• No results found

Bestemmingsplan Rijnpark Gemeente Alphen aan den Rijn

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Bestemmingsplan Rijnpark Gemeente Alphen aan den Rijn"

Copied!
42
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bestemmingsplan Rijnpark

Gemeente Alphen aan den Rijn

(2)

Bestemmingsplan Rijnpark

Adromi B.V.

Reeweg 146

3343 AP Hendrik-Ido-Ambacht T 078 – 684 55 55

F 078 – 684 55 59

algemeen@adromi.nl www.adromi.nl

K.v.K. 230.825.46 te Rotterdam BTW: 8050.63.286.B.01 IBAN: NL75RABO0385477481

Gemeente Alphen aan den Rijn

Projectnummer: R202104/2101b Versie:

Status: Vastgesteld

Datum: 18-2-2021

Auteur: S. Zonneveld Geaccordeerd: J. Wildschut

(3)

Inhoudsopgave

Inleiding ... 4

Aanleiding en doel ... 4

Ligging en begrenzing plangebied ... 4

Geldende bestemmingsplannen ... 5

Bestemmingsplan procedure ... 7

Relatie met andere plannen in de directe omgeving ... 7

Leeswijzer ... 8

Bestaande situatie ... 9

Historie ... 9

Ruimtelijke structuur ... 9

Functionele structuur ... 11

Planbeschrijving ... 12

Beleidskader ... 12

Rijksbeleid ... 12

Provinciaal beleid ... 16

Regionaal beleid ... 19

Gemeentelijk beleid ... 21

Omgevingsaspecten ... 25

Besluit milieueffectrapportage (m.e.r.) ... 25

Bedrijven en milieuzonering ... 25

Geluid... 25

Luchtkwaliteit ... 25

Geur ... 26

Bodem... 26

Externe veiligheid ... 26

Water ... 29

Ecologie... 33

Archeologie en cultuurhistorie ... 34

Juridische planbeschrijving ... 37

Inleidende regels ... 37

Bestemmingsregels ... 38

Algemene regels ... 39

Overgangs- en slotregels... 40

Economische uitvoerbaarheid ... 41

Maatschappelijke uitvoerbaarheid ... 42

Inleiding ... 42

Overleg ex. artikel 3.1.1 Bro ... 42

(4)

Inleiding

Aanleiding en doel

Het gebied langs de Oude Rijn is een transformatiezone in Het Groene Hart tussen Leiden en Bodegraven. Op 15 december 2016 heeft de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn het bestemmingsplan ‘Rijnpark’ vastgesteld. De beoogde transformatie van het gebied kreeg in dit plan gestalte door een gedeeltelijke invulling met nieuwe woningen. Bij uitspraak van 27 juni 2018 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het bestemmingsplan ‘Rijnpark’ op een aantal onderdelen vernietigd.

Na deze uitspraak is een nieuw bestemmingsplan voorbereid voor Rijnpark, waarin tevens invulling werd gegeven aan de beslissing van de Afdeling bestuursrechtspraak. Het ontwerp van dit bestemmingsplan heeft met ingang van 18 juni 2019 ter inzage gelegen. Aan deze procedure is evenwel geen verder vervolg gegeven, onder meer omdat de woningbouwontwikkeling geen doorgang meer zal vinden.

Met onderhavig bestemmingsplan wordt beoogd invulling te geven aan de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak voor wat betreft de bestemming van de bestaande functies in het plangebied. Met dit bestemmingsplan worden kortom de door de Raad van State vernietigde onderdelen hersteld met het oog op het adequaat bestemmen van bestaande functies.

Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied ligt aan de oostzijde van de kern Koudekerk aan den Rijn. Het gaat grofweg om het gebied tussen de huidige woonbebouwing aan de oostzijde van Koudekerk inclusief de westelijke rand van het bedrijventerrein Hoogewaard. Binnen het plangebied liggen van west naar oost een caravanstalling, het terrein van een manege, een aantal bestaande kassen en het terrein van een bitumenemulsiebedrijf (asfaltfabriek).

In het westen en noorden wordt het plangebied begrensd door de terreingrens van de caravanstalling.

In het oosten vormt de terreingrens van het bitumenemulsiebedrijf de plangrens. De plangrens loopt vervolgens langs het braakliggende terrein waar eertijds de woningbouwontwikkeling was voorzien. Zie figuur 1.1 voor de globale ligging en begrenzing van het plangebied.

(5)

Figuur 1.1 Globale ligging en begrenzing van het plangebied (bron: Bing Maps, Microsoft)

Geldende bestemmingsplannen

Voor het plangebied gelden verschillende planologische regelingen. Voor zover dit niet vernietigd is bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak d.d. 27 juni 2018, geldt het al genoemde bestemmingsplan “Rijnpark” dat op 15 december 2016 is vastgesteld.

Voor de onderdelen waarop dit bestemmingsplan is vernietigd, geldt voorheen vastgestelde bestemmingsplan ‘Industrieterrein’ met bijbehorende herziening:

- ‘Industrieterrein’, vastgesteld door de raad op 28 september 1981, onherroepelijk sinds 23 oktober 1985.

- ‘1e herziening bestemmingsplan industrieterrein’, vastgesteld op 19 december 1996.

Tevens geldt het parapluplan ‘parkeren’, vastgesteld op 21 september 2017 voor vrijwel de gehele gemeente. Conform dit parapluplan voorziet onderhavig plan tevens in een regeling voor parkeren.

Daarnaast is het parapluplan ‘Archeologie’ op 29 maart 2019 vastgesteld. Conform dit plan wordt in het plangebied voorzien de dubbelbestemming ‘waarde – Archeologie 3’.

1.3.1. Verwerking Uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State en nadere aanpassingen

Zoals reeds in het voorgaande aan de orde is geweest, heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State op 27 juni 2018 uitspraak gedaan naar aanleiding van de ingediende beroepen naar aanleiding van de vaststelling van het bestemmingsplan ‘Rijnpark’ (zie: ECLI:NL:RVS:2018:2081).

(6)

De uitspraak heeft geleid tot vernietiging van de volgende onderdelen van het bestemmingsplan.

- A. Voor wat betreft de bestemmingen ‘Wonen – 1’, ‘Wonen – 2’, ‘Wonen – 3’, ‘Wonen – 4’ en bijbehorende dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn deze vernietigd.

- B. Een aantal delen van de planregels zijn vernietigd. Dit betreft:

o artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder e.

o artikel 4, lid 4.5, van de planregels.

o artikel 3, lid 3.2, onder a.

- C. Voor de gronden met de bestemming ‘Bedrijf’ zijn de aanduidingen ‘maximum goothoogte (m) = 3’ en ‘maximum bouwhoogte (m) = 5’, met bijbehorende dubbelbestemmingen en aanduiding vernietigd.

- D. Om archeologische waarden te beschermen, is een voorlopige voorziening getroffen voor de plandelen met bestemmingen ‘Wonen – 1’, ‘Wonen – 2’, ‘Wonen – 3’, ‘Wonen – 4’ en ‘Bedrijf’

met de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie’. Deze bestemming blijft gelden tot een nieuw bestemmingplan in werking is getreden.

- E: Bij de berekening van het geluid was al uitgegaan van de aanpassing van de Hoogewaard van een snelheidslimiet van 50 km/uur naar een 30 km/uur-zone. Ten tijde van vaststelling van het plan was dit verkeersbesluit echter nog niet genomen, waardoor het besluit voor het verlenen van hogere geluidgrenswaarden is vernietigd.

Deze aspecten zijn in de nieuwe versie van het bestemmingsplan als volgt aangepast:

- Ad A: Het gebied ter plaatse van de vernietigde woonbestemmingen, maakt geen onderdeel uit van voorliggend herstelplan.

- Ad B: In artikel 4, lid 4.1. Hierin is opgenomen dat de bestaande bedrijvigheid als zodanig wordt bestemd. Verder is ook andere bedrijvigheid uit lichtere milieucategorieën toegelaten. Het vernietigde artikel 4.5 van de planregels is in verband daarmee komen te vervallen.

- Artikel 3, lid 3.2. De bepaling dat in een bouwvlak enkel kassen mogen worden opgericht, is aangepast.

- Ad C: Voor de gronden met de bestemming ‘Bedrijf’ zijn de toegelaten bouwhoogten aangepast overeenkomstig de bestaande, niet wederrechtelijke situatie.

- Ad D: Ten aanzien van het aspect archeologie wordt in het plan voorzien in een passende regeling.

- Ad E: Bedoeld besluit voor het verlenen van hogere geluidgrenswaarden is niet meer aan de orde nu de beoogde woningbouwontwikkeling geen doorgang vindt (zie ook ad A).

Verder is het bestemmingsplan geactualiseerd aan de hand van de nieuwe wet- en regelgeving en huidige beleidsinzichten. Daarnaast is het volgende gewijzigd:

- Aan de bestemming ‘agrarisch’ is in artikel 3.2 toegevoegd dat gebouwen alleen zijn toegestaan binnen een bouwvlak.

