• No results found

Hoe werkt de Europese Unie?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Hoe werkt de Europese Unie?"

Copied!
52
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Hoe werkt de Europese Unie?

Een wegwijzer voor de instellingen van de Europese Unie

Europese Unie

Europese documentatie

De Europese Unie (EU) heeft in een halve eeuw tijd buitengewoon werk verricht.

Zij heeft vrede tussen haar lidstaten verzekerd en gezorgd voor welvaart onder haar burgers. Zij heeft een gemeenschappelijke Europese munt (de euro) ingevoerd en een interne markt zonder grenzen tot stand gebracht met vrij verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal. De EU is uitgebreid van zes naar vijftien lidstaten en treft momenteel voorbereidingen om nog twaalf lidstaten op te nemen. Zij is tot een grote handelsmacht uitgegroeid en levert op mondiaal niveau de grootste bijdrage aan milieubescherming en ontwikkelingshulp.

Het succes van de EU is te danken aan de organisatie van haar werkzaamheden en aan haar unieke manier van samenwerking tussen instellingen zoals het Europees Parlement, de Raad en de Europese Commissie, gesteund door een aantal agentschappen en andere organen.

Deze brochure biedt een overzicht van wat elke instelling of elk agentschap doet en hoe ze te werk gaan. Het doel van deze brochure is nuttige informatie te verschaffen over het huidige besluitvormingssysteem van de EU.

NL

1 16NA-41-01-010-NL-CISSN 1022-8268

ISBN 92-894-5286-2

-:HSTCSJ=YZW][V:>

(2)

Deze publicatie wordt uitgegeven in alle officiële talen van de Europese Unie: Deens, Duits, Engels, Fins, Frans, Grieks, Italiaans, Nederlands, Portugees, Spaans en Zweeds en ook in het Ests, Hongaars, Lets, Litouws, Maltees, Pools, Sloveens, Slowaaks en Tsjechisch.

Europese Commissie

Directoraat-generaal Pers en communicatie Publicaties

B-1049 Brussel

Manuscript voltooid in juni 2003.

Illustratie voorzijde: Europees Parlement

Bibliografische gegevens bevinden zich aan het einde van deze publicatie.

Luxemburg: Bureau voor officiële publicaties der Europese Gemeenschappen, 2003 ISBN 92-894-5286-2

© Europese Gemeenschappen, 2003 Overneming toegestaan.

Printed in Belgium

GEDRUKT OP CHLOORVRIJ GEBLEEKT PAPIER

Lidstaten van de Europese Unie Nieuwe lidstaten die in 2004 toetreden

Kandidaat-lidstaten Situatie voorjaar 2003

(3)

Hoe werkt de Europese Unie?

Een wegwijzer voor de instellingen van de

Europese Unie

(4)

De Europese Unie: inleiding Verdragen en besluitvorming

Het Europees Parlement: de stem van het volk

De Raad van de Europese Unie: de stem van de lidstaten

De Europese Commissie: behartiging van de gemeenschappelijke belangen

Het Hof van Justitie: eerbiediging van het recht De Europese Rekenkamer: waar krijgen voor je geld De Europese Centrale Bank: beheer van de euro Het Europees Economisch en Sociaal Comité:

de stem van het maatschappelijk middenveld

Het Comité van de Regio’s: de stem van de plaatselijke overheden De Europese Investeringsbank: financiering van EU-projecten De Europese Ombudsman: behandeling van uw klachten Agentschappen

Toekomstperspectieven

3 5 10 14 20

25 28 30

32

34

36

38

40

46

(5)

3

De Europese Unie: inleiding

e Europese Unie (EU) heeft in een halve eeuw tijd buitengewoon werk verricht.

Zij heeft vrede tussen haar lidstaten verzekerd en gezorgd voor welvaart onder haar burgers. Zij heeft een gemeenschappelijke Europese munt (de euro) ingevoerd en een interne markt zonder grenzen tot stand gebracht met vrij verkeer van goederen, per- sonen, diensten en kapitaal. De EU is uitgebreid van zes naar vijftien lidstaten en treft momenteel voorbereidingen om nog twaalf lidstaten op te nemen. Zij is tot een grote handelsmacht uitgegroeid en levert op mondiaal niveau de grootste bijdrage aan milieubescherming en ontwikkelingshulp.

Het succes van de EU is vooral te danken aan haar unieke karakter en aan de orga- nisatie van haar werkzaamheden. De EU is geen federatie zoals de Verenigde Sta- ten. Zij is ook geen organisatie, voor samenwerking tussen regeringen, zoals de Ver- enigde Naties. De landen die deel uitmaken van de EU (haar „lidstaten") blijven onafhankelijke en soevereine naties die hun soevereiniteit bundelen om een macht en invloed in de wereld te verwerven die geen van hen alleen zou hebben gehad.

Het bundelen van soevereiniteit betekent in de praktijk dat de lidstaten sommige besluitvormingsbevoegdheden aan de door hen gecreëerde Europese instellingen overdragen, zodat beslissingen over specifieke onderwerpen van gemeenschappelijk belang op een democratische manier kunnen worden genomen op Europees niveau.

De drie belangrijkste besluitvormende instellingen zijn:

• het Europees Parlement, dat de EU-burgers vertegenwoordigt en dat recht- streeks door hen is verkozen;

• de Raad van de Europese Unie, die de individuele lidstaten vertegenwoordigt;

• de Europese Commissie, die probeert het algemeen belang van de Unie te behartigen.

D

(6)

4

Deze „institutionele driehoek" maakt het beleid en de wetgeving (richtlijnen, verordeningen en beschikkingen) die in de hele EU van toepassing zijn.

De regels en procedures die de instellingen moeten volgen, zijn vastgelegd in de Verdragen, die door de president of de eerste minister van de lidstaten zijn goed- gekeurd en die door hun parlement zijn bekrachtigd.

Het is in feite de Commissie die nieuwe EU-wetgeving voorstelt, maar het zijn het Parlement en de Raad die deze aannemen.

Het Hof van Justitie zorgt ervoor dat de Europese wetgeving wordt nageleefd, en de Rekenkamer controleert de financiering van de activiteiten van de Unie.

Vijf andere instanties vullen het systeem aan:

• het Europees Economisch en Sociaal Comité vertegenwoordigt de burger- maatschappij en de sociale partners;

• het Comité van de Regio’s vertegenwoordigt regionale en lokale overheden;

• de Europese Centrale Bank is verantwoordelijk voor het Europees monetair beleid;

• de Europese Investeringsbank financiert investeringsprojecten van de EU;

• de Europese Ombudsman beschermt de EU-burgers en organisaties tegen bestuurlijke wanpraktijken.

Daarnaast zijn er ook gespecialiseerde agentschappen opgericht om specifieke technische, wetenschappelijke of beheerstaken te verrichten.

Deze brochure biedt een overzicht van wat elke instelling of elk agentschap doet en

hoe ze te werk gaan. Het doel van deze brochure is nuttige informatie te verschaf-

fen over het huidige besluitvormingssysteem van de EU.

(7)

De eerste drie Verdragen betroffen de oprich- ting van drie „Europese Gemeenschappen", dat wil zeggen, het stelsel van gemeenschap- pelijke besluitvorming inzake kolen, staal, kernenergie en andere belangrijke sectoren van de economie van de lidstaten. De organen van deze drie Gemeenschappen, die belast waren met de handhaving van dit systeem, werden in 1967 samengevoegd tot één enkele Commissie en één enkele Raad.

De EEG vervulde een rol op economisch vlak, maar daarnaast kreeg ze ook geleidelijk aan een groot aantal andere verant- woordelijkheden waaron- der het sociaal, het regio- naal en het milieubeleid.

Aangezien het niet langer een puur economische gemeenschap was, werd bij het vierde Verdrag (Maastricht) de benaming gewijzigd in „de Europese Gemeenschap" (EG).

Bij het Verdrag van Maas- tricht zijn ook nieuwe vormen van samenwerking tussen de regeringen van

de lidstaten ingevoerd, bijvoorbeeld inzake defensie en op het gebied van „justitie en bin- nenlandse zaken". Door de toevoeging van deze intergouvernementele samenwerking aan het bestaande „Gemeenschapssysteem", heeft het Verdrag van Maastricht een nieuwe politieke en economische structuur gecreëerd met drie „pijlers": dit leidde tot het ontstaan van de Europese Unie

(EU).

De EU is op vier Verdragen gebaseerd:

• het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS), dat op 18 april 1951 in Parijs werd ondertekend, trad op 23 juli 1952 in werking en verstreek op 23 juli 2002;

• het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap (EEG), dat op 25 maart 1957 in Rome werd ondertekend en dat op 1 januari 1958 in werking trad;

• het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom), dat in Rome samen met het EEG-Verdrag werd ondertekend. Deze twee Verdragen worden vaak aangeduid als de „Verdragen van Rome". Wanneer de term „Verdrag van Rome" wordt gebruikt, dan wordt er enkel het EEG-Verdrag bedoeld;

• het Verdrag betreffende de Europese Unie (EU), dat op 7 februari 1992 in Maastricht werd ondertekend en dat op 1 november 1993 in werking trad.

