• No results found

Instelling. Onderwerp. Datum

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Instelling. Onderwerp. Datum"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

M&D SEMINARS

Eikelstraat 38 | 9840 De Pinte | T 09 224 31 46 | F 09 225 32 17 | info@mdseminars.be | www.mdseminars.be

Instelling Hof van Cassatie

Onderwerp

Minimaliseren stedenbouwkundige problemen. Verzwijging. Bedrog.

Datum

17 februari 2012

Copyright and disclaimer

De inhoud van dit document kan onderworpen zijn aan rechten van intellectuele eigendom van bepaalde betrokkenen, Er wordt u geen recht verleend op deze rechten.

M&D Seminars geeft u via dit document informatie, maar verstrekt geen advies. M&D Seminars garandeert niet dat de informatie in dit document foutloos is. U gebruikt de inhoud van dit document op eigen risico. M&D Seminars, noch een van haar directieleden, aandeelhouders of bedienden zijn aansprakelijk voor bijzondere, indirecte, bijkomstige, afgeleide of bestraffende schade, noch voor enig ander nadeel van welke aard ook bij het gebruik van dit document en van de inhoud van dit document.

© M&D Seminars – 2012

(2)

Hof van Cassatie van België

Arrest

Nr. C.10.0323.F

1. BELGIAN MINERALS AND MATERIALS ENGINEERING COMPANY nv,

2. O. C., 3. P. W.,

Mr. Pierre Van Ommeslaghe, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen

D. V.,

Mr. John Kirkpatrick, advocaat bij het Hof van Cassatie.

I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Brussel van 17 mei 2006.

Afdelingsvoorzitter Albert Fettweis heeft verslag uitgebracht.

(3)

Advocaat-generaal Thierry Werquin heeft geconcludeerd.

II. CASSATIEMIDDELEN

De eisers voeren een middel aan.

(…)

III. BESLISSING VAN HET HOF

Ontvankelijkheid van het cassatieberoep

Betreffende de door de verweerder tegen het cassatieberoep van de eiseres opgeworpen middel van niet-ontvankelijkheid: de naamloze vennootschap Belgian Minerals and Materials Engineering Company toont niet aan dat zij in de rechten van de Wescam bvba is getreden:

De eiseres heeft, in bijlage bij haar memorie van wederantwoord, een akte van fu- sie overgelegd, die op 30 november 2006 verleden is voor notaris P.N. te Grez- Doiceau en op 10 januari 2007 neergelegd is op griffie van de rechtbank van koophandel te Nijvel; die akte bevestigt dat Wescam bvba werd opgeslorpt door de naamloze vennootschap Belgian Minerals and Materials Engineering Compa- ny.

Het middel van niet-ontvankelijkheid kan niet worden aangenomen.

Middel

Eerste onderdeel

Het arrest van 14 maart 1997 van het hof van beroep te Brussel, rechtszitting hou- dende in correctionele zaken, vermeldt met betrekking tot het misdrijf bedrog dat de eisers sub 2 en 3 de verweerder en zijn broer M.V. ten laste leggen:

- “[de verweerder] voert, op geloofwaardige wijze, aan dat hij zijn problemen met de administratie van stedenbouw en met de buren nooit verborgen heeft gehouden voor de [eisers sub 2 en 3]; het hele dorp zou daarvan ook op de

(4)

hoogte zijn geweest; hij beroept zich op het getuigenis van notaris S. die ver- meldt dat het stedenbouwkundig geschil was opgeworpen bij de ondertekening van de onderhandse koopovereenkomst, wat de verschillen zou verklaren tus- sen de handgeschreven vermeldingen van de onderhandse koopovereenkomst tussen M.V. en [de eiser sub 2] en die welke voorkomen in de authentieke koopakte van 29 september 1992; de onderhandse koopovereenkomst vermeld- de immers dat ‘de verkoper ten aanzien van stedenbouw persoonlijk verant- woordelijk blijft voor de gebouwen die hij heeft opgetrokken en dat de koper dienaangaande geen enkele verbintenis aangaat’, terwijl in een handgeschre- ven renvooi bij de ondertekening van de authentieke akte het volgende werd gepreciseerd: ‘dienaangaande erkent de koper dat het goed verkocht is zonder garantie van de stedenbouwkundige toestand en hij ontslaat de verkoper van elke verantwoordelijkheid op dat vlak’; die fundamentele wijzigingen kunnen slechts worden verklaard door de besprekingen tussen de partijen over de ste- denbouwkundige toestand van de verkochte goederen, waarbij [de verweerder]

van zijn kant aanvaardt alle desbetreffende verantwoordelijkheden op zich te nemen”.

- “in een brief van 24 september 1992 aan een firma Qualitinvest herinnerde [de eiser sub 2] eraan dat hij [de verweerder] al ettelijke jaren kende zodat het onwaarschijnlijk is dat hij geen weet zou hebben gehad van de onenigheid tus- sen laatstgenoemde en stedenbouw m.b.t. het verkochte goed”.

Het arrest van 14 maart 1997 dat uit die overwegingen afleidt “dat aldus moet worden vastgesteld dat het niet bewezen is dat de stedenbouwkundige problemen van de verkopers V. verborgen zouden gebleven zijn voor de [eisers], wier aan- dacht wel degelijk op die problemen werd gevestigd, ook al werd de omvang er- van misschien geminimaliseerd” spreekt de verweerder niet vrij van de tenlaste- legging bedrog wegens het bestaan van twijfel alleen.