(7)

Bestemmingsplan procedure

Onderhavig bestemmingsplan wordt vastgesteld naar aanleiding van genoemde uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak. Appellanten die betrokken waren in deze beroepsprocedure, alsook belanghebbenden die willen opkomen tegen wijzigingen ten opzichte van de eerder vastgestelde versie van dit plan en belanghebbenden die redelijkerwijs niet kan worden tegengeworpen dat zij niet eerder hebben geparticipeerd in de besluitvormingsprocedure kunnen zo nodig beroep instellen tegen de vaststelling van dit plan.

Relatie met andere plannen in de directe omgeving

De gemeente Alphen aan den Rijn heeft twee nabijgelegen plannen vastgesteld die een directe relatie hebben met de ontwikkeling van Rijnpark : de herstructurering van het industriegebied Hoogewaard en de aanleg van een tweede brugverbinding over de Oude Rijn, de zogenaamde Maximabrug.

Herstructurering industrieterrein Hoogewaard

Het was een langgekoesterde wens van de bedrijven in het industriegebied Hoogewaard om het gebied te herstructureren en de bedrijvigheid zo mogelijk te kunnen uitbreiden en de toegankelijkheid en de ontsluiting van het gebied te verbeteren. Daartoe is in samenwerking met de bedrijven gewerkt aan de visieontwikkeling voor het gebied. Naast onderzoek naar de intensiveringmogelijkheden van het gebied werden ook uitbreidingswensen in de plannen betrokken. Belangrijk aandachtspunt was de wens van gevestigde bedrijven om een tweede ontsluiting (aan de achterzijde) van hun bedrijven mogelijk te maken.

Het streven was de ontsluiting binnen het industriegebied Hoogewaard op te lossen (zodat de ontsluiting niet direct door of langs het plangebied Rijnpark zou worden gerealiseerd) en uitbreidingswensen te faciliteren binnen de mogelijkheden van de bestaande milieuregelgeving. Naar aanleiding hiervan is het nieuwe bestemmingsplan Bedrijventerrein Hoogewaard op 15 maart 2018 vastgesteld.

Máximabrug

Vele jaren hebben de kern Koudekerk aan den Rijn en de wijk Gnephoek in Alphen aan den Rijn overlast ervaren van vrachtverkeer van en naar industrieterrein Hoogewaard en sluipverkeer op het lokale wegennet. Dit leidde tot overlast voor de omgeving en gevaarlijke verkeerssituaties op de wegen. De gemeente Alphen aan den Rijn en de (voormalige) gemeente Rijnwoude hebben daarom besloten tot de realisatie van een extra verbindingsbrug over de Oude Rijn (de Máximabrug) om deze problematiek te beëindigen. De zuidoever van de brug ligt tussen de Leidse Schouw en de Genielaan, de noordoever van de brug ten noorden van de Gnephoek.

In december 2014 is het bestemmingsplan 'Máximabrug' onherroepelijk geworden. In januari 2015 is de aanleg van de burg gestart die uiteindelijk in 2017 is officieel is geopend.

(8)

Leeswijzer

Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van het plangebied. Er wordt ingegaan op de historische ontwikkeling, de functionele structuur en de ruimtelijke opbouw van het plangebied.

Hoofdstuk 3 beschrijft kort het doel van voorliggend plan.

In hoofdstuk 4 wordt vervolgens een beschrijving gegeven van het ruimtelijke beleid van het Rijk, de provincie, regio en gemeente.

In hoofdstuk 5 worden de omgevingsaspecten behandeld, zoals luchtkwaliteit, geluidsbelasting, bodemkwaliteit en ecologie. In dit hoofdstuk wordt toegelicht hoe wordt voldaan aan de wettelijke eisen voor deze omgevingsaspecten.

Hoofdstuk 6 is een juridische planbeschrijving. Hier staat een uitleg van de werking van de planregels.

Vervolgens staat in hoofdstuk 7 de economische uitvoerbaarheid van het plan beschreven. Hier wordt ingegaan op de financieel-economische aspecten van het plan.

In hoofdstuk 8 ten slotte wordt de maatschappelijke uitvoerbaarheid aangegeven door middel van een beantwoording van inspraakreacties van de bevolking en overlegreacties van instanties (vooroverleg art. 3.1.1 Bro).

(9)

Bestaande situatie

Dit hoofdstuk geeft een beeld van het plangebied door een beschrijving te geven van de historische achtergrond van het gebied, de ruimtelijke structuur en de functionele structuur. Er wordt onder andere een toelichting gegeven op de ontstaansgeschiedenis, de structuurbepalende grenzen en de belangrijkste functies in en om het plangebied.

Historie

Het plangebied ligt in het zogenaamde 'Oog van Koudekerk'. Het Oog is een komgrond, een afzetting van zand, grind en klei. Dit gebied, en de omgeving ervan, is gevormd door de Oude Rijn en diverse zijtakken daarvan. Deze rivier is in het verleden regelmatig van loop gewijzigd. Dit is op sommige plaatsen in het landschap herkenbaar door kleine reliëfverschillen. Dit zijn de zogenoemde kreekruggen.

De beddingen van de rivier vulden zich met zand. Toen later het veen in het omliggende gebied inklonk, werden de oude rivierbeddingen zichtbaar in het landschap. De kreekruggen waren door de hogere ligging goed geschikt voor bewoning. Op deze meer zandige ruggen zijn veel boerderijlinten gelegen. In de middeleeuwen werd het landschap ontgonnen.

De Oude Rijn heeft een belangrijke rol gespeeld bij de ontwikkeling van het gebied. De rivier vormde een belangrijke transportas van en naar Leiden. In de zeventiende eeuw werd langs de Oude Rijn een jaagpad aangelegd. Hierdoor ontstond er een geregelde verbinding per trekschuit tussen Utrecht en Leiden. Dit stimuleerde de bedrijvigheid in en rond Koudekerk. Langs de oevers van de Oude Rijn ontstonden diverse vormen van bedrijvigheid. In 1878 is de spoorlijn tussen Leiden en Woerden geopend. Dit betekende een sterke impuls voor de economische activiteit in het gebied. In het begin van de twintigste eeuw kwam de industrialisatie van Koudekerk goed op gang. Tot op vandaag kent Koudekerk een verscheidenheid aan industrieën. In de twintigste eeuw zijn Leiden en Alphen aan den Rijn sterk gegroeid. Ook de dorpen in het gebied zijn uitgebreid. Koudekerk werd een vestigingsplaats voor forensen. De aanleg van de A4 en de N11 hebben veel betekend voor de bereikbaarheid van het gebied, maar hebben ook gezorgd voor een versnippering van het landschap. De Máximabrug heeft tevens de bereikbaarheid van het gebied verbeterd.

Ruimtelijke structuur

Kenmerkend voor het grootste deel van het plangebied is de uit de middeleeuwen stammende strokenverkaveling. De oeverwallen van de Oude Rijn en de Lutteke Rijn vormden de ontginningsbasis voor het in cultuur brengen van het veengebied. Door de ligging van de rivier van oost naar west liggen de meeste sloten en kavels in de richting van noord naar zuid. Deze hoofdrichting is in het noorden van het plangebied beter te herkennen dan in het zuiden van het plangebied. Dit heeft te maken met het feit dat in het noordelijke gedeelte de veenweiden nog aanwezig zijn en in het zuidelijke gedeelte bebouwing heeft plaatsgevonden.

De grens in het westen wordt gevormd door de bebouwde kom van Koudekerk. De uitstraling van deze grens is eenduidiger dan de grens in het noorden. Langs de Weidedreef, de Reigerlaan en de sportvelden zijn bomen geplant. Deze beplanting markeert de overgang van de woonbebouwing van Koudekerk naar het weidegebied en het bedrijventerrein. De plangrens is ter plaatse van het bedrijf aan de Hoogewaard 151 in westelijke richting doorgetrokken tot de plangrens van het bestemmingsplan Koudekerk aan den Rijn.

(10)

In het zuiden is de Oude Rijn een natuurlijke afbakening van het gebied. In het oosten wordt de grens gevormd door kassen en de gebouwen en terreinen van de bedrijven op het industrieterrein Hoogewaard. Het is geen duidelijk afgebakende grens, maar wordt bepaald door zichten tegen of juist langs de kassen en de bebouwing of opslag van de aanwezige bedrijven.

Figuur 2.1: Situatie van het plangebied (2020)

De ruimtelijke structuur van het plangebied is gericht op de Oude Rijn. Langs de rivier ligt het historisch lint Hoogewaard, met aan weerszijden van de waterkering zowel klein- als grootschalige woon- en bedrijfsbebouwing.

Ten noorden van het lint bevindt zich grootschalige bedrijfsbebouwing, bestaand uit kassen, loodsen en een asfaltcentrale. Voorts staat er nog een thans in onbruik zijnde kas.

In het westelijk deel van het plangebied bevindt zich één open ruimte, een weide omringd door bedrijfsbebouwing kassen, woningen en de voormalige betonfabriek.

