• No results found

Vraag nr. 311 van 28 mei 2003 van de heer ANDRE-EMIEL BOGAERT

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 311 van 28 mei 2003 van de heer ANDRE-EMIEL BOGAERT"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 311 van 28 mei 2003

van de heer ANDRE-EMIEL BOGAERT Waterbouwwerken – Aanbesteding (2)

Voor een goed begrip van onderhavig dossier ver-wijs ik vooreerst volledigheidshalve en formeel naar mijn eerdere schriftelijke vraag nr. 310 van 6 juni 2002 betreffende ruimings- en baggerwerken op de Zeeschelde, de Schelde en aanverwante wa-terlopen en de bijbehorende onderhoudscontrac-ten en het antwoord hierop van de bevoegde mi-nister van 4 juli 2002 (Bulletin van Vragen en A n t-woorden nr. 1 van 4 oktober 2002, b l z . 2 3 ) . Te v e n s verwijs ik naar mijn schriftelijke vraag nr. 235 van 28 februari 2003 betreffende de lopende overeen-komsten met de administratie Waterwegen en Zee-wezen enerzijds en mogelijke fraude bij aanbeste-ding van waterbouwwerken voor het Vlaams Ge-west anderzijds en het antwoord hierop van de be-voegde minister van 31 maart 2003.

Een verder onderzoek van de bijbehorende vrij in-gewikkelde contractdossiers en de inhoud van de respectieve ministeriële antwoorden noopt mij evenwel tot volgende bedenkingen/vraagstellingen. 1. Het is toch vrij merkwaardig dat door de toen-malige minister en zijn administratie pas con-crete gegevens worden aangereikt nadat de par-lementaire vragen nauwkeurig werden geher-f o r m u l e e r d , met exacte verwijzing naar bestek-ken en dito contracten. Dit betebestek-kent dat het parlement eerst zelf een grondige screening van deze ingewikkelde administratieve materie moet verrichten, vooraleer de bevoegde minis-ter en zijn administratie in staat zijn een duide-lijk en concreet overzicht te geven, in feite reeds medio 2002 gevraagd.

Wat zijn daarvoor de redenen ?

2. Inzake het contract AW Z-TV Zeeschelde DI, D C, DN "Uitvoeren van onderhouds- en ver-diepingsbaggerwerken in de Westerschelde en de Zeeschelde tussen Vlissingen en de Nieuwe Zeesluis te Wintam" (contract van 01/04/99 tot 31/03/06) rijzen volgende vragen.

( AWZ : administratie Waterwegen en Zeewezen ; TV : Tijdelijke Vereniging — red.)

a) Wat het pachtjaar 2002-2003 betreft, w o r d t het initieel inschrijvingsbedrag van € 6 3 , 8 miljoen inderdaad in het antwoord vermeld, maar wordt tegelijkertijd melding gemaakt

van een vastlegging van een bedrag van € 8 0 miljoen "om rekening te houden met herzie-ning en evolutie van de stroom".

Hoe strookt dit laatste bedrag dan met de opgegeven € 65,4 miljoen ? Wat is er ge-beurd met het verschil, namelijk € 80 mil-joen – € 65,4 miljoen ?

b) Inzake de "evolutie van de stroom" wordt aangegeven dat er – over de jaren heen – geen significante verandering van de hoe-veelheid te baggeren specie wordt vastge-s t e l d , maar dat de kwaliteit van de vastge-specie progressief verandert van zand naar slib, w a t op zijn beurt een hogere eenheidsbaggerprijs met zich meebrengt.

Hoe komt het dan dat de totale jaarlijkse uit-gaven sinds 2000 verminderen ?

c) Tevens wordt gesteld dat "het baggeren van slib duurder is dan het baggeren van zand". Is dit wel systematisch zo ?

Hangt dit niet af van de eenheid (m3of

ton-nen vaste deeltjes) waaraan gerefereerd wordt ?

Rekening houdende met de gemelde veran-d e r i n g e n , is een exacte becijfering van veran-dit be-langrijk dossiergegeven hier zeker op zijn p l a a t s, en dit ten behoeve van de program-matie van het budget van bedoelde werken. Werd dergelijke becijfering uitgevoerd ? Zo j a , kunnen deze gegevens worden verstrekt ? Zo neen, waarom niet ?

d) Het bestek bepaalt dat er "continue optima-lisatie van het materieel" moet geboden wor-den.