Verdragen en besluitvorming

5

De Europese Unie is gegrondvest op de Verdragen. De drie „pijlers"

ervan staan voor verschillende beleidsterreinen met verschillende besluitvormingssystemen.

DE EUROPESE UNIE

Het communautair

domein (de meeste gemeen-

schappelijke beleidssectoren)

Gemeen- schappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid

Politiële en justitiële samenwerking in

strafzaken

DE VERDRAGEN

(8)

De Verdragen liggen ten grondslag aan alles wat de Europese Unie doet. Als de Verdragen herbekeken en gewijzigd moeten worden, dan gebeurt dit door een speciale conferentie van de nationale overheden van de EU (een „inter- gouvernementele conferentie" of IGC).

Telkens wanneer er nieuwe lidstaten bijkwa- men, werden de Verdragen gewijzigd. Boven- dien zijn de Verdragen bijna elk decennium aangepast om de EU-instellingen te hervor- men en ze nieuwe bevoegdheden te geven.

• De Europese Akte (EA) werd in februari 1986 ondertekend en trad op 1 juli 1987 in wer- king. Hierbij werd het EEG-Verdrag gewijzigd en het pad geëffend voor de voltooiing van de interne markt.

• Het Verdrag van Amsterdam, dat op 2 okto- ber 1997 werd ondertekend, is op 1 mei 1999 in werking getreden. Dit Verdrag betrof een wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, waarbij de (voorheen met letters aangeduide) artikelen van het Verdrag betreffende de Europese Unie werden genummerd.

• Het Verdrag van Nice, dat op 26 februari 2001 werd ondertekend, is op 1 februari 2003 in werking getreden. Dit Verdrag heeft nieuwe wijzigingen aangebracht aan de andere Verdragen en heeft het institutionele bestel van de EU vereenvoudigd zodat het efficiënt kan blijven functioneren na de toe- treding van de nieuwe lidstaten in 2004.

Bij de besluitvorming op het niveau van de Europese Unie zijn meerdere Europese instel- lingen betrokken, met name:

• de Europese Commissie,

• het Europees Parlement,

• de Raad van de Europese Unie.

6

De ideeën achter wat nu de Europese Unie is, werden voor het eerst geformuleerd in een toespraak van Robert Schuman (Franse minister van Buitenlandse Zaken) op 9 mei 1950. Daarom wordt elk jaar op 9 mei de Europadag gevierd.

(9)

Drie „Raden": wat is wat?

Het is niet altijd gemakkelijk de verschillende Europese organen uit elkaar te houden, vooral wan- neer zeer verschillende organen gelijkaardige namen hebben, zoals bij deze drie „Raden".

De Europese Raad

Deze bestaat uit de staatshoofden en regeringsleiders (namelijk de president en/of de eerste minis- ter) van alle EU-landen, plus de voorzitter van de Europese Commissie. De Europese Raad komt in principe vier keer per jaar samen om de algemene politieke richtsnoeren van de EU vast te stellen en om de groei te herbekijken. De Europese Raad is het hoogste besluitvormingsorgaan van de Euro- pese Unie; daarom wordt een vergadering van de Europese Raad dan ook vaak een „top" genoemd.

De Raad van de Europese Unie

In de Raad van de Europese Unie — in het verleden de Raad van ministers genoemd — hebben ministers van de nationale regeringen van de vijftien lidstaten zitting. De Raad komt regelmatig bij- een om gedetailleerde beslissingen te nemen en om Europese wetten aan te nemen. Een vollediger beschrijving van de taken van de Raad staat verderop in deze brochure.

De Raad van Europa

De Raad van Europa is geen instelling van de Europese Unie, maar een intergouvernementele orga- nisatie die in 1949 is opgericht en die onder andere tot doel heeft de mensenrechten te bescher- men, de culturele diversiteit van Europa te stimuleren en sociale problemen zoals rassenvooroorde- len en onverdraagzaamheid te bestrijden. Een van de eerste successen van de Raad van Europa was de opstelling van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de funda- mentele vrijheden. Om de burgers de mogelijkheid te geven hun rechten uit te oefenen in het kader van dat verdrag heeft de Raad het Europees Hof voor de rechten van de mens opgericht. De Raad van Europa telt nu 45 lidstaten, waaronder de 15 landen van de Europese Unie, en is gevestigd in het Palais de l’Europe in Straatsburg (Frankrijk).

7 De Europese Commissie stelt nieuwe wetge- ving voor, maar de Raad en het Parlement keu- ren deze goed. Andere instellingen spelen eveneens een rol op welbepaalde terreinen, zoals verder in deze brochure nader wordt uit- gelegd.

De regels en procedures voor de besluitvor- ming in de Europese Unie zijn vastgelegd in de Verdragen. Elk Europees wetsbesluit is geba- seerd op een welbepaald Verdragsartikel, waarnaar verwezen wordt als de „rechtsgrond"

van de wetgeving.

Er zijn drie belangrijke procedures voor de vaststelling van EU-wetgeving:

• de raadplegingsprocedure,

• de instemmingsprocedure,

• de medebeslissingsprocedure.

Het grootste verschil hiertussen is de manier waarop het Parlement samenwerkt met de Raad. In het kader van de raadplegingsproce- dure wordt alleen het advies van het Europees

Parlement gevraagd; in het kader van de medebeslissingsprocedure delen het Parle- ment en de Raad echt de wetgevende bevoegdheden. Wanneer de Europese Commis- sie wetgeving voorstelt, moet ze kiezen welke procedure er wordt gevolgd. Deze keuze hangt in principe af van de rechtsgrond, met andere woorden het Verdragsartikel waarop het voor- stel berust.

De drie besluitvormingsprocedures worden hieronder nader beschreven.

1. Raadplegingsprocedure

In het kader van de raadplegingsprocedure legt de Commissie haar voorstel aan de Raad en aan het Parlement voor, ook al is het de Raad die officieel het Parlement en andere instan- ties zoals het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s raad- pleegt, want hun advies maakt integraal deel uit van het besluitvormingsproces van de Europese Unie.

(10)

In sommige gevallen is deze raadpleging ver- plicht indien de rechtsgrond dit vereist. Het voorstel kan dan alleen worden aangenomen indien het Parlement zijn advies heeft uitge- bracht. In andere gevallen is deze raadpleging facultatief en zal de Commissie de Raad enkel voorstellen om het Parlement te raadplegen.

In alle gevallen kan het Parlement:

• het voorstel van de Commissie goedkeuren;

• het verwerpen;

• of om wijzigingen vragen.

De Commissie dient de door het Parlement gevraagde wijzigingen te onderzoeken. Indien de Commissie sommige daarvan aanvaardt, stuurt zij de Raad een gewijzigd voorstel toe.

De Raad onderzoekt het geamendeerde voor- stel en kan het dan aannemen zoals het is of het verder wijzigen. Net als bij alle andere pro- cedures kan de Raad het voorstel van de Com- missie alleen wijzigen met eenparigheid van stemmen.

De volgende terreinen vallen onder de raad- plegingsprocedure:

• politiële en justitiële samenwerking in straf- zaken

• herziening van de Verdragen

• discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afstamming, godsdienst of politie- ke overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid

• burgerschap van de Unie

• landbouw

• visa, asiel, immigratie en ander beleid dat met het vrije verkeer van personen samen- hangt

• vervoer (wanneer het voorstel een aanzien- lijke weerslag dreigt te hebben op bepaalde regio’s)

• mededingingsregels

• belastingmaatregelen

• economisch beleid

• „nauwere samenwerking" — dit wil zeggen de regeling die aan een groep lidstaten de mogelijkheid geeft om samen te werken op een bepaald terrein zelfs als de anderen nog niet willen deelnemen

Op sommige terreinen zoals belastingen moet de beslissing van de Raad met eenparigheid van stemmen worden genomen.

2. Instemmingsprocedure

De instemmingsprocedure houdt in dat de Raad bepaalde, zeer belangrijke besluiten alleen kan nemen met de instemming van het Europees Parlement.

Dit is dezelfde procedure als de raadplegings- procedure, met het verschil dat het Parlement een voorstel niet kan amenderen: het moet het aanvaarden of verwerpen. Voor de aanvaar- ding is een absolute meerderheid van de uit- gebrachte stemmen vereist.

De volgende terreinen vallen onder deze pro- cedure:

• specifieke taken van de Europese Centrale Bank

• wijziging van de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken/Europese Cen- trale Bank

• structuurfondsen en Cohesiefonds

• eenvormige verkiezingsprocedure voor het Europees Parlement

• bepaalde internationale overeenkomsten

• toetreding van nieuwe lidstaten 3. Medebeslissingsprocedure

Bij de medebeslissingsprocedure deelt het Euro- pees Parlement de wetgevende bevoegdheid met de Raad. De Commissie stuurt haar voorstel naar beide instellingen. Zij lezen en bespreken het allebei twee opeenvolgende keren. Bij one- nigheid tussen beide instellingen wordt het voorstel aan een „Bemiddelingscomité" voorge- legd. Dit comité bestaat uit vertegenwoordigers van de Raad en eenzelfde aantal vertegenwoor- digers van het Parlement. Vertegenwoordigers van de Commissie zijn eveneens aanwezig op de vergaderingen van het Bemiddelingscomité en nemen deel aan de discussie. Zodra het comité tot een akkoord is gekomen, wordt de aangeno- men tekst naar het Parlement en de Raad gestuurd voor een derde lezing, zodat zij het definitief kunnen goedkeuren.