(11)

Figuur 2.2: Het lint Hoogewaard (2019)

Functionele structuur

Tot voor enkele jaren geleden was ter plaatse aan de Hoogewaard een betonfabriek gevestigd. De voormalige bedrijfsgebouwen zijn gesloopt. Dit terrein heeft geen functie meer. Naast de locatie van de voormalige betonfabriek zijn in dit gedeelte van het gebied loodsen te vinden, die voor het grootste deel in gebruik zijn als caravanstalling. Naast de caravanstalling is hier ook een manege gevestigd. De Hoogewaard heeft als weg een belangrijke verkeersfunctie, met name voor de aanliggende bedrijven.

Ten noorden van het plangebied zijn langs de Kievitlaan en Gruttolaan sportvelden gelegen. Verder heeft het gebied ten westen van de Weidedreef een belangrijke woonfunctie. In het oosten van het plangebied zijn kassen en gelegen. Daarnaast ligt het bedrijventerrein Hoogewaard. In het noorden ligt de Lagewaard, waar de bebouwing een woonfunctie en een agrarische functie heeft.

De functies in het plangebied worden ontsloten via de Hoogewaard, aan de zuidzijde van het plangebied. Via de Hogewaard en de Máximabrug vindt verdere ontsluiting plaats richting de N11 en de A4.

(12)

Planbeschrijving

Met onderhavig plan wordt met in acht name van de beslissing van de Afdeling bestuursrechtspraak voorzien in een passende bestemming voor de bestaande functies in het plangebied.

Beleidskader

De beoogde ontwikkeling is in dit hoofdstuk getoetst aan het relevante ruimtelijk beleid van de verschillende overheden. Onderstaand is het voor het plangebied relevante rijksbeleid (paragraaf 4.1), het provinciaal beleid (paragraaf 4.2), het regionale beleid (paragraaf 4.3) en het gemeentelijk beleid (paragraaf 4.4) beschreven. Het sectorale beleid, wet- en regelgeving wordt besproken in de relevante milieuparagrafen van hoofdstuk 5.

Rijksbeleid

4.1.1. Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2011)

De minister van Infrastructuur en Milieu heeft op 13 maart 2012 de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld.

De structuurvisie bevat een concrete, bondige actualisatie van het mobiliteits- en ruimtelijke ordeningsbeleid. Dit nieuwe beleid vervangt de Nota Mobiliteit, de Nota Ruimte en de structuurvisie Randstad 2040. De structuurvisie heeft betrekking op:

• Rijksverantwoordelijkheden voor basisnormen op het gebied van milieu, leefomgeving, (water)veiligheid en het beschermen van unieke ruimtelijke waarden;

• Rijksbelangen met betrekking tot (inter)nationale hoofdnetten voor mobiliteit en energie;

• Rijksbeleid voor ruimtelijke voorwaarden die bijdragen aan versterking van de economische structuur.

Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. Zo laat het Rijk de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies. Daarmee wordt bijvoorbeeld het aantal regimes in het landschaps- en natuurdomein fors ingeperkt.

Daarnaast wordt (boven)lokale afstemming en uitvoering van verstedelijking overgelaten aan (samenwerkende) gemeenten binnen provinciale kaders. Alleen in de stedelijke regio's rond de mainports (Amsterdam c.a. en Rotterdam c.a.) zal het Rijk afspraken maken met decentrale overheden over de programmering van verstedelijking.

Overige sturing op verstedelijking zoals afspraken over percentages voor binnenstedelijk bouwen, rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering laat het rijk los.

Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen neemt het rijk enkel nog een 'ladder' voor duurzame verstedelijking op (gebaseerd op de 'SER-ladder'). Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk.

(13)

Figuur 4.1 Rijksopgaven in Zuidvleugel/Zuid-Holland (bron: Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte)

Zuidvleugel/Zuid-Holland

De drie hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan. Om de samenhang tussen de verschillende nationale opgaven inzichtelijk te maken, zijn de rijksopgaven in deze structuurvisie per MIRT-regio beschreven.

De economie in de Zuidvleugel rust volgens de structuurvisie op vier pijlers: het Haven Industrieel Complex in de Rotterdamse regio concentratie van de topsectoren logistiek, energie, proces- en petrochemie; de Greenports Westland-Oostland, Duin- en Bollenstreek en Boskoop (concentratie van de topsectoren agrofood en tuinbouw); het internationaal cluster van recht, vrede en veiligheid in Den Haag en de concentraties van bedrijven en kennisinstellingen in de topsectoren high tech en life sciences (nanotechnologie TU Delft, Bio Science Park Leiden).

Een goede onderlinge verbinding van deze gebieden en goede achterlandverbindingen is nodig om het vestigingsklimaat van de Zuidvleugel te versterken.

In de Zuidvleugel ligt een grote woningbouwopgave. Tot 2040 moeten er in dit gebied nog ongeveer 280.000 woningen worden bijgebouwd en ongeveer 220.000 woningen worden vervangen. De extra woningvraag concentreert zich voor meer dan de helft (55%) in het gebied rond Den Haag. Ook in de regio Rotterdam en het gebied rond Leiden slaat een aanzienlijk deel van de uitbreidingsopgave neer (respectievelijk 20% en 10%).

Ten oosten van het bestaande woongebied van Koudekerk zijn blijkens het gemeentelijke Masterplan

‘Het Oog’ in principe mogelijkheden om nieuwe woningen in te passen, mede door het verdwijnen van de voormalige betonfabriek aan de Hoogewaard.

(14)

De woningbouwopgave van de gemeente Alphen aan den Rijn kan onder meer in dit gebied worden ingevuld. De in het masterplan geschetste uitbreiding van het woongebied in Koudekerk Oost zal evenwel geen gestalte krijgen op basis van onderhavig herstelbestemmingsplan.

4.1.2. Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) (2011)

De inwerkingtreding van de Wro op 1 juli 2008 heeft gevolgen voor de doorwerking van het nationale ruimtelijke beleid. Totdat de Wro in werking was getreden werd het geldende rijksbeleid vastgelegd in Planologische Kernbeslissingen (PKB's). Sinds 1 juli 2008 zijn deze documenten alleen nog bindend voor het rijk en niet meer voor andere overheden. Het rijk kiest ervoor om het deel van het ruimtelijk beleid dat bedoeld is bindend te zijn voor andere overheden, ook onder de Wro te borgen. De Wro geeft daarvoor het rijk de beschikking over het instrument Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB).

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is de AMvB die het inhoudelijke beleidskader van de rijksoverheid vormt voor bestemmingsplannen. Dat betekent dat het Barro regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden en zich primair richt tot de gemeente. Daarnaast kan het Barro aan de gemeente opdragen om in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren. Deze algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau.

Op 30 december 2011 is de eerste tranche van het Barro in werking getreden. Deze eerste tranche van het Barro bevat een vertaling van het geldende planologische beleid dat bedoeld was om op lokaal niveau: in bestemmingsplannen, te worden verwerkt. De vastgestelde onderdelen van het Barro Ruimte hebben betrekking op onder meer het kustfundament, de grote rivieren, de ecologische hoofdstructuur en het Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR).

Op 1 oktober 2012 is de tweede tranche van het Barro in werking getreden. In deze tranche vormt een vertaling van nieuw ruimtelijk beleid van het Rijk, dat eerder is vastgelegd in o.a. de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en de MIRT-agenda's.

Dit deel van het Barro bevat regels voor onder meer de ecologische hoofdstructuur (EHS), radarverstoringsgebieden, militaire terreinen, erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, reserveringsgebieden voor nieuwe hoofdwegen en spoorlijnen en reserveringsgebieden voor uitbreiding van enkele bestaande hoofdwegen.

Relevante regels

Het plangebied is op kaart 9 bij artikel 2.13 lid 2 van het Barro aangewezen als onderdeel van de Romeinse Limes, een 'erfgoed van uitzonderlijke universele waarde'. Een uitsnede van de begrenzing van de Limes is weergegeven in figuur 4.2.

Volgens bijlage 10 bij artikel 2.13 lid 3 van het Barro zijn de volgende kernkwaliteiten van belang voor de Romeinse Limes: “De unieke, samenhangende en goed bewaard gebleven voormalige (militaire) grens van het Romeinse Rijk.

(15)

De Limes ligt langs de toenmalige loop van de Rijn met archeologische overblijfselen uit de periode 0 tot 400 na Chr. bestaande uit forten (castella), burgerlijke nederzettingen (kampdorpen/vici), grafvelden, scheepswrakken en de militaire infrastructuur, bestaande uit wegen, waterwerken en wachttorens.”

Figuur 4.2 Globale begrenzing Limes (bron: Barro)

Volgens artikel 2.13 lid 4 van het Barro dienen provincies de beschreven kernkwaliteiten verder uit te werken. Daarnaast dienen gemeenten de in de provinciale ruimtelijk verordening opgenomen regels over te nemen in de inhoud en toelichting van bestemmingsplannen, ten behoeve van instandhouding en bescherming van de kernkwaliteiten van de erfgoederen van uitzonderlijke universele waarden.

