• No results found

Bijlage;

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Bijlage;"

Copied!
35
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Lokale Educatieve Agenda Asten 2011-2014

Peuterspeelzaal Pinkeltje

(2)

Samenvatting

Voor u ligt de lokale educatieve agenda van Asten. Deze lokale educatieve agenda is een agenda van de schoolbesturen, kinderopvang, peuterspeelzaalwerk en de gemeente die op basis van gelijkwaardigheid afspraken maken over de educatieve thema’s waarop zij gezamenlijk resultaat willen boeken. Dit bijzondere document geeft een beschrijving van de ambitie die de partners nastreven en de onderwerpen die in de periode 2011-2014 opgepakt zullen worden. De lokale educatieve agenda vormt een leidraad waarlangs de partijen de komende jaren willen werken.

(3)

Preambule

De gemeente Asten, Stichting PRODAS, Stichting PlatOO, Stichting Peuterspeelzaalwerk Pinkeltje en Korein Kinderplein hebben gezamenlijk de ambitie vastgelegd in de lokale educatieve agenda, de LEA. De betrokkenen zien elkaar als partners die op basis van gelijkwaardigheid en wederkerigheid samenwerken aan optimale ontwikkelingskansen voor alle kinderen in de gemeente Asten.

De ambitie is alleen te realiseren als alle partners op basis van vertrouwen met elkaar samenwerken en de gemaakte afspraken nakomen. De gemeente, Stichting PRODAS, Stichting PlatOO, Stichting Peuterspeelzaalwerk Pinkeltje en Korein Kinderplein spannen zich in om de ambitie om te zetten in concrete doelen en resultaten.

Gemeente Asten J.C.M. Huijsmans, Wethouder jeugd

Stichting PRODAS J.W.J. Ghielen,

lid Raad van Bestuur PRODAS

Stichting PlatOO A.M.B. Martens,

College van Bestuur PlatOO

Stichting Peuterspeelzaal Pinkeltje M.J.G.E. van Rijt,

Voorzitter Bestuur Stichting Peuterspeelzaal Pinkeltje

Korein Kinderplein S.M.P. Hommes,

Clustermanager Korein Kinderplein

Asten, 18 april 2011

(4)

Inhoudsopgave

1. Inleiding Pag. 6

Totstandkoming lokale educatieve agenda Meerwaarde lokale educatieve agenda Dynamisch instrument

Leeswijzer

2. Uitgangspunten voor de bestuurlijke relatie Pag. 8

Bestuurlijke verhoudingen

Eigen verantwoordelijkheid versus gezamenlijke verantwoordelijkheid Taken schoolbesturen

Taken gemeente Partners in de LEA

Nieuwe manier van samenwerken Bestuurlijke uitgangspunten

3. Ambitie en doelen Pag. 11

Ambitie

Hoe kijken we naar kinderen en hun kansen?

Voorwaarden om ambitie te realiseren

4. Lokale staat van het onderwijs Pag. 13

Voorschoolse periode: 0-4 jaar Basisschool periode: 4-12 jaar Welbevinden van kinderen

Onderwijsachterstanden Zorgstructuur

5. De lokale educatieve agenda Pag. 15

Taalontwikkeling

Doorgaande ontwikkelingslijn Opvoeden en opgroeien Brede school

(5)

6. Het gebruik van de lokale educatieve agenda Pag. 18

Overlegstructuur Het werkproces

Inbedding in jeugdbeleid

Financiële en personele middelen Communicatie

Evaluatie Ambtenaar LEA

Bijlage 1 Afkortingenlijst Pag. 21

Bijlage 2 Drie kolommenschema LEA Pag. 22

Bijlage 3 Artikel 167 en 167a van Wet primair onderwijs Pag. 23 Bijlage 4 Vragenlijst lokale staat van het onderwijs Pag. 25 Bijlage 5 Samenvatting vragenlijst lokale staat van het onderwijs Pag. 28

Bijlage 6 Bronvermelding Pag. 34

(6)

1. Inleiding

Totstandkoming lokale educatieve agenda

In september 2010 is in Asten een start gemaakt met het opstellen van een lokale educatieve agenda. Gekozen is voor een interactieve aanpak. Interactief door de

samenwerking van de schoolbesturen, voorschoolse instellingen en de gemeente Asten.

De lokale educatieve agenda is een leidraad voor samenwerking op bestuurlijk niveau en bestaat uit onderwerpen waar partners zich gezamenlijk voor willen inzetten. In deze lokale educatieve agenda leggen de gemeente Asten, Stichting PRODAS, Stichting PlatOO, Stichting Peuterspeelzaal Pinkeltje en Korein Kinderplein de ambitie en onderwerpen vast.

Deze lokale educatieve agenda beslaat de periode 2011-2014 (dit is de periode waarvoor de gemeente middelen krijgt voor het onderwijsachterstandenbeleid). De agenda is een instrument bij de uitvoering van beleid, het is dus geen beleidsnotitie. De lokale

educatieve agenda structureert het gezamenlijk overleg, nodigt uit om activiteiten op elkaar af te stemmen en biedt mogelijkheden beleid gezamenlijk te formuleren, uit te voeren en te evalueren.

Alle partners behouden hun eigen verantwoordelijkheid en streven hun eigen ambities na. Zo blijft de gemeente wettelijk verantwoordelijk voor bijvoorbeeld de voorschoolse educatie, leerlingenvervoer en preventief jeugdbeleid. Schoolbesturen zijn wettelijk verantwoordelijk voor kwalitatief goed onderwijs, Korein Kinderplein voor kwalitatief goede kinderopvang en Stichting Peuterspeelzaal Pinkeltje voor kwalitatief goed peuterspeelzaalwerk.

Meerwaarde lokale educatieve agenda

Door allerlei wettelijke ontwikkelingen heeft er de laatste jaren een verschuiving van verantwoordelijkheden plaatsgevonden. Binnen het lokaal onderwijsbeleid zijn de verhoudingen tussen gemeenten en schoolbesturen sterk veranderd. In deze nieuwe verhoudingen worden ook instellingen en burgers sterker aangesproken op hun eigen verantwoordelijkheid. Deze nieuwe eigen verantwoordelijkheid vraagt wel om een goede sociale infrastructuur om te voorkomen dat jongeren tussen wal en schip dreigen te vallen. Daar waar verantwoordelijkheden van instellingen en gemeente elkaar raken, biedt deze lokale educatieve agenda meerwaarde. Denk aan zorg in en om school,

onderwijsachterstandenbeleid, opvoedondersteuning en een doorgaande ontwikkelingslijn van voorschools naar schools.

Dynamisch instrument

De lokale educatieve agenda is niet een eenmalig statisch product, maar een dynamisch instrument. Het bevat een gemeenschappelijke ambitie. Het hart van de agenda wordt gevormd door de inhoudelijke thema’s. Hierin worden de belangrijkste prioriteiten aangegeven voor de komende jaren.

(7)

Leeswijzer

Een lokale educatieve agenda kan onderwerpen bevatten die de gehele schoolloopbaan van kinderen en jongeren betreffen, van de voorschoolse periode tot en met het HBO en de volwasseneneducatie. In Asten is gekozen om de eerste periode de agenda te vullen met onderwerpen die gericht zijn op de leeftijdsgroep 0-12 jarigen. Zo blijft de agenda ook beheersbaar. In deze lokale educatieve agenda leest u welke ambitie de partners hebben en welke onderwerpen zij willen oppakken in de periode 2011-2014. Verder wordt de rol van de partners beschreven en het werken met de lokale educatieve agenda.

Bij het schrijven van deze lokale educatieve agenda zijn verschillende bronnen gebruikt.

Deze bronnen worden vermeld in bijlage 6.

(8)

2. Uitgangspunten voor de bestuurlijke relatie

Bestuurlijke verhoudingen

In augustus 2006 is de nieuwe wet op het onderwijsachterstandenbeleid (OAB) van kracht geworden, in januari 2007 de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) en in augustus 2010 is de nieuwe Wet ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie (Wet Oke) in werking getreden. Als gevolg van deze wetgeving heeft een herverdeling van middelen plaatsgevonden tussen gemeente, schoolbesturen en overige partners.

Hierdoor zijn deze partijen in een andere verhouding tot elkaar komen te staan. Deze nieuwe verhoudingen vragen om een nieuwe aanpak. Het Rijk heeft gemeenten en schoolbesturen opgeroepen, om uitgaande van deze nieuwe verhoudingen, in te zetten op versterking van het lokale overleg met de lokale educatieve agenda als belangrijkste instrument.

Eigen verantwoordelijkheid versus gezamenlijke verantwoordelijkheid

Scholenbesturen en gemeente hebben taken waarbij de verantwoordelijkheid duidelijk bij een van beide ligt. Deze verantwoordelijkheid vloeit meestal voort uit een wettelijke bepaling. Daarnaast is er een samenwerkingsnoodzaak en –wenselijkheid waarbij naar een goede onderlinge verhouding gezocht moet worden. Dit wordt geïllustreerd aan de hand van het drie kolommenschema in bijlage 2 (dit model is landelijk ontwikkeld om op lokaal niveau tot afspraken te komen over de inhoud van de LEA).

Om optimaal te kunnen samenwerken is het belangrijk goed zicht te hebben in elkaars verantwoordelijkheden en taken.

