• No results found

Hof van beroep. Antwerpen. Arrest

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Hof van beroep. Antwerpen. Arrest"

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

i

rSr

Hof van beroep Antwerpen

Arrest

twaalfde kamer

correctionele zaken

Arrestnummer

C /

JL>i.

/ 2015

Repertorl u m num mer

2015/

Datum van ultspraak

4 februari 2015

Rolnummer

2014/CO/968

Notlenummer parket-generaal

2014/PGA/4074 2014/VJ11/1004

lOooco

irn^ccL'

e

| cover oi-ooaoQD7cm,i-ooDi-aaii-oi-Di-i""?1

(2)

1

Hof van beroep Antwerpen - 2014/CO/968 - p. 2

2014/PGA/4074 - 2014/VJ11/10Q4

Het OPENBAAR MINISTERS

en

i-

geboren te op

wonende te i Antwerpen-Merksem,

burgerlijke partij

2. Mr.

advocaat bij de balie van

in zijn hoedanigheid van voorlopig bewindvoerder over de persoon en de goederen van mevrouw

geboren te op

wonende te ' Antwerpen-Merksem,

burgerlijke partij

beide burgerlijke partijen gesteld voor onderzoeksrechter M.

De Munck te Tumhout op 6 december 2012

beide burgerlijke partijen vertegenwoordigd door mr. Karen Verhuizen loco mr. Gert Verreyt, beiden advocaat bij de balie van Turnhout

tegen

J

(3)

Hof van beroep Antwerpen - 2014/CO/968 - p. 3

geborente i op ,

wonende te Retie, I beklaagde

vertegenwoordigd door mr. Luc Bouwen, advocaat bij de balie van Tumhout

1. Ten laste gelegde feiten

Tussen 20 april 2012 en 6,September 2012, op niet nader bepaald tiidstip.

Op het perceel gelegen te gekadastreerd als

met een (globale) opperviakte van 4 a 38 ca

eigendom van 1 (’1 ) en (° )

ingevolge akte verleden door notaris dd. i

Bij inbreuk op artikel 6.1.1.1* van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, hetzij zonder voorafgaande stedenbouwkundige vergunning, hetzij in strijd met de vergunning, hetzij na verval, vernietiging verstrijken van de termijn van de vergunning, hetzij in geval van schorsing van de vergunning, hiernavermelde handelingen te hebben uitgevoerd, zoals bepaald bij artikel 4.2.1.7” (het opsplitsen van een woning of het wijzigen in een gebouw van het aantal woongelegenheden die hoofdzakelijk bestemd zijn voor de huisvesting van een gezin of een alleenstaande, ongeacht of het gaat om een eengezinswoning, een etagewoning, een flatgebouw, een studio of een al dan niet gemeubileerde kamer),

namelijk het opsplitsen van een 66ngezinswoning in meerdere kamerwontngen.

| PAGE ai-aDD0DQ7,:jai,1-D0Q3-aDll-Dl-01-M”^

(4)

Hof van beroep Antwerpen - 2014/CO/968 - p. 4

Op 6 September 2012.

Bij inbreuk op artikel 17 van het decreet d.d. 4 februari 1997 houdende de kwaliteits- en veiligheidsnormen van kamers en studentenkamers, zoals gewijzigd door het decreet van 7 juli 2006, als verhuurder hetzij rechtstreeks, hetzij via tussenpersoon, als persoon die het goed ter beschikking stelt met het oog op bewoning, hetzjj rechtstreeks, hetzij via tussenpersoon of als eventuele onderverhuurder hetzij rechtstreeks, hetzij via tussenpersoon, een kamerwoning of een kamer die niet voldoet aan de vereisten van artikelen 4, 6 en 7 van hoger vernoemd decreet te hebben verhuurd, te huur gesteld of te hebben ter gesteld,

namelijk een ongeschikte en onbewoonbare kamer verhuurd te hebben aan

in het pand gelegen te ,

gekadastreerd als

met een (globale) oppervlakte van 4 a 38 ca

eigendom van 1 (° ) en (’ )

ingevolge akte verleden door notaris dd. i

C.