De provincie Zuid-Holland heeft de kernkwaliteiten van de Romeinse Limes uitgewerkt in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS). Deze kernkwaliteiten zijn in de Omgevingsverordening van de provincie Zuid-Holland vertaald naar regels opgenomen voor bestemmingsplannen (zie paragraaf 4.2.2 voor de toetsing van dit bestemmingsplan aan de regels van de provinciale verordening).

4.1.3. Ladder voor duurzame verstedelijking (3.1.6 Bro)

Per 1 oktober 2012 (laatste wijziging 1 juli 2017) is de ladder voor duurzame verstedelijking (ook wel duurzaamheidsladder) als motiveringseis opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro)1. Zo dient de behoefte aan de ontwikkeling te worden onderbouwd. Indien het een ontwikkeling betreft buiten het bestaand stedelijk gebied dient te worden gemotiveerd waarom niet binnen bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

1 Artikel 3.1.6, lid 2 Besluit ruimtelijke ordening

(16)

Onderhavig plan betreft een herstelplan voor bestaand stedelijk gebied en voorziet niet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling in het kader van de Ladder voor duurzame verstedelijking.

Provinciaal beleid

4.2.1. Omgevingsvisie Zuid Holland

De provincie wil haar beleid eenvoudiger, transparanter en toegankelijker maken voor initiatiefnemers in Zuid-Holland. Daarom werkt de provincie aan de vernieuwing van het omgevingsbeleid. Hiertoe is de Omgevingsvisie Zuid-Holland opgesteld welke als ontwerp bekend is gemaakt op 30 oktober 2018 en welke inmiddels op 20 februari 2019, is vastgesteld. De visie is laatstelijk gewijzigd op 1 juli 2020.

Met de Omgevingsvisie anticipeert de provincie op het in werking treden van de Omgevingswet. In de nieuwe Omgevingsvisie is het volledige omgevingsbeleid van de provincie vervat, zoals de Omgevingswet ook zal voorschrijven. In de Omgevingsvisie worden de huidige beleidsplannen in één document verenigd:

- de provinciale ruimtelijke structuurvisie, artikel 2.2 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro);

- het milieubeleidsplan, artikel 4.9 van de Wet milieubeheer (Wm);

- het regionale waterplan, artikel 4.4 van de Waterwet (Ww);

- het verkeers- en vervoersplan, artikel 5 van de Planwet verkeer en vervoer;

- de natuurvisie, artikel 1.7 van de Wet natuurbescherming (Wnb).

De provincie Zuid-Holland kiest hierbij voor een opgavegerichte aanpak, waarbij steeds samenhangende beleidsonderdelen worden vernieuwd waar dat nodig is. Het provinciale omgevingsbeleid is dus geen statisch (eind)document, maar een document waarmee voortdurend de dialoog wordt gezocht met de diverse ruimtelijke actoren: altijd klaar, maar nooit af. Deze benadering wordt ook gekozen voor de visie rijke groenblauwe leefomgeving en de wijziging van het beleid op het vlak van kantoren. Op dit punt zijn aparte ontwerpbesluiten ter inzage gelegd welke nadien in de Omgevingsvisie zijn geïntegreerd. Op deze wijze wordt optimaal invulling gegeven aan het Omgevingsbeleid via een opgavegerichte aanpak.

De provincie streeft naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit, waarbij Zuid-Holland slimmer, groener en sterker dient te worden.

De visie geeft aan dat de economie van Zuid-Holland is gebaseerd op fossiele brandstoffen. De provincie zet in op verduurzaming naar energieopwekking uit hernieuwbare bronnen. De visie geeft daarnaast aan dat de provincie moet inspelen op de gevolgen van de klimaatverandering, niet in de laatste plaats de te verwachten stijging van de zeespiegel. Daarnaast staat de provincie de komende decennia ook voor de vergrijzing als (tijdelijke) demografische verandering.

De provincie wil daarbij ontwikkelingen samen met andere partijen oppakken, waarbij de volgende sturingsprincipes worden gehanteerd:

• Gebiedsgericht: de provincie komt met elk gebied tot een aanpak op maat. Zuid-Holland bestaat uit verschillende gebieden met elk hun eigen opgaven. Specifieke opgaven ontstaan in interactie met de omgeving. Die specifieke opgaven vragen elk om hun eigen vorm van sturing.

(17)

• Uitgaan van passend schaalniveau: de provincie vormt allianties op het schaalniveau van de specifieke opgave. Allianties op verschillende niveaus zijn nodig. De provincie werkt met partners op lokaal, regionaal, provinciaal en landsdeelniveau en kijkt waar nodig ook over landsgrenzen heen.

• Ruimte voor differentiatie: waar mogelijk gaan integrale maatwerkoplossingen boven generieke regels. Dat gebeurt alleen als per saldo sprake is van voldoende positieve ontwikkeling. De provincie wil ruimte laten voor verschil, experimenten toelaten, maatwerkoplossingen zoeken en omgaan met onzekerheid.

In de Visie worden daarbij de volgende richtinggevende ambities geformuleerd:

- Naar een klimaatbestendige delta

De provincie wil de fysieke leefomgeving klimaatbestendig inrichten. Dit houdt in dat ook extreme weersomstandigheden niet mogen leiden tot onnodige schade. Dit dient onder meer te worden bereikt door meer ruimte te creëren voor water, het voornomen van hittestress, het tegengaan van bodemdaling in veengebieden en het optimaal benutten van voorhanden zoetwater.

- Naar een nieuwe economie: the next level

De economie van de provincie Zuid-Holland wordt met name gedragen door Rotterdam als het grootste haven-industriële complex van Europa en het Westland als grootste glastuinbouwcluster van de wereld. De provincie geeft aan dat de industriële sectoren zich bevinden zich aan het einde van een levenscyclus. De provincie wenst een transformatie naar een digitale en schone economie: van fossiele economie naar circulaire economie.

- Naar een levendige meerkernige metropool

Zuid-Holland staat voor de opgave om in het komende decennium een fors aantal woningen te realiseren en tegelijkertijd dient de bestaande woningvoorraad te worden verduurzaamd. De woningbouwopgave dient evenwel gestalte te krijgen in combinatie met de verbetering bereikbaarheid, woonkwaliteit en leefklimaat. Het leef- en vestigingsklimaat kan ook versterkt worden door stad en land goed te verbinden, waarbij het aan steden grenzende landelijk gebied kan dienen als proeftuin voor nieuwe oplossingen op terreinen als klimaat, energie en voedsel.

- Energievernieuwing

Vanwege de aanwezige bedrijvigheid is Zuid-Holland een van de meest energie intensieve regio’s van Europa. De provincie streeft naar een energietransitie waarbij energie uit hernieuwbare bronnen wordt gewonnen en energie optimaal wordt benut, zoals door toepassing van restwarmte van industriële bedrijvigheid in woningen en de glastuinbouw. De provincie biedt hierbij ruimte aan lokale initiatieven, maar zal in principe niet zelf het voortouw nemen.

(18)

- Best bereikbare provincie

Er is sprake van de nodige druk op de infrastructuur, zowel wat betreft goederenverkeer als woon-werk verplaatsingen. Een verbetering van de bereikbaarheid is evenwel nodig met het oog op het behoud van de concurrentiepositie. Tegelijkertijd dient de mobiliteitssector schoner te worden om de nationale doelstellingen voor klimaat en luchtkwaliteit te halen. De provincie zet ook in op de versterking van het openbaar vervoer, vervoer over het water en gebruik van de fiets.

- Gezonde en aantrekkelijke leefomgeving

Het landschap en de biodiversiteit staan onder druk door het groeiend aantal inwoners, economische ontwikkeling en de klimaatverandering. Ook de beschikbare ruimte staat onder druk door de behoefte aan meer woningen en ruimte voor bedrijvigheid. Behoud van een aantrekkelijk landelijk gebied vormt ook een belangrijke factor voor bewoners, bedrijven en toeristen. Een groene leefomgeving draagt bij aan een gezonde leefstijl. De provincie Zuid- Holland wil de kwaliteit van de leefomgeving versterken door natuur, water, recreatie, landbouw, cultureel erfgoed en economie in samenhang te bezien. Aantrekkelijke landschappen reiken tot in de stad en het stedelijk gebied reikt tot in de landschappen. De provincie streeft naar een zachte overgang van het stedelijk naar het landelijk gebied (kernrandzone).

- Verbeteren omgevingskwaliteit

Centraal doel van het integrale omgevingsbeleid is het verbeteren van de omgevingskwaliteit.

Daarbij streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit. Onder ‘omgevingskwaliteit’ wordt verstaan het geheel aan kwaliteiten die de waarde van de fysieke leefomgeving bepalen. Het gaat hier om zowel ruimtelijke kwaliteit (belevingswaarde, gebruikswaarde en toekomstwaarde) als milieukwaliteit (gezondheid en veiligheid).

Onderhavig bestemmingsplan is niet strijdig met de uitgangspunten van dit toekomstige provinciale beleid.

De visie zelf zal alleen bindend zijn voor de provincie. Daarnaast is met de visie ook een provinciale Omgevingsverordening opgesteld en vastgesteld, waarvan de inhoud ook bindend zal zijn voor lagere overheden.