Taken schoolbesturen

De schoolbesturen worden sterker dan voorheen aangesproken op hun

verantwoordelijkheden: het bieden van kwalitatief goed onderwijs met optimale leerlingenresultaten. Taken die specifiek tot de verantwoordelijkheden van de schoolbesturen behoren zijn onder andere: onderwijsprestaties, taalbeleid,

ouderbetrokkenheid, passend onderwijs, vroegschoolse educatie en leerlingenzorg.

Enerzijds vloeien deze verantwoordelijkheden voort vanuit een wettelijke opdracht, anderzijds vanuit eigen ambitie. De schoolbesturen hebben een grote mate van autonomie bij de uitvoering van hun beleid. Tegelijkertijd wordt van schoolbesturen verwacht dat zij verantwoording afleggen over hun resultaten aan hun maatschappelijke omgeving, de ouders en de ketenpartners, waaronder de gemeente.

Taken gemeente

De wet geeft de gemeente een verantwoordelijkheid voor onder andere

onderwijshuisvesting, leerplicht, RMC (Regionale Meld- en Coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten), peuterspeelzaalwerk, voorschoolse educatie, leerlingenvervoer, centrum jeugd en gezin, preventief jeugdbeleid en veiligheid rond de school.

Naast de uitvoering van haar wettelijke taken op het gebied van jeugd en onderwijs heeft de gemeente de taak een voorwaardenscheppende, initiërende, stimulerende en

faciliterende rol te spelen om samenhang aan te brengen in de verschillende ontwikkelingen in en om jeugd en onderwijs. Ook heeft de gemeente taken die

voortvloeien uit haar eigen ambitie, te vinden in de nota ‘Integraal Jeugdbeleid gemeente Asten 2009-2012’. De ambitie luidt:

De gemeente Asten wil optimale ontwikkelingskansen creëren in een doorgaande ontwikkelingslijn, gericht op volwaardige maatschappelijke participatie en sociale integratie van de Astense jeugd tot 18 jaar en voor die jongvolwassenen van 18-23 jaar die nog een extra steun nodig hebben’.

(9)

Partners in de LEA

Vanaf het begin van de LEA (2006) zijn de vaste partners in de LEA, de gemeenten en de schoolbesturen. Later zijn daar andere partners aan toegevoegd. In de gemeente Asten zijn de vaste partners in de LEA: de gemeente Asten, Stichting PRODAS, Stichting

PlatOO, Stichting Peuterspeelzaal Pinkeltje en Korein Kinderplein. Het is niet uit te sluiten dat in de toekomst mogelijk ook andere partners deel gaan uit maken van de LEA.

De genoemde vaste partners in de LEA in de gemeente Asten zijn op grond van de wet Oke verplicht om minimaal één keer per jaar gezamenlijk overleg te voeren. Artikel 167 en 167a van WPO (Wet primair onderwijs, zie bijlage 3) zijn hiervoor de wettelijke basis.

De Wet Oke die is ingaan per 1 augustus 2010, geeft enkele nieuwe spelregels voor het jaarlijks bestuurlijk overleg. Er moeten over een aantal onderwerpen afspraken gemaakt worden, te weten:

- deelname voorschoolse educatie;

- resultaten vroegschoolse educatie1; - doorstroom naar het basisonderwijs.

Als middel voor dit overleg wordt vaak de LEA gebruikt.

Maar de ontwikkeling en participatie van de jeugd is niet louter een zaak van de vaste partners in de LEA. Ook andere educatieve partners (jeugdgezondheidszorg,

maatschappelijk werk, welzijnsinstelling, bibliotheken, sportverenigingen) hebben hierin een rol. Door een goede samenwerking tussen de vaste partners in de LEA en deze andere educatieve partners worden voorwaarden geschapen om kinderen en jongeren zo goed mogelijk tot ontwikkeling te laten komen, zich betrokken te laten voelen en te participeren, zowel op school, in hun wijk als in hun dorp.

Nieuwe manier van samenwerken

Om te voorkomen dat kinderen en jongeren tussen wal en schip vallen, is afstemming en samenwerking tussen de gemeente Asten, Stichting PRODAS, Stichting PlatOO, Stichting Peuterspeelzaal Pinkeltje en Korein Kinderplein en andere educatieve partners van belang. De lokale educatieve agenda biedt mogelijkheden om gezamenlijk afspraken te maken en nieuw beleid te ontwikkelen, maar vraagt wel om een nieuwe manier van samenwerken. Nadat agendapunten zijn bepaald, zullen afspraken worden gemaakt over de uitvoering en evaluatie van beleid. Het gaat daarbij ook om de inzet van beschikbare expertise, menskracht en middelen. Daarbij moet over en weer duidelijkheid zijn over de rollen, doelen en resultaten en over de manier waarop ondersteuning en facilitering worden geregeld. Werken op ad hoc basis dient voorkomen te worden. Het samenwerken op deze manier is een groeiproces: het is dan ook verstandig de samenwerking jaarlijks te evalueren.

Bestuurlijke uitgangspunten

- De gemeente Asten, Stichting PRODAS, Stichting PlatOO, Stichting

Peuterspeelzaal Pinkeltje en Korein Kinderplein zijn bestuurlijke partners die op basis van gelijkwaardigheid, wederkerigheid, respect en vertrouwen met elkaar samenwerken aan die vraagstukken waarvoor zij een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid dragen.

- Stichting PRODAS, Stichting PlatOO, Stichting Peuterspeelzaal Pinkeltje en Korein Kinderplein voelen zich mede verantwoordelijk voor alle kinderen en jongeren in de gemeente Asten, en niet alleen voor de kinderen en jongeren op hun school, peuterspeelzaal of kinderopvanglocatie.

- Stichting PRODAS, Stichting PlatOO, Stichting Peuterspeelzaal Pinkeltje en Korein Kinderplein accepteren dat de gemeente, als openbaar bestuur, belang heeft bij kwalitatief goed onderwijs, peuterspeelzaalwerk en kinderopvang.

1Vroegschoolse educatie: Uitvoering van een programma, gericht op het verbeteren van de voorwaarden voor het met succes doorstromen in het basisonderwijs, dat wordt verzorgd in groep 1 en 2 van een basisschool, als vervolg op de voorschoolse educatie.

(10)

- De gemeente Asten accepteert dat Stichting PRODAS, Stichting PlatOO, Stichting Peuterspeelzaal Pinkeltje en Korein Kinderplein bij het realiseren van hun taken een beroep doen op (financiële) steun en sturingsmogelijkheden van de

gemeente.

- De gemeente Asten erkent Stichting PRODAS, Stichting PlatOO, Stichting Peuterspeelzaal Pinkeltje en Korein Kinderplein als maatschappelijke

ondernemingen die een belangrijke publieke taak vervullen. In het kader van de lokale educatieve agenda worden afspraken gemaakt over het ‘wat’. De uitvoering van de lokale educatieve agenda op onderdelen kunnen de partners heel goed zelf coördineren.

- De gemeente Asten, Stichting PRODAS, Stichting PlatOO, Stichting

Peuterspeelzaal Pinkeltje en Korein Kinderplein informeren elkaar actief over ontwikkelingen die van invloed zijn op de thema’s van de LEA en alle partners nemen het initiatief tot overleg als de actualiteit daarom vraagt.

- De gemeente Asten, Stichting PRODAS, Stichting PlatOO, Stichting

Peuterspeelzaal Pinkeltje en Korein Kinderplein zien elkaar als relevante partners om verantwoording af te leggen over de effecten van beleid.

(11)

3. Ambitie en doelen

Ambitie

De gezamenlijke ambitievan de partners in de LEA wordt als volgt geformuleerd.

‘De schoolbesturen, organisaties voor kinderopvang & peuterspeelzaalwerk en de gemeente willen toekomstgericht werken aan meer kansen voor kinderen.

Als het goed gaat in het onderwijs, kinderen op tijd adequate hulp ontvangen en zonodig goede zorg, wordt kinderen een goede basis geboden voor optimale ontwikkelingskansen’.

Hoe kijken we naar kinderen en hun kansen?

De jongeren zijn de toekomst en het is van belang dat zij deze toekomst zo goed mogelijk tegemoet treden. Dat begint bij goed onderwijs. Onderwijs is investeren in de samenleving van morgen. Het onderwijsbeleid is in de gemeente Asten een van

belangrijkste pijlers van het integraal jeugdbeleid. Met het integraal jeugdbeleid wil de gemeente bevorderen dat alle jongeren in Asten zich ontwikkelen tot zelfstandige

volwassenen gericht op volwaardige maatschappelijke participatie en sociale integratie.

Iedere jeugdige moet zich kunnen ontwikkelen tot een persoon die op zelfstandige en volwaardige wijze deel kan nemen aan de samenleving. Meer denken in kansen voor kinderen en oog hebben voor de behoeften van kinderen; daar gaat het om. Alle partners willen de beschikbare expertise die er binnen de gemeente Asten is bundelen zodat kinderen op tijd adequate hulp en zonodig goede zorg ontvangen. Om de hulp en zorg voor het kind dichterbij het kind te brengen en in een vroegtijdig stadium

ontwikkelingskansen en bedreigingen te signaleren, is samenwerking een voorwaarde. Al op veel terreinen wordt samengewerkt tussen scholen, gemeente en maatschappelijke instellingen. Op de lokale educatieve agenda worden de onderwerpen genoemd waarvoor gemeenschappelijke verantwoordelijkheid bestaat en soms om intensivering en een meer gerichte samenwerking vragen.

