• No results found

RAPPORT A I. Archeologisch onderzoek aan de Steekterweg 78a-c te Alphen aan den Rijn (gem. Alphen aan den Rijn)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "RAPPORT A I. Archeologisch onderzoek aan de Steekterweg 78a-c te Alphen aan den Rijn (gem. Alphen aan den Rijn)"

Copied!
37
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

RAPPORT A10-083-I

Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek met boringen

Archeologisch onderzoek aan de Steekterweg 78a-c te Alphen aan den Rijn (gem. Alphen aan den Rijn)

(2)

ArcheoMedia BV, Postbus 333, 2910 AH Nieuwerkerk aan den IJssel, tel.: 010-2582 360; fax: 010-2582 325

RAPPORT A10–083–I

Archeologisch onderzoek aan de Steekterweg 78a-c te Alphen aan den Rijn (gem. Alphen aan den Rijn)

Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek met boringen

Opdrachtgever:

Directievoerder:

contactpersonen:

G. Bruijnes Projectontwikkeling BV Koperweg 27

2401 LH Alphen aan den Rijn

Bloemen Architecten B.V.

Wilhelminalaan 18–a Postbus 727

2400 AS Alphen aan den Rijn Dhr. V. Wolf / dhr. R. van Dijk Tel.: 0172-492387

E-mail: info@bloemen-architecten.nl

(3)

Rapport A10–083–I / Archeologisch onderzoek aan de Steekterweg 78a-c te Alphen aan den Rijn (gem. Alphen ad Rijn)

COLOFON

Projectcode: A10–083–I

Bestandsnaam: Archeologisch onderzoek aan de Steekterweg 78a-c te Alphen aan den Rijn (gem. Alphen aan den Rijn). Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek met boringen.

Datum: oktober 2010

Auteur: drs. R.F. Engelse

Projectleider: drs. R.F. Engelse

Bureauonderzoek: drs. R.F. Engelse

Veldonderzoek: drs. R.F. Engelse

Redactie: drs. A. Wagner

Digitale uitwerking tekeningen: M.T. Leenders BA/ drs. A. Timmers Archeologische interpretatie: drs. R.F. Engelse

Advisering: drs. R.F. Engelse, drs. A. Wagner Autorisatie:

drs. A. Wagner

senior KNA–archeoloog ArcheoMedia BV e-mail: wagner@arnicon.nl

©ArcheoMedia BV, archeologisch onderzoeks- en adviesbureau, 2010, Capelle aan den IJssel ISBN/EAN: 978–90–5970–685–9

Niets uit deze uitgave mag vermenigvuldigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers.

Betrouwbaarheid van archeologisch booronderzoek

Het onderzoek is op zorgvuldige wijze verricht volgens de algemeen gebruikelijke inzichten en richtlijnen, zoals vastgelegd in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (versie 3.1) van het Centraal College van Deskundigen.

Bij ieder bodemonderzoek wordt gestreefd naar een optimale representativiteit. Het onderzoek is gebaseerd op het verrichten van een beperkt aantal boringen tot een beperkte diepte. Daardoor blijft het mogelijk dat lokaal archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn, die tijdens het onderzoek niet naar voren zijn gekomen. Bovendien laten bepaalde archeologische resten, zoals grafvelden en steentijdvindplaatsen, zich lastig ontdekken met behulp van grondboringen. Indien andere methoden, zoals geofysisch onderzoek of het graven van proefsleuven, betere resultaten leveren, kan tot de uitvoering daarvan in overleg besloten worden. In dat geval zal een aanvullende offerte worden uitgebracht. ArcheoMedia BV acht zich niet aansprakelijk voor de eventueel uit bovengenoemde afwijkingen voortvloeiende schade of gevolgen.

Certificering

ArcheoMedia BV heeft sinds 1994 een veiligheidsbeheerssysteem dat voldoet aan de eisen van de VCA. Sinds 1996 voldoet het kwaliteitssysteem van ArcheoMedia BV aan de eisen van de NEN-EN-ISO 9001. Sinds 2003 voldoet het kwaliteitssysteem aan de eisen van de NEN-EN-ISO 9001:2000.

ArcheoMedia BV is door het College voor de Archeologische Kwaliteit en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap geschikt bevonden voor het verrichten van vergunningsgebonden opgravingswerkzaamheden.

