Reinoudina de Goeje
bron
Reinoudina de Goeje, Fidel en zijn kameraadjes. G. Theod. Bom, Amsterdam 1870-1880
Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/goej001fide01_01/colofon.php
© 2011 dbnl
1
Fidel en zijn kameraadjes.
Kijkt, kinderen! Daar staat nu F i d e l , die goede, lieve, trouwe hond; een vriend van ieder, die hem kent, maar vooral van K a r e l en H e i n , de twee broeders, die ge op het volgende plaatje zult zien!... Zij zijn nu naar school en F i d e l kluift ondertusschen een lekker beentje af!... Gedurig echter legt hij het kluifje even neder en luistert, met den kop in de hoogte, of hij de jongens nog niet te huis hoort komen!... Die
vriendelijke F i d e l !
Reinoudina de Goeje, Fidel en zijn kameraadjes
De school is uit en H e i n en K a r e l staan nu voor u!... Zij hebben hunne ballen voor den dag gehaald en rollen er mede over het kleed; terwijl F i d e l mede speelt, door nu eens over de ballen, dan eens over de jongens heen te springen. ‘Hè!’ riep K a r e l eindelijk, ‘Dat rollen begint mij te vervelen!... Laten we liever onze ballen in de hoogte gooijen, of ze elkander toewerpen!’ ‘Maar dat mogen we in de kamer niet doen!’ sprak de goede Hein. ‘Moeder heeft het verboden!’
Reinoudina de Goeje, Fidel en zijn kameraadjes
3
‘Nu, ja!... Moeder is bang, dat er iets door breken zal!... Maar we kunnen het wel heel voorzigtig doen!’ antwoordde K a r e l weêr. Bij deze woorden wierp hij H e i n zijn bal toe. Deze ving hem op en dacht verder even weinig aan het verbod als zijn broeder. 't Ging ook zoo prettig, en al hooger en hooger vloog de bal!... De jongens lachten vrolijk en de hond liep blaffend heen en weêr, tot dat eindelijk de bal op een schotel met melk viel, en de pret uit was, zoo als men op dit plaatje duidelijk kan zien.
Reinoudina de Goeje, Fidel en zijn kameraadjes
‘O, wat spijt mij dat!... Wat spijt mij dat!’ riep K a r e l bedroefd uit. ‘Ja, mij ook!’
zeide H e i n , ‘Want moeder zal heel boos op ons zijn! Kom, laten wij haar spoedig gaan vertellen, dat wij het hebben gedaan!’ ‘O, neen!... Dat durf ik niet!’ antwoordde K a r e l , terwijl hij H e i n bij den arm vasthield. ‘Moeder zal op ons knorren!... Laten we zeggen, dat de schotel’... - En hier bedacht hij zich even - ‘dat F i d e l hem gebroken heeft!’ ‘Neen, ik wil niet jokken! Dat doe ik nooit!’ antwoordde H e i n en liep hard weg, om alles aan zijne moeder te vertellen.
Reinoudina de Goeje, Fidel en zijn kameraadjes
5
‘Voor dat H e i n zijne moeder gevonden had, trad zij de kamer binnen en liep zij regelregt naar K a r e l toe, die nog stond te kijken naar den gebroken schotel. ‘Wat is dat?... Wie heeft dat gedaan?’ vroeg de moeder. ‘Hebt gij een ongeluk gehad, K a r e l ?’ ‘Ik niet!’ zeide karel, terwijl hij sterk begon te blozen, omdat hij wel wist, dat hij een leugen had verteld! ‘Wie deed het dan?’ vroeg de moeder weêr.
‘F i d e l heeft het gedaan!’ antwoordde de ondeugende knaap. De arme hond zat in een hoekje van de kamer en zag zijne meesteres zoo goedig aan, alsof hij zeggen wilde: ‘Neen, ik heb het niet gedaan!’
Reinoudina de Goeje, Fidel en zijn kameraadjes
‘F i d e l ?’ herhaalde de moeder, en zij keek den hond toornig aan, zeggende: ‘Foei, foei! ondeugende hond!... Heb jij mijn schotel gebroken?... Ik zal je leeren, later beter op te passen! Je moet maar een ferm pak slaag hebben!... Geef mij dien stok eens aan, K a r e l !’
En de laffe jongen gaf zijne moeder den stok, waarmede de onschuldige F i d e l geslagen zou worden.
‘Het spijt mij voor het arme dier!’ dacht K a r e l en daar hij veel van den hond hield, liep hij weg, om het huilen van F i d e l niet te hooren, als hij zou worden geslagen.
Reinoudina de Goeje, Fidel en zijn kameraadjes
7
F i d e l werd echter niet gestraft; maar K a r e l wel!... O, wat verschrikte die jongen, toen zijn vader binnen kwam, met een stok in de hand; want hij zag dadelijk, dat zijn vader alles wist. ‘Vergiffenis! Vergiffenis! Ik zal het nooit weêr doen!’ riep hij schreijend uit; maar zijn vader zeide: ‘Neen! Ik zal u eens gevoelig straffen! Gij zijt niet alleen ongehoorzaam geweest, maar gij hebt ook gejokt en laat nu nog een onschuldig dier straffen!... Dat vergeef ik zoo spoedig niet!’
En hoe K a r e l ook smeekte en beterschap beloofde, het hielp hem niets. Hij werd gestraft en gedurende den ganschen dag opgesloten!
Reinoudina de Goeje, Fidel en zijn kameraadjes
‘En nu’ sprak de vader tot F i d e l en H e i n , ‘zullen wij eens met ons drieên eene groote wandeling gaan doen.’ F i d e l kwispelde met zijn staart Hij scheen zeer verheugd te zijn, en sprong vrolijk tegen zijn meester op, die hem hals en kop streelde.
H e i n had er ook veel lust in; maar het speet hem toch zóó van K a r e l , dat hij vroeg:
‘Och, laat Karel ook maar meêgaan!... Wij hebben zamen den schotel gebroken!...
't Was een ongeluk!’
De vader wilde daar echter niets van hooren. ‘Neen, neen!’ zeide hij. Gij waart beiden ongehoorzaam, en daardoor is de schotel gebroken! Dit vergeef ik gaarne.
Maar K a r e l heeft zich aan een leugen en een laagheid schuldig gemaakt, en dat kan ik zoo spoedig niet vergeven!’
Dus bleef K a r e l te huis, terwijl H e i n een prettigen dag had.
Reinoudina de Goeje, Fidel en zijn kameraadjes