De procedure wordt hieronder nader uiteenge- zet.

(11)

De volgende terreinen vallen onder de mede- beslissingsprocedure:

• non-discriminatie op grond van nationaliteit

• vrijheid van verkeer en verblijf

• vrij verkeer van werknemers

• sociale zekerheid voor migrerende werkne- mers

• recht van vestiging

• vervoer

• interne markt

• werkgelegenheid

• douanesamenwerking

• bestrijding van sociale uitsluiting

• gelijke kansen en gelijke behandeling

• uitvoeringsbesluiten betreffende het Euro- pees Sociaal Fonds

• onderwijs

• beroepsopleiding

• cultuur

• gezondheid

• consumentenbescherming

• trans-Europese netwerken

• uitvoeringsbesluiten betreffende het Euro- pees Fonds voor Regionale Ontwikkeling

• onderzoek

• milieu

• transparantie

• voorkomen en bestrijden van fraude

• statistieken

• oprichting van een raadgevend orgaan inzake gegevensbescherming

Het Parlement keurt het voorstel goed.

De Raad kan het besluit vaststellen De Raad keurt alle amendementen van

het Parlement goed en stelt het besluit vast

Het Parlement verwerpt het gemeen- schappelijk standpunt van de Raad met

een absolute meerderheid. Het besluit wordt niet aangenomen Het Parlement keurt het gemeenschap-

pelijk standpunt goed of spreekt zich niet uit

Advies van de Commissie

De Raad keurt alle amendementen van het Parlement goed. Het

besluit wordt aangenomen

Het Bemiddelingscomité bereikt overeenstemming.

Parlement en Raad keuren het besluit met absolute respectievelijk gekwalificeerde meerderheid goed.

Als één van de instellingen niet haar goedkeuring geeft, wordt het besluit niet aangenomen

Het Bemiddelingscomité bereikt geen overeenstemming. Het besluit wordt

niet aangenomen

Het Parlement behandelt het gemeen- schappelijk standpunt van de Raad

Advies van de Commissie Het Parlement stelt met een absolute

meerderheid amendementen op het gemeenschappelijk standpunt voor Voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad

Advies van het Parlement: de Commissie wijzigt haar voorstel

De Raad keurt niet alle amendementen van het Parlement goed.

De voorzitter van de Raad roept in overleg met de voorzitter van het Parlement het Bemiddelingscomité bijeen. De Commissie neemt deel

aan de werkzaamheden

De Raad stelt met een gekwalificeerde meer- derheid een gemeenschappelijk standpunt vast. De Commissie publiceert een medede- ling over het gemeenschappelijk standpunt

(12)

Het Europees Parlement:

de stem van het volk

De leden van het Europees Parlement zijn niet naar nationaliteit ingedeeld maar op grond van politieke strekking gegroepeerd in Europese politieke fracties waarin alle belangrijke politieke partijen van de EU-lidstaten zijn vertegenwoordigd.

Aantal zetels per politieke fractie, situatie op 1 april 2003

De oorsprong van het Europees Parlement ligt in de jaren vijftig en in de Oprichtingsverdragen.

Sedert 1979 worden de leden rechtstreeks verkozen door de burgers die zij vertegenwoordigen.

De Parlementsverkiezingen vinden om de vijf jaar plaats en elke EU-burger die ingeschreven is als kiezer mag stemmen. In het Europees Parlement komt de wil van de 380 miljoen EU-burgers op democratische wijze tot uitdrukking en het Parlement vertegenwoordigt hun belangen tegenover de andere EU-instellingen.

Politieke fractie Afkorting Aantal zetels

Fractie van de Europese Volkspartij (christen-democraten) PPE-DE 232 en Europese Democraten

Fractie van de Partij van de Europese Sociaal-Democraten PSE 175 Fractie van Europese Liberale en Democratische Partij ELDR 52 Confederale Fractie Europees Unitair Links/Fractie

Noords Groen Links EUL/NGL 49

Fractie De Groene Vrije Europese Alliantie Verts/ALE 44

Fractie Unie voor een Europa van Nationale Staten UEN 23

Fractie Europa van Democratieën in Diversiteit EDD 18

Niet-ingeschrevenen NI 31

Totaal 624

Beknopt overzicht

Rol: rechtstreeks verkozen wetgevend orgaan van de EU Volgende verkiezing: juni 2004

Vergaderingen: maandelijkse plenaire vergaderingen in Straatsburg, parlementaire commissies en aanvullende plenaire vergaderingen in Brussel Adres: Plateau du Kirchberg, BP 1601,

L-2929 Luxemburg

Tel. (352) 43 00-1

Internet: www.europarl.eu.int

(13)

Waar is de zetel van het Parlement?

De werkplek van het Parlement is verdeeld over Frankrijk, België en Luxemburg.

De maandelijkse plenaire vergaderingen, waarbij alle afgevaardigden aanwezig zijn, worden gehouden in Straatsburg (Frankrijk), waar het Parlement zetelt. De vergaderingen van de parlementaire commissies en de aan- vullende plenaire vergaderingen worden gehouden te Brussel, terwijl de administratie- ve zetel (het secretariaat-generaal) in Luxem- burg is gevestigd.

Wat zijn de taken van het Parlement?

Het Parlement heeft drie hoofdtaken.

1. Het deelt met de Raad de wetgevende macht. Aangezien het een rechtstreeks ver- kozen orgaan is, is de democratische legi- timiteit van de Europese wetgeving ver- zekerd.

2. Het oefent democratische controle uit op de Europese instellingen en voornamelijk op de Commissie. Het keurt de benoeming van de leden van de Commissie goed of wijst deze af en is bevoegd via een motie van wantrouwen de Commissie tot aftreden te dwingen.

3. Het deelt met de Raad de begrotingsbe- voegdheid en kan derhalve de uitgaven van de EU wijzigen. Tot besluit van de begro- tingsprocedure keurt het Parlement de begroting in haar totaliteit goed of ver- werpt deze.

Deze drie hoofdtaken worden hierna verder in detail uitgelegd.

1. Wetgevende bevoegdheid

De meest gebruikelijke procedure voor de vaststelling van wetgeving is de „medebeslis- singsprocedure" (zie hierboven: Verdragen en besluitvorming). Bij deze procedure kunnen Parlement en Raad op gelijke voet wetgeving aannemen in de vorm van gemeenschappelij- 1999- 2004- 2007-

2004 2007 2009

België 25 24 24

Bulgarije - - 18

Cyprus - 6 6

Tsjechische Republiek - 24 24

Denemarken 16 14 14

Duitsland 99 99 99

Griekenland 25 24 24

Spanje 64 54 54

Estland - 6 6

Frankrijk 87 78 78

Hongarije - 24 24

Ierland 15 13 13

Italië 87 78 78

Letland - 9 9

Litouwen - 13 13

Luxemburg 6 6 6

Malta - 5 5

Nederland 31 27 27

Oostenrijk 21 18 18

Polen - 54 54

Portugal 25 24 24

Roemenië - - 36

Slowakije - 14 14

Slovenië - 7 7

Finland 16 14 14

Zweden 22 19 19

Verenigd Koninkrijk 87 78 78

(Max.) totaal 626 732 786

In 2002 werd Pat Cox verkozen tot voorzitter van het Europees Parlement.

Aantal zetels per land (in alfabetische volgorde volgens de naam

van het land in zijn eigen taal)

(14)

ke besluiten. Deze procedure is van toepassing op de wetgeving op heel wat terreinen.

Bovendien moet het Parlement voor een aan- tal andere voorstellen worden geraadpleegd en is de goedkeuring van het Parlement nood- zakelijk voor bepaalde belangrijke kwesties van politieke of institutionele aard.

Het Parlement geeft ook de aanzet tot nieuwe wetgeving bij de beoordeling van het jaarlijk- se werkprogramma van de Commissie, door na te gaan welke nieuwe wettelijke maatregelen wenselijk zijn en door de Commissie te ver- zoeken passende voorstellen in te dienen.

2. Democratische controle

Het Parlement oefent democratische controle uit over de andere Europese instellingen. Het doet dit op verschillende manieren.

Ten eerste heeft het Parlement bij de benoe- ming van een nieuwe Commissie een gesprek met alle kandidaat-leden en met de voorzitter van de Commissie (die benoemd wordt door de lidstaten). Ze kunnen niet worden benoemd zonder de goedkeuring van het Parlement.

Ten tweede is de Commissie politieke verant- woording verschuldigd aan het Parlement, dat een „motie van afkeuring" tegen de Commis- sie kan aannemen waardoor deze collectief ontslag moet nemen.

Meer in het algemeen wordt de parlementaire controle uitgeoefend via de regelmatige behandeling van verslagen die de Commissie aan het Parlement voorlegt (zoals het Alge- meen Verslag, verslagen over de tenuitvoer- legging van de begroting en het verslag over de toepassing van het Gemeenschapsrecht).

Bovendien leggen de afgevaardigden de Com- missie regelmatig mondelinge of schriftelijke vragen voor.