(4)

Rapport A10–083–I / Archeologisch onderzoek aan de Steekterweg 78a-c te Alphen aan den Rijn (gem. Alphen ad Rijn)

INHOUDSOPGAVE

SAMENVATTING ... 1

1 ADMINISTRATIEVE GEGEVENS ... 3

2 AANLEIDING ONDERZOEK EN BELEIDSKADER ... 4

3 ONDERZOEKSVRAGEN ... 5

4 BUREAUONDERZOEK ... 6

5 INVENTARISEREND VELDONDERZOEK ... 15

6 BEANTWOORDING VAN DE ONDERZOEKSVRAGEN ... 19

7 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN ... 20

GERAADPLEEGDE BRONNEN EN LITERATUUR ... 21

BEGRIPPEN EN AFKORTINGEN ... 23

OVERZICHT VAN GEOLOGISCHE EN ARCHEOLOGISCHE PERIODEN ... 24

BIJLAGE 1 NIEUWBOUWPLAN BIJLAGE 2 BOORPUNTENKAART BIJLAGE 3 BOORSTATEN

(5)

Rapport A10–083–I/Archeologisch onderzoek aan de Steekterweg 78a-c te Alphen aan den Rijn (gem. Alphen ad Rijn) 1

SAMENVATTING

De opdrachtgever is voornemens ter plaatse van de onderzoekslocatie de huidige bebouwing te slopen en er zeven nieuwe woningen en een nieuwe insteekhaven te realiseren. Hiertoe is door ArcheoMedia BV, in opdracht van G. Bruijnes Projectontwikkeling BV, een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek in de vorm van een karterend booronderzoek uitgevoerd.

Uit het bureauonderzoek is gebleken dat:

- de bodem op de onderzoekslocatie bestaat uit rivierklei en rivierzand (Fm. Echteld);

- de onderzoekslocatie volgens de Archeologische Monumentenkaart geen onderdeel uitmaakt van een gebied met een vastgestelde archeologische waarde;

- de onderzoekslocatie volgens de IKAW een hoge archeologische trefkans heeft;

- de CHS aan de onderzoekslocatie een hoge waarde toekentmet een zeer grote kans op archeologische sporen;

- volgens de Archeologische inventarisatie Gemeente Alphen aan den Rijn de onderzoekslocatie in een archeologisch waardevol gebied ligt waarvoor een verwachting geldt op laat- en postmiddeleeuwse bewoningssporen;

- van de onderzoekslocatie zelf geen waarnemingen of vondstmeldingen in ARCHIS geregistreerd zijn;

- de verwachting op grondsporen en/of vondsten uit de periode Neolithicum–vroege middeleeuwen laag is;

- de verwachting op grondsporen en/of vondsten uit de periode late middeleeuwen–Nieuwe tijd hoog is.

Uit het karterende booronderzoek is gebleken dat:

- de aangetroffen bodemopbouw grotendeels overeenstemt met de verwachting;

- de bodem tot een diepte van minstens 0,6 m –mv (boring 003) en 2,5 m –mv (boring 001) verstoord is;

- de in boring 001 aangeboorde puinlaag, gelet op de verspreiding van de puinhoudende lagen over de gehele onderzoekslocatie, waarschijnlijk een verhardingslaag voor het terrein vertegenwoordigd;

- de hoge verwachting voor archeologische resten uit de periode late middeleeuwen- Nieuwe tijd tijdens dit booronderzoek niet bevestigd is en naar beneden kan worden bijgesteld.

Conclusie

De resultaten van het bureauonderzoek en het inventariserende veldonderzoek geven geen aanleiding tot aanpassingen in de voorgenomen bouwplannen op de onderzoekslocatie.

Aanbevelingen

Op basis van dit booronderzoek wordt een archeologisch vervolgonderzoek op de onderhavige onderzoekslocatie niet noodzakelijk geacht.

Met betrekking tot deze aanbeveling dient contact te worden opgenomen met de bevoegde overheid.

Booronderzoek is gebaseerd op het verrichten van een beperkt aantal boringen tot een beperkte diepte. Daardoor blijft het mogelijk dat lokaal archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn, die tijdens het onderzoek niet naar voren komen. Bovendien laten bepaalde archeologische resten, zoals vuursteenvindplaatsen, grafvelden, water- en/of beerputten, verkavelingspatronen of andere bijzondere toevalsvondsten, zich met behulp van grondboringen lastig ontdekken. Daarom is de kans aanwezig dat (vondstarme) archeologische sporen en vondsten in de bodem aanwezig zijn en dat deze in de uitvoeringsfase van toekomstige bodemingrepen aan het licht komen. Voor dergelijke vondsten bestaat een wettelijke meldingsplicht ex artikel 53 van de Monumentenwet 1988 en de Wet op de archeologische monumentenzorg. Bij graafwerkzaamheden dient men dan ook attent te zijn op eventuele vondsten. De opdrachtgever verplicht de aannemer(s) om attent te zijn op eventuele vondsten en/of sporen tijdens de werkzaamheden en verplicht hen archeologische vondsten onverwijld te melden bij de bevoegde overheid.

