Vraag nr. 17 van 6 februari 1996
van de heer MICHIEL VANDENBUSSCHE
Vlaanderen en zijn hoofdstad Brussel – Cel Gezond-heidspromotie
In haar beleidsbrief "Vlaanderen en zijn hoofdstad Brussel", stelt de minister dat er een positieve aanzet werd gegeven ter oprichting van een Brusselse cel in het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie. Dit moet echter nog worden geconcretiseerd, stelt de minister.
Kan ik vernemen wat die positieve aanzet is geweest en hoe dit wellicht sindsdien werd geconcretiseerd ? Antwoord
In mijn beleidsbrief "Vlaanderen en zijn hoofdstad Brussel" van oktober 1995 heb ik inderdaad de proble-matiek van en de nood aan een preventieve gezond-heidszorg in de Brusselse regio aangekaart. Daarbij heb ik gewezen op het feit dat er reeds een aanzet is geweest om een Brusselse cel in het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie (VIG) op te richten. Ter zake werden tussen het gezondheidscentrum van de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) en de VIG als aanvangsfase de volgende afspraken gemaakt : 1. bij de oprichting van de Intersectoriële Raad van
het VIG zal worden voorgesteld de VGC erin op te nemen ;
2. ondersteuning, indien wenselijk en mogelijk, van Brusselse initiatieven door het VIG ;
3. het documentat iecentrum van het VI G wordt beschikbaar gesteld van de Brusselse veldwerkers en organisaties ;
4. resultaten van onderzoeksprojecten in Brussel, die worden meegedeeld aan het VIG, worden opgeno-men in het docuopgeno-mentatiebestand ;
5. de VIG-nieuwsbrief wordt naar Brusselse organisa-ties en verantwoordelijken gestuurd ;
6. initiatieven van gezondheidspromotie in Brussel die worden meegedeeld aan het VIG, worden in de VIG-Nieuwsbrief aangekondigd.
In haar beleidsbrief "Kwaliteit als hefboom voor een Vlaams Gezondheidsbeleid" van december 1995 stelt de Vlaamse minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid voor om tijdens deze regeerperio-de, voor de gezondheidspreventie en in het bijzonder de VIG, een structurele reorganisatie door te voeren met het doel een duidelijke lijn te trekken tussen beleidsadvisering, beleidsvoorbereiding en evaluatie en ondersteuning van het werkveld.
Daarom zullen belangrijke bevoegdheden van het VIG ondergebracht worden in een nieuw organigram, waar-van hieronder de voornaamste krijtlijnen worden opge-somd :
1. de opdrachten van de wetenschappelijke raad van het VIG en van het Vlaams Adviescomité voor Kankerpreventie zullen ondergebracht worden bij de Vlaamse Gezondheidsraad ;
2. de administratie Gezondheidszorg zal worden ver-sterkt met een cel Gezondheidsbevordering, die grotendeels de deskundigheid van het VIG zal over-nemen ;
3. voor belangrijke domeinen in het preventieland-schap (aids, kanker, drugs) zullen coördinatoren worden erkend met als opdracht de projecten en erkende voorzieningen in het kader van de gezond-heidsbevordering of preventie te coördineren, te ondersteunen en te helpen evalueren. Deze coördi-natoren zullen de deskundigheid en de personeels-leden van de huidige voorzieningen binnen het VIG grotendeels overnemen.
Gelet op deze reorganisatie zal de creatie van een Brusselse cel binnen het VIG nog weinig waarschijnlijk en effectief zijn, gezien de overdracht van bevoegdhe-den naar verschillende instellingen. Mijns inziens zal er eerder geopteerd moeten worden voor een streven van een gegarandeerde Brusselse aanwezigheid in deze organen. Ik zal hierover overleg plegen met mijn colle-ga bevoegd voor Gezondheidszorg.