Ouders zijn primair verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kinderen. kinderen groeien echter voor een belangrijk deel op buiten de directe invloedsfeer van de ouders.

Zij gaan naar school, naar de opvangvoorzieningen, zitten op verenigingen, spelen buiten etc. Deze omgevingen hebben ook verantwoordelijkheden richting de kinderen.

Schoolbesturen, organisaties voor kinderopvang & peuterspeelzaalwerk en andere maatschappelijke organisaties signaleren dat steeds meer ouders behoefte hebben aan ondersteuning en advies om die verantwoordelijkheid waar te kunnen maken. De LEA- partners staan gezamenlijk voor de maatschappelijke opdracht om alle kinderen in de gemeente Asten voor te bereiden op een volwaardige plaats in de samenleving. Toch lopen ook de scholen, kinderopvang en peuterspeelzalen aan tegen de grenzen van wat redelijkerwijs van hen verwacht mag worden. Zij willen een goed product aanbieden en daarvoor verantwoording afleggen aan de ouders en de maatschappelijke omgeving.

Daarbij moeten zij erop kunnen rekenen dat problemen met kinderen en de gezinnen van de kinderen, die hen boven het hoofd groeien, aangepakt worden door instellingen die daarvoor uitgerust zijn. Terugkoppeling van de hulpverlening aan het kind buiten de school naar de school moet vanzelfsprekend worden in het zorgnetwerk2.

2 Zorgnetwerk: Teams waarin professionals, die zorg en ondersteuning bieden aan jeugdigen en hun ouders, samenwerken om problemen van kinderen en jongeren aan te pakken.

(12)

Voorwaarden om ambitie te realiseren

Om onze ambitie te realiseren moet minimaal aan de volgende voorwaarden worden voldaan:

• Sterke regievoering door de gemeente;

• Samenhang in het aanbod van voorzieningen;

• Optimale samenwerking van de partijen rondom jeugd.

Sterke regievoering door gemeente

De LEA gaat uit van gelijkwaardige partners, maar de partners in de LEA zien de gemeente toch als regisseur. Door de partners wordt de regierol van de gemeente expliciet gewenst. De gemeente heeft namelijk sturingsmogelijkheden om partijen bijeen te brengen en zorg te dragen voor een sluitende keten van voorzieningen.

Samenhang in het aanbod van voorzieningen

Samenhang in het aanbod is belangrijk om ervoor te zorgen dat we aanbieden waar vraag naar is, en overlap in voorzieningen en producten wordt voorkomen. Om onze ambitie te bereiken ligt er een aanbod van voorzieningen welke aansluit op de vraag van de jeugd en hun ouders.

Optimale samenwerking van de partijen rondom jeugd

Een optimale samenwerking van partijen is noodzakelijk om optimale ondersteuning en begeleiding te bieden indien dit noodzakelijk is. ‘Eén kind, één plan’ is hierbij het uitgangspunt.

(13)

4. Lokale staat van het onderwijs

Wat is de lokale staat van het onderwijs in de gemeente Asten? Hoe staat de jeugd er op dit moment bij? Welke relevante beleidsinformatie is beschikbaar om de beginsituatie goed in kaart te brengen. Kortom wat is de uitgangssituatie voor het maken van een lokale educatieve agenda.

Voorschoolse periode: 0-4 jaar

In 2009 waren in totaal 728 kinderen in de leeftijd van de 0-4 jarigen in zorg bij het consultatiebureau. Het bereik is 98% in de categorie 0-1 jaar en 92% in de categorie 1-4 jaar. Tijdens de contactmomenten worden ook risico’s gesignaleerd. Bij 34 kinderen in de leeftijd van 1-4 jaar is een achterstand gesignaleerd in de lichamelijke ontwikkeling, psychische en sociale ontwikkeling en bij 14 kinderen is sprake van een achterstand in de taalontwikkeling.

De Stichting Peuterspeelzaalwerk Pinkeltje beheert 4 peuterspeelzalen in de kernen Asten-Dorp en Heusden. Na de zomervakantie in 2011 komt daar de peuterspeelzaal uit Ommel bij. In 2010 bezochten 244 peuters de peuterspeelzaal.

Binnen de gemeente Asten biedt Korein Kinderplein kinderdagopvang aan. Daarnaast zijn 97 gastouders in Asten die gastouderopvang aanbieden. Deze gastouders staan

geregistreerd in het landelijk register kinderopvang.

Basisschool periode: 4-12 jaar

In de gemeente Asten zijn 9 basisscholen gevestigd. 2 Openbare basisscholen van Stichting PlatOO en 7 katholieke basisscholen van stichting PRODAS. Op deze basisscholen zitten per 1 oktober 2010 in totaal 1.587 leerlingen. Binnen beide onderwijsvormen is het mogelijk om te kiezen voor onderwijs volgens het brede

schoolconcept. De tussenschoolse opvang en naschoolse opvang wordt in Asten verzorgd door verschillende organisaties.

Welbevinden van kinderen

De jeugdmonitor van de GGD Brabant-Zuidoost 2008-2009 geeft inzicht in het welbevinden van kinderen en hun ouders in de gemeente Asten. Deze gegevens zijn verzameld op basis van een vragenlijst die is voorgelegd aan ouders van 0 t/m 11 jarigen.

De overgrote meerderheid van de ouders is positief over de gezondheid van hun kind.

Ruim 95% van de ouders ervaart de gezondheid van hun kind als (heel) goed. Nagenoeg alle kinderen vanaf 4 jaar in Asten sporten op school. Daarnaast sport 79% van de kinderen buiten school. Jongens sporten vaker dan meisjes. In de gemeente Asten eet 42% van de kinderen in de leeftijd van 1 t/m 11 jaar niet dagelijks groente. Eveneens 35% eet niet dagelijks fruit. Volgens de ouders voelden veruit de meeste 0 t/m 11 jarigen zich recent blij tot heel blij (81%). Eén op de vier ouders ervaart wel eens problemen bij de opvoeding van hun kind. De belangrijkste knelpunten die ouders ervaren, liggen op het gebied van luisteren en gehoorzamen, maar ook het stellen van grenzen leveren problemen op. Van de ouders heeft 5% behoefte aan professionele ondersteuning bij de opvoeding van hun kind. Veel ouders van 4 t/m 11 jarigen vinden dat de school samen met hen verantwoordelijk is voor de opvoeding van hun kinderen (68%). 94% van de kinderen voelt zich prettig op school. Drie procent van de ouders ontvangt voor hun kind een persoonsgebonden budget. Ook jonge kinderen moeten soms thuis meehelpen in de zorg voor een langdurig ziek of gehandicapt familielid. In de gemeente Asten geeft 3% van de kinderen in de leeftijd van 8-11 jaar enige vorm van mantelzorg.

(14)

Onderwijsachterstanden

Op basis van de gewichtenregeling basisonderwijs wordt bepaald of leerlingen potentieel een onderwijsachterstand hebben. In de gemeente Asten zijn op 1 oktober 2010 162 leerlingen uit het basisonderwijs ingeschreven met een gewicht. Dit is ongeveer 10% van de totale populatie basisschoolleerlingen in Asten. Schoolbesturen ontvangen, afhankelijk van het percentage gewichtenleerlingen, financiële middelen ten behoeve van het

bestrijden van onderwijsachterstanden in de scholen. Op 4 basisscholen in Asten wordt een vroegschools programma aangeboden in groep 1 en 2. 1 School werkt met een zogenaamde schakelklas. Van een schakelklas is sprake als leerlingen met een taalachterstand gedurende een schooljaar in een aparte groep intensief taalonderwijs krijgen.

De gemeente ontvangt voor de periode 2011-2014 een doeluitkering van het Rijk voor het terugdringen van de onderwijsachterstanden in de voorschoolse periode. De middelen worden o.a. ingezet voor de voor- en vroegschoolse educatie, toeleiding van doelgroepkinderen en verlaging van de ouderbijdrage voor ouders met

doelgroepkinderen. De laatste jaren is jaarlijks op ad hoc basis vorm gegeven aan het onderwijsachterstandenbeleid. Met het toekennen van de doeluitkering voor de periode 2011 tot en met 2014 is het de intentie om voor de komende 4 jaar een structurele basis te leggen onder het onderwijsachterstandenbeleid.

Stichting Peuterspeelzaal Pinkeltje biedt in Asten voorschoolse educatie. Alle leidsters hebben daarvoor een opleiding gevolgd. Alle peuters (per maart 2011 150 peuters) die de peuterspeelzaal bezoeken krijgen een voorschools programma aangeboden. De doelgroepkinderen, per maart 2011 zijn dat 14 peuters, krijgen nog eens extra 2 dagdelen aangebonden. Hiervan maken 7 peuters gebruik. Zij volgen per week 4 dagdelen een voorschoolse programma. Er wordt gewerkt met het programma Puk en Ko. Korein Kinderplein biedt op beide locaties in Asten het voorschoolse programma Uk & Puk en Puk & Ko aan. Alle 167 kinderen op het kinderdagverblijf nemen deel aan het programma.

