M&D SEMINARS
Eikelstraat 38 | 9840 De Pinte | T 09 224 31 46 | F 09 225 32 17 | info@mdseminars.be | www.mdseminars.be
Instelling SoCompact
Van Eeckhoutte, Taquet & Clesse www.bellaw.be
Onderwerp
Verruiming: sociaal inspecteurs mogen meer documenten opsporen
Datum
16 maart 2012
Copyright and disclaimer
De inhoud van dit document kan onderworpen zijn aan rechten van intellectuele eigendom van bepaalde betrokkenen, Er wordt u geen recht verleend op deze rechten.
M&D Seminars geeft u via dit document informatie, maar verstrekt geen advies. M&D Seminars garandeert niet dat de informatie in dit document foutloos is. U gebruikt de inhoud van dit document op eigen risico. M&D Seminars, noch een van haar directieleden, aandeelhouders of bedienden zijn aansprakelijk voor bijzondere, indirecte, bijkomstige, afgeleide of bestraffende schade, noch voor enig ander nadeel van welke aard ook bij het gebruik van dit document en van de inhoud van dit document.
© M&D Seminars – 2012
Blijf met ons aan de spits van het sociaal recht
11 - 2012 - 9 t.e.m. 15 maart Inhoud
Verruiming: sociaal inspecteurs mogen meer documenten opsporen
Een laaiende lente: twee wetten houdende diverse bepalingen op komst
De vermoedens bij niet-naleving van de verplichtingen inzake deeltijds werken: eindelijk duidelijkheid?
Verruiming: sociaal inspecteurs mogen meer documenten opsporen
Wet 15 februari 2012 tot wijziging van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, en van het Sociaal Strafwetboek (BS 8 maart 2012)
De mogelijkheden die sociaal inspecteurs hebben om zelf documenten (of volgens de wettelijke terminologie: "informatiedragers") en gegevens die elektronisch worden bewaard, op te sporen en te onderzoeken, werden een beetje gewijzigd door het Sociaal Strafwetboek. Wij hebben die wijzigingen voor u uiteengezet in aflevering 39-2011 van SoCompact.
Eén van de nieuwigheden was dat documenten die 'gelijk welke andere gegevens (andere gegevens dan sociale gegevens) bevatten die ingevolge de wetgeving dienen te worden opgemaakt, bijgehouden of bewaard' (bv. facturen, boekhouding, vergunningen,...), slechts door de sociaal inspecteurs konden worden opgespoord op voorwaarde dat die gegevens vermeld waren in een bij koninklijk besluit bepaalde lijst.
Omdat het bijzonder moeilijk of zelfs onmogelijk bleek te zijn in uitvoering van de nieuwe bepaling een dergelijk koninklijk besluit op te stellen, is die nieuwe voorwaarde nu terug geschrapt door een wet die deze week in het Belgisch Staatsblad werd gepubliceerd. De tekst van het Sociaal Strafwetboek wordt door de hierboven vermelde wet aangepast in die zin dat net zoals vóór de inwerkingtreding van het Sociaal Strafwetboek, te informatieven titel een koninklijk besluit kan worden opgesteld met een lijst van de gegevens die ingevolge de wetgeving dienen te worden opgemaakt, bijgehouden of bewaard. Het uitvaardigen van een dergelijk koninklijk besluit is dus opnieuw een mogelijkheid en niet langer een voorwaarde opdat documenten die deze gegevens bevatten, actief zouden kunnen worden opgespoord door de sociaal inspecteurs. Concreet betekent dit dat de opsporingsbevoegdheden van de sociaal inspecteurs terug ruimer zijn. Sinds de inwerkingtreding van het Sociaal Strafwetboek kon een sociaal
inspecteur bijvoorbeeld niet meer zelf op zoek gaan naar facturen. Nu hebben de sociaal inspecteurs in bepaalde omstandigheden opnieuw dat recht.
De tegenstrijdigheid die vervat was in het oorspronkelijk wetsvoorstel tot wijziging van het Sociaal Strafwetboek, (zie SoCompact 39-2011) is verholpen door een in de Senaat aangenomen amendement.
Ann Taghon.
Meer informatie over dit onderwerp is te vinden in het Sociaal Compendium 11-12, hét standaardwerk van het Belgisch arbeids- en socialezekerheidsrecht (www.sociaalcompendium.be)
Een laaiende lente: twee wetten houdende diverse bepalingen op komst
Wetsontwerp houdende diverse bepalingen (I) en wetsontwerp houdende diverse bepalingen (II) Kamer, Doc 53 2097/001 en 2098/001
Was de herfst, met zijn collectieve acties, heet, de lente belooft laaiend te worden op het vlak van de sociale wetgeving. Twee weken geleden signaleerden wij u in deze nieuwsbrief al de indiening in de Kamer van een ontwerp van programmawet met tal van sociaalrechtelijke wijzigingen (zie SoCompact 9- 2012). Bovendien werden nu ook nog twee wetten houdende diverse bepalingen in de Kamer in
behandeling genomen. Ook die wetten bevatten diverse wijzigingen in het domein van het sociaal recht.
Naast een aantal sociaalrechtelijke bepalingen die voor u niet rechtstreeks van belang zijn, signaleren wij u alvast:
- de invoering van een recht op bijkomende vakantie aan het begin of bij de hervatting van de activiteit (zie hierover ook: SoCompact 6-2012);
- de uitbreiding van het recht op betaald educatief verlof;
- de invoering van de verplichting om bij collectief ontslag het aantal ontslagen evenredig te spreiden over de leeftijdsgroepen (eerbiediging van een leeftijdspiramide).