4.2.2. Omgevingsverordening Zuid Holland

Gelijktijdig met de Omgevingsvisie is ook de Omgevingsverordening Zuid-Holland vastgesteld. De omgevingsverordening is eveneens laatstelijk gewijzigd op 1 juli 2020. De volgende artikelen uit deze Verordening zijn relevant.

Artikel 6.2.8 Cultureel erfgoed

De planlocatie is gelegen binnen de zone aangeduid als de Romeinse Limes. Voor het plangebied is geen aanduiding opgenomen voor een (zeer) hoge verwachtingswaarde. Vanwege de ligging binnen de Romeinse Limes dient in het bestemmingsplan bestemmingen en daarbij behorende regels te worden

(19)

opgenomen die de verwachte archeologische waarden beschermen. Hierin is opgenomen dat bij werkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 100 m2 en dieper dan 0,3 meter onder maaiveld archeologisch onderzoek dient plaats te vinden en gehandeld wordt in overeenstemming met de uitkomsten hiervan. Het aspect archeologie is verder uitgewerkt in paragraaf 5.12.

Op basis van bovenstaande kan geconcludeerd worden dat de beoogde ontwikkeling niet in strijd is met het provinciale beleid.

4.2.3. Omgevingsverordening Zuid-Holland - Koers 2020 (ontwerp)

Op 6 oktober 2020 is het ontwerp verschenen van de Omgevingsverordening Zuid-Holland - Koers 2020. In deze aanpassing van de omgevingsverordening wordt, voor zover relevant voor onderhavig plan, in artikel 6.50 voorgeschreven dat aandacht moet worden besteed aan de gevolgen van de risico’s van klimaatverandering. Hierbij worden specifiek de aspecten wateroverlast door overvloedige neerslag, overstroming, hitte en droogte benoemd.

Mede nu met onderhavig bestemmingsplan enkel bestaande functies zullen worden voorzien van een passende bestemming, gaat het de doelstellingen van onderhavig bestemmingsplan te boven om aanvullende maatregelen te overwegen om de gevolgen van de klimaatverandering het hoofd te bieden.

Regionaal beleid

4.3.1. Regionale Structuurvisie 2020 Holland Rijnland

De gemeenten in de Rijnstreek, waaronder gemeente Alphen aan den Rijn, zijn vanaf 2011

aangesloten bij het Samenwerkingsverband Holland Rijnland. Op 24 juni 2009 heeft het Algemeen Bestuur de Regionale Structuurvisie 2020 Holland Rijnland vastgesteld. Op 28 maart 2012 is door het Algemeen Bestuur ingestemd met de eerste partiële herziening.

Op basis hiervan worden de ruimtelijke ontwikkelingen in Holland Rijnland tot 2020 getoetst. De regionale structuurvisie bevat zeven kernbeslissingen die uitgaan van een evenwichtige ontwikkeling van wonen, recreatie, infrastructuur en intensief, meervoudig en duurzaam ruimtegebruik. De kernbeslissingen zijn:

Holland Rijnland is een top woonregio;

Leiden vervult een regionale centrumfunctie;

concentratie van stedelijke ontwikkeling;

groen-blauwe kwaliteit staat centraal;

de Bollenstreek, Veenweide en de Plassen blijven open;

twee speerpunten voor economische ontwikkeling: kennis en greenport;

verbetering van de regionale bereikbaarheid.

In de visie is opgenomen dat Holland Rijnland prioriteit geeft aan de herstructurering van bestaande bedrijventerreinen. Deze herstructurering kan een bijdrage leveren aan het versterken van de economische structuur. Het milieudoel bij de herstructurering van bestaande bedrijventerreinen is een duurzame inrichting en intensiever, meervoudig ruimtegebruik (stapelen van functies).

(20)

Rijnpark

Voorliggend bestemmingsplan voorziet in het actualiseren van de bestaande situatie en voorziet niet in nieuwe bouwmogelijkheden. Met de Máximabrug (valt niet onder voorliggend bestemmingsplan) is wel de bereikbaarheid van het plangebied verbeterd, wat tegelijkertijd het vestigingsklimaat ter plaatse ook verbeterd heeft. Voorliggend bestemmingsplan is niet in strijd met de regionale structuurvisie.

4.3.2. Focus Oude Rijn Transformatievisie 2020 (2007)

De regionale visie op het vormgeven van de transformatie van de Oude Rijnzone is beschreven in de Transformatievisie 2020. Meer dan zeventig belanghebbende partijen zijn betrokken geweest bij de totstandkoming van deze toekomstvisie. Voor de Oude Rijnzone zijn de volgende doelstellingen geformuleerd:

• Versterking van groenblauwe kwaliteit, met name in de verbindingen tussen de Oude Rijnzone en het omliggende Groene Hart;

• Herstructurering en transformatie die moet leiden tot ruimtewinst;

• Nieuwe locaties voor wonen en werken;

• Benutten van en investeren in infrastructuur.

Rijnpark

Voor de uitbreiding ten oosten van Koudekerk wordt in de visie een dorps woonmilieu voorzien, terwijl de woningbouwlocaties in Alphen juist een stedelijk woonmilieu zullen krijgen. Voor de nieuwe woon- en werklocaties in deelgebied Alphen-West/Rijnwoude-Oost is een uitbreiding van de infrastructuur noodzakelijk. Dit is gerealiseerd met de Máximabrug, welke in 2017 officieel is geopend. De komst van deze brug zorgt niet alleen voor een betere ontsluiting van het bedrijventerrein gelegen tussen Koudekerk en Alphen, maar leidt tevens het doorgaande vrachtverkeer tussen de kernen Koudekerk en Alphen aan den Rijn om.

(21)

Figuur 4.3 De plankaart voor het deelgebied Alphen-West/Rijnwoude-Oost uit de Transformatievisie

Gemeentelijk beleid

4.4.1. Samengestelde Structuurvisie Rijnwoude 2008 (2008)

In 2005 heeft de voormalige gemeente Rijnwoude (in 2014 opgegaan in de gemeente Alphen aan den Rijn) de 'Structuurvisie Rijnwoude 2020: van droom naar daad' vastgesteld. In deze structuurvisie wordt het ruimtelijke beleid van de gemeente voor de middellange termijn verwoord. De gemeente heeft hiermee een instrument in handen om te beoordelen of ruimtelijke ontwikkelingen passen binnen de gewenste ruimtelijke structuur. De Oude Rijnzone is niet integraal opgenomen in de structuurvisie uit 2005. De gebiedsgerichte planprocessen en de mogelijkheden voor het toepassen van de Wet voorkeursrecht gemeenten hebben aan deze keuze ten grondslag gelegen.

In een later stadium is de verder uitgekristalliseerde visie voor de Oude Rijnzone toegevoegd aan de structuurvisie. Verder is de structuurvisie aangevuld, opdat deze is toegesneden op de nieuwe Wet ruimtelijke ordening. Zo is de Samengestelde Structuurvisie ontstaan. Deze heeft de gemeenteraad op 11 december 2008 vastgesteld.

De positie van de (voormalige) gemeente Rijnwoude in het Groene Hart maakt dat een helder ruimtelijk beleid noodzakelijk is. De dynamiek van de regio zorgt voor diverse ruimtelijke ontwikkelingen, waar de gemeente op wil kunnen sturen. Dit kan met de gebiedsvisie en de samenhangende projecten die in de structuurvisie zijn verwoord. Een belangrijk beleidsinstrument dat de gemeente hanteert, is de projectenvelop. Winstgevende projecten worden gekoppeld aan niet-winstgevende projecten, om zo een evenwichtige ruimtelijke ontwikkeling mogelijk te maken die leidt tot de gewenste ruimtelijke kwaliteit.

(22)

De gemeente maakt drie hoofdkeuzen. Rijnwoude wil haar identiteit als dorpse gemeente tussen grotere steden behouden. Rijnwoude wil een complete, leefbare gemeente zijn en wil verder een verschillende ontwikkeling van de graslanden en akkerlanden mogelijk maken. Dit betekent onder andere dat nieuwe woon- en werkgebieden in de Oude Rijnzone niet mogen leiden tot een bandstad, dat Hazerswoude-Rijndijk als hoofdvoorzieningencentrum van de gemeente wordt aangewezen en dat in het noorden het veenweidelandschap behouden blijft, terwijl in het zuiden het Bentwoud verder kan groeien.

Rijnpark

Rijnpark is opgenomen op de projectenkaart van de structuurvisie. Het plangebied van Rijnpark was voorheen in gebruik bij de betonfabriek. Volgens de structuurvisie heeft een herontwikkeling van de voormalige betonfabriek – en de gronden welke ten westen van dit terrein zijn gelegen – ten behoeve van woningbouw de voorkeur.

Voorliggend plan maakt echter geen nieuwe woningen meer mogelijk, maar herstelt enkel de eerder door de Afdeling vernietigde plandelen voor bestaande functies in het gebied.