Kinderen in ontwikkeling zijn gebaat bij een doorgaande lijn van de voorschoolse periode naar de basisschool. Eén van de instrumenten om de doorgaande lijn mogelijk te maken en een goede overgang van de peuterspeelzaal en kinderopvang naar de basisschool te bevorderen, is het werken met een overdrachtsformulier. Op het overdrachtsformulier worden de vorderingen van het kind en mogelijke aandachtspunten voor de ontwikkeling vermeld. In Asten wordt sinds een aantal jaren gewerkt met een overdrachtsformulier.

Zorgstructuur

In Asten is een zorgnetwerk, het NJA (Netwerk Jeugdzorg Asten). Het doel is om door middel van casuïstieken te komen tot een juiste probleemstelling om zodoende adequate hulp aan te bieden toegesneden op het kind en zijn omstandigheden. Het NJA is

samengesteld uit professionals van scholen en maatschappelijke instellingen die werken met of voor kinderen en hun opvoeders.

(15)

5. De lokale educatieve agenda

De inhoudelijke thema’s vormen het hart van de lokale educatieve agenda. Om deze thema’s te kunnen benoemen is er een vragenlijst (bijlage 4 en 5) verspreid onder alle basisscholen, peuterspeelzalen en kinderopvanglocaties in Asten. Op basis van de antwoorden op deze vragenlijst hebben de partners in de LEA een viertal hoofdthema’s benoemd. De hoofdthema’s zijn:

1. Taalontwikkeling;

2. Doorgaande ontwikkelingslijn;

3. Opvoeden en opgroeien;

4. Brede school.

In het navolgende worden deze vier hoofdthema’s nader uitgewerkt. Per hoofdthema wordt een omschrijving gegeven en de aandachtspunten benoemd waar de komende periode aan gewerkt zal worden.

Taalontwikkeling

Het is van groot belang dat vroegtijdig wordt gesignaleerd dat jonge kinderen een risico op een taalachterstand hebben. Na signalering kan toeleiding naar voorschoolse educatie plaatsvinden, zodat zo snel mogelijk de taalontwikkeling van deze kinderen kan worden gestimuleerd. Hiervoor zijn voor- en vroegschoolse educatieve programma’s ontwikkeld.

Dit zijn educatieve programma’s gericht op het voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden beginnend in kinderdagverblijven of peuterspeelzalen en doorlopend tot en met groep 1 en 2 van de basisschool. Met voor- en vroegschoolse educatie (vve) worden in ieder geval de vier belangrijke ontwikkelingsdomeinen bij jonge kinderen gestimuleerd, te weten: taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele

ontwikkeling. Voorschoolse educatie is in ieder geval bestemd voor doelgroepkinderen tussen tweeënhalf en vier jaar oud en wordt verzorgd op een kinderdagverblijf of peuterspeelzaal. Vroegschoolse educatie is bestemd voor doelgroepkinderen in groep 1 en 2 van de basisschool. Uit onderzoeken blijkt dat vve bij kinderen tot betere sociale vaardigheden leidt en op termijn tot minder schooluitval en betere

loopbaanperspectieven. Ook heeft onderzoek aangetoond dat de opbrengsten van vroegtijdig investeren in onderwijsachterstanden, over het algemeen hoger zijn dan die van investeringen gericht op het later wegwerken van achterstanden.

In de gewijzigde Wet op het primair onderwijs wordt bepaald dat de gemeente zorgt voor een dekkend (100%) en hoogwaardig aanbod van voorschoolse educatie voor kinderen met een risico op een achterstand in de Nederlandse taal. En de peuterspeelzaal moet financieel toegankelijk zijn voor kinderen die aan voorschoolse educatie deelnemen. Voor het realiseren van een dekkend aanbod van voorschoolse educatie en de financiële toegankelijkheid ontvangt de gemeente in de periode 2011-2014 jaarlijks een uitkering van het Rijk.

Aandachtspunten:

1. Toeleiding: inspannen voor het bereik van alle doelgroepkinderen (100%) en zorgen voor een goede toeleiding van peuters naar een voorschoolse voorziening;

2. Doelgroep: het vaststellen van de doelgroep;

3. Ouderbijdrage: het vaststellen van een maximale ouderbijdrage voor voorschoolse educatie;

4. Vve-aanbod: toename van het aantal doelgroepkinderen dat 4 dagdelen of minimaal 10 uur per week gebruik maakt van het vve-aanbod.

(16)

Doorgaande ontwikkelingslijn

De overgang van de peuterspeelzaal/het kinderdagverblijf naar de basisschool is een belangrijke stap in de ontwikkeling van een kind. Om deze overgang zo soepel mogelijk te laten verlopen, is er veel aandacht voor een ‘doorgaande ontwikkelingslijn’. Per leeftijdsfase maken kinderen verschillende ontwikkelingen door, het is van belang dat deze ontwikkelingen zo goed mogelijk verlopen. Van een doorgaande ontwikkelingslijn is sprake als de overgang van de ene ontwikkelingsfase van het kind naar de andere soepel verloopt, met andere woorden als er geen onderbrekingen optreden in de ontwikkeling van het kind. In het kader van deze doorgaande ontwikkelingslijn is de overdracht van de voorschoolse periode naar de basisschool van groot belang.

Deze overdracht brengt een aantal essentiële beleidsvraagstukken met zich mee. Hoe wordt de overdracht geregeld? Wat zijn de randvoorwaarden? Hoe en wat signaleren en observeren de pedagogisch medewerksters voorschools? Welke gegevens worden overgedragen aan de basisschool? Hoe organiseer je de overdracht? Wat doet het basisonderwijs ermee? Wat is de privacywetgeving in deze?

Alhoewel er in Asten tussen de peuterspeelzaal/het kinderdagverblijf en de basisscholen al enige tijd gewerkt wordt met een overdrachtsformulier zijn er

verbeteringsmogelijkheden.

Op grond van artikel 167 lid 3 Wet primair onderwijs voert het college van b&w jaarlijks overleg en maakt afspraken met partijen over de organisatie van een doorlopende leerlijn van voorschoolse naar vroegschoolse educatie.

Aandachtspunten:

1. Samenwerking en afstemming: optimaliseren van de samenwerking en afstemming tussen kinderopvang, peuterspeelzaal en basisscholen;

2. Kindvolgsysteem (signaleren en registreren): er dient gewerkt te worden met een uniform referentiekader. Dit werkt professionalisering in de hand.

3. Brede school: het realiseren van een doorgaande ontwikkelingslijn in relatie tot de brede schoolontwikkeling (zie verder onder brede school).

Opvoeden en opgroeien

Veelvuldig krijgen docenten te maken met leerlingen waarbij de hulpvraag het aanbod van de school overstijgt. Om te komen tot het bieden van een zorgstructuur waarbij leerlingen met gedrags-, ontwikkelings-, of opvoedingsproblemen vroegtijdig hulp kan worden geboden is een sluitende zorgstructuur noodzakelijk. Aangezien alle kinderen naar school gaan is het onderwijs een cruciaal vertrekpunt. De school met haar interne leerlingenzorg is een belangrijk aangrijpingspunt van signalering, preventie en effectieve interventie bij problemen met jongeren (en hun opvoeders). Omdat de school die

problemen niet alleen kan en moet oplossen en ook andere voorzieningen en expertises nodig zijn bij de begeleiding van jongeren met gedrag- en leerproblemen, ligt de focus op de aansluiting van de interne en externe zorgvoorzieningen rond de school.

Nadrukkelijk is de wens uitgesproken om schoolmaatschappelijk werk beschikbaar te stellen op de basisscholen in Asten. Schoolmaatschappelijk werk zou een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het goed functioneren van de driehoek ouders-leerling- school waardoor tijdig problemen worden gesignaleerd en aangepakt.

Verder wordt gepleit voor zorgadviesteams (ZAT) op de basisscholen. In een ZAT werkt het onderwijzend personeel samen met o.a. de leerplichtambtenaar,

schoolmaatschappelijk werk en de jeugdgezondheidszorg. De ZAT’s zorgen er voor dat signalen die kunnen wijzen op uitval snel en vakkundig worden beoordeeld. De ZAT’s

(17)

Aandachtspunten:

1. Zorgstructuur: verder en beter ontwikkelen van de zorgstructuur op de basisscholen d.m.v. het inzetten van schoolmaatschappelijk werk. Dit onderdeel heeft de hoogste prioriteit. Invoering schooljaar 2011-2012.

2. Zorgstructuur: verder en beter ontwikkelen van de zorgstructuur op de basisscholen d.m.v. het instellen van zorgadviesteams op de basisscholen.

3. Zorgstructuur: vormgeven van de zorgstructuur bij de kinderopvang en peuterspeelzaalwerk. Er wordt een doorkijk gemaakt van de mogelijkheid om schoolmaatschappelijk werk in te zetten bij de kinderopvang en

peuterspeelzaalwerk. Hierbij wordt ook de verbinding gelegd met de brede school in relatie tot 1 pedagogisch plan en de financiering.

Brede school

Nederland telt steeds meer brede scholen. Dit zijn scholen waarbij onderwijs wordt gecombineerd met bijvoorbeeld opvang, zorg, welzijn, sport en cultuur. Brede scholen bieden leerlingen een stimulerende en uitdagende leeromgeving zodat kinderen hun talenten leren ontdekken en ontwikkelen. Het kabinet streeft naar 1.500 brede basisscholen in 2011.

