• No results found

Vraag nr. 56 van 26 januari 2000 van de heer ANDRE VAN NIEUWKERKE

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 56 van 26 januari 2000 van de heer ANDRE VAN NIEUWKERKE"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 56

van 26 januari 2000

van de heer ANDRE VAN NIEUWKERKE Basisonderwijs – Voorrangsregeling bij tijdelijke aanstellingen

Artikel 23 van het decreet van 27 maart 1991 be-treffende de rechtspositie van sommige personeels-leden van het gesubsidieerd onderwijs regelt de voorrang bij tijdelijke aanstellingen binnen het ge-subsidieerd onderwijs. Paragraaf 1, 2° van dit arti-kel bepaalt de voorwaarden om in aanmerking te komen als voorrangsgerechtigde van tweede cate-gorie.

N i e t-voorrangsgerechtigde kandidaten kunnen aldus slechts worden aangesteld indien alle voor-rangsgerechtigde kandidaten, ook deze van tweede categorie, aangesteld zijn.

In het gewoon en buitengewoon lager onderwijs is het diploma van kleuterleid(st)er een voldoende geacht diploma voor het ambt van onderwijzer. I n-gevolge de daling van het leerlingenaantal in het kleuteronderwijs zijn thans een aantal tijdelijke kleuterleidsters met grote dienstanciënniteit werk-loos geworden. Bij de aanvang van het huidige schooljaar hebben kleuterleidsters gebruikgemaakt van hun voorrangsrecht als voorrangsgerechtigde van tweede categorie en dienden zij aldus prioritair te worden aangesteld in de functie van onderwijzer vóór een niet-voorrangsgerechtigde onderwijzer. Deze aanstellingen zijn niet onopgemerkt gebleven bij andere kleuterleid(st)ers, zodat voor volgend schooljaar de zekerheid bestaat dat heel wat kleu-terleidsters hun kandidatuur zullen stellen als voorrangsgerechtigde van tweede categorie voor een ambt van onderwijzer.

Vanuit schooldirecties en het onderwijzerskorps wordt negatief gereageerd op het feit dat de scho-len worden verplicht prioritair kleuterleid(st)ers in dienst te nemen als onderwijzer, terwijl bij de aan-vang van het schooljaar onderwijzers (met welis-waar minder dan 480 dagen anciënniteit) of pas af-gestudeerde onderwijzers beschikbaar zijn. H u n bezwaren vinden hun oorsprong in het feit dat die m e n s e n , die bewust gekozen hebben voor een op-leiding kleuteronderwijs, nu vaak uit opportunisti-sche – maar overigens begrijpelijke – redenen plots plaatsen opeisen waarvoor ze niet opgeleid zijn en waar ze vaak zeer gemotiveerde onderwij-zers verdringen.

Deze situatie heeft ook tot gevolg dat de directies deze kleuterleid(st)ers in de eerste graad plaatsen,

waardoor wijzigingen in de lesopdrachten moeten worden doorgevoerd, wat dan ook weer extra wre-vel opwekt in het onderwijzerskorps, dat sowieso al vindt dat op die manier het onderwijzersdiploma wordt gedevalueerd.

De vraag rijst dan ook of deze trend een halt kan worden toegeroepen binnen de perken van het de-creet rechtspositie in het gesubsidieerd onderwijs, gelet op de wijzigingen die deze situatie veroor-zaakt enerzijds, en op de kwaliteitsbewaking van het basisonderwijs anderzijds.

Is de minister op de hoogte van deze problematiek ? Welke maatregelen worden er genomen vanuit de twee bovenvermelde bekommernissen ?

Antwoord

De vraag betreft twee aspecten van eenzelfde pro-b l e e m . Enerzijds is er de vaststelling dat er een te-kort is aan gediplomeerde onderwijzers en ander-zijds is er de bekommernis om de kwaliteit van het o n d e r w i j s. Daar komt nog een derde aspect bij, n a-melijk de rechten van het personeel.

Bij de redactie van de decreten m.b. t . de rechtspo-sitie van de personeelsleden van het onderwijs werd getracht een evenwicht te vinden tussen de rechten van de leerkrachten en de organisatie van de school. Om de scholen meer mogelijkheden te geven bij de aanwerving van personeel werd er-voor gekozen de personeelsleden met een vereist bekwaamheidsbewijs en die met een voldoende ge-acht bekwaamheidsbewijs op gelijke voet te zetten wat de aanwervingsmogelijkheden betreft.

