend plan-proces biedt o.i. het momentum om voldoende natuurfuncties veilig te stellen. Voldoende, toegankelijk groen dichtbij bewoners in een stedelijke context is immers zeer belangrijk voor de leefbaarheid van de steden. Ook het element waterbuffering dient de juiste aandacht te krijgen. De overstromingsgevoelige gebieden volbouwen en de waterbuffering afhandelen op de resterende open ruimte is niet de juiste aanpak. In de nota staat over het open ruimtegebied ten zuidoosten van de Brugseweg dat de openruimtepatch dient als een groene oase en een rustgebied voor de stedelijke inwoner. Deze openruimtepatch kent op heden een intensief agrarisch gebruik (akker – recent nog werd grasland omgezet en werden kleine landschapselementen verwijderd) en wordt in het ontwerp als stedelijk landbouwgebied aangeduid. Om effectief een groene oase voor de stedeling te creëren is een groene bestemming o.i. meer aangewezen. Een deel van deze zone is via het gewestplan reeds aangeduid als parkgebied. Conclusie: binnen een stedelijke context en een toekomstige, grotere dichtheid van wooneenheden is open ruimte en groen cruciaal. Het RUP biedt de opportuniteit om openbaar groen via een groene bestemming te garanderen op langere termijn.

Het belang van open ruimte, groen en waterbuffering (in elk van de zones afzonderlijk) wordt reeds sterk benadrukt binnen de algehele visie op het RUP. De vraag tot vertaling in een groene bestemming wordt onderzocht in functie van de opmaak van het voorontwerp RUP.

2 De effectbespreking is te summier. Voor elk van de deelzones (ziekenhuis, site Pype, stedelijk open-ruimtegebied, stedelijk landbouwgebied) zijn er alternatieve scenario’s besproken. De effectbeoordeling biodiversiteit moet voor de verschillende alternatieven opgemaakt worden, zodat de verschillen in impact van de verschillende alternatieven op biodiversiteit duidelijk worden.

Het ontwerpend onderzoek zal toelaten het gevraagde uit te werken. In het voorontwerp RUP zal de toelichtingsnota onder punt 5.4.3 hierop aangepast worden.

(27)

25 A7– HET AGENTSCHAP WONEN VLAANDEREN

Onderdeel Samenvatting Antwoord

1 De site Pype ligt op een goede locatie om een deel van de netto- taakstelling inzake wonen in te vullen. Het lijkt ons wenselijk om een bijkomend aandeel aan sociale huurwoningen na te streven. Ieper zal haar bindend sociaal objectief dan wel bereiken, toch blijft sociaal huren de beste manier om betaalbaar en kwalitatief wonen te realiseren. Als de stad verder blijft groeien, is het cruciaal om ook in dit segment te blijven groeien. Met een netto-taakstelling van 840 bijkomende woningen, lijkt een minimaal aandeel sociale huur van 10% in stedelijk gebied en 7.5%

in buitengebied aangewezen. Hiermee komt Ieper op volgende richtcijfers uit:

In het woonprojectgebied komt er toch een vrij grote ontwikkeling, waarbij 10% sociale huurwoningen zeker niet onredelijk is. Als er in het sociale deel minstens 80% sociale huurwoningen komen en hoogstens 20%

sociale koopwoningen, dan kan de initiatiefnemer ook subsidies bekomen voor de aanleg van wooninfrastructuur.

De vraag wordt onderzocht in de uitwerking van het voorontwerp RUP. De sociale huisvestingsmaatschappij Ons Onderdak wordt hiervoor eveneens bevraagd.

2 Het is zinvol om nu al afwegingen en uitspraken op perceelniveau te doen over wenselijke en mogelijke invulling van ééngezins- en/of meergezinswoningen, in het kader van de steenwegontwikkeling. Een mix is wenselijk. Wonen-Vlaanderen onderschrijft deze keuzes. Om deze garanties te verankeren, kan er naast dit RUP ook gewerkt worden aan een stedenbouwkundige verordening inzake woningkwaliteit. Dergelijk kader zou ook toegepast kunnen worden in het volledige stedelijke gebied.