Tussen 20 april 2012 en 6 december 2012, meermaals. op niet nader bepaalde tiidstlppen.

Zonder een bevel van de overheid en buiten de gevallen waarin de wet toelaat in de woning van bijzondere personen tegen hun wil binnen te treden, in een door een ander bewoond huis, appartement, kamer of verbtijf, of in de aanhorigheden ervan te zijn binnengedrongen door middel van braak, inklimming of valse sleutels, te weten in de waning gelegen te

en bewoond door en I

2. Bestreden beslisslng

| PASE Ol-DOQODQTTfiM-DDQH-QQll-Dl-Ql-M--1

(5)

Hof van beroep Antwerpen - 2014/CO/968 -p. S

Er werd hoeer beroep ingesteld:

a- op 21 oktober 2014 door de belde burgerlijke partljen opzichtens de beschikkingen op burgerlijk gebied hen betreffende

op 21 oktober 2014 door het Openbaar Ministerie wat betreft de beschikkingen op strafgebied

tegen het vonnis. op tegenspraak gewezen op 7 oktober 2014 door de rechtbank van eerste aanlee Antwerpen, afdeling Turnhout. kamer TC3, waarbij beslist werd:

De feitelijkheden welke ten grondslag liggen aan de tenlastelegging C zijn aldus niet bewezen.

Beklaagde wordt hiervan vrijgesproken.

OP STRAFGEBIED

Vult de tenlastelegging B aan met:

"De feiten thans strafbaar gesteld volgens artikel 2,10° bis, artikel 5 en artikel 20 §1 van het Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, zoals gewijzigd door het Decreet van 29 maart 2013."

Verklaart de feiten A en B lastens beklaagde gelegd bewezen als zijnde inbreuken op art.

4.2.1.7* en 6.1,1.1* van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening; art. 4, 6, 7 en 17 van het decreet van 4 februari 1997; artikel 2,10° bis, 5 en 20 §1 van het Decreet van 15 Jull 1997 houdende de Vlaamse Wooncode.

Stelt vast dat beklaagde in de voorwaarden verkeert om te genieten van de gewone opschorting van de uitspraak van de veroordeling.

Zegt dat de uitspraak van de veroordeling zal worden opgeschort met een proeftijd van drie jaar, zonder voorwaarden.

r PACE bl-0000DD7,1fll'i-nQ05-0Dll-01-nl-ir^

(6)

Hof van beroep Antwerpen - 2014/CO/968 - p. 6

Verwijst beklaagde tot de kosten van het proces, belopende in het geheei en tot op heden:

zeyenendertig euro en achttien cent (37,18 euro).

Verwijst beklaagde tot betaling van een vergoeding van eenenvijftig euro en twintig cent (51,20 euro).

OP BURGERLUK GEBIED

Verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van de vorderingen van de burgerlijke partij in zoverre deze gesteund zijn op de tenlastelegging C gelet op de vrijspraak van beklaagde hiervoor.

Verklaart de vorderingen van elk van de burgerlijke partijen in zoverre deze gesteund zijn de tenlastelegging A ontvankelijk doch ongegrond.

Veroordeelt de burgerlijke partijen tot de kosten op burgerlijk gebied, en begroot deze in hoofde van beklaagde en gelet op de pro deo aanstelling op de minimumrechtsplegingsvergoedlng ten bedrage van tweehonderd twintig euro (220,00 euro).

3. Rechtspleging voor het hof

De zaak werd behandeld op de openbare zitting van 10 december 2014.

