• No results found

Flexibele arbeid - duurzame arbeid?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Flexibele arbeid - duurzame arbeid?"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Flexibele arbeid – duurzame arbeid?

Goudswaard, A. (2003). Flexibele arbeid – duurzame arbeid? De stand van zaken na twintig jaar flexibilisering van arbeid. [Proefschrift Katholieke Universiteit Nijme- gen]. Hoofddorp: TNO Arbeid.

Inleiding

Dit proefschrift geeft antwoord op de vraag onder welke condities flexibele arbeid kan bijdragen aan een duurzame inzet van personeel binnen onder- nemingen. Het antwoord komt uit de literatuur en de analyse van een uniek databestand van 3 600 Nederlandse bedrijven en 11 000 werknemers. De bestudeerde vormen van flexibele arbeid betreffen:

functionele flexibiliteit, flexibele werktijden en flexibele contracten. Onderzocht zijn twee kanten van duurzame inzet: de kans op langetermijninzet- baarheid door leer- en ontwikkelingsmogelijkhe- den, en het voorkomen van uitval als gevolg van stress door werkdruk of combinatiedruk.

Het proefschrift laat echter zien dat de onderzoeks- vraag niet eenvoudig of eenduidig te beantwoor-

den valt en dat het antwoord va- rieert voor de verschillende vor- men van flexibele arbeid. Boven- dien blijken condities in het werk een belangrijke factor om tot duur- zame flexibiliteit te komen.

De twee gezichten van functionele flexibiliteit

In de literatuur wordt over het al- gemeen in positieve termen ge- sproken over functionele flexibili- teit en over bedrijven die deze vorm van flexibele arbeid toepas- sen. Uit de analyses van het werk- geversbestand komt functionele flexibiliteit naar voren als een flexi- biliteitstrategie die zich duidelijk laat onderscheiden van andere, kwantitatieve flexi- biliteitstrategieën. Bedrijven die functionele flexibi- liteit toepassen, kenmerken zich onder meer door de aanwezigheid van groepswerk, door een hoge mate van decentralisatie van verantwoordelijkhe- den naar de werkvloer en door een sociaal beleid dat is gericht op scholing en goede arbeidsomstan- digheden. Ook uit de analyses van het werk- nemersbestand blijkt dat functionele flexibiliteit kansen biedt voor duurzame inzet. Functionele flexibiliteit vertoont op werknemersniveau een re- latie met positieve condities in het werk, zoals goe- de vaardigheidsmogelijkheden in het werk, een uitdagende functie en betrokkenheid bij besluit- vorming. Daarnaast schatten werknemers die func- tioneel flexibel zijn het nut van hun kwalificaties voor het bedrijf en voor andere bedrijven voor de

OVER.WERK Tijdschrift van het Steunpunt WAV 4/2003 179 Duurzaamheid en flexibiliteit: twee belangrijke opgaven voor

ondernemingen. Kunnen deze beide begrippen samengaan of vertegenwoordigen ze tegenstrijdige waarden? Hierover zijn in de afgelopen twintig jaar zeer verschillende visies naar voren gebracht. Dit proefschrift beschrijft de zoektocht naar feit en mythe achter deze verschillende visies. Is flexibele arbeid mar- ginale arbeid aan de onderkant van de arbeidsmarkt of levert het de ‘high road’ tot kennis en innovatie? Is de ‘nieuwe werkne- mer’ slachtoffer van flexibilisering van arbeid en organisatie of de drijvende kracht achter ‘moderne’ vormen van flexibiliteit?

Leidt flexibiliteit tot inzetbaarheid op langere termijn of juist tot uitval door overbelasting? En welke condities in het werk beïnvloeden dat?

(2)

toekomst positiever in dan werknemers die niet functioneel flexibel zijn. Brede inzetbaarheid in het werk lijkt, naast een uitdagende functie, een goede mogelijkheid tot duurzame inzetbaarheid.

Bij deze positieve berichten moet echter ook een negatieve kanttekening worden gemaakt. Er lijkt namelijk een relatie te bestaan tussen functionele flexibiliteit en het risico op emotionele uitputting.

Indien gewaakt wordt over te hoge taakeisen en gezorgd wordt voor goede opdrachtinformatie lijkt er geen risico op stress te bestaan als gevolg van functionele flexibiliteit.

De diverse praktijken van kwantitatieve flexibiliteit

Terwijl er in de literatuur over het algemeen een po- sitief effect wordt verwacht van functionele flexibili- teit op duurzame inzetbaarheid, wordt er van kwan- titatieve flexibiliteit vooral een negatief effect ver- wacht. Hierbij wordt de tegenstelling tussen kwalita- tieve en kwantitatieve flexibiliteit naar voren ge- bracht, maar ook de tegenstelling tussen interne en externe flexibiliteit. Van externe vormen van flexibe- le arbeid worden over het algemeen de meeste na- delen verwacht, zowel voor de maatschappij als ge- heel als voor de betrokken werknemers. Uit de ana- lyses blijkt de praktijk van kwantitatieve flexibiliteit diverser te zijn, zowel in verschijningsvormen als in gevolgen voor duurzame inzet. Op het niveau van de onderneming kan onderscheid gemaakt worden tussen een ad hoc-strategie en een langeretermijn- strategie voor kwantitatieve flexibiliteit. Bij de lange- retermijnstrategie gaat het om het opstellen van werkroosters, het inzetten van tijdelijk en seizoens- personeel en het inzetten van oproepkrachten en kleine deeltijdcontracten. Deze vormen van flexibe- le inzet van arbeid veronderstellen een zeker capaci- teitsmanagement over een wat langere termijn. Bij de ad hoc-strategie gaat het om het gebruik maken van overwerk en het inzetten van uitzendkrachten bij het opvangen van ‘piek en ziek’. Hoewel hier ge- sproken wordt over een kortetermijnbeleid, kan een dergelijke strategie over langere tijd worden volge- houden. Beide strategieën lijken elkaars tegenpool wat betreft werknemerskenmerken.