De leden van de Commissie wonen de plenai- re vergaderingen van het Parlement en de ver- gaderingen van de parlementaire commissies bij, zodat er doorlopend een dialoog plaats- vindt tussen de twee instellingen.

Het Parlement oefent ook controle uit op de Raad: de afgevaardigden stellen regelmatig mondelinge of schriftelijke vragen en de voor- zitter van de Raad is aanwezig bij de plenaire vergaderingen en neemt deel aan belangrijke debatten.

Het Parlement en de Raad werken nauw samen op verschillende terreinen, zoals het gemeenschappelijk buitenlands en veilig- heidsbeleid en justitiële samenwerking, en bij bepaalde kwesties van gemeenschappelijk belang, zoals asiel- en immigratiebeleid, drugsbestrijding, fraude en internationale misdaad. Het voorzitterschap van de Raad van de Unie houdt het Parlement regelmatig op de hoogte over deze kwesties.

Andere vormen van parlementaire controle zijn de behandeling van verzoekschriften van burgers en de instelling van tijdelijke onder- zoekscommissies.

Ten slotte voorziet het Parlement elke EU-top (bijeenkomsten van de Europese Raad) van informatie. Bij de opening van elke Europese top wordt de voorzitter van het Parlement verzocht om het standpunt en de zorgen van het Parlement uiteen te zetten ten aanzien van actuele problemen en onderwerpen die op de agenda van de Europese Raad staan.

3. De begrotingsautoriteit

De jaarlijkse begroting van de EU wordt geza- menlijk vastgelegd door het Parlement en de Raad van de EU (zie verder). Het Parlement debatteert erover tijdens twee opeenvolgende lezingen en de begroting wordt pas van kracht na ondertekening door de voorzitter van het Parlement.

De Commissie begrotingscontrole van het Par- lement (Cocobu) ziet toe op de besteding van de begrotingsmiddelen en jaarlijks beslist het Parlement of de Commissie de begroting voor het voorgaande begrotingsjaar naar behoren heeft uitgevoerd. Dit goedkeuringsproces staat bekend als „het verlenen van kwijting".

(15)

Hoe worden de werkzaamheden van het Parlement georganiseerd?

De werkzaamheden van het Parlement vallen uiteen in twee stadia.

• De voorbereiding van de plenaire vergade- ring geschiedt door de afgevaardigden in het kader van de parlementaire commissies die bevoegd zijn voor de verschillende ter- reinen waarover de Europese Unie zeggen- schap heeft. De onderwerpen van het debat worden ook door de politieke fracties behandeld.

• De eigenlijke plenaire vergadering, waarbij alle afgevaardigden aanwezig zijn, vindt meestal plaats in Straatsburg (één week per maand) en soms in Brussel (twee dagen).

Tijdens de plenaire vergaderingen behan- delt het Parlement de wetsvoorstellen en stemt over de amendementen voordat het zich uitspreekt over de volledige tekst.

Andere agendapunten zijn de „mededelin- gen" van de Raad of de Commissie of actuele kwesties in de Europese Unie of de internationale politiek.

De rechtstreeks verkozen afgevaardigden van de EU-burgers komen in Straatsburg bijeen om te debatteren en te stemmen over Europese wetgeving die iedereen aangaat.

(16)

De Raad van de Europese Unie:

de stem van de lidstaten

De Raad is het belangrijkste besluitvormings- orgaan. Net zoals voor het Parlement ligt de oorsprong van de Raad in de Oprichtingsver- dragen van de jaren vijftig. De Raad vertegen- woordigt de lidstaten en de zittingen worden bijgewoond door één minister van elke natio- nale regering van de EU.

Welke ministers welke zitting bijwonen is afhankelijk van het onderwerp dat op de agenda staat. Als bijvoorbeeld de Raad zal debatteren over milieukwesties, dan zal de minister van Milieu van elke lidstaat de zitting bijwonen en die zal dan de „Milieuraad" wor- den genoemd.

De betrekkingen van de EU met de rest van de wereld vallen onder de bevoegdheid van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkin- gen. De verantwoordelijkheid van deze Raad strekt zich evenwel ook uit tot algemene beleidsvraagstukken, zodat de zittingen wor- den bijgewoond door om het even welke minister of staatssecretaris die elke regering kiest.

In totaal komt de Raad in negen verschillende samenstellingen bijeen:

• Algemene Zaken en Externe Betrekkingen

• Economische en Financiële Vraagstukken („Ecofin")

• Justitie en Binnenlandse Zaken

• Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Gezond- heid en Consumentenbescherming

• Concurrentievermogen (Interne Markt, Industrie en Onderzoek)

• Vervoer, Telecommunicatie en Energie

• Landbouw en Visserij

• Milieu

• Onderwijs, Jeugd en Cultuur

Desalniettemin blijft de Raad één enkel orgaan.

Elke minister in de Raad is gemachtigd zijn of haar regering te binden. Met andere woorden, de handtekening van de minister is de hand- tekening van de gehele regering. Bovendien is elke minister in de Raad politiek verantwoor- delijk tegenover zijn of haar nationaal parle- ment en tegenover de burgers die het Parle- ment vertegenwoordigt. Dit verzekert de democratische legitimiteit van de beslissingen van de Raad.

Beknopt overzicht

Rol: wetgevend orgaan van de EU, dat de lidstaten vertegenwoordigt Leden: één minister van elke lidstaat

Voorzitterschap: wordt bij toerbeurt uitgeoefend voor telkens zes maanden

Zittingen: in Brussel (België), behalve in april, juni en oktober:

dan vinden de vergaderingen in Luxemburg plaats Adres: Wetstraat 175, B-1048 Brussel

Tel. (32-2) 285 61 11 Internet: ue.eu.int

(17)

Wat doet de Raad?

De Raad vervult zes essentiële taken.

1. De Raad heeft een wetgevende bevoegd- heid. Op een groot aantal terreinen oefent hij die wetgevende macht samen met het Europees Parlement uit.

2. Hij coördineert het algemeen economisch beleid van de lidstaten.

3. Hij sluit internationale overeenkomsten tussen de EU en een of meer landen of internationale organisaties.

4. Hij heeft samen met het Parlement de bevoegdheid de begroting vast te stellen.

5. Hij ontwikkelt het gemeenschappelijk bui- tenlands en veiligheidsbeleid (GBVB: zie hierna voor meer informatie), aan de hand van de door de Europese Raad vastgestelde algemene richtsnoeren.

6. Hij coördineert de samenwerking in straf- zaken tussen nationale rechtbanken en politie (zie hoofdstuk Justitie en binnen- landse zaken).

Het merendeel van deze taken valt onder het

„communautair" domein. Dit betreft beleids- terreinen waarvoor de lidstaten beslist hebben hun soevereiniteit te bundelen en besluitvor- mingsbevoegdheden aan de EU-instellingen over te dragen. Dit terrein is de „eerste pijler"

van de Europese Unie.

De laatste twee taken betreffen echter vooral terreinen waarop de lidstaten hun bevoegdhe- den niet hebben overgedragen, maar waarop ze samenwerken. Dit heet „intergouverne- mentele samenwerking" en bestrijkt de twee- de en de derde „pijler" van de Europese Unie (GBVB en politiële en justitiële samenwerking in strafzaken).

De werkzaamheden van de Raad worden hier- onder nader beschreven.

1. Wetgeving

Het merendeel van de EU-wetgeving wordt gezamenlijk goedgekeurd door de Raad en het Parlement (zie hierboven: Verdragen en besluitvorming).

In het algemeen neemt de Raad alleen beslui- ten op voorstel van de Commissie. Na goed- keuring van de EU-wetgeving is de Commissie verantwoordelijk voor de correcte toepassing.

2. Coördinatie van het economisch beleid van de lidstaten

De EU-lidstaten hebben besloten dat zij een algemeen economisch beleid willen dat geba- seerd is op nauwe samenwerking tussen hun nationaal economisch beleid. Deze samenwer- king wordt gestalte gegeven door de ministers

Ministers van alle EU-lidstaten komen samen in de Raad om gezamenlijke beslissingen te nemen over het EU-beleid en de EU-wetgeving.

(18)

van Economie en Financiën, die samen de Ecofin-Raad (Economische en Financiële Vraagstukken) vormen.

3. Sluiten van internationale overeenkomsten Elk jaar „sluit" de Raad (d.w.z. ondertekent officieel) een aantal overeenkomsten tussen de Europese Unie en derde landen, alsook met internationale organisaties. Deze overeen- komsten kunnen brede terreinen bestrijken zoals handel, samenwerking en ontwikkeling of specifieke onderwerpen zoals textiel, visse- rij, wetenschap en technologie, vervoer enzo- voort.

Daarenboven kan de Raad overeenkomsten sluiten tussen de EU-lidstaten op terreinen zoals belastingen, vennootschapsrecht of con- sulaire bescherming. Dergelijke overeenkom- sten kunnen ook betrekking hebben op samenwerking op het gebied van justitie en binnenlandse zaken (zie hierna).