In 2007 is er een kadernotitie ‘Brede school Asten’ opgesteld. Daarin is het volgende beleidskader afgesproken:

‘Een brede school moet uit pedagogisch en didactisch oogpunt fungeren als een team van waaruit ontwikkelingsmogelijkheden van kinderen van 0 tot 12 jaar binnen en buiten school op systematische wijze met elkaar in verband worden gebracht, in een

afgestemde ontwikkelingslijn’.

In de gemeente Asten zijn drie brede schoolontwikkelingen ingezet bij: Deken van Houtschool, De Horizon en St. Antoniusschool.

Met het vormgeven van brede scholen hebben alle betrokkenen een samenhangend aanbod voor ogen. Samenwerking gaat niet vanzelf. Het is echter wel een voorwaarde om te komen tot een succesvolle invulling van de brede scholen. Het is van groot belang dat de samenwerking tussen partners per brede school gebaseerd is op een gedegen inhoudelijke basis.

Aandachtspunt:

1. Samenwerking: bevorderen van de samenwerking tussen de partners in de brede school vanuit de inhoudelijke visie.

Opgemerkt dient te worden dat onderwijshuisvesting geen onderdeel uitmaakt van deze lokale educatieve agenda.

(18)

6. Het gebruik van de lokale educatieve agenda

Met het benoemen van de thema’s voor de periode 2011-2014 is de agenda voor de komende jaren bepaald ten aanzien van het onderwijs. Deze agenda is zoals gezegd niet statisch, maar dynamisch. Al werkende kan blijken dat er nieuwe thema’s toegevoegd moeten worden, bijvoorbeeld het thema passend onderwijs, en andere thema’s aan actualiteit hebben ingeboet. Voor bijna alle thema’s geldt dat zij nadere uitwerking en concretisering behoeven. Voor sommige thema’s zijn er al vergevorderde plannen en andere thema’s staan nog in de kinderschoenen.

Overlegstructuur

Voor een goede uitvoering van de lokale educatieve agenda is overleg op verschillende niveaus nodig. Er zijn drie niveaus:

1. Bestuurlijk niveau

Nadat de bestuurlijke besluitvorming over de LEA heeft plaatsgevonden wordt een stuurgroep LEA in het leven geroepen. Deze stuurgroep bestaat uit een

bestuurlijke afvaardiging van de vaste partners in de LEA. De

bestuursvertegenwoordigers komen onder voorzitterschap van de wethouder jeugd jaarlijks 3 tot 4 keer bijeen. De gemeente Asten faciliteert de vergaderingen (secretariaat). De stuurgroep benoemd de thema’s voor op de agenda, formuleert de doelen en resultaten. Op bestuurlijk niveau worden voorstellen voor nieuw beleid besproken en goedgekeurd, vervolgens worden deze ter besluitvorming voorgelegd aan de bevoegde organen. Onder regie van de stuurgroep zijn werkgroepen actief. De stuurgroep LEA stuurt de werkgroepen aan door een goede opdrachtformulering en het bieden van heldere bestuurlijke en financiële kaders.

2. Beleidsniveau

De werkgroepen zijn verantwoordelijk voor de uitwerking van de thema’s. Zij stemmen bestaand beleid met elkaar af, ontwikkelen nieuw beleid en toetsen de resultaten in het licht van de doelen van de lokale educatieve agenda. De werkgroepen leggen voorstellen voor nieuw beleid voor aan de stuurgroep. Per thema wordt bepaald in hoeverre een tijdelijke dan wel structurele werkgroep ingesteld moet worden. Bij de bezetting van de werkgroepen wordt rekening gehouden met de kennis en ervaring die voor de taak van een werkgroep noodzakelijk is.

3. Uitvoeringsniveau

Nadat het beleid is vastgesteld dient het uitgevoerd te worden. De uitvoering kan liggen bij de basisscholen, peuterspeelzaalwerk, kinderopvang of bij een

uitvoeringsorganisaties zoals bijvoorbeeld ONIS of de LEVgroep. Uitvoerders

voeren werk- en afstemmingsoverleg direct gerelateerd aan de aard van het werk.

(19)

Het werkproces

Het werkproces voor de uitwerking van de thema’s verloopt volgens de stappen van de PDCA cyclus3.

Plan:

- Het opstellen van een plan door een werkgroep - Goedkeuring van het plan door de Stuurgroep LEA Do:

- Uitvoering van het plan door verschillende instellingen

- Opbrengsten registreren (deelnamecijfers, leerlingenresultaten etc.) Check:

- Effecten analyseren door werkgroep

- Evaluatie van de analyse in de Stuurgroep LEA Act:

- Verantwoording van resultaten aan besturen, gemeente, ouders etc.

- Bijstellen, vaststellen van plannen door de Stuurgroep LEA

Inbedding in jeugdbeleid

De gemeente heeft een duidelijke regierol in het jeugdbeleid. Inbedding van het LEA- overleg in het jeugdbeleid is nodig om samenhang en afstemming tussen actoren, plannen en activiteiten te realiseren. Werkende weg zal moeten blijken hoe deze afstemming en samenwerking te bereiken.

Financiële en personele middelen

De gemeenschappelijke ambitie, doelen en resultaten zijn geformuleerd. De partners in de LEA willen aan de realisatie van deze ambitie, doelen en resultaten een bijdrage leveren door inzet van menskracht en financiële middelen.

Gelijkwaardigheid en wederkerigheid zullen ook in financiële zin worden vertaald. Er zijn specifieke gemeentelijke verantwoordelijkheden en er zijn specifieke

verantwoordelijkheden die bij de andere partners liggen. In deze LEA zijn onderwerpen benoemd waarbij de gemeenschappelijkheid voorop staat. Alle partners in de LEA erkennen de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid en zijn bereid hiervoor inspanningen te leveren.

Bij de uitwerking van de LEA worden door de partners afspraken gemaakt over de inzet van middelen, ook financieel. Iedere partner zal de maximale mogelijkheden

onderzoeken om de gestelde doelen te realiseren. Voor wat betreft de financiële en personele middelen is het uitgangspunt dat het om bestaande budgetten gaat en wordt het beginsel van cofinanciering geaccepteerd. Cofinanciering is o.a. afhankelijk van het onderwerp en de inhoud daarvan. Wanneer schoolbesturen, instellingen en de gemeente de middelen waarover zij beschikken gecoördineerd inzetten kan al een groter effect worden gesorteerd.

De partners in de LEA zetten capabele medewerkers in om activiteiten in het kader van de LEA uit te voeren. Dit betreft o.a. deelname aan de werkgroepen, uitvoering van activiteiten en afstemming met andere instellingen.

3 Een cyclus van activiteiten gericht op het bereiken van resultaten. PDCA is een afkorting die staat voor de belangrijkste stappen in de cyclus. Plan: maak een plan met de resultaten die je wilt bereiken, Do: voer het plan uit, Check: vergelijk de resultaten met de beoogde resultaten, Act: borg de resultaten of stuur bij om resultaten alsnog te bereiken.

(20)

Communicatie

Diverse medewerkers op uiteenlopende niveaus en werkterreinen krijgen, afhankelijk van de inhoud, financiën en mogelijkheden, een rol in de organisatie en uitvoering van de LEA. Het is belangrijk dat deze mensen zich verbonden weten en zich betrokken voelen bij de LEA. Uitgangspunt is dat de partners in de LEA de eigen achterban informeert. In de stuurgroep LEA wordt afgestemd wanneer, op welke wijze en over wat de achterban wordt geïnformeerd.

Daarnaast vindt de stuurgroep LEA het belangrijk om ook de ouders, jongeren, overige inwoners van Asten en professionals die zijdelings met de LEA te maken hebben te infomeren over de LEA. Daartoe zullen de reguliere communicatiemiddelen worden gebruikt zoals de gemeentepagina, websites en nieuwsbrieven van de partners.

Evaluatie

Om te bepalen of beleid succesvol is, moeten vooraf afspraken worden gemaakt over de verwachte resultaten om de mate van succes te meten. De evaluatie kan zowel het proces als het product betreffen. Om het proces te evalueren moet vooraf bepaald worden welke verwachtingen de betrokken partijen van de samenwerking hebben, of men zich kan vinden in de afspraken rond de samenwerking op basis van de LEA en welke bijdragen men zelf daaraan zal leveren. Dit zal in 2011 verder worden uitgewerkt.

Om het product te evalueren moet vooraf per thema bepaald worden wat de beoogde resultaten zijn. Ook dit zal in 2011 nader worden uitgewerkt aan de hand van de formule

‘Wie, wat, waar en hoe’.

Ambtenaar LEA

De ambtenaar die de LEA in portefeuille heeft is de verbindende schakel tussen de

gemeente en haar LEA-partners en tussen de werkgroepen en de stuurgroep LEA. Samen met de wethouder realiseert de ambtenaar de gemeentelijke regiefunctie. Tot de taken van de ambtenaar behoren:

- Opstellen vergaderschema stuurgroep LEA;

- Opstellen agenda stuurgroep LEA;

- Maken van de notulen en afsprakenlijst stuurgroep LEA;

- Onderhouden van contacten zowel binnen als buiten de gemeente;

- Voeren van de inhoudelijke regie.