Het hof heeft hierbij gehoord:

het Openbaar Ministerie in zijn uiteenzetting van de zaak en in zijn vbrdering,

de burgerlijke partijen in hun middelen, ontwikkeld door mr. Karen Verhuizen loco mr. Gert Verreyt, beiden advocaat bij de balie van Turnhout; de door deze partijen neergelegde eondusie en stukken werden in het beraad betrokken,

de beklaagde in haar middelen van verdediging, ontwikkeld door mr. Luc Bouwen, advocaat bij de balie van Turnhout; de door deze partij neergelegde conclusie werd in het beraad betrokken.

I PAGE □l-aDD0D07e1fln-0DQL-:Q0H-Dl-01->^|

L M J

(7)

Hof van beroep Antwerpen - 2014/CO/968 - p. 7

4. Beoordeling

4.1. Ontvankelijkheid van de hogere beroepen

De hogere beroepen van de burgerlijke partijen en van het Openbaar Ministerie, naar Vorm en termijn regelmatig, zijn ontvankelljk.

4.2. Motiverlng ten gronde

4.2.1. Op strafrechtelijk gebied

Terecht heeft de eerste reehter de omschrijving van de feiten van de tenlastelegging sub B.

geactualiseerd naar een inbreuk op de artikelen 2,10'bis, 5 en 20 §1 van het Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode.

De schuld van de beklaagde aan de baar ten laste gelegde feiten sub A. en B. zoals geactualiseerd is bewezen gebleven na hernieuwd onderzoek door het hof ter terechtzitting en aan de hand van de stukken waarop het hof vermag acht te slaan en om de oordeelkundige overwegingen van de eerste reehter, door beklaagde niet weerlegd zijnde, die het hof bijtreedt en hier overneemt en als voigt aanvult.

Dat er vanaf 18 September 2012 geen inbreuk meer bestaande was, doet aan de schuld van beklaagde niet af gelet op de voorziene misdrijfperioden; beklaagde kan zich niet beroepen op louter onwetendheid wat betreft de Vlaamse regelgeving.

De schuld van de beklaagde aan de haar ten laste gelegde feiten sub C. is niet bewezen gebleven na nieuw onderzoek door het hof ter terechtzitting en aan de hand van de stukken van het dossier; niet blijkt dat beklaagde middels braak, inklimmlng of valse sleuteis de woonst der burgerlijke partijen heeft geschonden.

Dat beklaagde aan andere huurders op de bovenverdieping een kamer verhuurde is geen zodanige woonstschennis ten overstaan van de burgerlijke partijen; de huurovereenkomst van 20 april 2012 van de burgerlijke partijen bepaalt als hun woonst: "een bemeubelde woonruimte inclusief gebrufk van keukeninventaris, serre, tuin en garage" hetgeen dus zeker niet slaat op het gehele pand, hetwelk irnmers op de verdieping nog diverse kamers had.

| page ai-oooddd7Hai[j-DD07-Doii-oi-oi->r—]

(8)

Hof van beroep Antwerpen - 2014/CO/968 - p. 8

Dat beklaagde aangaf dat die kamers reeds betrokken waren vooraleer zi] via het OCMW per 20 aprfl 2012 het gelijkvloers aan verhuurde bij wie haar vriend

pas later is komen bij wonen; ook de vrederechter van Arendonk geeft aan in het vonnis van 1 oktober 2013 dat enkel het gelijkvloers in de verhuring betrokken was met daarbij gemeenschappelijke functies.

Ook de Wooninspectie noteerde dat er op het gelijkvloers een woongedeelte was, betrokken door en eri dat er daarnaast een gemeenschappelijke keuken, een gemeenschappelijke badfunctie en een gemeenschappelijk toilet bestonden telkens gemeenschappelijk beschikbaar voor de gelijkvloerse leefruimte en voor elk van de drie kamers op de verdieping.