4. Goedkeuren van de begroting van de EU De jaarlijkse begroting van de EU wordt geza- menlijk vastgesteld door het Parlement en de Raad van de EU. Als de twee instellingen het niet eens zijn, dan mag de Raad het eindbe- sluit nemen over de „verplichte uitgaven" (dus met name over de landbouwuitgaven en de uitgaven die voortvloeien uit internationale overeenkomsten met derde landen), terwijl het Parlement het laatste woord heeft over de zogenaamde „niet-verplichte" uitgaven en de uiteindelijke goedkeuring van de begroting in haar geheel.

5. Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid

De lidstaten werken aan de ontwikkeling van een gemeenschappelijk buitenlands en veilig- heidsbeleid (GBVB). Buitenlands beleid, veilig- heid en defensie vallen evenwel onder de zeg- genschap van de individuele EU-lidstaten.

Op deze terreinen hebben zij hun nationale

In januari 2003 trad de Politiemissie van de Europese Unie in werking in Bosnië-Herzegovina teneinde de civiele aspecten van crisisbeheer over te nemen van de VN-vredesmacht. De Raad van de Europese Unie beslist over dergelijke acties en coördineert ze.

Reuters / Danilo Krstanovic

(19)

soevereiniteit niet gebundeld, dus hier is de rol van het Parlement en de Europese Commissie beperkter. De EU-landen hebben nochtans veel te winnen bij een samenwerking op dit vlak. De Raad is het belangrijkste forum waar- in deze „intergouvernementele samenwer- king" gestalte krijgt.

De Europese Raad van Helsinki (december 1999) heeft besloten dat de EU een „snelle interventiemacht" zou oprichten van maxi- maal 60 000 manschappen die binnen de 60 dagen moet kunnen worden ingezet voor een periode van minstens één jaar, zodat de EU de kans krijgt doeltreffend te reageren op inter- nationale crisissen.

Dit zal geen „Europees leger" zijn. De strijd- krachten zullen deel blijven uitmaken van hun nationale leger en zullen onder nationaal commando blijven staan en hun rol zal beperkt zijn tot humanitaire taken, reddings- operaties, vredeshandhavings- en andere cri- sisbeheersingsopdrachten.

Met het oog op politieke controle en strategi- sche leiding in een crisis heeft de Europese Raad besloten (Nice, december 2000) om nieuwe permanente politieke en militaire structuren op te richten binnen de Raad van de Europese Unie. Deze nieuwe structuren zijn:

• het Politiek en Veiligheidscomité (PVC),

• het Militair Comité van de Europese Unie (EUMC) en

• de Militaire Staf van de Europese Unie (EUMS), die bestaat uit militaire deskundi- gen van de lidstaten die bij het secreta- riaat-generaal van de Raad zijn gedeta- cheerd.

Het EUMC geeft militaire leiding aan de EUMS, die op zijn beurt het EUMC bijstaat.

In 2002 werden twee agentschappen opge- richt om specifiek technische en wetenschap- pelijke taken te vervullen voor het gemeen- schappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, te weten:

• het Europees Instituut voor veiligheidsstu- dies (www.iss-eu.org), gevestigd in Parijs (Frankrijk);

• het Satellietcentrum van de Europese Unie (www.eusc.org), gevestigd in Torrejón de Ardoz (Spanje).

6. Justitie en binnenlandse zaken (JBZ) Verdovende middelen, terrorisme, internatio- nale fraude, mensenhandel en seksuele uitbui- ting van kinderen zijn allemaal verschijnselen die de Europese burgers veel zorgen baren. Het gaat hier om grensoverschrijdende criminele activiteiten die alleen via grensoverschrijden- de samenwerking doeltreffend kunnen wor- den bestreden. Om deze problemen aan te pakken en om aan alle burgers gelijke toegang tot de civiele rechtspraak in de EU te verlenen, moeten de nationale rechtbanken, politie- diensten, douaneambtenaren en immigratie- diensten van alle EU-lidstaten samenwerken.

Zij moeten er bijvoorbeeld voor zorgen dat:

• een in een EU-land uitgesproken vonnis inzake echtscheiding en voogdijschap door alle andere EU-landen wordt erkend;

• de externe grenzen van de EU op doel- treffende wijze worden bewaakt;

• douaneambtenaren en politiediensten informatie uitwisselen over de bewegingen van vermeende drugs- en mensensmokke- laars;

• asielzoekers in de hele EU op eenzelfde manier worden beoordeeld en behandeld, zodat „asieltoerisme" kan worden vermeden.

Dergelijke onderwerpen worden onder de noemer „justitie en binnenlandse zaken" (JBZ) behandeld door de ministers van Justitie en de ministers van Binnenlandse Zaken, die geza- menlijk optreden in het kader van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken.

(20)

Hoe worden de werkzaamheden van de Raad georganiseerd?

Coreper

Elke EU-lidstaat beschikt in Brussel over een permanent team („vertegenwoordiging") dat hem vertegenwoordigt en zijn nationale belangen op Europees niveau verdedigt. Aan het hoofd van elke vertegenwoordiging staat de ambassadeur van het betrokken land.

Deze ambassadeurs („permanente vertegen- woordigers" genaamd) vergaderen wekelijks in het kader van het Comité van permanente vertegenwoordigers (Coreper). Dit Comité is belast met de voorbereiding van de werk- zaamheden van de Raad, met uitzondering van landbouwaangelegenheden die onder het Speciaal Comité voor de landbouw vallen. Bij zijn werkzaamheden wordt het Coreper bijge- staan door een aantal werkgroepen die uit ambtenaren van de nationale overheden bestaan.

Het voorzitterschap van de Raad

Het voorzitterschap van de Raad wordt door de lidstaten bij toerbeurt voor zes maanden uitgeoefend. Dit betekent dat elke EU-lidstaat om de beurt verantwoordelijk is voor de agen- da van de Raad, alle vergaderingen voor een periode van zes maanden leidt, de besluitvor- ming inzake wetgeving en beleid op gang brengt en tussen de lidstaten bemiddelt om zo tot een compromis te komen.

Voor de periode 2003-2006 rouleert het voor- zitterschap als volgt:

2003 de eerste helft van het jaar: Griekenland de tweede helft van het jaar: Italië 2004 de eerste helft van het jaar: Ierland

de tweede helft van het jaar: Nederland 2005 de eerste helft van het jaar: Luxemburg

de tweede helft van het jaar: Verenigd Koninkrijk 2006 de eerste helft van het jaar: Oostenrijk

de tweede helft van het jaar: Finland

Als bijvoorbeeld de Milieuraad zou samenko- men tijdens de tweede helft van 2006, dan zou de Finse minister voor Milieu deze verga- dering voorzitten, aangezien Finland op dat ogenblik het voorzitterschap van de Raad bekleedt.

Het secretariaat-generaal

Het voorzitterschap wordt bijgestaan door een secretariaat-generaal, dat ervoor zorgt dat de werkzaamheden van de Raad op alle niveaus worden voorbereid en goed verlopen.

In 1999 werd de heer Javier Solana benoemd tot secretaris-generaal van de Raad. Hij is tevens hoge vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veilig- heidsbeleid (GBVB) en ondersteunt in deze functie de Raad bij het opstellen en ten uit- voer leggen van politieke beslissingen. Voorts gaat hij namens de Raad een politieke dialoog aan met derde landen.

De secretaris-generaal wordt bijgestaan door een plaatsvervangend secretaris-generaal, die de organisatorische leiding heeft over het secretariaat-generaal.

Als hoofd van het Europees buitenlands beleid vertegenwoordigt de heer Javier Solana Europa in de hele wereld.

(21)

Hoeveel stemmen per land?

Beslissingen van de Raad worden bij stemming genomen. Hoe groter de bevolking van een land, hoe meer stemmen het heeft. Maar het aantal is niet strikt evenredig en valt uit in het voordeel van de landen die niet zoveel inwo- ners hebben.

Tot 1 mei 2004 is het aantal stemmen dat elk land kan uitbrengen als volgt:

Duitsland, Frankrijk, Italië, het Verenigd

Koninkrijk 10

Spanje 8

België, Griekenland, Nederland, Portugal 5

Oostenrijk, Zweden 4

Denemarken, Ierland, Finland 3

Luxemburg 2

Totaal 87

Vanaf 1 mei 2004 (wanneer de nieuwe lidsta- ten tot de EU toetreden) tot 31 oktober 2004 zijn er overgangsmaatregelen voorzien met het oog op de aanpassing van de weging van de stemmen.

Vanaf 1 november 2004 is het aantal stemmen dat elk land kan uitbrengen (waaronder de nieuwe lidstaten) als volgt:

Duitsland, Frankrijk, Italië en het

Verenigd Koninkrijk 29

Spanje en Polen 27

Nederland 13

België, Tsjechische Republiek, Griekenland,

Hongarije en Portugal 12

Oostenrijk en Zweden 10

Denemarken, Ierland, Litouwen, Slowakije en

Finland 7

Cyprus, Estland, Letland, Luxemburg

en Slovenië 4

Malta 3

- Totaal 321

Stemming met „gekwalificeerde meerderheid"

De meest gebruikelijke stemprocedure in de Raad is de „stemming met gekwalificeerde

meerderheid" (SGM). Dit betekent dat voor de goedkeuring van een voorstel de steun van een bepaald minimumaantal stemmen nood- zakelijk is (zie hieronder).