(21)

Bijlage 1 Afkortingenlijst

LEA: Lokale educatieve agenda

Wmo: Wet maatschappelijke ondersteuning

Wet Oke: Wet ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie OAB: Onderwijsachterstandenbeleid

RMC: Regionale Meld- en Coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten ONIS: Welzijnsorganisatie

LEVgroep: Organisatie voor maatschappelijk werk Vve-programma: Voor- en vroegschoolse educatief programma

ZAT: Zorgadviesteams

WPO: Wet op primair onderwijs

(22)

Bijlage 2 Drie kolommenschema LEA

Categorie 1 Categorie 2 Categorie 3

Eindverant- woordelijke

Scholen In overleg tussen partners Gemeenten

Uitvoering Scholen Gemeenten en scholen Gemeenten

Beleidsthema's Onderwijsprestaties Taalbeleid

Ouderbetrokkenheid

Informatievoorziening aan ouders en leerlingen

Doorstroom PO – VO

Wachtlijsten overgang PO en VO

Wachtlijsten speciaal onderwijs

Toegankelijkheid

Spreiding zorgleerlingen

Passend onderwijs

Bestrijden

onderwijsachterstanden met name in groep 1 t/m 4 op basis van extra geld vanuit gewichtenregeling

Stimulering taalontwikkeling

Voor- en vroegschoolse educatie

Kinderopvang

Opvang jeugdigen die buiten de boot dreigen te vallen

Vroegsignalering

Zorg in en om de school

Aansluiting onderwijs arbeidsmarkt

Voortijdig schoolverlaten

Onderwijsachterstanden als overlegpunt

Spreiding achterstands- leerlingen

Schoolmaatschappelijk werk

Afgestemd aanbod van verschillende scholen en schoolsoorten

Reboundvoorzieningen

Veiligheid in de school

Leerplicht / schoolverzuim

Peuterspeelzaalwerk

RMC

Schakelklassen

Leerlingen-vervoer

Huisvesting

Veiligheid rond de school

Brede school

Spreiding jeugd- voorzieningen

Preventief lokaal jeugdbeleid, 5 functies

Harmonisatie voorschoolse voorzieningen

Centrum jeugd en

gezin

(23)

Bijlage 3 Artikel 167 en 167a van Wet op primair onderwijs (WPO)

Artikel 167 WPO (sinds 1 augustus 2010)

1. Burgemeester en wethouders voeren ten minste jaarlijks overleg en dragen zorg voor het maken van afspraken over:

a. met het oog op een zo groot mogelijke deelname van het aantal kinderen aan voorschoolse educatie: 1°. het vaststellen welke kinderen met een risico op een achterstand in de Nederlandse taal in aanmerking komen voor voorschoolse educatie,

2°. de wijze waarop die kinderen worden toegeleid naar voorschoolse en vroegschoolse educatie, en

3°. de organisatie van een doorlopende leerlijn van voorschoolse naar vroegschoolse educatie, en

b. resultaten van vroegschoolse educatie.

2. Burgemeester en wethouders voeren overleg en maken de afspraken, bedoeld in het eerste lid, met de volgende partijen:

a. voor het eerste lid, onderdeel a: met de bevoegde gezagsorganen van scholen en de houders van kindercentra of peuterspeelzalen als bedoeld in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in de gemeente,

b. voor het eerste lid, onderdeel b: met de bevoegde gezagsorganen van scholen.

Alle partijen werken mee aan de totstandkoming van de afspraken.

3. Een houder van een kindercentrum of peuterspeelzaal verwerkt persoonsgegevens met als doel de bevordering van een goede doorstroom naar het basisonderwijs.

De gegevens die een houder van een kindercentrum of peuterspeelzaal verplicht overdraagt aan het bevoegd gezag van een basisschool over leerlingen die op de basisschool zijn ingeschreven, zijn het programma van voorschoolse educatie dat een leerling heeft gevolgd en de duur van het programma dat is gevolgd. Houders van kindercentra of peuterspeelzalen maken afspraken met de basisscholen binnen een gemeente over de wijze van gegevenslevering. De bewaartermijn voor de overgedragen gegevens is twee jaar nadat het kind het kindercentrum of peuterspeelzaal

heeft verlaten.

Artikel 167a WPO (sinds 1 augustus 2010)

1. Burgemeester en wethouders en de bevoegde gezagsorganen van de scholen en de kinderopvang, bedoeld in de Wet kinderopvang in de gemeente voeren tenminste

(24)

jaarlijks overleg over het voorkomen van segregatie, het bevorderen van integratie en het bestrijden van onderwijsachterstanden, de afstemming over inschrijvings- en toelatingsprocedures en het uit het overleg voortvloeiende voorstel van het bevoegd gezag van in de gemeente gevestigde scholen om tot een evenwichtige verdeling van leerlingen met een onderwijsachterstand over de scholen te komen. Het overleg is gericht op het maken van afspraken over de in de eerste volzin bedoelde onderwerpen.

Deze afspraken hebben zoveel mogelijk het karakter van meetbare doelen. De inspectie rapporteert jaarlijks over de mate waarin die doelen worden bereikt. Burgemeester en wethouders kunnen de uitkomsten van het verplichte op overeenstemming gerichte overleg omzetten in bindende afspraken over onder andere de te realiseren prestaties en inspanningen, die – alvorens de afspraken tot stand komen – aan alle partijen

worden voorgelegd. Indien het overleg over de voorgenomen bindende afspraken niet tot overeenstemming leidt, schrijven burgemeester en wethouders een nieuw overleg uit, waarbij zij initiatieven nemen tot het bereiken van een zo groot mogelijke consensus.

Indien ook dit overleg niet tot overeenstemming leidt, vragen burgemeester en

wethouders of een van de bevoegde gezagsorganen aan de geschillencommissie, bedoeld in het tweede lid, om een bindend advies. De geschillencommissie brengt binnen 4 weken aan burgemeester en wethouders dan wel aan het bevoegd gezag dat om het advies heeft verzocht, een bindend advies uit. Burgemeester en wethouders maken dit advies bekend aan de bevoegde gezagsorganen van de scholen en de kinderopvang, bedoeld in de Wet kinderopvang in de gemeente.

2. Onze minister stelt een geschillencommissie in.

3. De commissie bestaat uit een voorzitter en 4 leden, die allen door Onze minister worden benoemd. De 4 leden worden benoemd op voordracht van de gezamenlijke besturenorganisaties en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. De voorzitter is een jurist.

4. De voorzitter en de leden worden benoemd voor een termijn van 4 jaar. Zij zijn opnieuw benoembaar. Op eigen verzoek wordt aan hen ontslag verleend

(25)

Bijlage 4 Vragenlijst lokale staat van het onderwijs Vragenlijst lokale staat van het onderwijs

Naam locatie kinderopvang/peuterspeelzaalwerk: ………

Contactpersoon: ………

Datum: ………

I. Taalontwikkeling

1. Welke doelgroepdefinitie hanteert uw organisatie?

2. Hoeveel doelgroepkinderen op basis van de door u gehanteerde doelgroepdefinitie heeft uw locatie per 1 januari 2011?

3. Biedt uw locatie voorschoolse educatie aan?

4. Zo ja, met welk voorschools programma werkt u?

Bent u tevreden over dit programma?

Kunt u aangeven waarom u tevreden bent?

Kunt u aangeven waarom u niet tevreden bent?

5. Zijn er leidsters opgeleid om het programma te mogen uitvoeren en hoeveel?

6. Nemen alle doelgroepkinderen (volgens uw definitie) deel aan voorschoolse educatie? Zo nee, waarom niet?

7. Hoeveel uren per week volgen deze doelgroepkinderen een voorschools programma?

8. Zijn dit allochtonen of autochtonen doelgroepkinderen en hoe is de verdeling?

9. Zijn er ook kinderen die niet vallen onder de doelgroepkinderen (volgens uw definitie) die deelnemen aan voorschoolse educatie?

Om hoeveel kinderen gaat het en op basis van welke criteria nemen zij deel?

10. Zijn dit allochtonen of autochtonen kinderen en hoe is de verdeling?

11. Hoe meet u de effecten van de voorschoolse educatie?

12. Welke resultaten signaleert u bij de kinderen die voorschoolse educatie krijgen aangeboden?

13. Vindt u dat de toeleiding naar een voorschoolse voorziening goed is geregeld?

Zijn er punten voor verbetering?

(26)

II. Doorgaande ontwikkelingslijn (Dit onderdeel heeft betrekking op alle kinderen en niet alleen doelgroepkinderen.)

1. Wat verstaat u onder een doorgaande ontwikkelingslijn?

2. Vindt u dat er sprake is van een doorgaande ontwikkelingslijn tussen de peuterspeelzalen, kinderopvang en basisscholen?

Zo ja, kunt u aangeven wat er goed gaat?

Zo nee, wat ontbreekt er volgens u en/of wat kan er verbeterd worden?

3. Werken alle relevante partijen mee aan een doorgaande ontwikkelingslijn?

Zo nee, welke partijen ontbreken?

4. Er is een overdrachtsformulier beschikbaar. Wordt hiermee gewerkt?

Zo ja, is het een goed werkbaar formulier en waarom?

Is het formulier vatbaar voor verbeteringen?

Als u geen gebruik maakt van het formulier, kunt u dan aangeven waarom niet?

Welke verbeteringen zouden moeten worden doorgevoerd, opdat u wel het formulier gaat gebruiken?