Het onderdeel dat volledig berust op de tegenovergestelde bewering, gaat uit van een onjuiste uitlegging van dat arrest en mist, bijgevolg, feitelijke grondslag.

(5)

Tweede onderdeel

Het gezag van het strafrechtelijk gewijsde is beperkt tot hetgeen zeker en noodza- kelijk door de strafrechter is beslist, rekening houdende zowel met het dictum als met de motieven die de noodzakelijke grondslag van de beslissing uitmaken.

In arrest van 14 maart 1997 heeft het hof van beroep te Brussel de verweerder vrijgesproken van de tenlastelegging bedrog omtrent de aard van de verkochte zaak, op grond “dat het niet bewezen is dat de stedenbouwkundige problemen van de verkopers verborgen zouden gebleven zijn voor de kopers [...], wier aandacht wel degelijk op die problemen werd gevestigd, ook al werd de omvang ervan mis- schien geminimaliseerd”.

Er is sprake van bedrog omtrent de aard van de verkochte zaak, dat strafbaar is krachtens 498, derde lid, Strafwetboek, wanneer vast staat dat de verkoper, met de bedoeling zich ten nadele van een ander te verrijken door het gebruik van listen, arglistigheden of leugens een zaak geleverd heeft die in schijn gelijk is aan die welke de koper heeft gekocht of heeft gemeend te kopen, doch die ongeschikt is voor het gebruik waartoe ze bestemd was, en wanneer de overeenkomst niet ge- sloten zou zijn geweest, indien de koper die omstandigheid had gekend.

Het voornoemde arrest van 14 maart 1997 dat de verweerder vrijspreekt van die tenlastelegging beslist zeker en noodzakelijk dat de omstandigheid dat de omvang van verweerders stedenbouwkundige problemen mogelijks was geminimaliseerd niet voldoende is om het materiële bestanddeel van het misdrijf op te leveren, en bijgevolg geen bedrog, arglistigheid of leugen vormt om de koper te misleiden omtrent de aard van de zaak.

De verzwijging van een partij bij het sluiten van een overeenkomst kan in bepaal- de gevallen bedrog opleveren in de zin van artikel 1116 Burgerlijk Wetboek wan- neer zij betrekking heeft op een feit dat, indien de wederpartij ervan op de hoogte was geweest, ertoe zou geleid hebben dat zij de overeenkomst niet zou hebben ge- sloten of ze tegen een goedkopere prijs zou hebben gesloten.

(6)

Het in artikel 1116 Burgerlijk Wetboek bedoelde bedrog impliceert echter dat een contractant opzettelijk arglistigheden aanwendt teneinde de wederpartij aan te sporen de overeenkomst onder de bedongen voorwaarden te sluiten.

Bijgevolg beslist het bestreden arrest naar recht dat “het loutere bestaan van de [in het arrest van 14 maart 1997] aangevoerde mogelijkheid dat het stedenbouw- kundig probleem zou zijn geminimaliseerd […], geen invloed heeft op het vol- strekte gezag van dat arrest en dat alle bestanddelen van het [aan de verweerder]

ten laste gelegde bedrog dekt” om daaruit af te leiden dat “het aan laatstgenoem- de verweten bedrog niet bewezen is”.

Het onderdeel kan niet worden aangenomen.

Dictum

Het Hof,

Verwerpt het cassatieberoep.

Veroordeelt de eisers in de kosten.

Aldus geoordeeld door het Hof van Cassatie, eerste kamer, te Brussel, door voor- zitter Christian Storck, raadsheer Didier Batselé, afdelingsvoorzitter Albert Fet- tweis, de raadsheren Mireille Delange en Michel Lemal, en in openbare terechtzit- ting van 17 februari 2012 uitgesproken door voorzitter Christian Storck, in aan- wezigheid van advocaat-generaal Thierry Werquin, met bijstand van griffier Pa- tricia De Wadripont.

Vertaling opgemaakt onder toezicht van raadsheer Beatrijs Deconinck en over- geschreven met assistentie van griffier Johan Pafenols.

De griffier, De raadsheer,

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

machtigt, voor het geval dat het herstel in de oorspronkelijke toestand niet binnen de gestelde termijn wordt uitgevoerd, de stedenbouwkundig inspecteur en de

Sindsdien wordt, wanneer geen normale werkroosters werden bekendgemaakt, de deeltijdse werknemer vermoed arbeid te hebben verricht in het kader van een arbeidsovereenkomst voor

Indien men van oordeel zou zijn dat ingevolge de artikelen 2244, 2246 en 2247 Burgerlijk Wetboek in combinatie met artikel 32.3 CMR, een “Klage” neergelegd vóór een Duitse

in zijn hoedanigheid van curator [in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid] Victor Gravy en de veroordeling van de eiseres vordert tot

66 Dit criterium, op basis waarvan de gebieden waarvoor het geraamde verbruik hoger ligt dan de geraamde productie onder A- en B-quota (hierna: „com- munautaire methode")

Geen wettelijke bepaling laat toe inkomsten te belasten bedoeld in artikel 90,1 WIB92 in een belastbaar tijdperk waarin deze niet behaald zijn, ook al blijkt achteraf en dus

Het onderdeel voert schending aan van artikel 149 Grondwet, artikel 3 Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering, artikel 63 Wetboek van Strafvordering en de artikelen 193,

Het Hof wordt verzocht zich uit te spreken over de bestaanbaarheid met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet van artikel 1435 van het Burgerlijk Wetboek, in die zin geïnterpreteerd