Op bepaalde zeer gevoelige terreinen zoals GBVB, belastingen, asiel- en immigratiebeleid moeten de beslissingen evenwel met algeme- ne stemmen worden genomen. Met andere woorden, elke lidstaat heeft het vetorecht op deze terreinen.

Eenparigheid van stemmen is reeds moeilijk te bereiken met 15 landen: in een uitgebreide Unie van 27 of meer zal dit praktisch onmo- gelijk zijn. Als de Unie zou proberen verder te werken volgens de bestaande regels, dan zou ze verlamd raken en niet meer kunnen func- tioneren op vele belangrijke terreinen. Daarom zijn bij het Verdrag van Nice de regels veran- derd zodat de Raad op een vrij groot aantal terreinen waarvoor voordien eenparigheid van stemmen vereist was, besluiten kan aannemen bij gekwalificeerde meerderheid.

Tot 1 mei 2004 bedraagt het minimumaantal stemmen om een gekwalificeerde meerder- heid te halen 62 op een totaal van 87 (ofwel 71,3 %). Voor een periode van zes maanden vanaf 1 mei 2004, wanneer de nieuwe lidsta- ten zullen toetreden tot de EU, gelden er over- gangsregelingen.

Vanaf 1 november 2004 zal een gekwalificeer- de meerderheid worden bereikt:

• indien een meerderheid van de lidstaten (in sommige gevallen een tweederde meerder- heid) akkoord gaat EN

• indien minimaal 232 stemmen uitgebracht worden vóór, hetgeen neerkomt op 72,3 % van het totaal (ongeveer hetzelfde percen- tage als voorheen).

Bovendien kan een lidstaat de bevestiging vragen dat de gekwalificeerde meerderheid minstens 62 % van de totale bevolking van de Unie vertegenwoordigt. Indien dit niet het geval blijkt, geldt het besluit als niet aangeno- men.

(22)

De Commissie is de politiek onafhankelijke instelling die de belangen van de EU als een geheel belichaamt en behartigt. Zij is de motor van het institutionele systeem van de EU: zij stelt wetten, beleid en actieprogram- ma’s voor en zij is verantwoordelijk voor de tenuitvoerbrenging van de besluiten van het Parlement en de Raad.

Net zoals het Parlement en de Raad werd de Europese Commissie in de jaren vijftig opge- richt in het kader van de Oprichtingsverdra- gen.

Wat is de Commissie?

Het woord „Commissie" wordt in twee beteke- nissen gebruikt. Enerzijds verwijst het naar de

„leden van de Commissie", te weten het colle- ge van 20 mannen en vrouwen die door de lidstaten en het Parlement zijn aangesteld om de instelling te leiden en om beslissingen te nemen. Anderzijds verwijst het woord „Com- missie" naar de instelling zelf en het personeel ervan.

Informeel staan de leden van de Commissie bekend als „commissarissen". Zij hebben alle- maal eerder politieke functies bekleed in hun land van herkomst en velen onder hen zijn

minister geweest, maar als Commissielid moe- ten zij handelen in het belang van de Unie als geheel en mogen zij geen instructies van de nationale regeringen aanvaarden.

Om de vijf jaar wordt een nieuwe Commissie benoemd binnen de zes maanden die op de verkiezing van het Europees Parlement volgen.

De procedure is als volgt.

• De regeringen van de lidstaten komen over- een wie ze als de nieuwe Commissievoorzit- ter zullen aanstellen.

• De aanstaande Commissievoorzitter kiest in overleg met de regeringen van de lidstaten de andere 19 Commissieleden.

• Het nieuwe Parlement hoort vervolgens alle 20 leden en spreekt zich uit over het „colle- ge" als geheel. Indien de nieuwe Commissie het vertrouwen van het Parlement heeft gekregen, kan zij officieel haar functie op zich nemen vanaf de eerstvolgende maand januari.

Het mandaat van de huidige Commissie loopt tot 31 oktober 2004. Haar voorzitter is Romano Prodi.

De Commissie is politieke verantwoording ver- schuldigd aan het Europees Parlement, dat de Commissie van haar functies kan ontheffen

De Europese Commissie: behartiging van de gemeenschappelijke belangen

Beknopt overzicht

Rol: uitvoerend orgaan van de EU en initiatiefneemster van wetgevingsvoorstellen

Leden: 20: twee van Duitsland, Spanje, Frankrijk, Italië en het Verenigd Koninkrijk; één van elk van de andere lidstaten

Ambtstermijn: vijf jaar (1999-2004, 2004-2009) Adres: Wetstraat 200, B-1049 Brussel

Tel. (32-2) 299 11 11

Internet: europa.eu.int/comm

(23)

via een motie van wantrouwen. De Commissie is aanwezig op alle vergaderingen van het Parlement, waar zij wordt verzocht haar beleid toe te lichten en te rechtvaardigen. Verder moet zij regelmatig antwoord geven op mon- delinge en schriftelijke vragen die door de leden van het Parlement zijn gesteld.

Het dagelijkse werk van de Commissie wordt uitgevoerd door beleidsambtenaren, deskun- digen, vertalers, tolken en administratief per- soneel. Er zijn ongeveer 24 000 Europese amb- tenaren. Dit kan veel lijken, maar eigenlijk zijn het er minder dan het aantal dat door de meeste Europese stadsbesturen van gemiddel- de grootte wordt tewerkgesteld.

Deze mensen zijn helemaal geen anonieme bureaucraten, maar gewone EU-burgers, die geselecteerd zijn via vergelijkende examens en die samenwerken om een sterke en succesrijke Unie uit te bouwen. De ambtenaren van de Commissie worden net als de personeelsleden van de andere EU-instellingen aangeworven via het Bureau voor personeelsselectie van de

Europese Gemeenschappen (EPSO):

europa.eu.int/epso.

Waar is de zetel van de Commissie?

De „zetel" van de Commissie is in Brussel (Bel- gië), maar zij heeft ook kantoren in Luxem- burg, vertegenwoordigingen in alle EU-landen en afvaardigingen in vele hoofdsteden over de hele wereld.

Wat doet de Commissie?

De Europese Commissie oefent vier hoofd- taken uit:

1. zij dient wetsvoorstellen in bij het Parle- ment en bij de Raad;

2. zij brengt het Europees beleid en de EU- begroting ten uitvoer;

3. zij zorgt ervoor dat het Europees recht wordt nageleefd (tezamen met het Hof van Justitie);

4. zij vertegenwoordigt de Europese Unie op internationaal vlak, bijvoorbeeld bij onder- Als voorzitter van de Commissie voert Romano Prodi graag een dialoog: hij legt uit wat deze

instelling doet en luistert naar de meningen van de EU-burgers. Communicatie in beide richtingen is essentieel om Europa en de Europeanen dichter bij elkaar te brengen.

(24)

handelingen over overeenkomsten tussen de EU en andere landen.

1. Indienen van nieuwe wetsvoorstellen Krachtens het Verdrag beschikt de Commissie over het „recht van initiatief". Dit betekent dat alleen de Commissie verantwoordelijk is voor het opstellen van nieuwe wetsvoorstel- len, die zij dan voorlegt aan het Parlement en aan de Raad. Deze wetsvoorstellen moeten als doel hebben de belangen van de Unie en haar burgers te verdedigen en niet die van bepaal- de landen of industrieën.

Alvorens voorstellen te doen moet de Com- missie zich op de hoogte stellen van nieuwe situaties en problemen die zich voordoen bin- nen Europa en moet zij nagaan of EU-wetge- ving de beste manier is om ze aan te pakken.

Dit is de reden waarom de Commissie voort- durend in contact is met een groot aantal belangengroepen en met twee adviesorganen, te weten het Europees Economisch en So- ciaal Comité (bestaande uit vertegenwoor- digers van werkgevers en vakbonden) en het Comité van de Regio’s (bestaande uit verte- genwoordigers van lokale en regionale over- heden). Zij wint ook het advies in van de nationale parlementen en regeringen.

De Commissie zal slechts maatregelen op Europees niveau voorstellen als zij vaststelt dat een probleem zo doeltreffender kan worden opgelost dan op nationaal, regionaal of lokaal niveau. Dit principe waarbij zaken op het laagst mogelijke bestuursniveau wor- den aangepakt heet het „subsidiariteitsbegin- sel".

Als de Commissie dan toch besluit dat EU- wetgeving nodig is, dan doet zij een voorstel waarvan zij denkt dat daarmee het probleem op een doeltreffende manier wordt aangepakt en zo veel mogelijk tegemoet wordt gekomen aan allerlei belangen. Voor de meer technische aspecten raadpleegt de Commissie deskundi- gen die deel uitmaken van de verschillende comités of werkgroepen die door de Commis- sie zijn opgericht.

2. Ten uitvoer brengen van het EU-beleid en de EU-begroting

Als uitvoerend orgaan van de Europese Unie is de Commissie verantwoordelijk voor het beheer en de tenuitvoerlegging van de EU- begroting en de uitvoering van het beleid en de programma’s die door het Parlement en de Raad zijn goedgekeurd. Het grootste deel van het werk en van de uitgaven wordt gedaan door de nationale en lokale overheden, maar de Commissie is verantwoordelijk voor het toezicht hierop.