Wij komen in deze nieuwsbrief hierop terug zodra de teksten definitief zijn of de uitvoeringsmaatregelen die noodzakelijk zijn om de impact van de geplande wijzigingen te beoordelen, vast staan.
Ann Taghon.
Meer informatie over dit onderwerp is te vinden op www.sociaalcompendium.be
De vermoedens bij niet-naleving van de verplichtingen inzake deeltijds werken: eindelijk duidelijkheid?
Art. 73-74 ontwerp van programmawet (I), Kamer Doc 53 2081/001
Om zwartwerk tegen te gaan, heeft de wetgever in 1989 een aantal verplichtingen opgelegd aan werkgevers die deeltijdse werknemers tewerkstellen.
Aldus is een werkgever bij de tewerkstelling van een deeltijdse werknemer verplicht:
- het normale werkrooster van de deeltijdse werknemer openbaar te maken door een afschrift van de arbeidsovereenkomst of een uittreksel daarvan met de werkroosters ter beschikking te leggen van de inspectiediensten op de plaats waar het arbeidsreglement kan worden geraadpleegd,
- een document bij te houden of gebruik te maken van geschikte apparaten die het toezicht op afwijkingen van dat normale werkrooster moeten toelaten.
Om de naleving van die verplichtingen kracht bij te zetten, is in de RSZ-wet een artikel 22ter ingevoegd dat twee vermoedens bevat in het voordeel van de RSZ. Het eerste vermoeden is van toepassing
wanneer de werkgever de toezichtsmaatregelen bij afwijkingen op de normale werkroosters schendt, het tweede wanneer hij de openbaarmakingsformaliteiten van de normale werkroosters van de deeltijdse werknemers niet naleeft. In het eerste geval worden de deeltijdse werknemers vermoed hun arbeid verricht te hebben overeenkomstig hun normale werkroosters, in het tweede geval worden ze vermoed hun prestaties verricht te hebben in het kader van een voltijdse arbeidsovereenkomst.
M.b.t. het vermoeden van voltijdse tewerkstelling dat geldt bij niet-bekendmaking van het normale werkrooster van de deeltijdse werknemer bestond lange tijd discussie over het al dan niet weerlegbaar karakter van dat vermoeden en, in geval van weerlegbaarheid, over de vraag waarin dat tegenbewijs moet bestaan. Het Hof van Cassatie schiep eerst in 2003 duidelijkheid: het vermoeden is weerlegbaar, de werkgever moet het tegenbewijs leveren, de werkgever moet niet de omvang van de werkelijk verrichte prestaties in het kader van deeltijdse arbeidsovereenkomst bewijzen.
Als reactie op dat cassatiearrest heeft de wetgever in 2004 artikel 22ter geherformuleerd d.m.v. van de programmawet van 27 december 2004. Sindsdien wordt, wanneer geen normale werkroosters werden bekendgemaakt, de deeltijdse werknemer vermoed arbeid te hebben verricht in het kader van een arbeidsovereenkomst voor arbeid als voltijdse werknemer, behoudens in de door de inspectie
vastgestelde gevallen van materiële onmogelijkheid voltijdse arbeid te verrichten. Volgens de memorie van toelichting bij het ontwerp van wat de programmawet van 27 december 2004 zou worden, is het bedoelde vermoeden sindsdien onweerlegbaar.
Niettemin oordeelden rechtsleer en rechtspraak, waaronder het Hof van Cassatie (zie SoCompact nr. 10- 2011), dat het vermoeden ook na de wet van 27 december 2004 als weerlegbaar moet beschouwd worden. Anders oordelen zou volgens het Grondwettelijk Hof zelfs in strijd zijn met het grondwettelijk gelijkheids- en non-discriminatiebeginsel (zie SoCompact nr. 5-2012).
Een herformulering van artikel 22ter dringt zich dus op. Het in de kamer hangende ontwerp van programmawet zorgt voor die noodzakelijke herformulering. Zoals ook nu nog het geval is, worden in artikel 22ter twee vermoedens ingeschreven in het voordeel van de RSZ, een eerste in geval van niet- naleving van de verplichting het normale werkrooster van de deeltijdse werknemer openbaar te maken, een tweede in geval van schending van de toezichtsmaatregelen bij afwijkingen op de normale
werkroosters. Nieuw is dat voor de beide vermoedens uitdrukkelijk voorzien wordt in de weerlegbaarheid ervan. Nieuw is ook dat de deeltijdse werknemer in de beide gevallen vermoed wordt zijn prestaties voltijds te hebben verricht.
Vanuit een bekommernis van coherentie voorziet het wetsontwerp tenslotte ook in een aanpassing in dezelfde zin van het in oorsprong gelijkluidende, arbeidsrechtelijke artikel 171 van de programmawet 1989, dat dezelfde twee vermoedens bevat. In tegenstelling tot de vermoedens ingeschreven in artikel 22ter, zijn de vermoedens van artikel 171 niet ingesteld ten voordele van de RSZ maar wel ten voordele van de instellingen en de ambtenaren die bevoegd zijn om het zwartwerk te voorkomen.
Ester Van Oostveldt.
Meer informatie over dit onderwerp is te vinden in het Sociaal Compendium 11-12, hét standaardwerk van het Belgisch arbeids- en socialezekerheidsrecht (www.sociaalcompendium.be)
SoCompact is het e-zine van Van Eeckhoutte, Taquet & Clesse.
Drie Koningenstraat 3, 9051 Gent/SDW
T: 09/220 82 00 - info.ve@bellaw.be - www.bellaw.be