5. Bent u in staat te signaleren als de ontwikkeling van een kind stagneert en hoe gaat u hiermee om?

Kunt u aangeven om hoeveel kinderen het op jaarbasis gaat en welke problematiek(en) het betreft?

Registreert u deze gegevens?

III. Opgroeien en opvoeden

1. Heeft uw school of organisatie weleens te maken met problemen die de school of organisatie overstijgen?

Kunt u aangeven om welke problemen het gaat?

Kunt u aangeven hoeveel situaties per jaar het betreft?

2. Is uw school of organisatie in staat deze problemen zelf op te lossen?

Zo ja, hoe gaat u hiermee om?

Zo nee, hoe gaat u hiermee om?

(27)

Bent u tevreden over de geboden hulp en heeft (vindt) er een terugkoppeling plaatsgevonden?

Zijn er punten voor verbetering?

4. Is uw school of organisatie in staat problemen vroegtijdig te signaleren?

Zo ja, is daarvoor een opleiding gevolgd?

5. Is uw organisatie bekend met het Zorg voor Jeugdsysteem en heeft u al een eens een melding gedaan?

Zo nee, waarom niet?

6. Komt het voor dat ouders advies vragen aan uw school of organisatie over onderwerpen die uw school of organisatie overstijgen?

Zo ja, hoe gaat u hiermee om?

Kunt u aangeven waar de vragen van de ouders over gaan?

Kunt u aangeven hoeveel situaties per jaar het betreft?

(28)

Bijlage 5 Samenvatting vragenlijst lokale staat van het onderwijs Per onderdeel wordt een samenvatting gegeven, verdeeld in peuterspeelzaalwerk,

kinderopvang en basisscholen.

Taalontwikkeling Peuterspeelzaalwerk

Pinkeltje hanteert dezelfde doelgroepdefinitie als de gemeente: gewichtenregeling, kinderen die thuis geen/weinig Nederlands spreken, kinderen met een geobserveerde ontwikkelingsachterstand, kinderen uit risico gezinnen. Per 1 januari 2011 maken er in totaal 14 doelgroeppeuters gebruik van de peuterspeelzaal. Op alle locaties wordt het voorschools programma Puk en Ko aangeboden. Het programma staat dicht bij de kinderen, het volgsysteem werkt niet praktisch, hiervoor heeft Pinkeltje samen met OCGH een nieuw systeem ontwikkeld. 8 Leidsters zijn gecertificeerd, 3 leidsters volgen de cursus. Alle kinderen (150) die de peuterspeelzaal bezoeken doen mee aan het VVE programma. De doelgroepkinderen krijgen allemaal een aanbod van 4 dagdelen. Van het aanbod wordt door 7 peuters gebruik gemaakt. De andere 7 kinderen komen 2 dagdelen.

Van de doelgroepkinderen zijn 6 peuters van allochtone afkomst en 8 autochtone peuters. 3 Sinti kinderen bezoeken de peuterspeelzaal. De effecten van voorschoolse educatie worden middels observaties gevolgd, hierbij wordt gebruik gemaakt van video- opnamen. De waarnemingen worden geregistreerd, van waaruit een behandelplan wordt gemaakt. Bij kinderen die geen Nederlands spreken als ze starten op de speelzaal zie je dat als ze naar de basisschool gaan dat ze een enorme inhaalslag hebben gemaakt. Ook bij kinderen met andere achterstanden zie je dat ze vooruitgaan. Over de toeleiding van kinderen naar de peuterspeelzaal zijn afspraken gemaakt met De Zorgboog, echter zijn nog niet alle kinderen goed in beeld. Er zou een beleid moeten komen hoe men daar in de gemeente Asten mee omgaat.

Kinderopvang

Om te bepalen of een kind een doelgroepkind is wordt gekeken naar de

onderwijsachtergrond van ouders, kinderen die 2 talig zijn opgevoed, kinderen die dialect spreken, kinderen die doorgestuurd zijn door het consultatiebureau en kinderen waarvan de leidsters zelf bemerken dat ze een (taal) achterstand hebben. Op beide locaties wordt het VVE-programma Uk & Puk en Puk & Ko aangeboden. De leidsters zijn tevreden over het programma, het programma besteedt veel aandacht aan taalontwikkeling. Er wordt vanuit elk ontwikkelingsgebeid duidelijk omschreven hoe gewerkt kan worden om een zo’n optimaal mogelijke ontwikkeling te bereiken. Alle kinderen worden gevolgd aan de hand van een eigen kindvolgsysteem. Op de locatie Asterstraat zijn 2 PM-ers opgeleid en op de locatie Molenstraat zijn 5 PM-ers gediplomeerd.

Op de locatie Asterstraat zijn 3 doelgroepkinderen en op de Molenstraat 6. Alle doelgroepkinderen nemen deel aan het VVE-programma. Per dag worden er 2 VVE activiteiten aangeboden. Daarnaast wordt door de dag heen de kansen benut om van gewone dagelijkse situaties een leersituatie te maken. Het aantal aangeboden VVE uren is afhankelijk van het aantal dagdelen dat een kind komt. Van alle doelgroepkinderen is 1 kind van allochtonen afkomst. Alle kinderen (167) op het kinderdagverblijf nemen deel aan het VVE-programma. De kinderen beleven veel plezier aan het werken in thema’s.

Door het bewust aanbieden en herhalen van woorden passend bij het thema wordt de woordenschat van kinderen flink uitgebreid. Hierdoor neemt het zelfvertrouwen toe en heeft het ook invloed op de sociaal emotionele ontwikkeling. Doordat pedagogisch medewerkers veel bewuster naar kinderen leren kijken en daardoor beter leren zien wat een kind nodig heeft is dit indirect ook een meerwaarde voor de kinderen.

(29)

Basisscholen

De gewichten die de basisscholen hebben opgegeven is heel divers. Er zijn scholen die aangeven geen gewichtenleerlingen te hebben, er is een school die aangeeft 3

gewichtenleerlingen te hebben en er is een school die aangeeft 64 gewichtenleerlingen te hebben in groep 1 en 2. 3 scholen bieden vroegschoolse educatie aan. De programma’s die aangeboden worden zijn o.a.: Piramide, Ik en Ko, schatkist en schrijfdans. Twee scholen zijn tevreden over het programma. 1 School geeft aan dat Ik en Ko teveel gericht is op de sociaal emotionele ontwikkeling. Het programma is minder geschikt voor kinderen die meer aanbod vragen. Op 1 school zijn alle leerkrachten opgeleid om het programma te mogen uitvoeren, op de andere 2 scholen zijn per school 2 leerkrachten opgeleid. Op alle drie de scholen nemen de gewichtenleerlingen uit groep 1 en 2 deel aan een vroegschools programma. Zowel autochtonen als allochtonen kinderen nemen deel aan het programma. Op 1 school zijn het vooral sinti-kinderen die deelnemen aan het programma. Het aantal uren dat een school een vroegschools programma aanbiedt is 4½ uur, 10 uur en 21 uur per week. Bij 2 scholen doen ook kinderen mee aan het vroegschools programma die niet vallen onder de gewichtenregeling. Dit zijn vooral taalzwakke kinderen. De effecten van vroegschoolse educatie worden gemeten middels de citotoets, TAK toets etc. Scholen zien dat door het vroegschools programma het niveau van de kinderen stijgt, betere resultaten bij toetsen. Kinderen zijn meer

betrokken en gerichter bezig. Kinderen kunnen beter aansluiten bij het leerprogramma van groep 3. Door de scholen wordt niets gezegd over de toeleiding van

doelgroepkinderen.

Doorgaande ontwikkelingslijn Peuterspeelzaalwerk

Een doorgaande ontwikkelingslijn moet er voor zorgen dat kinderen vanaf 0

tot 13 jaar (eigenlijk nog langer) gevolgd worden in hun ontwikkeling. Een goede overdracht van informatie tussen de verschillende organisaties is van wezenlijk belang.

Dit zorgt ervoor dat niet iedereen weer opnieuw gaat kijken wat een kind nodig heeft.

Men kan sneller en adequater op een kind reageren. Ook krijgt men info over hoe ver een kind in zijn ontwikkeling is. In probleemsituaties is dit zeker een must.

Er is een begin gemaakt met een doorgaande ontwikkelingslijn door de invoering van een overdrachtsformulier gezamenlijk met de basisscholen, kinderopvang en peuterspeelzaal.

Door een overdrachtsformulier krijgen partijen meer oog voor elkaars werkzaamheden, elkaars kundigheden, het leren kennen van elkaar waardoor het contact opnemen met elkaar over kinderen makkelijker gaat. Helaas waren niet altijd alle scholen aanwezig.

Aandacht dient uit te gaan naar

het op elkaar afstemmen van de ontwikkelingsvolgmodellen die men gebruikt en

meer terugkoppeling vanuit basisschool naar ko en psz. Het overdrachtsformulier is net in gebruik genomen en moet nog geëvalueerd worden. Om een doorgaande lijn te creëren moet er een structureel overleg zijn waarbij ook naast de basisscholen en psz ook de jeugdgezondheidszorg en kinderopvang goed betrokken zijn.

Kinderen die de speelzaal bezoeken worden geobserveerd. Deze observaties worden geregistreerd. N.a.v. deze bevindingen kan worden nagegaan of een kind achter is in zijn ontwikkeling. Zo ja, dan wordt een plan van aanpak gemaakt voor het betreffende kind. Deze plannen worden herhaaldelijk ge- evalueerd d.m.v. nieuwe observaties en indien nodig bijgesteld.