(6)

Rapport A10–083–I/Archeologisch onderzoek aan de Steekterweg 78a-c te Alphen aan den Rijn (gem. Alphen ad Rijn) 2

Afbeelding 1: regionale overzichtskaart Alphen aan den Rijn met ligging onderzoekslocatie.

(7)

Rapport A10–083–I/Archeologisch onderzoek aan de Steekterweg 78a-c te Alphen aan den Rijn (gem. Alphen ad Rijn) 3

1 ADMINISTRATIEVE GEGEVENS

Projectnaam: Steekterweg 78a-c

Provincie: Zuid-Holland

Gemeente: Alphen aan den Rijn

Plaats: Alphen aan den Rijn

Straatnaam: Steekterweg 78a-c

Kadastrale gegevens locatie: Kadastrale gemeente Alphen aan den Rijn sectie G, perceelsnr 593

Datum bureauonderzoek oktober 2010 Datum veldonderzoek: oktober 2010 ARCHIS-onderzoeksmeldingsnr.: 43453

Soort onderzoek: Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek met boringen

Oppervlakte: ca. 2283 m2

RD-coördinaten: x=108452, y=458527 (NO) x=108431, y=458499 (ZO) x=108367, y=458537 (ZW) x=108376, y=458564 (NW) Bevoegde overheid: Gemeente Alphen aan den Rijn

Postbus 13

2400 AA Alphen aan den Rijn

Contactpersoon: dhr. K. Schoonderwoerd tel: 0172-465321

Beheer en plaats van resp.

vondsten en documentatie: Provinciaal Bodemdepot Zuid-Holland Kalkovenweg 23

2401 LJ Alphen a/d Rijn

Contactpersoon: dhr. F. Kleinhuis Tel.: 0172-421688 / 06-54213674 E-mail: f.kleinhuis@pzh.nl

(8)

Rapport A10–083–I/Archeologisch onderzoek aan de Steekterweg 78a-c te Alphen aan den Rijn (gem. Alphen ad Rijn) 4

2 AANLEIDING ONDERZOEK EN BELEIDSKADER

Aanleiding onderzoek: De opdrachtgever is voornemens ter plaatse van de onderzoekslocatie de huidige bebouwing te slopen en er zeven nieuwe woningen en een nieuwe insteekhaven te realiseren.

De onderzoekslocatie ligt volgens de Archeologische Inventarisatie Gemeente Alpen aan den Rijn in een archeologisch waardevol gebied waar bodemingrepen in principe alleen na archeologisch (voor)onderzoek kunnen worden uitgevoerd.1

Toekomstige

verstoringen: Er zullen 7 huizen gebouwd worden met afmetingen van 12,28x8,5 m op de begane grond. De huizen zullen gefundeerd worden op

funderingsbalken die 0,6 m –mv ingegraven worden. Onder de te

realiseren huizen kunnen als optie kelders (onderkant keldervloer 2,86 m onder [bouw]peil) aangelegd worden. De gebouwen zullen worden onderheid met palen. Voor het heiniveau wordt (voorlopig) 17 m –mv aangehouden. Eén van de huizen zal in een later stadium gebouwd worden. Bij deze woning zal een insteekhaven worden gerealiseerd. Het terrein zal worden opgehoogd. Daar waar nodig (in ieder geval in de tuinen) zal ivm de aangetroffen verontreiniging 0,5 m grond worden afgegraven.2

Beleidskader: Op basis van het Verdrag van Valletta (Malta) is besloten dat archeologisch onderzoek een onderdeel vormt van

bestemmingsplanvoorbereidingen en/of uit te voeren projecten waarbij ingrepen in de bodem plaatsvinden. Het verdrag is uitgewerkt in de aangepaste Monumentenwet 1988 en de Wet op de archeologische monumentenzorg (in werking getreden per 01-09-2007). Het uitgangspunt ten aanzien van de aanwezige archeologische waarden in de planvorming is volgens rijks– en provinciaal beleid, behoud in situ.3 De provincie Zuid- Holland onderschrijft deze stelling in de Nota Regels voor Ruimte, 2007.4 De gemeente Alphen aan den Rijn heeft een eigen archeologiebeleid dat is vastgelegd in publicaties Archeologische Inventarisatie Stadshart Alphen aan den Rijn (1999) en Archeologische inventarisatie Gemeente Alphen aan den Rijn (2001). Door archeologie tijdig in de planvorming te betrekken, kunnen de archeologische waarden hierin eventueel worden ingepast. Pas na de uitvoering van archeologisch vooronderzoek is het mogelijk een integrale afweging te maken, waarbij de nieuwverkregen archeologische gegevens betrokken dienen te worden.