Een voorbeeld van een terrein waarop de Commissie een actief beleid voert, is de mede- dinging: de Commissie houdt toezicht op kar- tels en fusies en zorgt ervoor dat de EU-lan- den hun eigen industrieën niet zodanig subsi- diëren dat de mededinging wordt verstoord.

Voorbeelden van EU-programma’s die door de Commissie beheerd worden, gaan van de

„Interreg"- en „Urban"-programma’s (het ont- wikkelen van grensoverschrijdende partner- schappen tussen regio’s en bevordering van de wederopleving van stedelijke gebieden die in verval zijn) tot het „Erasmus"-programma voor de uitwisseling van studenten in heel Europa.

De Commissie voert de begroting uit onder het wakend oog van de Rekenkamer. De twee instellingen streven naar een goed financieel beheer. Het Europees Parlement verleent alleen dan kwijting aan de Commissie voor de uitvoering van de begroting, indien het tevre- den is met het jaarverslag van de Rekenkamer.

3. Handhaving van het Europees recht De Commissie is de „hoedster van de Verdra- gen". Dit betekent dat de Commissie, samen met het Hof van Justitie, verantwoordelijk is voor de juiste toepassing van de EU-wetge- ving in alle lidstaten.

Als een EU-land bepaalde EU-wetgeving niet naleeft en aldus zijn wettelijke verplichtingen niet nakomt, dan onderneemt de Commissie hiertegen stappen.

(25)

Om te beginnen start de Commissie een juri- dische procedure die de „inbreukprocedure"

genoemd wordt. Dit houdt in dat naar de regering een officiële brief wordt gestuurd, waarin staat waarom de Commissie vindt dat dit land de EU-wetgeving schendt en waarin een termijn wordt gesteld waartegen de Com- missie een gedetailleerd antwoord moet ont- vangen.

Als met deze procedure de situatie niet wordt rechtgezet, dient de Commissie de zaak naar het Hof van Justitie te verwijzen, dat straffen kan opleggen. Het arrest van het Hof is bin- dend voor zowel de lidstaten als de Europese instellingen.

4. Vertegenwoordigen van de EU op internationaal vlak

De Europese Commissie is een belangrijke woordvoerster van de Europese Unie op het internationale toneel. Zij geeft de 15 lidstaten de mogelijkheid om met één stem te spreken op internationale fora zoals de Wereldhan- delsorganisatie.

De Commissie heeft ook tot taak namens de EU te onderhandelen over internationale overeenkomsten. Een voorbeeld daarvan is de Overeenkomst van Cotonou waarbij de voor- waarden zijn vastgesteld voor een belangrijke partnerschapsovereenkomst tussen de EU en de ontwikkelingslanden in Afrika, het Cari- bisch gebied en de Stille Oceaan op het gebied van steun en handel.

Hoe worden de werkzaamheden van de Commissie georganiseerd?

Het is de voorzitter van de Commissie die beslist welk Commissielid bevoegd zal zijn voor welk beleidsterrein, en hij kan deze bevoegdheden herschikken (indien nodig) tij- dens het mandaat van de Commissie. De voor- zitter heeft eveneens het recht om, met de goedkeuring van de Commissie, een Commis- sielid te verzoeken ontslag te nemen.

Het team van 20 commissarissen (ook bekend als „het College") komt gewoonlijk eenmaal per week op woensdag te Brussel bijeen. Elk agendapunt wordt toegelicht door het lid van de Commissie dat voor het betreffende terrein verantwoordelijk is en het College neemt een collectief besluit hieromtrent.

Het personeel van de Commissie is verdeeld in 36 afdelingen, die bekend staan als „directora- ten-generaal" (DG’s) en „diensten" (zoals de Juridische dienst en de Vertaaldienst).

Elk DG is verantwoordelijk voor een bepaald beleidsterrein en staat onder leiding van een directeur-generaal die verantwoording ver- schuldigd is aan een van de leden van de Commissie.

Het zijn eigenlijk de DG’s die belast zijn met de voorbereiding en opstelling van de wetge- vingsvoorstellen van de Commissie, maar deze voorstellen zijn pas officieel wanneer ze goed- gekeurd worden door het College op haar wekelijkse vergadering. De procedure is in grote lijnen als volgt.

Veronderstel bijvoorbeeld dat de Commissie het nodig acht dat er een EU-wetgeving komt

De Europese Unie is de belangrijkste donor van ontwikkelingshulp ter wereld, waaronder steun voor onderwijs en de bouw van scholen.

(26)

De leden van de Europese Commissie komen uit alle EU-landen, maar zij zijn onafhankelijk van hun nationale regering. Zij komen eenmaal per week bijeen om het EU-beleid te bespreken en om nieuwe Europese wetgeving voor te stellen.

om de vervuiling van de Europese rivieren tegen te gaan. Het directoraat-generaal Milieu zal dan een voorstel uitwerken, dat gebaseerd is op uitvoerige raadplegingen met de Europese industrie en boeren, met de ministers van Milieu in de lidstaten en met de milieuorganisaties.

Het wetsvoorstel zal dan worden besproken met alle bevoegde diensten van de Commissie en indien nodig worden aangepast. Vervolgens wordt het nagekeken door de Juridische dienst en door de „kabinetten" (persoonlijke politie- ke medewerkers) van de leden van de Com- missie.

Zodra het voorstel volledig klaar is, plaatst de secretaris-generaal het op de agenda van een volgende vergadering van de Commissie. Op deze vergadering zal het Commissielid voor Milieu uitleggen aan zijn of haar collega’s waarom deze wetgeving wordt voorgesteld en zij zullen het vervolgens bediscussiëren. Als zij tot overeenstemming komen, zal het College dit voorstel „goedkeuren" en het ter bespre- king voorleggen aan de Raad en het Europees Parlement.

Indien de leden van de Commissie onderling niet akkoord gaan, dan zal de voorzitter hun vragen hierover te stemmen. Als elf of meer

van de 20 leden vóór zijn, dan zal het voorstel worden goedgekeurd. Daarna wordt het onvoorwaardelijk gesteund door alle leden van de Commissie.

De omvang van de Commissie in de toekomst

Sinds haar ontstaan is de Commissie samenge- steld uit twee commissarissen van de lidstaten met de grootste bevolkingsaantallen en één commissaris van de andere EU-landen. Indien dit systeem na de EU-uitbreiding wordt gehandhaafd, dan zal de Commissie te groot worden om werkbaar te blijven. Er zullen reeds tien nieuwe Commissieleden bijkomen (wat het totaal op 30 brengt) op 1 mei 2004, wan- neer tien nieuwe lidstaten zullen toetreden tot de EU.

Bij het ingaan van de nieuwe ambtstermijn (2004-2009) op 1 november 2004 zal de Com- missie derhalve bestaan uit één commissaris per lidstaat. Zodra de Unie 27 lidstaten telt, zal de Raad met eenparigheid van stemmen een besluit nemen over het maximumaantal commissarissen. Dit aantal dient minder dan 27 te bedragen; de nationaliteit van de Com- missieleden dient daarom te worden bepaald volgens een voor alle landen rechtvaardig toerbeurtsysteem.

(27)

Het Hof van Justitie van de Europese Gemeen- schappen (waarnaar vaak verwezen wordt als

„het Hof") werd opgericht in 1952 krachtens het EGKS-Verdrag. Het Hof dient ervoor te zorgen dat iedere lidstaat de EU-wetgeving (die technisch bekend staat als „Gemeen- schapsrecht") op dezelfde wijze uitlegt en toe- past. Met andere woorden, dat het recht voor iedereen onder alle omstandigheden gelijk is.

Het Hof is bevoegd om uitspraak te doen in juridische geschillen tussen lidstaten, EU- instellingen, bedrijven en individuen.

Het Hof bestaat uit één rechter per lidstaat, zodat de verschillende nationale rechtsstelsels worden vertegenwoordigd. Zelfs na de uitbrei- ding zal het Hof zijn samengesteld uit even- veel rechters als er lidstaten zijn, maar om zo efficiënt mogelijk te werken zal het Hof in een

„grote kamer" van 13 rechters kunnen bijeen- komen in plaats van telkens in een voltallige zitting.

Het Hof wordt bijgestaan door acht „advoca- ten-generaal", die in het openbaar in volko- men onpartijdigheid met redenen omklede conclusies presenteren met betrekking tot zaken die aan het Hof zijn voorgelegd.

De rechters en advocaten-generaal zijn voor- malige hoge magistraten of gerenommeerde rechtsgeleerden die alle waarborgen van onafhankelijkheid bieden. Zij worden in onderlinge overeenstemming benoemd door de regeringen van de lidstaten voor een ambtsperiode van zes jaar, waarna zij herbe- noemd kunnen worden voor één of twee ver- dere perioden van drie jaar.

Teneinde het Hof te helpen de duizenden zaken die bij hem aanhangig gemaakt zijn af te handelen en de burgers een betere rechts- bescherming te bieden, is in 1989 een Gerecht van eerste aanleg opgericht. Dit Gerecht (dat aan het Hof van Justitie is verbonden) spreekt zich uit in bepaalde categorieën zaken, zoals met name zaken die door particulieren aan- hangig zijn gemaakt en geschillen die verband houden met oneerlijke concurrentie tussen ondernemingen.

Het Hof van Justitie en het Gerecht van eerste aanleg hebben elk een president, die door rechters uit hun midden wordt gekozen voor een periode van drie jaar.