Op dit moment zijn er 14 kinderen waarbij de ontwikkeling niet goed verloopt.

Dit heeft o.a. te maken met een taalachterstand, algehele achterstand of dat het kind uit een risicogezin komt.

(30)

Kinderopvang

Een vloeiende doorstroom/overdracht van de gevolgde ontwikkeling van kinderen van 0 jaar tot en met groep 8, en misschien nog wel verder. Er is een doorgaande ontwikkelingslijn in gang gezet. Doordat er 3x per jaar 2 jaar lang een overleg heeft plaats gevonden door PSZ, basisschool en Korein, merk je dat we een gezamelijke ‘vak- taal’ ontwikkeld hebben. Ook hebben we tijdens die overleggen een gezamenlijk overdrachtformulier voor 4 jarigen ontwikkeld. Het is jammer dat bij de overleggen sommige basisscholen niet altijd aanwezig zijn, dit heeft te maken met personele kosten.

De daadwerkelijke overdracht verdiend de aandacht. Praktisch is het lastig om een

‘warme overdracht’ met alle partijen te organiseren. Bij de kinderopvang is het zo geregeld dat er een beperkte afvaardiging direct meewerkt. Het zou beter zijn wanneer alle PM-ers direct zouden kunnen meedoen bij de voorbereidingen.

Het overdrachtsformulier is per januari 2011 in gebruik. Er wordt sinds kort met het formulier gewerkt, het is nog wennen.

PM-ers zijn in staat om te signaleren. Het is wel belangrijk dat alle PM-ers VVE opgeleid zijn om dat dit toch een andere blik op de kinderen vraagt. Bijscholing is nodig om kinderen optimaal te kunnen blijven volgen.

Wanneer een kind opvallend is wordt dit overlegd in een overlegmoment met meerdere PM-ers en teamcoach. In dit overleg wordt er kritisch naar het kind gekeken. Wat stagneert er en waardoor, en wat kunnen wij er als PM-ers er aan doen. Kunnen we dit binnen het kinderplein oplossen, of gaan we een stapje verder en raadplegen we de pedagogische dienst van Korein. Dit alles in overleg met de ouders.

Elke 3 maanden wordt een lijst met aandachtskinderen geregistreerd. Op jaarbasis zijn er ongeveer 20 aandachtskinderen. het gaat hierbij veelal om achterstanden wat betreft spraak, sociaal/emotionele ontwikkeling en lichamelijke ontwikkeling.

Basisscholen

Door de basisscholen worden verschillende definities van een doorgaande ontwikkelingslijn gegeven. Enkele voorbeelden zijn:

Wij vinden het als school van groot belang dat wij zo goed mogelijk aansluiten bij de ontwikkeling (al de verschillende facetten) van het kind.

Dat is een lijn waarop een bepaald ontwikkelingsgebied van een kind van 0- 12 jaar in kaart is gebracht. Op deze lijn kun je zien of het kind zich “normaal”

ontwikkelt. Door middel van observaties worden de ontwikkelingsgebieden ingevuld. Zo zie je snel hoe het kind vooruit gaat en waar het hiaten heeft in zijn ontwikkeling.

Ontwikkelingslijn ingezet vanaf PSZ of kinderopvang en in doorgaande lijn via groep 1 naar groep 8 van de basisschool.

Het realiseren van een ononderbroken aanbod, waardoor kinderen zich permanent kunnen ontwikkelen.

Of er sprake is van een doorgaande ontwikkelingslijn tussen de psz, kinderopvang en basisscholen wordt door basisscholen verschillend gedacht. Er zijn scholen die aangeven dat er geen sprake is van een doorgaande ontwikkelingslijn. Er is nauwelijks sprake van overdracht, afstemming en overleg. Veel partijen werken zelfstandig, maar niet in samenspraak met elkaar. Andere vinden dat er wel sprake is van een doorgaande ontwikkelingslijn. Er is een structurele informatie-uitwisseling die steeds verder wordt

(31)

Wij hebben nog niet afgesproken welk landelijk genormeerde lijn wij allemaal gaan hanteren. De meeste scholen gaan ervan uit dat alle relevante partijen mee werken aan een doorgaande ontwikkelingslijn. Daartegenover wordt aangegeven dat enkele

basisscholen niet meewerken aan een doorgaande ontwikkelingslijn. De meeste scholen maken gebruik van het overdrachtsformulier en vinden het formulier ook goed bruikbaar.

Alle benodigde informatie kan worden opgenomen. Bij de eerste versie van het overdrachtsformulier kwam te weinig relevante informatie mee over van de psz., kinderopvang naar de basisscholen. Het formulier is nog vatbaar voor verbeteringen, maar daar wordt aangewerkt.

Alle scholen registreren de gegevens van de leerlingen en gebruiken een signalerings- en observatiesysteem. Hoe de scholen omgaan met de signalen is erg verschillend. De signaleringen worden besproken met IB-er of andere collega’s. Soms wordt een

behandelingsplan opgesteld of externe deskundigen om hulp gevraagd. Elke school heeft jaarlijks te maken met kinderen waarbij de ontwikkeling stagneert. Dit varieert per school van 2 leerlingen tot 12 leerlingen per jaar. De meeste kinderen zitten in groep 1 en 2. De problematiek betreft: sociaal-emotionele ontwikkeling, taalachterstand, algehele achterstand, motorische problemen, schoolverzuim, gedragsproblemen, rekenproblemen.

Opgroeien en opvoeden Peuterspeelzaalwerk

Het peuterspeelzaalwerk heeft ongeveer 8 x per jaar te maken met problemen die de organisatie overstijgen. Het gaat dan o.a. om mishandeling, echtscheiding,

hoogsensitieve kinderen, autisme, ouders met financiële problemen t.a.v. ouderbijdrage, kinderen met bepaalde genafwijkingen. De organisatie is niet altijd in staat deze

problemen zelf op te lossen. Dan wordt hulp ingeroepen van externe organisaties zoals MEE, Maatschappelijk werk, JGZ, ORO, audiologisch centrum, logopedie etc. Soms worden ouders alleen maar doorverwezen. Over het algemeen wordt er goed teruggekoppeld naar de psz over het verloop van de geboden hulp. Soms laat dit te wensen over.

Als een kind niet te handhaven is in de groep, hier zijn regels voor opgesteld, wordt het kind in overleg met de ouders elders geplaatst.

Als het in het belang van het kind beter is dat het naar een andere instelling gaat omdat men het kind daar adequater kan begeleiden, dan wordt dit ook in overleg met ouders bepaald. In een enkel geval wordt ook geadviseerd om te stoppen met peuterwerk.

Over het algemeen zijn de leidsters in staat problemen vroegtijdig te signaleren. Zij hebben allen minimaal een MBO niveau 3 opleiding en zijn gecertificeerd VVE Puk en Ko leidsters, een enkeling volgt deze nog.

Verder maakt het peuterspeelzaalwerk gebruik van het ontwikkelingsvolgmodel van Memeling. Dit laatste vraagt nog wat oefening om het goed onder de knie te krijgen.

De organisatie is bekend met het zorg voor jeugdsysteem. Zij kunnen melden via jeugdgezondheidszorg. Dit hebben ze nog niet gedaan.

Het komt wekelijks voor dat ouders vragen stellen die de organisatie overstijgen. Ouders worden verwezen naar verschillende instanties. De vragen gaan over: keuze basisschool, lichamelijke klachten van kinderen, vragen over de zwemles etc.

Kinderopvang

Ook de kinderopvang heeft te maken met problemen die de organisatie overstijgen. Het gaat dan om: kinderen met een spraakachterstand, baby’s die veel huilen, baby’s met een voorkeurshouding, billenschuivers, kinderen met een achterstand in de lichamelijke

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

 Indien de melder en/of de persoon bij wie de melding is gedaan een redelijk vermoeden heeft dat de directeur-bestuurder bij de vermoede misstand of onregelmatigheid betrokken

Gezien de opgebouwde reserves, mede ontstaan doordat adoptiestichting Hogar in de afgelopen jaren de verdere bouw van school San Nicolas heeft bekostigd, hebben we aan

Rond de leeftijd van 3 jaar en 6 maanden vindt een zelfde afweging plaats of er signalen of zorgen zijn over de ontwikkeling van het kind en kan aan ouders toestemming

Eliakim en Denise willen de technische school rustig opbouwen, net zoals zij de basisschool gebouw voor gebouw en klas voor klas hebben opgebouwd.. De prioriteit ligt bij landbouw-

Het is de bedoeling dat het kind vertrouwd raakt met het naar de wc gaan, wanneer een kind een plas of zijn ontlasting heeft gedaan op de wc wordt hij/zij daarvoor geprezen

Voor individuele kinderen die meer nodig hebben of voor wie een specifiekere werkwijze geldt, denken de leidsters samen met de intern begeleider na over de doelen waaraan zij

De Inspectie van het Onderwijs heeft op 2 april 2019 een onderzoek uitgevoerd naar de kwaliteit van de voorschoolse educatie op kinderdagverblijf Korein Kinderplein

Ultimo 2015 bestaat deze schuld grotendeels uit in december ontvangen giften bestemd voor de bouw van de vakschool. BATEN