De gemeente beschikt reeds over de gevraagde verordening: de gemeentelijke verordening 06.03.2006 ter vrijwaring van het woonklimaat en het waardevol bouwkundig erfgoed (zie 1.2.3.2).

A8– DE PROVINCIE WEST-VLAANDEREN DIENST WATERLOPEN

Onderdeel Samenvatting Antwoord

1 Watertoets – globaliteit: terreinkennis leert dat de invloed van de vooropgestelde planvorming op het watersysteem in haar globaliteit moet worden bekeken.

• Bij aanleg van verharde oppervlakten, zoals parkings en inritten worden in functie van een maximale infiltratie van regenwater bij

De opmerkingen worden meegenomen in de uitwerking van de stedenbouwkundige voorschriften van het voorontwerp RUP.

(28)

26

voorkeur waterdoorlatende materialen op een waterdoorlatende fundering gebruikt. Er worden bij voorkeur voldoende onverharde randzones voorzien, zodat infiltratie van afstromend hemelwater mogelijk blijft. In dit kader is het aangewezen voor elk project binnen het plangebied een verhardingspercentages én een bebouwingspercentage te definiëren, teneinde infiltratie van hemelwater te bewerkstelligen.

• Om schadelijke effecten te vermijden en te compenseren zijn volgende voorwaarden van toepassing:

o Aangezien het project gelegen is in een gebied met een moeilijk infiltreerbare bodem, wordt op basis van art.

13 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juli 2013 (B.S. 08.10.2013) houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffer- voorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater een buffervolume opgelegd met vertraagde afvoer.

o Sinds 1 januari 2011 wordt in kritische afwateringsgebieden, als het stroomgebied van de Bellewaerdebeek WY.7.8., een vertraagde afvoer van maximum 5 liter per seconde per hectare verharde oppervlakte met een bijkomende nuttige buffercapaciteit van 410 m³ (onder de vorm van een open buffer) opgelegd. Er wordt op gewezen dat bij elke projectontwikkeling, die een gewijzigde terreintoestand (daken, verhardingen, ophogingen,…) van minstens 1000m² veroorzaakt, met dit principe rekening dient gehouden te worden. In dit kader pleit de Provinciale Dienst Waterlopen in 1 collectieve waterbuffer (op eigen terrein) voor de gefaseerde ontwikkeling van het Jan Yperman ziekenhuis.

• Waterlopen, grachten en buffer- en infiltratievoorzieningen worden bij voorkeur in open profiel aangelegd. Bij het aanleggen van buffervoorzieningen moet voldoende rekening gehouden worden met de (voorjaars)grondwaterstand (het volume ingenomen door grondwater is immers niet meer beschikbaar voor de berging van hemelwater).

• Om het verlies in waterbergingsruimte effectief te verhelpen, dienen alle ophogingen in mogelijks overstroombaar respectievelijk effectief overstroombaargebied te worden

(29)

27

gecompenseerd. Het GRUP left bij voorkeur verordenend vast dat ophogingen in het plangebied met de nodige zorg dienen te gebeuren en dat deze bij voorkeur uiterst beperkt worden!

• De bestaande afwatering van de omliggende percelen dient gegarandeerd te blijven. Afvloei van hemelwater naar aanpalende onverharde zones voor infiltratie mag enkel op de eigen terreinen plaats vinden. Het kan niet de bedoeling zijn buurpercelen wateroverlast te bezorgen.

2 Watertoets – locatie waterbuffering:

• Op vandaag kan de Provinciale Dienst Waterlopen nog niet aangeven waar de realisatie van extra waterbergingsruimte, die het GRUP vooropstelt, het best wordt ingeplant. Daarom pleit de Dienst Waterlopen om de voorschriften van het GRUP m.b.t.

waterbuffering ruim op te stellen en ervoor te zorgen dat werken in functie van waterbeheersing ook in alle bestemmingszones toegelaten worden. Concreet betekent dit dat het wenselijk is dat alle handelingen met betrekking tot het integraal waterbeheer (bv. realisatie gecontroleerd overstromingsgebied, uitgravingen,…) vergunbaar zullen zijn binnen alle bestemmingszones van het RUP.