Welke acties werden hieromtrent onderno-men ?

Wat zijn de resultaten hiervan op de lopende werkzaamheden ?

Hoe worden dergelijke optimalisaties geme-ten en/of berekend ?

(2)

31/03/05) en voor de "Baggerwerken in de Ha-vens van Oostende, Nieuwpoort en Blankenber-g e, alsmede in de rechtstreekse Kil van de Stroombank (van ?/?/? tot 31/03/97)" rijzen vol-gende vragen.

a) Deze twee overeenkomsten werden oor-spronkelijk onderhands gegund aan het be-drijf Baggerwerken Decloedt en Zoon. D e z e overeenkomsten werden naderhand in 1996/1997 overgedragen aan de TV Noord-zee en Kust (via een overeenkomst tussen de twee voormelde partners).

Overeenkomstig welke administratieve rege-ling(en) en/of wettelijke beparege-ling(en) kon en kan dergelijke overdracht zonder heraanbe-steding gebeuren ?

b) Daarenboven werden bij betrokken over-dracht contractueel nieuwe prijzen vastge-legd.

Hoe kon en kan de administratie – zonder prijsvraag of aanbesteding – met zekerheid weten dat deze prijzen marktconform zijn ? c) Ook in dit dossier werd onderzoek verricht

naar de optimalisatie van bedoelde bagger-werken.

Welke acties werden hieromtrent onderno-men ?

Wat zijn de resultaten hiervan op de lopende werkzaamheden ?

Hoe worden dergelijke optimalisaties geme-ten en/of berekend ?

d) Inzake betrokken optimalisaties sloot de ad-ministratie bovendien rechtstreeks met de TV Noordzee en Kust bijakten af.

Hoe realiseert de TV Noordzee en Kust opti-malisaties op de eigen werkzaamheden ? Welke resultaten werden via deze bijakten geboekt ?

Hoe worden deze resultaten gemeten ? 4. Inzake "Westerschelde Verdieping 48'/43'/38'"

wordt totnogtoe geen gewag gemaakt van het fameuze Verdiepingsprogramma We s t e r s c h e l d e 48'/43'/38' dat tussen 1996 en 2000 zowel in de

Westerschelde als in de maritieme vaargeulen werd uitgevoerd.

In het kader van welke overeenkomsten werden betrokken werkzaamheden uitgevoerd ?

Aan wie werden bedoelde werken gegund ? Welke bedragen en hoeveelheden zijn met deze werken gemoeid ?

5. Dan is er nog het onderdeel "Wrakkenbergings-contract".

Welke uitgaven zijn verbonden aan en/of het gevolg van het contract met de TV Bergings-werken (DI, DC, DN+ ?) ?

6. Inzake het contract "Bergingswerken van Bag-gerspecie in het Bovenscheldegebied" AW Z-T V D I-DEC vermeldt de toenmalige minister in zijn laatste antwoord dat "het dus niet juist is te spreken over een gunstverlening aan de aanne-m e r " . In het eerste aanne-ministeriële antwoord van 4 juli 2002 staat nochtans letterlijk geschreven dat dit wel het geval is.

Kan deze tegenstrijdigheid nader worden uitge-legd ?

Vandaar mijn verzoek om bovenvermelde bij-komende vragen in het kader van de gestelde problematiek dienstig en gemotiveerd te beant-woorden.

Antwoord

1. Er zijn geen redenen om aan te nemen dat mijn voorganger of de bevoegde administratie niet alles in het werk hebben gesteld om op de vra-gen van de Vlaamse volksvertevra-genwoordiger een dienstig en volledig antwoord te verschaf-fen.

De concrete en meer gedetailleerde vraagstel-ling maakte een gedetailleerd en vollediger ant-woord mogelijk in deze vrij ingewikkelde mate-rie.

(3)

b) De eenheidsprijzen voor het uitvoeren van de onderhoudsbaggerwerken zijn niet enkel afhankelijk van de aard van de baggerspecie, maar tevens van de afstand die gevaren moet worden tussen de baggerzone en de stortzo-n e. Met astortzo-ndere woordestortzo-n, de opgelegde stort-strategie door de betrokken vergunningen (zowel in Nederland als in België) hebben een rechtstreekse invloed op de kostprijzen. Tevens dient men op te merken dat de ver-diepingswerken uitgevoerd werden tussen 1996 en 2000, zodat men vanaf 2001 enkel re-kening moet houden met een "versterkt" derhoud na de verdieping en de gewone on-derhoudsbaggerwerken.