Dat het gebruik van die badkamer, keuken of toilet door een van de andere huurders dan ook geen woonstschennis vormde ten nadele van de burgerlijke partijen; enig mededaderschap/medeplichtigheid in hoofde van beklaagde daaraan is dan ook niet aangetoond en beklaagde dient voor deze feiten vrijgesproken te blijven; alle andersluidende feitelijke beweringen van de burgerlijke partijen zijn niet van aard anders te moeten oordelen.

De eerste rechter nam terecht aan dat de verschillende misdrijven zoals aangenomen en bewezen bevonden de opeenvolgende en voortgezette uitvoering zijn van een zelfde misdadig opzet zodat bij toepassing van artikel 65 lid 1 van het Strafwetboek alleen de zwaarste straf dient uitgesproken.

Omwille van de omstandigheden waarin de feiten zich voordeden en het gunstige verleden van de beklaagde en met het oog op het bevorderen van haar redassering, is het aangewezen om met betrekking tot deze aangenomen feiten aan beklaagde, die daartoe in de wettelijke voorwaarden verkeert, het voordeel van de gewone opschprting van de uitspraak van de veroordeling te verlenen voor een periode van drie jaar, zoals de eerste reehter terecht deed.

4.2.2. Op burgerrechtelijk gebied

Het vonnis van de eerste rechter is op dat onderdeel voor geen kritiek vatbaar en kan worden bevestigd om de pprdeelkundige overwegingen van de eerste rechter die het hof beaamt en hier overneemt en als voIgt aanvult.

oi-aaoDD07cifli,:i-oaofl-DDii-ai-Di-*4—1

L J

(9)

Hof van beroep Antwerpen - 2014/CO/968 - p. ?

rv 4 if .• • • •

De burgerlijke partijen bevestigen in condusie dat zij hun vordering steunen op de feiten sub A. en C.

Voor zover deze vordering steunt op de feiten sub C. is het hof niet bevoegd, gelet op de strafrechtelijke vrijspraak.

Voor zover de vordering steunt op de feiten sub A. is geen schade in causaal verband met die feiten aangetoond zoals ook de eerste rechter terecht aannam; dat er mogelijk andere huurders in de kamers op de verdieping waren, was een gegevenheid voor de burgerlijke partijen en dat die andere huurders mogelijk geen Nederlands spraken, de ijskast van de burgerlijke partijen leeg aten en in hun zetels kwamen zitten, zijn beweringen die hoe dan ook niet in causaal verband zijn met de feiten sub A.; alle overige feitelijke beweringen zijn niet van aard anders te moeten oordelen.

Er is te dezen geen wettelijke grand om de burgerlijke partijen te veroordelen tot het betalen van enige rechtsplegingvergoeding aan de beklaagde, zoals de eerste rechter ten onrechte deed; bp dat onderdeel dient het bestreden vonnis hervormd.

5. Wettelijke bepalingen

Het hof houdt rekening met volgende wettelijke bepalingen, de artikelen:

11,12,14, 24, 31 tot 37 eh 41 van de wet van 15 juni 1935

162, 185, 190, 190ter, 191, 194, 195, 199, 200, 202, 203, 203bis, 210, 211, 212 van het Wetboek van Strafvordering

1, 2,3,7,50,65 van het Strafwetboek

2, 93.7°, 146 en 204 decreet van 18 mei 1999 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening, gew. art. 2 decreet van 28 September 1999, gew. art. 16,36,38, 64 van het decreet van 26 april 2000, gew. art. 4 en 10 decreet van 13 juli 2001, gew.

art. 2 en 3 decreet van 1 maart 2002, gew. art. 6 en 7 decreet van 8 maart 2002, gew.

art. 7, 8,9; 11 en 12 van het decreet van 4 juni 2003, gew. art. 46, 47 en 48 decreet van 21 november 2003 en gew. art. 36, 50, 53, 54, 55, 56, 61, 95,110 en 111 van het

decreet 27 maart 2009

4.2.1.70,6.1.1.lid 1.1° van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening 4, 6,7,17,17bis, 17ter van het decreet van 4 februari 1997