• De vraag moet gesteld worden of de realisatie van extra waterbergingsruimte voor de Bellewaerdebeek respectievelijk de Schaartjesbeek in dergelijke stedelijke omgeving moet samen gaan met een spaarfunctie voor o.a. landbouw, ruimingsdiensten,… (verkeersconflicten, geluidsoverlast, beperkt aantal landbouwers in de nabije omgeving,…).

De opmerkingen worden meegenomen in het ontwerpend onderzoek en de verdere uitwerking ervan in het grafisch plan en de stedenbouwkundige voorschriften van het voorontwerp RUP.

3 Watertoets – Schaartjesbeek: de Provinciale Dienst Waterlopen is van mening dat het GRUP de mogelijkheid moet bieden om de overwelfde Schaartjesbeek terug in open profiel te brengen/de Bellewaerdebeek eventueel te hermeanderen.

De opmerking wordt meegenomen in het ontwerpend onderzoek en de verdere uitwerking ervan in het grafisch plan en de stedenbouwkundige voorschriften van het voorontwerp RUP.

4 Waterloop: alle vermelde gevolgen van art. 17 van de wet op onbevaarbare waterlopen en art. 6 van het decreet integraal waterbeleid dienen gevolgd te worden. De Provinciale Dienst Waterlopen wenst nog mee te geven dat huidige fiets- en voetgangersverbinding langs de Bellewaerdebeek een bedieningsweg voor de waterloopbeheerder omvat, deze mag in de toekomst geenszins uitgerust worden als ontsluitingsweg voor verkeer.

De opmerkingen worden meegenomen in het ontwerpend onderzoek en de verdere uitwerking ervan in het grafisch plan en de stedenbouwkundige voorschriften van het voorontwerp RUP.

5 Machtiging werken aan waterlopen 2e en 3e categorie: volgens de wet op onbevaarbare waterlopen kunnen buitengewone werken van verbetering of wijziging aan onbevaarbare waterlopen van de tweede en de derde categorie slechts uitgevoerd worden nadat een machtiging van de

De opmerking wordt meegenomen in het ontwerpend onderzoek en de verdere uitwerking ervan in het grafisch plan en de stedenbouwkundige voorschriften van het voorontwerp RUP.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

‘financiële pijn’ en het SGE toont daadkracht door regionaal te willen programmeren en elkaar te willen compenseren. b) Gemeenten blijven wel autonoom en hebben en houden een

Uitkomsten zijn vaak niet gestandaardiseerd en lange termijn uitkomsten zijn schaars. Evidentie berust op een indirecte vergelijking die meer bias kan bevatten dan direct

• Gezien de herbestemming van het parkgebied ten westen van de N313 (Brugseweg) en ten zuiden van de Bellewaerdebeek, kunnen de bestaande parkeerplaatsen naar deze

• Deze zone is bestemd voor bedrijven met 1 van volgende hoofdactiviteiten voor zover de ruimtelijke draagkracht van de omgeving niet wordt overschreden, de activiteiten

Cap. + so dat stinct datter uut loopt. vanden welken die zieke heeft grote mesquame ende sweringe ende scofieringe. fistel in die ore. dese manieren 5) liggen int hole van den oren

E.H.G. Wrangel, De betrekkingen tusschen Zweden en de Nederlanden op het gebied van letteren en wetenschap, voornamelijk gedurende de zeventiende eeuw.. logsvloten uit de Oostzee

3) Oorzakelijk verband tussen de schending van een resultaats- verbintenis met betrekking tot de medische behandeling en de lichamelijke schade. Bestaan van een oorzakelijk

• Waar liggen er bruikbare landschapselementen rond het fort, hoe zijn deze verbonden en in welke mate worden ze door vleermuizen gebruikt.. • Welke landschapselementen zijn er