Op het niveau van de werknemers moet onder- scheid gemaakt worden tussen de duur van de

aanwezigheid binnen de onderneming (flexibele contracten: tijdelijke, uitzend- en oproepcontracten en kleine deeltijdcontracten) en het tijdstip of regel- maat van de aanwezigheid (flexibele werktijden:

werk buiten kantooruren, onregelmatige werktij- den).

In de literatuur wordt vooral een negatieve relatie verondersteld tussen het hebben van een flexibel contract en de mogelijkheden tot kwalificering. Uit de analyses blijkt dat werknemers met een flexibel contract inderdaad vooral worden ingezet op wei- nig uitdagend werk. Hierbij is bovendien sprake van sekseverschillen, waarbij vrouwen in flexibele contracten in functies lijken te werken met minder vaardigheidsmogelijkheden dan mannen in flexi- bele contracten. De verwachte negatieve gevolgen voor de langeretermijninzetbaarheid van de betref- fende werknemers wordt met de analyses echter niet ondersteund. Werknemers met een flexibel of (klein) deeltijds contract zijn niet minder optimis- tisch over het nut van hun kwalificaties op termijn dan werknemers met een vast of voltijds contract.

Een laatste thema dat is geanalyseerd is de relatie tussen flexibele werktijden, de balans werk-privé en het risico op emotionele uitputting. Uit de analy- ses blijkt dat het vinden van een goede balans in het werk, niet te hoge taakeisen en voldoende re- gelmogelijkheden, een belangrijke conditie vormt voor het bereiken van een goede balans tussen werk en privé. Deze conditie is belangrijker dan een al dan niet flexibele inzet van arbeid. Wel is zeggenschap over de werktijden van belang, in het bijzonder de vraag of men het gewenste aantal uren werkt en of men verlof kan opnemen indien dat nodig is. Het gaat bij het voorkomen van stress en combinatiedruk vooral om de hoeveelheid aan arbeid bestede tijd en de hersteltijd, niet om de flexibiliteit.

Naar duurzame flexibiliteit

In de beleidsdocumenten van de afgelopen jaren zijn steeds meer doelen naast elkaar gezet vanuit de gedachte dat een integraal beleid noodzakelijk is. Nu wijzen de bevindingen enerzijds op het nut van een integrale aanpak. Zo ondersteunen de be- vindingen bijvoorbeeld de noodzaak om, bij het fa- ciliteren van de levensloop, ook voldoende aan-

180 OVER.WERK Tijdschrift van het Steunpunt WAV 4/2003

(3)

dacht te besteden aan de inhoud van het werk en de zeggenschap van de werknemer ten aanzien van de arbeidsrelatie. Aan de andere kant maken de analyses ook duidelijk dat het niet eenvoudig is om alle gestelde doelen tegelijk te behalen. Het lijkt vooralsnog niet mogelijk om én kwalificering én een loopbaan, én combinatie van werk met andere levenssferen, én geen risico op uitval door

stress maximaal te combineren. Hierbij kan hoog- stens gestreefd worden naar een optimale combi- natie.

Anneke Goudswaard TNO Arbeid

OVER.WERK Tijdschrift van het Steunpunt WAV 4/2003 181

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De concepten binnen duurzame woningbouw sloten eerst niet aan op de vraag (in de jaren 90) maar door de huidige milieuproblematiek, financiële crisis en toekomstige regelgeving

Op tactisch niveau wordt in deze paragraaf antwoord gegeven, uitgaand van het realiseren van de verbeterpunten voor besturing en “flexibiliteit van arbeid”, op deelvraag vier:

Bart Scholiers en Sarah Vansteenkiste geven in een tweede artikel een overzicht van de arbeidsmarktpositie van deze drie kwetsbare groepen, die centraal staan in het

Recent onderzoek onder Euro- pese bedrijven laat bijvoorbeeld zien dat er vooral sprake is van een negatieve relatie tussen de inzet van flexwerkers en de productiviteit van

Het is niet in te schatten tot hoeveel extra loop- baanmaanden en -jaren de nieuwe grenzen zullen leiden, hoe de verlenging van loopbanen de te- werkstellingskansen in

In een tweede hoofdstuk wordt de aandacht toegespitst op de invloed van de omgeving op het gebruik van flexibele en niet-reguliere arbeid door onder ande- re te kijken naar

De verschillen in arbeidsvoorwaarden en rechtsposities tussen groepen werknemers, tussen en binnen sectoren, tussen en binnen bedrijven worden bij voortzetting van de

Dit artikel gaat in op drie vormen van marktfalen op de markt voor flexibele ar- beid: het lage gemiddelde loon voor flexibel werk, het gevaar dat flexwerkers voor de