Daarbij moet men ook opmerken dat er in 2002 uitzonderlijk minder is gebaggerd ge-weest door de uitzonderlijke omgevingsfac-toren (weer, n e e r s l a g, . . . ) . Het feit dat men vlak na een verdieping tijdelijk minder moet b a g g e r e n , speelt hier ook een rol. Uit de er-varing verwacht men echter dat het even-wicht nog bereikt moet worden, zodat uit-zonderlijke hoeveelheden – dus de kostprijs – van het ene jaar 2002, niet significant zijn voor de gehele problematiek.

c) Zoals door mijn voorganger gesteld, is het baggeren van slib inderdaad systematisch duurder dan zand.

In het bestek nr. 16/EF/1/98 "Uitvoeren van Onderhouds- en Ve r d i e p i n g s b a g g e r w e r k e n in de Westerschelde en de Zeeschelde tussen Vlissingen en de Nieuwe Zeesluis te Wi n-tam" van 8 december 1998 werden posten opgenomen voor het baggeren van a) aller-hande specie, slibhoudend uitgezonderd, e n b) slibhoudende specie. De ingeschreven eenheidsprijzen voor het baggeren van slib waren duurder dan zand.

De eenheid voor de betaling van zand is het aantal m3nat zand opgemeten in de berm. I n

geval van slib wordt een gelijkaardig m3o

p-gemeten in berm omgerekend naar een den-siteit gelijk aan 2, dit ten behoeve van de overeenstemming met de densiteit van nat zand.

De veranderingen worden nauwgezet opge-v o l g d . Echter is de periode te kort om cor-rect statistische gegevens hierover te kunnen g e v e n . Het bestek 16/EF/1/98 is aangevangen op 1/4/1999, zodat er enkel vergelijkbare

ge-gevens beschikbaar zijn vanaf dan. O o k dient men rekening te houden met het feit dat er verdiepingen uitgevoerd werden tus-sen 1996 en 2000. Het gevolg hiervan is dat, indien men zuiver over onderhoudsbagger-specie zou spreken, men enkel de cijfers (van zowel de huidige prijzen als hoeveelheid baggerspecie) vanaf 2002 heeft.

d) Wekelijks wordt er overleg gepleegd waarbij het bestuur niet alleen oplegt waar er gebag-gerd dient te worden, maar ook welk werk-tuig het meest geschikt is op een bepaalde b a g g e r z o n e. Op die wijze is de aannemer verplicht het meest geëigende baggerschip ter beschikking te stellen. Tevens worden er eisen gesteld in het bovengenoemde bestek omtrent de kwaliteit van de werkzaamheden, zodat ingeval een schip onvoldoende specie o p b a g g e r t , die ook niet betaald wordt. O p deze manier wordt de aannemer aange-spoord om door extra inspanning zijn mate-rieel te optimaliseren.

De kwaliteit van de geleverde prestaties wordt getoetst op diverse punten : de nauw-keurigheid van het resultaat door middel van de napeilingen, de fysische eigenschappen van de baggerspecie door de meettoestellen en inzet van de toezichters, de snelheid waar-mee een zone afgewerkt wordt.

3. a) Het is inderdaad juist dat, voor de uitvoering van de onderhouds- en verdiepingswerken in de vaarpassen van de Noordzee en in de aan getij onderworpen zones van de V l a a m s e k u s t h a v e n s, door het Vlaams Gewest oor-spronkelijk twee afzonderlijke contracten werden afgesloten met de NV Baggerwerken Decloedt en Zn., respectievelijk voor : – het uitvoeren van baggerwerken in de

vaarpassen van de Noordzee, i n b e g r e p e n de haven van Zeebrugge, met als eindda-tum 31/03/2005 ;

– het uitvoeren van baggerwerken in de ha-vens van Oostende, Nieuwpoort en Blan-k e n b e r g e, alsmede in de Blan-kil van de S t r o o m b a n k , met als einddatum 31/03/1997.