(2)

( v o o r b e e l d : een onderwijzer met het diploma kleuteronderwijzer).

Groep 2 : kandidaten die in eender welk ambt bij een bepaalde inrichtende macht/schoolbestuur 480 dagen anciënniteit gespreid over ten minste drie schooljaren tellen. Zij kunnen kandideren voor eender welke betrekking bij die inrichtende macht/dat schoolbestuur, gesteld dat zij een vereist of een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voor het ambt kunnen voorleggen.

Dit betekent dat bijvoorbeeld een personeelslid dat bij een inrichtende macht/schoolbestuur 480 dagen als kleuteronderwijzer diensten verstrekte, zich bij voorrang kandidaat kan stellen voor het ambt van onderwijzer indien er geen kandidaten zijn die aan de voorwaarden van groep 1 voldoen. De kandidaten die onder de voorwaarden van groep 1 vallen, hebben wel voorrang op de kandi-daten onder groep 2. Bijgevolg hebben personeels-leden die een dienstanciënniteit van minstens 240 dagen opgebouwd hebben in het ambt van onder-w i j z e r, voor een aanstelling in een betrekking van onderwijzer voorrang op de personeelsleden die een dienstanciënniteit opbouwden in een ander ambt, bijvoorbeeld als kleuteronderwijzer.

Normaal zoeken de leerkrachten een betrekking in overeenstemming met hun opleiding. Maar in pe-riodes waar er in een bepaalde opleiding een over-schot aan gediplomeerden is, zal er ook buiten de eigen opleiding een betrekking worden gezocht. I n dat geval kan het voorkomen dat personeelsleden die met een vereist bekwaamheidsbewijs in een be-paald ambt dienstanciënniteit opbouwden maar geen vacante betrekking in dat ambt vinden, e e n aanstelling wensen in een ambt waarvoor zij een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs kunnen v o o r l e g g e n . Bij voldoende dienstanciënniteit zullen zij voorgaan op personeelsleden met een vereist di-p l o m a , maar die nog geen beroedi-p kunnen doen odi-p de voorrangsregeling. Bijgevolg hebben perso-neelsleden die een dienstanciënniteit van minstens 480 dagen opbouwden in het ambt van kleuteron-d e r w i j z e r, voor een aanstelling in een betrekking van onderwijzer voorrang op personeelsleden die hun dienstanciënniteit verkregen in het ambt van onderwijzer maar in dit ambt nog geen 240 dagen t e l l e n . Deze situatie doet zich momenteel voor in het basisonderwijs, waar er enerzijds een teveel is aan gediplomeerde kleuteronderwijzers en ander-zijds een tekort aan onderwijzers.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De vraag om geluidsschermen langs de E40 ter hoogte van de Oude Gistelsteenweg in Jabbeke heeft reeds in het begin van de jaren '90 het onderwerp uitgemaakt van een onderzoek.. Er

Ook in Nederland zijn re- clame- en communicatiebureaus nogal terughou- dend over het gebruik van de benaming "Vlaamse Kust" en wordt vanuit marketing-oogpunt gedacht dat

cie van de kerken die als monument werden ge- restaureerd met subsidies van de Vlaamse Ge- meenschap in 1997, 1998 en 1999 ? Hoeveel be- droeg de subsidie in deze respectieve

ruilverkaveling ’s Heerwillemskapelle, d a t werd toebedeeld bij het openbaar domein van een waterloop van tweede categorie en dat wordt beheerd door het

Het statuut van de inspectie van de Europese Scholen is geregeld door de artikelen 7 en 15 tot en met 19 van het oud Verdrag van 12 april 1957 be- treffende het Statuut van

Provincie (officieel gesubsidieerd onderwijs) De verplichtingen inzake reaffectatie en weder- tewerkstelling zijn per schoolbestuur en per fu- siegemeente gemiddeld beperkt tot

In het kader van de bestaande gelijkwaardig- heidsprocedure kan een persoon in het bezit van een buitenlands studiebewijs, de gelijkwaar- digheid van dit studiebewijs met

Met als basis de veebezetting volgens de Mest- bankaangifte 1996 en rekenend met "gemiddel- de geactualiseerde uitscheidingsnormen" op basis van de Technische Werkgroep