Het Hof van Justitie:

eerbiediging van het recht

Beknopt overzicht

Rol: uitspraak doen in zaken die bij het Hof aanhangig zijn gemaakt

Hof van Justitie: één rechter van elk EU-land;

8 advocaten-generaal Gerecht van eerste aanleg: één rechter van elk EU-land

Ambtstermijn: de leden van beide rechtbanken worden benoemd voor een periode van zes jaar met de mogelijkheid van herbenoeming Adres: Plateau du Kirchberg, L-2925 Luxemburg

Tel. (352) 43 03-1

Internet: curia.eu.int

(28)

Wat doet het Hof?

Het Hof doet uitspraak in zaken die bij hem aanhangig zijn gemaakt. De vier meest voor- komende soorten beroep zijn:

1. verzoek om een prejudiciële beslissing, 2. beroep wegens niet-nakoming, 3. beroep tot nietigverklaring, 4. beroep wegens nalatigheid.

Zij worden hierna meer in detail besproken.

1. Prejudiciële beslissing

De rechtbanken in elk EU-land moeten ervoor zorgen dat de EU-wetgeving juist toegepast wordt in dat land. Het risico bestaat evenwel dat de rechtbanken in de verschillende landen de EU-wetgeving op verschillende manieren uitleggen.

Teneinde dit te voorkomen, bestaat er de pro- cedure van de „prejudiciële beslissing". Dit betekent dat nationale rechters het Hof om advies mogen of soms moeten vragen als er twijfel bestaat over de uitlegging of geldig- heid van een bepaalde EU-wetgeving. Dit advies wordt dan gegeven in de vorm van een

„prejudiciële beslissing".

2. Beroep wegens niet-nakoming

De Commissie kan de procedure inleiden wan- neer zij reden heeft om aan te nemen dat een lidstaat zijn verplichtingen krachtens de EU- wetgeving niet nakomt. Deze procedure kan ook worden ingeleid door een andere lidstaat.

In beide gevallen onderzoekt het Hof de aan- tijgingen en doet uitspraak. Mocht blijken dat de beschuldigde lidstaat daadwerkelijk in gebreke is gebleven, dan is deze gehouden om onmiddellijk een einde te maken aan de inbreuk.

Het Hof van Justitie verzekert de gelijke behandeling van iedereen krachtens de EU-wetgeving.

Er is één rechter uit elk EU-land.

(29)

3. Beroep tot nietigverklaring

Als een van de lidstaten, de Raad, de Commis- sie of (onder bepaalde voorwaarden) het Par- lement vindt dat bepaalde EU-wetgeving onrechtmatig is, dan kunnen zij het Hof ver- zoeken deze nietig te verklaren.

Dit „beroep tot nietigverklaring" kan ook wor- den ingesteld door particulieren die willen dat het Hof bepaalde wetgeving die hen recht- streeks, nadelig en individueel raakt, nietig verklaart.

Als het Hof tot de slotsom komt dat de wet- geving in kwestie niet rechtmatig is aangeno- men of niet op de juiste Verdragsbepalingen is gebaseerd, dan kan het de gewraakte wetge- ving nietig verklaren.

4. Beroep wegens nalatigheid

Het Verdrag vereist dat het Europees Parle- ment, de Raad en de Commissie bepaalde beslissingen nemen onder bepaalde voorwaar- den. Als zij dit niet doen, dan kunnen de lid- staten, de overige instellingen van de Gemeenschap en (onder bepaalde voorwaar- den) particulieren of ondernemingen zich tot het Hof wenden om deze nalatigheid formeel te laten vaststellen.

Hoe worden de werkzaamheden van het Hof georganiseerd?

De zaken worden bij de griffie ingediend en een specifieke rechter en advocaat-generaal worden aangewezen voor elke zaak.

De daaropvolgende procedure verloopt in twee fasen: eerst een schriftelijke en dan een mondelinge behandeling.

In de eerste fase dienen alle betrokken partij- en schriftelijke memories in en de rechter die voor de zaak is aangewezen, stelt een rapport op waarin een samenvatting wordt gegeven van deze memories en van het juridisch kader van de zaak. Op basis van dit rapport stelt de advocaat-generaal die voor de zaak is aange- wezen, zijn of haar conclusies op. In het licht van deze conclusies formuleert de rechter een ontwerp-arrest dat ter beoordeling aan de overige leden van het Hof wordt voorgelegd.

Dan volgt de tweede fase: de openbare terechtzitting. In principe komt het volledige Hof bijeen (in „voltallige zitting"), maar de zaak kan ook worden behandeld door kamers die uit drie of vijf rechters van het Hof bestaan, afhankelijk van het belang of de complexiteit van de zaak. Gedurende de terechtzitting houden de advocaten van de partijen hun pleidooi voor de rechters en de advocaat-generaal, die vragen kunnen stellen.

Vervolgens zet de advocaat-generaal zijn of haar conclusies uiteen, waarna de rechters beraadslagen en uitspraak doen.

De arresten van het Hof worden bij meerder- heid van stemmen genomen en uitgesproken tijdens een openbare terechtzitting. Afwijken- de meningen worden niet meegedeeld.

(30)

De Rekenkamer onderzoekt de wettigheid en de regelmatigheid van alle ontvangsten en uitgaven van de Unie en gaat tevens na of de Europese begroting financieel gezond wordt beheerd. De Rekenkamer is opgericht in 1977.

De Rekenkamer telt één lid uit elk EU-land. Zij worden door de Raad benoemd voor een periode van zes jaar met mogelijkheid tot her- benoeming. Ook na de uitbreiding zal de Rekenkamer nog altijd bestaan uit één lid per EU-land, maar om efficiënt te kunnen werken, kan de Rekenkamer „kamers" oprichten (met elk slechts een paar leden) om bepaalde soor- ten verslagen of adviezen goed te keuren.

De leden van de Rekenkamer hebben in hun eigen land allemaal tot externe controle- instanties behoord of zijn voor deze functie bijzonder geschikt. Zij worden gekozen voor hun vakbekwaamheid en onafhankelijkheid en zij vervullen de functie voltijds.

Zij kiezen uit hun midden voor drie jaar een president.

Wat doet de Rekenkamer?

De Rekenkamer heeft als belangrijkste taak te controleren of de EU-begroting goed is uitge- voerd, met andere woorden of de inkomsten en uitgaven van de Unie wettig en regelmatig zijn en of een goed financieel beheer werd gevoerd. Haar werk helpt te verzekeren dat het EU-bestel efficiënt en doorzichtig func- tioneert.

In het kader van haar werkzaamheden onder- zoekt de Rekenkamer de administratie van alle organisaties die inkomsten en uitgaven van de Unie beheren. Indien nodig voert de Rekenka- mer ter plaatse controles uit. Haar bevindin- gen worden vastgelegd in rapporten die de Commissie en de lidstaten attent maken op mogelijke problemen.

Teneinde haar werk doeltreffend te kunnen uitvoeren, moet de Rekenkamer onafhankelijk zijn ten opzichte van de andere instellingen, maar tegelijkertijd voortdurend contact met hen onderhouden.

Een van de belangrijkste taken van de Reken- kamer is om de begrotingsautoriteit (het Europees Parlement en de Raad) bij te staan door hieraan elk jaar een verslag over het afgesloten begrotingsjaar voor te leggen. De opmerkingen van de Kamer in dit jaarverslag spelen een zeer belangrijke rol bij het besluit

De Europese Rekenkamer:

waar krijgen voor je geld

Beknopt overzicht

Rol: controleren of de financiële middelen van de EU correct worden gebruikt

Leden: één van elk EU-land

Ambtstermijn: leden worden benoemd voor een periode van zes jaar met de mogelijkheid van herbenoeming Adres: 12, rue Alcide de Gasperi, L-1615 Luxemburg

Tel. (352) 43 98-1

Internet: www.eca.eu.int

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voorts doet zij haar uiterste best om het effect van de huidige situatie op de vervoersector, waaronder exploitanten en passagiers, tot een minimum te beperken ( 14 ). De

Op basis van voorstellen van Nederland en Frankrijk heeft de Commissie voorgesteld een informatienetwerk voor de overgang naar de chartale euro op te richten, dat zal dienen

Philippe SAMYN and PARTNERS sprl, architects & engineers: Lead and Design Partner In gevolge de uitbreiding van de Europese Unie in 2004 is.. het gebouw, Justus Lipsius, voor

Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende geografische aanduidingen van de Europese Unie voor wijn, gedistilleerde dranken en landbouwproducten,

niet alleen door middel van rechtstreekse bewijzen kan worden geleverd, maar ook door middel van objectieve en onderling overeenstemmende aanwijzingen, mits

9. De volgende wijzigingen van de tijdelijke kaderregeling inzake staatssteun ter ondersteuning van de economie vanwege de huidige COVID-19-uitbraak worden van kracht vanaf 3

De verschillende rijpingsperioden van vruchten met de BGA “Pesca di Delia” zijn het gevolg van het feit dat binnen het genoemde gebied de vroege cultivars (die niet veel warmte

Met het voorstel van het kabinet om de voorliggende richtlijn te laten aansluiten bij de reikwijdte van de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) zet het kabinet