S T I C H T I N G V O O R B O D E M K A R T E R I N G W A G E N I N G E N
BODEMKUNDIG ONDERZOEK PRINS HENDRIKSTRAAT
ALPHEN AAN DEN RIJN
STICHTING VOOR BODEMKARTERING Project nr. 73.4788 Postbus 98
6700 AB Wageningen Tel. 08370-19100
Rapport nr. 1778
BODEMKUNDIG ONDERZOEK PRINS HENDRIKSTRAAT ALPHEN AAN DEN RIJN
H. Kleijer
Wageningen, november 1983
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm en op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de Stichting voor Bodemkartering en de gemeente Alphen a/d Rijn.
125/1
INHOUD
Biz.
WOORD VOORAF 3
1 INLEIDING 5
2 DOEL VAN HET ONDERZOEK 5
3 WERKWIJZE 5
4 RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK 5
4.1 Beschrijving van de profielcodekaart 5
4.2 Evaluatie 6
5 SLOTOPMERKINGEN 6
AFBEELDING
BIJLAGE
Profielcodekaart met de resultaten van de organoleptische waarnemingen
WOORD VOORAF
In opdracht van de directeur van Openbare Werken van de gemeente Alphen aan den Rijn heeft de Stichting voor Bodemkartering een bodemkundig onderzoek uitgevoerd rond een fabrieksterrein aan de Prins Hendrikstraat te Alphen aan den Rijn.
Het onderzoek was er op gericht via organoleptische waarnemingen bodemverontreinigende stoffen in de grond op te sporen.
Het onderzoek werd in oktober 1983 uitgevoerd door ing. H. Kleijer, die ook dit rapport samenstelde. Tot hem kunt u zich wenden voor nadere inlichtingen.
De organisatorische leiding van het onderzoek had het hoofd van de afdeling Opdrachten, ir. B.J.A. van der Pouw.
De directeur van de Stichting voor Bodemkartering,
Ir. R.P.H.P. van der Schans.
3
1 INLEIDING
Het onderzoek had betrekking op de rond een fabrieksterrein gelegen gronden aan de Prins Hendrikstraat in Alphen aan den Rijn (afb.).
Door organoleptische waarnemingen is vastgesteld of er in de grond rondom het fabrieksterrein stoffen voorkomen, die er van nature niet in thuishoren. Op het fabrieksterrein zelf, is in een eerder stadium door TNO te Delft al een onderzoek naar verontreinigende stoffen ge
daan.
2 DOEL VAN HET ONDERZOEK
Het doel van het onderzoek was door middel van grondboringen en organoleptische waarnemingen vast te stellen of de bodem een onna
tuurlijke reuk en eventueel een onnatuurlijke kleur heeft.
3 WERKWIJZE
Rond het fabrieksterrein zijn in een ruitennet van ca. 10 m 31 bo
ringen uitgevoerd tot een diepte van ca. 2 m beneden maaiveld. Door de aanwezigheid van puin kon op enkele plaatsen maar tot ca. lm beneden maaiveld geboord worden. Voor het onderzoek was het nodig de bestrating op te breken, hierbij heeft de Dienst Openbare Werken assistentie verleend.
De reuk die tijdens het boren werd waargenomen, is in drie klassen ingedeeld en per vlak of per punt op de bijlage weergegeven. Voor zo
ver mogelijk (d.w.z. globaal) is ook de intensiteit van de reuk ver
meld. De soort en de intensiteit van de reuk van de betreffende grondmonsters zijn door de waarnemer vastgesteld. De reukwaarneming is echter niet geheel exact aan te geven.
4 RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK
4.1 Beschrijving van de profielcodekaart
De resultaten van het onderzoek zijn weergegeven op de bijlage:
"Profielcodekaart met de resultaten van de organoleptische waarne
mingen".
Deze kaart geeft de plaatsen van de boringen aan en per boring de aard van het materiaal (zand, klei of puin, al dan niet vermengd met elkaar), en de begin- en einddiepte van het materiaal in dm be
neden maaiveld. Waar het materiaal een onnatuurlijke reuk had, is
5
dit met een Romeins cijfer aangegeven. Deze cijfers komen overeen met:
I gasachtige reuk;
II benzine-/terpentineachtige reuk;
III teerachtige reuk.
Indien een zwakke reuk is aangetroffen, is dit met een - achter het Romeinse cijfer aangegeven (II ). Dit houdt in dat de aard van de reuk daar nauwelijks door organoleptische waarnemingen was vast te stellen. Romeinse cijfers zonder - geven aan dat de intensiteit van de betreffende reuk zo groot was, dat de aard van de reuk goed was vast te stellen. De intensiteit van deze reuk is als matig be
oordeeld.
In een boorgat met een bezine-/terpentineachtige reuk is met een proefbuisje voor tolueen en benzeen gemeten: in de aangetroffen verontreiniging komt volgens deze meting nauwelijks tolueen of ben
zeen voor.
De plaatsen waar een onnatuurlijke reuk is waargenomen, zijn wan
neer ze onder bebouwing liggen afgegrensd met een onderbroken lijn en op de overige plaatsen met een getrokken lijn.
4.2 Evaluatie
Bij drie boringen tegenover huis no. 57-59 en bij één boring naast huis no. 18 zijn, beginnend tussen 30 à 60 cm beneden maaiveld ver
ontreinigende stoffen met een zwakke tot matige benzine-/terpentine- achtige reuk aangetroffen. Bij twee boringen bij de zuidwestpunt van het fabrieksterrein is beginnend op 30 à 50 cm beneden maaiveld een matige gasachtige reuk aangetroffen. Bij één boring in de Oude Rijn (ten noorden van huis no. 48) is een sterke teerachtige reuk aangetroffen. Bij de overige boringen zijn binnen boordiepte geen verontreinigende stoffen aangetroffen.
Uit de organoleptische waarnemingen kan geconcludeerd worden dat buiten het fabrieksterrein op twee plaatsen een lichte tot matige concentratie van verontreinigende stoffen aanwezig is. Op één plaats is een matige concentratie van verontreinigende stoffen aan
wezig die waarschijnlijk veroorzaakt is door een gaslekkage. In de Oude Rijn is een sterke concentratie van verontreinigende stoffen aanwezig. De verontreiniging buiten het fabrieksterrein reikt
meestal niet dieper dan de tijdens het onderzoek gemeten grondwater
stand (ca. 200 cm beneden maaiveld).
5 SLOTOPMERKINGEN
Door de Stichting voor Bodemkartering is alleen vastgesteld waar en over welk gebied een onnatuurlijke reuk in de grond rond het
fabrieksterrein voorkomt. In hoeverre de Oude Rijn verontreinigd is, is niet door de Stichting voor Bodemkartering vastgesteld.
6
Alleen door nader laboratoriumonderzoek kan vastgesteld worden welke stoffen organoleptisch zijn waargenomen en in hoeverre die stoffen schadelijk zijn. Deze aspecten zijn door de Stichting voor Bodemkar- tering niet in het onderzoek betrokken.
7