De bevoegde overheid zal de resultaten van het onderzoek toetsen. Op basis van dit onderzoek zal de bevoegde overheid een selectiebesluit nemen. De resultaten van het onderzoek dienen in de planvorming

betrokken te worden. Het onderzoek en de adviezen hebben betrekking op archeologische vindplaatsen binnen het plangebied. Het onderzoek is afgestemd op het toekomstige grondverzet en de daarmee samen- hangende verstoring van het bodemarchief met de daarin opgeslagen archeologische resten en waarden.

1 Kok 2001, 91.

2 Schriftelijke mededeling dhr. V. Wolf (opdrachtgever, e-mailcorrespondentie d.d. 19-10-2010 en 22-10-2010).

3 Zie Begrippen en afkortingen.

4 Gedeputeerde Staten van Zuid–Holland 2007.

(9)

Rapport A10–083–I/Archeologisch onderzoek aan de Steekterweg 78a-c te Alphen aan den Rijn (gem. Alphen ad Rijn) 5

3 ONDERZOEKSVRAGEN

Ten aanzien van het uit te voeren onderzoek kunnen de volgende onderzoeksvragen worden gesteld:

1. Worden archeologische resten in het plangebied verwacht cq. is op de onderzoekslocatie nog een bodemarchief aanwezig? Zo ja, wat is de verwachting voor de onderzoekslocatie wat betreft aard, datering, omvang en ligging van de archeologische resten?

2. Verschilt de in het veld aangetroffen bodemopbouw van de onderzoekslocatie met de volgens het bureauonderzoek te verwachten bodemopbouw? Zo ja, in welke mate?

3. Wat is de mate van verstoring van de bodemopbouw op de onderzoekslocatie?

4. Zijn er aanwijzingen voor intacte archeologische (vondstrijke) nederzettingen?

5. Dient de archeologische verwachting te worden aangepast?

6. In welke mate worden eventueel aanwezige archeologische resten als gevolg van de voorgenomen plannen bedreigd?

7. Hoe kan een verstoring als gevolg van de geplande activiteiten door planaanpassing tot een minimum worden beperkt?

Afb. 2a: Onderzoekslocatie aan de zuidzijde (Steekterweg). Foto genomen richting het zuidoosten.

Afb. 2b: Onderzoekslocatie aan de noordzijde (Oude Rijn). Foto genomen richting het zuidoosten.

(10)

Rapport A10–083–I/Archeologisch onderzoek aan de Steekterweg 78a-c te Alphen aan den Rijn (gem. Alphen ad Rijn) 6

4 BUREAUONDERZOEK

Doel: Het doel van het bureauonderzoek is het verwerven van informatie, aan de hand van bestaande bronnen, over bekende of verwachte archeologische waarden binnen een omschreven gebied. Dit omvat de aan- of

afwezigheid, het karakter en de omvang, de datering, de gaafheid en de conservering en de relatieve kwaliteit van de archeologische waarden. Aan de hand van deze gegevens wordt een specifieke archeologische

verwachting opgesteld.

Onderzoeksopzet: Het onderzoek is uitgevoerd conform de richtlijnen van de provincie en voldoet aan de KNA. Binnen het bureauonderzoek zijn drie deelprocessen te onderscheiden:

Bepalen onderzoekskader

Het vaststellen van de kaders waarbinnen het onderzoek dient plaats te vinden, bijvoorbeeld het afbakenen van het onderzoeksgebied. Tevens dienen het mogelijke toekomstige gebruik van het terrein en de

consequenties daarvan voor het archeologische erfgoed te worden aangegeven.

Verzamelen bekende gegevens

Het verzamelen van gegevens die inzicht geven in het huidige gebruik van het terrein, het historische gebruik en de bekende archeologische

waarden. Daartoe worden diverse bronnen geraadpleegd zoals oude kaarten, bodemkaarten en recente archeologische onderzoeken in de omgeving.5 In ieder geval wordt gebruik gemaakt van ARCHIS, de AMK, de CHS en de IKAW.6

Opstellen archeologische verwachting

Door alle uit voorgaande stappen verkregen informatie te analyseren en te interpreteren, wordt een verwachtingsmodel opgesteld voor het betreffende plangebied. Daarin wordt aangegeven welke delen van het terrein een hoge, middelhoge, dan wel lage archeologische verwachtingswaarde hebben. Op basis van dit model wordt een advies gegeven over het te volgen vervolgtraject: geen verdere actie, beschermen of aanvullend onderzoek.