(4)

De integratie van het contract "kusthavens" in het contract "vaarpassen" impliceerde een termijnverlenging van de baggerwerken, o p-genomen in het contract "kusthavens" met 8 j a a r, namelijk van 01/04/1997 tot 31/03/2005. Deze termijnverlenging was juridisch geba-seerd op artikel 17, § 2, 3 ° , 8° en 14° van de wet van 14/07/1976 betreffende de over-heidsopdrachten.

Nog vóór de samenvoeging van de beide op-drachten werd, bij bijakte nr. 11 aan het con-tract "vaarpassen", per 01/04/1996 een over-dracht van het baggercontract van de NV Baggerwerken Decloedt en Zn. d o o r g e v o e r d naar een Tijdelijke Vereniging bestaande uit de NV Baggerwerken Decloedt en Zn., d e NV Dredging International en de NV On-dernemingen Jan De Nul. In de bijakte nr. 1 5 , die de integratie van de beide contracten r e g e l d e, werd de overdracht naar de Ti j d e l i j-ke Vereniging uiteraard ook van toepassing gemaakt op het geïntegreerd contract. De juridische grondslag voor de overdracht van de betrokken overeenkomsten werd ge-boden door artikel 54 van het KB van 22/04/1977 betreffende de overheidsopdrach-t e n , daoverheidsopdrach-t aan de bevoegde overheid de moge-lijkheid verleende om, bij een met reden om-klede beslissing, af te wijken van de essentië-le bepalingen en voorwaarden van de op-dracht.

b) De contractueel nieuwe prijzen, die bij de overdracht werden overeengekomen, w a r e n gebaseerd op de CMK-tarieven, w a a r o p door het bestuur een prijsreductie van 2,5 % werd bedongen. Of deze prijzen marktcon-form waren, kan post factum absoluut niet uitgemaakt worden.

Vanuit financieel standpunt was de over-dracht van de overeenkomsten door de be-dongen prijsreductie voor de overheid alles-zins voordelig. Bovendien moet worden re-kening gehouden met niet te becijferen voor-delen zoals de grotere waarborgen, door de overheid verkregen door het samengaan van de drie grote Belgische baggerbedrijven als uitvoerder van het baggercontract.

c) Op basis van de door permanente monito-ring verzamelde en geordende informatie omtrent de lopende baggerwerken, kon een beter inzicht verkregen worden omtrent se-dimentatie en karakteristieken van de

bag-g e r s p e c i e. Dit beter inzicht liet het bestuur toe een groter rendement te verkrijgen bij de sturing der baggerwerken.

Als resultaat kan vermeld worden dat de kosten van de onderhoudsbaggerwerken zo goed als constant op 50 miljoen euro geble-ven zijn, niettegenstaande de te onderhou-den oppervlakte met ongeveer 15 % ver-hoogd is (Oostende en Zeebrugge) en de herziening eveneens tot 15 % gestegen is. Hieruit mag besloten worden dat gedurende de laatste 10 jaar een dalende tendens van kosten en hoeveelheden kan vastgesteld w o r d e n . Door deze dalende tendens kon eveneens de vermindering verkregen worden van de gewaarborgde hoeveelheden. B o v e n-dien werden die in het pachtjaar 2001-2002 niet bereikt.

d) Om de verdere optimalisatie van de bagger-werken te waarborgen, werden de bijakte 13 : "Mobag 2000 – Ontwikkeling van een bag-gerinformatiesysteem" en de bijakte 14 : "Studie inzake de ecologische impact van de baggerwerkzaamheden" afgesloten.

Wat bijakte 13 "Ontwikkeling van een bag-gerinformatiesysteem" betreft, kunnen de volgende initiatieven en resultaten vermeld worden.

1) Geulbewaking

Jaarlijks worden baggerintensiteitskaar-ten opgemaakt, die aanduiding geven over de zones van grootste sedimentatie. Wegens de wijziging der karakteristieken van de sliblagen worden maandelijks priksonderingen uitgevoerd, die het be-stuur toelaten de evolutie van de sliblaag te zien. Hieruit is het onderzoekspro-gramma ontstaan voor een nieuwe bepa-ling van de nautische bodem. Het model-onderzoek hieromtrent is opgestart in het Waterbouwkundig Laboratorium te Bor-g e r h o u t , in samenwerkinBor-g met de Univer-siteit Gent. Resultaten hiervan worden volgend jaar verwacht.