- 1, 2,5,6,15,20 §1,20bis en 20ter van het decreet van 15 juli 1997

r

page

Di-OQDDQD7'iaiq-nam-doii-oi-oi-ir^l

BggB

J

(10)

Hof van beroep Antwerpen - 2014/CO/968 - p. 10

- 2 en 3 van de wet van 26 juni 2000

3 en 4 van de wet van 30 oktober 1998

5, 6 en 8 van het decreet van 7 december 2001 1,3 en 6 van de wet van 29 juni 1964

91 van het KB van 28 december 1950 3 van de wet van 17 april 1878

6. Beslissing

Het hof,

Beslist op grond van de hoger vermelde redenen, binnen de perken van de hogere beroepen, zoals hiema bepaald, op tegenspraak.

Ontvangt de hogere beroepen;

Bevestigt het bestreden vonnis behoudens wat hiefna gezegd wordt over de kosten en met de enkele wijziging dat er geen rechtsplegingvergoeding toekomt aan de beklaagde ten laste van de burgerlijke partijen;

Laat de kosten van het hoger beroep van het Openbaar Ministerie ten laste van de Staat;

Veroordeeit beklaagde tot de overige kosten van de strafvordering in beide aanleggen, deze voorgeschoten door de openbare partij in totaal begroot op 96,53 eurp, al deze kosten ondeelbaar verbonden zijnde aan de feiten waaraan de beklaagde schuldig bevonden is;

Verwijst de burgerlijke partijen solidair tot de kosten van hun stelling in beide aanleggen, deze voorgeschoten door de openbare partij in totaal begroot op 76,37 euro.

|” page oi-aaoaD07'mi-ooio-oaii-Di-oi-‘T"|

L

_l

(11)

Hof van beroep Antwerpen - 2014/CO/968 - p. 11

Dit arrest is gewezen te Antwerpen door het hof van beroep, twaalfde tamer, samengesteld uit:

P. Buyle L. Knapen J. Daenen

voorzitter raadsheer raadsheer

en in openbare terechtzitting van 4 februari 2015 uitgesproken door voorzitter P. Buyle

in aanwezigheid van advocaat-generaal L. De Mot met bijstand van griffier J. Geysemans

L. Knapen P. Buyle

PAGE Dl-DDDQ0D7'1fln-QDll-D011-Dl-Dl-ll

r

L

n

_i

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

machtigt, voor het geval dat het herstel in de oorspronkelijke toestand niet binnen de gestelde termijn wordt uitgevoerd, de stedenbouwkundig inspecteur en de

*Genoemde garantie geldt voor alle hansgrohe producten met uitzondering van de digitale producten.. Aanvullende voorwaarden, details en artikelnummers staan hier

2021/2 24 Aldus willen zij dat wordt gezegd voor recht dat de beslissing van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Kuurne van 29 augustus 2016 evenals het advies

Opdat appellante zich zou kunnen beroepen op de precontractuele aansprakelijkheid van geïnti- meerde, dient zij te bewijzen dat geïntimeerde een fout beging door

a) Het hoger beroep van beklaagde tegen alle beschikkingen van het bestreden vonnis is ontvankelijk. Bij regelmatig verzoekschrift van 20 april 2020, tijdig ingediend op de

Dat blijkt eveneens uit de door beklaagde ter terechtzitting neergeleg~e foto's- (Zijn stuk .S). Bij de straftoemeting wordt rekening _gehouden. Daarom -werd aan de

Veroordeelt de beklaagde I wegens deze feiten tot een geldboete van VIJFHONDERD EURO gebracht op DRIEDUIZEND EURO door verhoging met 50 opdeciemen of een vervangende

de (pre)-contractuele onderhandelingen en de totstandkoming van de overeenkomst tot levering van bunkers aan het ms W.M. aan partijen mee te delen en ter griffie neer te