Figuur 4.4 Projectenkaart Samengestelde Structuurvisie Rijnwoude 2008

4.4.2. Structuurvisie Alphen aan den Rijn 2031 – De stad van morgen (2013)

In 2013 heeft de gemeente Alphen aan den Rijn de structuurvisie Alphen aan den Rijn 2031 vastgesteld.

Deze structuurvisie heeft betrekking op de stad Alphen aan den Rijn en daarmee niet op Koudekerk aan den Rijn en het Rijnpark. Wel wordt aandacht besteed aan Màximabrug, die dient ter bevordering van de bereikbaarheid de verbeterde ontsluiting van bedrijventerrein Hoogewaard. Deze infrastructurele ontwikkeling maakt deel uit van het cluster Rijnwoude-Oost/Alphen-West in het programma Transformatievisie Oude Rijnzone.

(23)

4.4.3. Visie herstructurering Hoogewaard

De visie voor Hoogewaard geeft antwoord op een aantal belangrijke opgaven die spelen op en rondom Hoogewaard. De visie op de herstructurering van Hoogewaard komt voort uit de afspraken die de voormalige gemeente Rijnwoude was aangegaan vanuit de samenwerkingsovereenkomst Oude Rijnzone. De gemeente Rijnwoude is van mening dat een herstructurering van een bedrijventerrein niet tot stand kan komen zonder daarbij de wensen en noodzakelijke maatregelen vanuit het bedrijfsleven zelf hierin mee te nemen. Om die reden is in een vroeg stadium de inbreng van de ondernemers gevraagd in het proces. Hiertoe hebben de aanwezige ondernemers de Stichting

Hoogewaard Bedrijvig in het leven geroepen. De gemeente en Stichting Hoogewaard Bedrijvig heeft in mei 2012 de Visie Herstructurering Hoogewaard opgesteld waarin haar uitgangspunten voor

herstructurering van Hoogewaard zijn verwoord. De visie is in december 2012 vastgesteld door de Raad van de voormalige gemeente Rijnwoude. De visie Hoogewaard stoelt daarmee op:

De wensen van de ondernemers uit het gebied.

De analyse van het gebied en een goede ruimtelijke ordening binnen de integrale gebiedsontwikkeling van het Oog van Koudekerk.

Visie volgens vijf thema's

Op basis van de visie van ondernemers en de gebiedsopgave die geldt voor Hoogewaard is de visie op Hoogewaard onderverdeeld in een vijftal thema's:

1. Verbeteren bereikbaarheid en optimaliseren van de ontsluitingsstructuur

2. Optimalisatie functionaliteit van het bedrijventerrein. (ruimtelijk, planologisch, segmentering, milieutechnisch, uitbreiding)

3. Vergroten toekomstbestendigheid van het terrein (omgaan met belemmeringen en benutten van kansen)

4. Vergroten van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied en de overgangen naar omgeving 5. Bevorderen efficiënt en intensief ruimtegebruik.

In de visie wordt elk thema afzonderlijk behandeld. Elk thema wordt voorafgegaan door een korte analyse van de situatie. Vanuit deze analyse zijn de specifieke doelstellingen bepaald voor bijvoorbeeld het thema, zoals bijvoorbeeld bereikbaarheid. Tot slot wordt in de visie oplossingsrichtingen

uiteengezet.

Voorliggend bestemmingsplan herstelt de eerder door de Raad van State vernietigde planonderdelen die onder andere betrekking hebben op een aantal bedrijven van bedrijventerrein Hoogewaard. Dit draagt bij aan de thema’s ‘Optimalisatie functionaliteit van het bedrijventerrein’ en ‘Vergroten toekomstbestendigheid van het terrein’.

4.4.4. Actieprogramma Duurzaamheid 2017 - 2020

De gemeente Alphen aan den Rijn besteed veel aandacht aan duurzaamheid. Met het actieprogramma streeft de gemeente ernaar om duurzaamheidshoofdstad van het Groene Hart te zijn. In het programma heeft de gemeente haar koers en doelstellingen voor de periode tot 2020 gespecificeerd, met de onderliggende ambitie van Nederland om in 2050 te beschikken over energie neutrale samenleving. Het actieprogramma borduurt voort op de ontwikkelingen in gang gezet met het Duurzaamheidsprogramma 2014-2020.

(24)

Om deze doelstellingen te behalen is het herziene actieprogramma opgesteld waarin zeven thema’s centraal staan: Energie, Duurzaam wonen, Duurzame mobiliteit, Duurzaam ondernemen, Klimaatadaptatie & Green City, Duurzame scholen & verenigingen, Duurzame gemeentelijke organisatie.

Daarnaast wordt er met het nieuwe actieprogramma meer nadruk gelegd op communicatie over duurzaamheid; de gemeente wil haar inwoners meer gaan betrekken en laten zien welke ontwikkelingen plaatsvinden.

Voorliggend bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe woningbouw. De bedrijven binnen het plangebied zullen indien dit gevergd wordt door de milieuregelgeving, de best beschikbare technieken toepassen.

4.4.5. Beleidsvisie externe veiligheid Alphen aan den Rijn (2017)

In dit beleidsstuk wordt verwoord hoe de gemeente met de risico's die voorvloeien uit externe veiligheid wenst om te gaan. Het beleid geeft onder meer aan hoe de procedure voor de verantwoording van risico's en de afweging daarvan plaatsvindt.

In paragraaf 5.9 van deze toelichting wordt ingegaan op de externe veiligheidsaspecten van Rijnpark.

(25)

Omgevingsaspecten

Dit hoofdstuk beschrijft enkele specifieke aspecten van het bestemmingsplan. Het gaat met name om milieuaspecten, zoals milieuzonering, luchtkwaliteit en bodemkwaliteit, maar ook om andere omgevingsaspecten zoals ecologie en archeologie. Wettelijke regels en het beleid van de gemeente stellen duidelijke kaders aan de verdere uitwerking van dit bestemmingsplan. Waar nodig zijn deze aspecten ook vertaald in begrenzingen en bestemmingen op de verbeelding (de plankaart) en/of beperkingen in regels van het bestemmingsplan.

Besluit milieueffectrapportage (m.e.r.)

Het plan bevat geen nieuwe activiteit die genoemd wordt in de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage. Het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling of het opstellen van een milieueffectrapportage is niet aan de orde.

Bedrijven en milieuzonering

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat overheden bij het vaststellen van bestemmingsplannen moeten aantonen dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening (Wro artikel 3.1 lid 1). Onderdeel hiervan is het zorgen voor een goede milieuzonering: de overheid dient erop toe te zien dat er voldoende afstand in acht wordt genomen tussen enerzijds functies die hinder of gevaar veroorzaken (bijvoorbeeld bedrijven), en anderzijds functies die daar last van hebben (bijvoorbeeld woningen). Dit dient twee doelen:

het voorkomen of beperken van hinder voor de woningen, en

het aan bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten duurzaam kunnen uitoefenen.

De afstand moet ook weer niet onnodig groot zijn, omwille van een efficiënt ruimtegebruik.

Milieuzonering wordt toegepast bij besluiten over nieuwe situaties. Milieuzonering is niet bedoeld om bestaande situaties te beoordelen: de hinder voor bestaande woningen door bestaande bedrijven wordt dan eerst en vooral gereguleerd via de milieuregelgeving, zoals de Wet milieubeheer, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Wet geluidhinder.

Geluid

In het kader van onderhavig herstelplan spelen aspecten op het vlak van geluidhinder geen rol.

Luchtkwaliteit

Voor het bestemmingsplan Hoogewaard is destijds een onderzoek uitgevoerd naar de luchtkwaliteit (Grontmij Nederland 10 juli 2013). Dit onderzoek toonde aan dat de verkeersafwikkeling via bedrijventerrein Hoogewaard en de Máximabrug niet tot een knelpunt voor de luchtkwaliteit leidt.

Voorliggend plan maakt geen ontwikkelingen mogelijk op grond waarvan rekening zou moeten worden gehouden met significante veranderingen in de luchtkwaliteit ter plaatse. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering.

(26)

Geur

Het aspect geur vormde een belangrijk aandachtspunt in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Dit omdat in het eerdere bestemmingsplan onvoldoende rekening werd gehouden met de bestaande, niet-wederrechtelijke situatie bij Latexfalt en de bij die bedrijfsactiviteiten behorende geurcontouren.

Met onderhavig plan worden geen nieuwe geurgevoelige objecten toegelaten, noch zal onderhavig plan de basis kunnen vormen voor significante veranderingen in reeds toegelaten activiteiten welke een risico op geurhinder in zich dragen.

Bodem

Voorliggend plan maakt geen nieuwe woningen meer mogelijk, maar herstelt enkel de eerder door de Raad van State vernietigde plandelen. Het aspect bodem vormt dan ook geen belemmering.

Externe veiligheid

5.7.1. Beleid, wet- en regelgeving

Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van een risicodragende activiteit met gevaarlijke stoffen. Het kan daarbij gaan om industriële activiteiten, transportroutes of buisleidingen.

Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), geven aan welke activiteiten / bedrijven risicocontouren kennen. Hieruit blijkt waarmee rekening dient te worden gehouden bij het verlenen van vergunningen in het kader van de Wet milieubeheer en bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

Het Bevi heeft tot doel de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen bij bedrijven tot het maatschappelijk aanvaarde maximum te beperken. Het gaat daarbij om het beperken van de kans op en het effect van een ernstig ongeval vanwege activiteiten met gevaarlijke stoffen binnen inrichtingen. Het doel wordt in het Bevi vertaald naar de begrippen plaatsgebonden risico en groepsrisico.

Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)

Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) regelt de taken en verantwoordelijkheden van de leidingexploitant en de gemeenten. Het besluit en bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden.

In het Revb zijn opgenomen: de aanwijzing van buisleidingen, de risicoafstanden en de risicorekenmethodiek.

(27)

Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt)

Op 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) in werking getreden. In het Bevt zijn voor het basisnet, in lijn met het Bevi, de risiconormen voor het plaatsgebonden risico (uitgedrukt als veiligheidszone) en het groepsrisico vastgelegd.

Het Bevt stelt voor bestemmingsplannen die betrekking hebben op een gebied dat geheel of gedeeltelijk gelegen is binnen 200 meter van een transportroute, een verantwoording groepsrisico verplicht. Deze verantwoording mag achterwege blijven indien:

1. het groepsrisico niet hoger is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde OF 2. het groepsrisico met niet meer dan 10% toeneemt EN

3. de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden.

Indien het plangebied zich niet binnen 200 meter van een transportroute bevindt, maar wel binnen het invloedsgebied van een transportroute, dienen de mogelijkheden voor hulpverlening, zelfredzaamheid van de aanwezigen en bestrijdbaarheid van een calamiteit, de zogenaamde HZB-aspecten, beoordeeld te worden.

Begrippen

Plaatsgebonden risico

Het PR kent een grenswaarde van 10-6 per jaar voor nieuwe en bestaande situaties. Binnen de PR 10-6 contour mogen geen kwetsbare objecten aanwezig zijn. Eventueel aanwezige kwetsbare bestemmingen moeten gesaneerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als richtwaarde en in nieuwe situaties moet in beginsel ook aan deze waarde worden voldaan.

Verantwoordingsplicht groepsrisico

Het groepsrisico is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting in situaties waarin zich een ramp met gevaarlijke stoffen voordoet. In artikel 13 van het Bevi worden de verplichtingen voor de verantwoording van het groepsrisico voor Wro besluiten vermeld voor zover het inrichtingen betreft.

Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn de verplichtingen opgenomen in artikelen 7, 8 en 9 van het Bevt. Voor het transport door buisleidingen zijn de verplichtingen opgenomen in artikel 12 van het Bevb.

De verantwoordingsplicht is erop gericht om een weloverwogen afweging te maken over de risico's in relatie tot nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen in het plangebied.

5.7.2. Inventarisatie risicobronnen

Op figuur 5.10 is een uitsnede van de risicokaart opgenomen, waarop alle risicobronnen in de omgeving zijn weergegeven. De globale begrenzing van het plangebied is in zwart weergegeven.

(28)

Figuur 5.1: Uitsnede risicokaart en globale ligging plangebied (geel) (bron: risicokaart.nl)

In deze afbeelding hebben de verschillende symbolen de volgende betekenis:

rode punten zijn risicobronnen;

rode stippellijnen zijn buisleidingen.

Risicobronnen in het plangebied

Binnen het plangebied liggen geen risicobronnen. Nieuwe risicobronnen worden niet toegelaten.

Risicobronnen buiten het plangebied

De volgende risicobronnen zijn relevant voor het plangebied:

Kluthe, Produktieweg 8, Alphen aan den Rijn (opslag gevaarlijke stoffen);

Avery Dennison, H.A. Lorentzweg 2, Alphen aan den Rijn (opslag gevaarlijke stoffen);

Hoogvliet, Eikenlaan 265, Alphen aan den Rijn (opslag gevaarlijke stoffen);

Hogedrukaardgasleiding A-515;

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de N11.

In de beleidsvisie externe veiligheid van de gemeente Alphen aan den Rijn staat eveneens gemarkeerd dat het zuidelijke deel van het plangebied gelegen is binnen het invloedsgebied van de gasleiding A-515, die zich op maaiveldniveau bevindt. Tevens ligt het plangebied in het toxische invloedsgebied.

Andere in de omgeving van het plangebied gelegen risicobronnen zijn niet relevant voor het plangebied, omdat het invloedsgebied niet reikt tot over het plangebied.

(29)

5.7.3. Beoordeling risicobronnen Algemeen

Binnen het plangebied is de vestiging van nieuwe risicovolle activiteiten niet toegestaan, maar rondom het plangebied is sprake van diverse risicovolle activiteiten. Er kan verwezen worden naar voorgaande uitsnede van de risicokaart (figuur 5.10). Voorliggend plan heeft geen betrekking op het toelaten van nieuwe kwetsbare objecten, dan wel op een andere functiewijziging op grond waarvan een toename van de bezettingsgraad van bestaande kwetsbare objecten te verwachten is.

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de vaststellingen van voorliggend herstelplan.

Water

In Nederland heeft water sinds november 2003 een eigen plaats gekregen in de ruimtelijke besluitvorming via de verplichte ‘watertoets’. In de toelichting op ruimtelijke plannen dient een waterparagraaf te worden opgenomen van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenoemde watertoets: ‘het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten’. Hieronder vallen aspecten als waterkwaliteit, waterkwantiteit, waterecologie, oppervlaktewater en grondwater, inclusief de daarbij behorende aspecten van inrichting, beheer en onderhoud.

De waterbeheerder in het plangebied is het hoogheemraadschap Rijnland. Dit waterschap zorgt, samenwerkend met anderen, voor duurzame veiligheid tegen en met het water en voor blijvend genoeg water van goede kwaliteit op de juiste plaats, ten dienste van mens en milieu in het gebied van Rijnland.

De belangrijkste taken en werkvelden van het hoogheemraadschap zijn:

waterkwaliteitsbeheer: een goede kwaliteit van het oppervlaktewater;

waterkering: veilige duinen, dijken en kaden;

waterkwantiteitsbeheer: voldoende (zoet) water, niet te veel maar ook niet te weinig;

baggeren: bestrijding vervuiling van waterbodems;

natuur en milieu: water binnen de ruimtelijke ordening.

5.8.1. Beleid, wet- en regelgeving Europese Kaderrichtlijn Water

De Europese Kaderrichtlijn Water heeft tot doel de chemische en ecologische kwaliteit van al het oppervlakte te verbeteren en grondwatervoorraden veilig te stellen. De doelstellingen worden uitgewerkt in (deel)stroomgebiedsbeheerplannen. Per 2016 zijn de 2e generatie stroomgebiedsbeheerplannen van kracht. Naast maatregelen om emissies terug te dringen en de inrichting van wateren aan te passen voor de doelsoorten is ook het stand-still beginsel een belangrijk voortvloeisel uit de richtlijn; ontwikkelingen –en dus ook ruimtelijke ontwikkelingen– mogen niet leiden tot verslechtering van de waterkwaliteit en ecologie.

(30)

Waterwet

Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Een achttal wetten is samengevoegd tot één wet, de Waterwet. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten.

Nationaal Waterplan

Het Nationaal Waterplan (NWP) is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.

5.8.2. Nationaal beleidskader

Het Nationaal waterbeleid is vastgelegd in het Nationaal Waterplan 2016-2021. In dit plan staan vijf ambities centraal:

- Nederland moet de veiligste delta in de wereld blijven. Deze ambitie wordt vooral ingevuld door de veiligheidsnormen tegen overstroming te vernieuwen.

- Een grotere inzet op verbetering van de waterkwaliteit (meststoffen, bestrijdingsmiddelen, medicijnresten, microplastics) zodat de Nederlandse wateren schoon en gezond zijn en er genoeg zoetwater is.

- Nederland klimaatbestendig en waterrobuust inrichten. Bijvoorbeeld met verdiepte pleinen in een stad die bij veel regenval volstromen met water.

- Nederland is en blijft een gidsland voor watermanagement en –innovaties, ten behoeve van de economie en het verdienvermogen.

- Nederlanders leven waterbewust. Schoon, veilig en voldoende water zijn niet vanzelfsprekend.

In 2014 zijn de zogenaamde Deltabeslissingen genomen. Voor het plangebied zijn vooral de Deltabeslissing Waterveiligheid en de Deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie van belang. De Waterveiligheid wordt voortaan gebaseerd op risicobenadering (kans op overlijden door een overstroming). Daarbij gaat het niet alleen meer om sterke dijken en kaden om overstroming te voorkomen, maar om het samenspel met het beperken van gevolgen van overstromingen via ruimtelijke inrichting en via rampenbestrijding. Ruimtelijke adaptatie gaat erom de ruimtelijke inrichting klimaatbestendig en waterrobuust te maken. In september 2017 heeft de Deltacommissaris het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie gepresenteerd en gemeenten worden verplicht klimaatstresstests uit te voeren (ook gevolgen van hitte/droogte).