2) Automatisering en controle van de bag-gerwerken

(5)

Het voornaamste deel hiervan is de Hop-per Well Densymeter (HWD), w a a r d o o r het meten van de gebaggerde hoeveel-heid geautomatiseerd werd en uiteinde-lijk de aanleiding was tot de bijakte 15bis. Bovendien werd de baggergraaf ontwik-keld en geïnstalleerd op alle sleep-kop-p e r z u i g e r s. Deze baggergraaf registreert om de tien seconden de positie van het s c h i p, de tijd, de diepte van de zuigkop en alle elementen noodzakelijk om de status van het schip vast te leggen (baggeren, varen vol, varen leeg, lossen, starten). Naar aanleiding van de integratie van de werken op de Schelde en aan de kust zul-len een aantal aanpassingen dienen te ge-beuren en zal getracht worden om tot een soort "blackbox" te komen. De beste in-dicator voor de geboekte resultaten is het reeds in punt 3 gemelde feit dat de uitga-ven gelijk gebleuitga-ven zijn, n i e t t e g e n s t a a n d e de stijging van de te onderhouden opper-vlakten en de kosten (herziening). De bij-akte 14 – Mobag 2000 – Ecologische Impact van de baggerwerkzaamheden is volledig uitgevoerd.

4. a) De werken werden uitgevoerd in het kader van de Onderhandse Overeenkomst dd. 17/03/1975.

b) De overeenkomst werd afgesloten met de Tijdelijke Zeescheldevereniging, b e s t a a n d e uit :

1) NV Dredging International, 2) NV Ondernemingen Jan De Nul, 3) NV Baggerwerken Decloedt & Zoon. c) Verwezen kan worden naar de 6e Vo o r

t-gangsrapportage over de verruiming We s t e r-schelde (maart 2003).

In de Voortgangsrapportage werden voor de baggerwerken de volgende kosten vermeld : op Belgisch grondgebied : 26.676 euro op Nederlands grondgebied : 53.415 euro totaal baggerwerken 80.091 euro 5. De uiteindelijke uitgaven verbonden aan en/of het gevolg van de opruiming van wrakken en wrakresten in de Noordzee, opgedragen aan de

Tijdelijke Vereniging Bergingswerken, w o r d t geraamd op 18.659.505,32 euro, BTW en herzie-ning inbegrepen.

De werken zullen in september 2003 beëindigd zijn.

6. In het antwoord van mijn voorganger van 4 juli 2002 op de schriftelijke vraag nr. 310 van 6 juni 2002 van de Vlaamse volksvertegenwoordiger is er geen enkele verwijzing naar "een gunstverle-ning aan de aannemer".

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ik richtte dan ook op 6 juni 2001 hieromtrent reeds een eerste schriftelij- ke vraag aan alle leden van de Vlaamse regering, teneinde aldus de nodige gegevens binnen hun re-

Ter aanvulling en actualisatie van vraag 5 deel ik de Vlaams volksvertegenwoordiger nog mee dat voor de zaken aanhangig gemaakt bij het A r b i t r a- gehof sinds 2002, naast

De andere kandida- t e n , die zonder twijfel eveneens op de hoogte moeten geweest zijn van de aanslepende pro- blematiek van het tekort aan bergingslocaties, zijn er blijkbaar niet

De Vlaamse overheid opteert ervoor om voor de meeste gebouwen zelf als verzekeraar op te treden, aangezien de verzekering van het hele patrimoni- um van ongeveer 2.500 gebouwen

Op 12 december 2003 heeft de Raad van State een positief advies gegeven en gesteld dat "gelet op het geheel van de bepalingen in verband met het sociale woonbeleid, de

Om te vermijden dat bepaalde organen die met be- lastinggeld werken, zouden ontsnappen aan het toezicht van het Rekenhof, zullen in het ontwerp van comptabiliteitsdecreet zoals

basis voor de zogenaamde PPS niet het gevaar dat echte openbare dienstverlening louter gepri- vatiseerd wordt, zoals dit onder meer in heel wat steden en gemeenten betreffende

Aangaande de gestelde problematiek sluit ik mij aan bij het standpunt dat hieromtrent op 21 maart 2002 door mijn voorganger Bert Anciaux werd in- genomen in de Commissie voor