Vraag nr. 47 van 9 januari 2004
van de heer JOS DE MEYER
Leermeester Lichamelijke Opvoeding – We d d e n-schaal
Het toekennen van de twee uren bewegingsopvoe-ding in het kleuteronderwijs wordt op het terrein als positief ervaren. Ze betekenen een meerwaarde in de ontplooiingskansen van het jonge kind. D e uitbetaling van de wedde van leermeester Licha-melijke Opvoeding (leraar sec. o n d . groep 1) is in sommige situaties echter discriminerend.
Wanneer het schoolbestuur van de kleuterschool bij aanvang kiest voor het ambt leermeester Licha-melijke Opvoeding, dan is er geen probleem. Kiest het echter voor het ambt kleuteronderwijzer, én laat het deze vervangen door een leermeester ( b v. wegens ziekte), dan wordt deze leermeester betaald op het niveau kinderverzorgster : w e d d e n-schaal 151 in plaats van 148.
De leermeester heeft immers een bekwaamheids-bewijs "andere".
Dit lijkt ons een discriminatie.
Welke initiatieven neemt de minister om de wed-denschaal van een leermeester Lichamelijke Op-voeding (LO) die zich in dat geval bevindt, gelijk te stellen met die van zijn collega's bij het verrichten van hetzelfde werk ?
Antwoord
De wekelijkse hoofdopdracht van een kleuteron-derwijzer die voltijds fungeert in het gewoon kleu-teronderwijs bedraagt vanaf 1 september 2003 maximum 26 lestijden. Ter compensatie krijgt de school aanvullende lestijden LO in het gewoon k l e u t e r o n d e r w i j s. Het schoolbestuur kan deze aan-vullende lestijden LO naar keuze organiseren in het ambt van kleuteronderwijzer of in het ambt van leermeester LO.
De voornaamste bekommernis van de onderwijs-overheid blijft het garanderen van kwalitatief goed o n d e r w i j s. Teneinde deze kwaliteit te waarborgen, wordt van de leerkrachten verwacht dat ze over een aantal pedagogische en didactische vaardighe-den beschikken. Daarom worvaardighe-den de bekwaam-heidsbewijzen die tot een aanstelling en uiteinde-lijk tot een vaste benoeming in het basisonderwijs
kunnen leiden uitsluitend afgeleverd via de lerar e n -opleiding.
Het besluit van de Vlaamse regering van 27 juni 1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, d e weddenschalen en de bezoldigingsregeling in het gewoon kleuter-, lager en basisonderwijs bepaalt de vereiste, de voldoende geachte en de andere be-kwaamheidsbewijzen die voor elk ambt in aanmer-king komen om les te geven in het basisonderwijs. Heeft de leerkracht een diploma dat valt in de ca-tegorie "andere", dan betekent dit dat het perso-neelslid alleen kan worden aangeworven als de school geen kandidaten met een vereist of vol-doend geacht bekwaamheidsbewijs vindt voor dit a m b t . Bovendien is een aanstelling met een "ander" bekwaamheidsbewijs altijd beperkt tot het einde van het schooljaar, wordt men betaald aan een lagere weddenschaal en kan er geen vaste be-noeming volgen.
Als het schoolbestuur de aanvullende lestijden LO in het gewoon kleuteronderwijs georganiseerd heeft in het ambt van kleuteronderwijzer, dan zal bij eventuele afwezigheid van de titularis, b i j v o o r-beeld bij ziekte, ook een vervanger moeten worden aangesteld in het ambt van kleuteronderwijzer. Zowel voor het ambt van kleuteronderwijzer als voor het ambt van leermeester Lichamelijke Op-voeding gelden specifieke bekwaamheidsbewijzen. Indien de leermeester Lichamelijke Opvoeding in het bezit is van een diploma GVSO-groep 1 : o p l e i-dingseenheid lichamelijke opvoeding, dan heeft hij voor het ambt van kleuteronderwijzer een diploma ten minste HOKT dat valt in de categorie "andere" (GVSO : g e a g g r e g e e rde voor het secundair on -derwijs ; HOKT : hoger on-derwijs van het korte type – red.). De leermeester Lichamelijke Opvoeding die fungeert als vervanger in het ambt van kleuter-onderwijzer zal dan inderdaad de weddenschaal 151 (andere) ontvangen.