Provinciaal Waterplan Zuid-Holland

Het beleid van de provincie Zuid-Holland met betrekking tot water is vastgelegd in het provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2016-2021. In het Provinciaal Waterplan zijn de opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationale Waterplan vertaald naar strategische doelstellingen voor Zuid-Holland.

(31)

Het Waterplan heeft voor zowel grondwaterlichamen als oppervlaktewaterlichamen doelstellingen opgesteld. Dit heeft o.a. betrekking op de volgende onderwerpen:

- Waarborgen waterveiligheid;

- Zorgen voor mooi en schoon water;

- Ontwikkelen duurzame zoetwatervoorziening;

- Realiseren robuust en veerkrachtig watersysteem.

Beleid Hoogheemraadschap van Rijnland

Taken en bevoegdheden van Rijnland als waterbeheerder

Het Hoogheemraadschap van Rijnland is in het plangebied het bevoegd gezag voor het beheer van waterkeringen, oppervlaktewater en (ondiep) grondwater.

De drie hoofddoelen van dit beheer zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water. Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn én blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten en te beheren. Daarbij wil Rijnland dat watergangen en kunstwerken zoals gemalen op orde en toekomstvast worden gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering.

Rijnlands taken en bevoegdheden op het gebied van gezond water betreffen het zuiveren van afvalwater en het reguleren van lozingen op oppervlaktewater. Europese regelgeving (de Kaderrichtlijn Water) is hierbij kaderstellend. Het voorkómen van verontreiniging en een goede inrichting van oppervlaktewateren dragen in belangrijke mate bij aan gezond water.

Met het oog op het zuiveren van afvalwater beheert Rijnland rioolgemalen, persleidingen en zuiveringsinstallaties.

Aan de hand van het Waterbeheersplan werkt Rijnland aan zijn ambities.

In het proces van ruimtelijke planvorming heeft Rijnland een adviserende rol. In de uitvoerings- en beheerfase van ruimtelijke plannen heeft Rijnland een regelgevende rol.

Keur en uitvoeringsregels

Op grond van de Waterwet is Rijnland als waterschap bevoegd via een eigen verordening, de Keur, regels te stellen aan handelingen die het watersysteem beïnvloeden.

Denk hierbij aan handelingen in of nabij:

waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden),

watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten, beken),

andere waterstaatswerken (onder andere bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen)

de bodem van kwelgevoelige gebieden Maar ook aan:

(32)

Onttrekken en lozen van grondwater

Het aanbrengen van verhard oppervlak

De Keur vermeldt expliciet welke handelingen vergunningplichtig zijn en welke aan algemene regels of aan de zorgplicht moeten voldoen.

Wie bijvoorbeeld op een waterkering wil bouwen, moet een watervergunning aanvragen bij Rijnland (én een omgevingsvergunning bij de gemeente). In de uitvoeringsregels die bij de Keur horen is dit nader uitgewerkt.

In het Waterbeheerplan 2016-2021 'Waardevol Water’ legt HHR de ambities voor de komende jaren vast. Het gaat om:

- Waterveiligheid, bescherming tegen overstromingen;

- Voldoende water, passend bij de gebruiksfuncties, niet te veel of te weinig;

- Schoon en gezond water, zodat mens, natuur en economie er optimaal gebruik van kunnen maken;

- Optimale waterketen, optimale zuivering en hergebruik van grondstoffen.

Daarbij gaat Rijnland uit van kansen, samenwerken en zoeken naar nieuwe wegen:

- Voor en samen met de inwoners en bedrijven; hun wensen en belangen staan centraal;

- Duurzaam en innovatief tegen zo laag mogelijke kosten;

- Dienstverlenend.

Riolering en afkoppelen

Voor zover het bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, is het van belang dat er met Rijnland afstemming plaatsvindt over het omgaan met afvalwater en hemelwater. Overeenkomstig het rijksbeleid gaat Rijnland uit van een voorkeursvolgorde voor de omgang met deze waterstromen. Deze houdt in dat allereerst geprobeerd moet worden het ontstaan van (verontreinigd) afvalwater te voorkomen, bijvoorbeeld door het toepassen van niet uitlogende bouwmaterialen en het vermijden van vervuilende activiteiten op straat zoals auto's wassen en chemische onkruidbestrijding. Vervolgens is het streven vuil water te scheiden van schoon water, bijvoorbeeld door het afkoppelen van hemelwaterafvoeren van gemengde rioolstelsels. De laatste stap in de voorkeursvolgorde is het zuiveren van het afvalwater. De doelmatigheid daarvan wordt vergroot door het scheiden van de schone en de vuile stromen.

De gemeente kan gebruik maken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP), waarin de uiteindelijke afweging wordt gemaakt en waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal staat.

(33)

Gemeentelijk rioleringsplan: Alphen aan den Rijn

De gemeente Alphen aan den Rijn heeft op 17 december 2015 het vernieuwde gemeentelijk rioleringsplan vastgesteld. Speerpunt in het nieuwe rioleringsplan is ingrijpen gebaseerd op de werkelijke effecten op de omgeving, inspelen op klimaatveranderingen, het toepassen van nieuwe inzichten op het gebied van beheer volgens assetmanagement en wil de gemeente zich onderscheiden op het gebied van duurzaamheid en innovatie. Gezien de samenvoeging van de gemeente Alphen aan den Rijn met de gemeenten Boskoop en Rijnwoude, wordt in dit nieuwe rioleringsplan tevens veel aandacht besteed aan samenwerking met de betrokken partijen in het gebied.

5.8.3. Huidige situatie watersysteem

Het plangebied is gelegen in de Hoogewaardsepolder, in het gebied tussen de Oude Rijn en de Lutteke Rijn. Dit is een historische zijarm van de Oude Rijn, die door de eeuwen heen steeds smaller is geworden.

De hoogte van het maaiveld in de polder varieert, maar ligt ongeveer rond NAP -0,90 m. Het terrein van de voormalige betonfabriek ligt gemiddeld op NAP -0,20 m.

Het waterpeil in de Oude Rijn/boezem ligt op NAP -0,60 m. Aan de noordzijde wordt de polder beschermd door de boezemkade langs de Lutteke Rijn en aan de zuidzijde door de Hoogewaard langs de Oude Rijn. Het waterpeil van de sloten in de polder ligt in de winter op NAP -1,60 m en in de zomer op NAP -1,50 m. Het hemelwater wordt afgevoerd via de poldersloten. De sloot ten zuiden van de Reigerlaan fungeert als hoofdwatergang. De sloot langs de Weidedreef is ingericht als bergingssloot.

Tijdens hevige regenval kan het waterpeil in deze sloot worden verhoogd. Later kan het water worden afgevoerd naar de Oude Rijn door middel van een stuw.

Waterkering

Op de Hoogewaard ligt de boezemkade langs de Oude Rijn. Een boezemkade is een waterkering en wordt beschermd door de Keur van het Hoogheemraadschap. Op grond van de Keur zijn werken (waaronder graven, bouwen) niet toegestaan in de kern en beschermingszones van de waterkering.

5.8.4. Toekomstige situatie watersysteem: inrichtingseisen

Voorliggend plan maakt geen nieuwe woningen meer mogelijk, maar herstelt enkel de eerder door de Raad van State vernietigde plandelen. Voorliggend herstelplan voorziet dus niet in extra verharding of de aanleg van watergangen. Het aspect water vormt geen belemmering voor de vaststelling van voorliggend herstelplan.

Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de wet Natuurbscherming. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.

Aangezien met onderhavig plan niet wordt voorzien in nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, is geen sprake van mogelijke significante gevolgen voor beschermde gebieden of soorten.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

- Er is een zelfbewoningsverplichting, welke als kettingbeding zal worden opgenomen - Het is niet toegestaan om de woning binnen 3 jaar weer door te verkopen. U krijgt als huurder

Indien door middel van een plan nieuwe, milieuhindergevoelige functies mogelijk wor- den gemaakt, dient te worden aangetoond dat deze niet worden gerealiseerd binnen de hinderzone

Waarborgsom: tot zekerheid van verkoper voor nakoming van de verplichtingen door koper dient koper uiterlijk binnen 5 weken na tot stand komen van de koopovereenkomst een

En in het centrum is hij blij dat alleen de Van Mandersloostraat als win- kelgebied is afgesloten voor fietsers en alle andere straten niet, zodat hij (en alle andere

Verder zal, als we de plannen globaal bekijken, niet veel voor de fietser veranderen, want er wordt niet gekozen voor een vrijliggend fietspad of (ge- deeltelijke) afsluiting voor

Met de parkeernormen en eventueel de parkeerbalans kan voor nieuwe gebouwen en/of voorzieningen het minimum aantal benodigde parkeerplaatsen worden bepaald: de parkeereis auto..

De woning beschikt over een eigen parkeerplaats, die gelegen is aan de ach- terzijde van de woning en die gemakkelijk vanuit de achtertuin bereikbaar is.. WAT U VERDER NOG

De verkopende makelaar vertegenwoordigt de belangen van de verkoper. Hij zal de verkoper adviseren tijdens het verkoopproces. De verkopende makelaar kan en mag daarom