Vraag nr. 2
van 22 september 1997
van de heer JOHAN SAUWENS KINT – Subsidiëring – Evaluatie
Sinds 1994 keert het Vlaams Gewest jaarlijks een subsidie van zes miljoen frank uit aan het Ko n i n k-lijk Instituut voor het Duurzaam Beheer van Natuurlijke Rijkdommen en de Bevordering van Schone Technologie (KINT). Doelstelling van de VZW is "het nastreven en aanmoedigen van origi-n e l e, coorigi-nstructieve eorigi-n harmoorigi-nieuze oplossiorigi-ngeorigi-n voor de veelvuldige problemen teweeggebracht door de relatie tussen de mens en zijn leefmilieu". Volgens de statuten van het KINT zetelen twee leden in de raad van bestuur op voordracht van de Vlaamse minister bevoegd voor Leefmilieu en Natuurbehoud.
1. Op wiens vraag (vereniging, persoon) werd overgegaan tot de toekenning van een jaarlijkse subsidie van zes miljoen frank aan het KINT ? 2. Welke argumenten werden door de
aanvrager(s) (vereniging, persoon) naar voren geschoven om de VZW KINT een jaarlijkse toelage te verstrekken ?
3. Hoe motiveert de minister zijn initiële beslissing om een subsidie van zes miljoen toe te kennen aan het KINT ?
Hoe motiveert de minister de handhaving van deze jaarlijkse subsidie aan het KINT ?
4. Welke personen zetelen momenteel in de raad van bestuur van het KINT op voordracht van de Vlaamse minister bevoegd voor Leefmilieu en Natuurbehoud ?
5. Welke procedure wordt gevolgd om de werking van de VZW KINT te evalueren, teneinde er zich van te vergewissen dat de subsidie van het Vlaams Gewest zinvol wordt besteed ?
Wie ontfermt zich over deze evaluatie ?
Wat is de inhoud van het meest recente evalu-atierapport ?
6. Is de minister tevreden met de binnen- en bui-tenlandse activiteiten die worden ontplooid door de VZW KINT ? Hoe beoordeelt hij de werking van de VZW KINT ?
Antwoord
1. De oprichting van het Koninklijk Instituut voor het Duurzaam Beheer van Natuurlijke Rijk-dommen en de Bevordering van Schone Te c h-nologie (VZW KINT) geschiedde op initiatief van drie regionale ministers, met name de toen-malige minister vice-president van de V l a a m s e regering en Vlaams minister van Leefmilieu en Huisvesting voor het Vlaams Gewest, de minis -ter van Huisvesting, Leefmilieu, Natuurbehoud, Waterbeleid en Monumenten en Landschappen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de minister van Leefmilieu, Natuurlijke Hulpbron-nen en Landbouw van het Waals Gewest. 2. Na onderling overleg hebben deze drie
minis-ters de jaarlijkse toelage en de verdeling ervan tussen de gewesten vastgelegd in de overeen-komst van 11 juli 1994 ; deze overeenovereen-komst werd goedgekeurd door de Vlaamse regering op 6 juli 1994.
3. De motivering van de initiële beslissing van de drie ministers is vervat in de doelstellingen van de V Z W, die hierdoor de politiek van deze ministers ondersteunt.
De overeenkomst van 11 juli 1994 werd geslo-ten voor een periode van 10 jaar.
4. Op mijn voordracht zetelt thans mijn kabinets-a d v i s e u r, de heer H. A b t s, in de rkabinets-akabinets-ad vkabinets-an bestuur van de VZW.
5. Uit de door de VZW KINT opgestelde activitei-tenverslagen (jaarverslagen) blijkt dat hij aan de contractuele verplichtingen voldoet.
Op grond van de activiteitenverslagen is er in feite een continue evaluatie, onder meer door mijn vertegenwoordiger die zetelt in het beheersorgaan.
De activiteiten die zijn opgenomen in de statu-ten gelden hierbij als richtsnoer voor de evalu-atie.
6. Door de talrijke activiteiten, beschreven in het jaarverslag 1996,kan worden gesteld dat de ver-wachtingen die bij de oprichting van het Koninklijk Instituut werden vooropgesteld, worden gerealiseerd. In elk geval kan worden gesteld dat de VZW met de beperkte middelen waarover hij beschikt, een efficiënte en effectie-ve werking nastreeft.
Ik vestig er de aandacht op dat, in het raam van een open politiek, het Instituut zijn jaarversla-gen verspreidt en ter beschikking stelt van alle geïnteresseerden.