Bodemkundige gegevens

Geologie: Volgens de Geologische overzichtskaart van Nederland ligt de

onderzoekslocatie in een gebied bestaande uit afzettingen van de Formatie van Echteld (code Ec1); rivierklei op rivierzand.7 Het kaartblad 31, Utrecht West, van de geologische kaart van Nederland (1:50.000) is nog niet gepubliceerd.

Geomorfologie:8 De onderzoekslocatie is gelegen op een rivier- inversierug (code 3K26).

Bodem: Volgens de bodemkaart van Nederland bestaat de onderzoekslocatie uit afgegraven leek-/woudeerdgronden (code pRn59 met schop), met een profielverloop 5, of 5 en 2, of 2. De grondwatertrap is V, gemiddeld laagste

5 Zie de literatuurlijst.

6 Zie Geraadpleegde bronnen en literatuur; Begrippen en Afkortingen.

7 Geologische overzichtkaart van Nederland.

8 Alterra, geraadpleegd oktober 2010 via ARCHIS.

(11)

Rapport A10–083–I/Archeologisch onderzoek aan de Steekterweg 78a-c te Alphen aan den Rijn (gem. Alphen ad Rijn) 7 grondwaterstand >120 cm –mv en gemiddeld hoogste grondwaterstand van <40 cm –mv. 9

Op de onderzoekslocatie (x=108430, y=458500) is in het DINOloket een boring bekend (B31C0117).10 De bodemopbouw in deze boring is als volgt:

0,0-0,4 m –mv klei, grijs 0,4-0,8 m –mv klei bruingrijs 0,8-2,0 m –mv klei, grijs

2,0-2,8 m –mv klei, sterk zandig, grijs 2,8-3,4 m –mv fijn zand, grijs

3,4-4,0 m –mv matig grof zand, grijs

De lagen in deze boring dieper dan 4,0 m –mv zijn hieronder samengevat:

4,0-10,8 m –mv matig grof zand, grijs 10,8-13,4 m –mv zandige klei, grijs 13,4,16,8 m –mv klei, grijs

16,8-20,8 m –mv fijn zand, grijs

20,8-37,5 m –mv verschillende lagen bestaande uit fijn tot grof zand waarvan enkele grindhoudend. De kleur varieert tussen bruingrijs en grijs.

De bodemopbouw van 0,0 tot 16,8 m –mv behoort tot de Formatie van Echteld, hieronder tot de Formatie van Kreftenheye.

De bodemopbouw volgens het milieukundig onderzoek laat een wisselend beeld zien. Boring 4 is gezet tot 4 m –mv:

0,0-0,79 m –mv beton met zandlagen

0,79-1,0 m –mv zwak zandige klei, matig puinhoudend, grijs 1,0-1,5 m –mv matig zandige klei, zwak puinhoudend, bruingrijs 1,5-1,7 m –mv zwak zandige klei, grijs

1,7-1,9 m –mv matig zandige klei, zwak puinhoudend, bruingrijs 1,9-2,5 m –mv zwak zandige klei, sporen puin, grijsbruin

2,5-3,5 m –mv zwak zandige klei grijs

3,5-4,1 m –mv matig fijn zand, zwak siltig, zwak houthoudend, grijs

Boring 8 is tot 2,5 m –mv gezet. De bodemopbouw ter plaatse van deze boring is:

0,0-0,05 m –mv klinker

0,05-0,3 m –mv matig grof zand, geelgrijs (stelzand)

0,3-0,5 m –mv matig grof zand, matig siltig, sporen puin, brokken

klei, geelgrijs

0,5-1,0 m –mv matig grove klei, matig siltig, sporen schelpen, geelgrijs

1,0-1,5 m –mv matig grove klei, matig siltig, sporen schelpen, grijs 1,5-1,8 m –mv matig grove klei, matig siltig, sporen schelpen,

brokken klei, grijs

1,8-2,0 m –mv matig grof zand, matig siltig, sporen schelpen, grijs 2,0-2,5 m –mv matig grof zand, matig siltig, sporen schelpen,

brokken klei, grijs.

Andere boringen hebben een bodemopbouw met zowel zand- en kleilagen.

De boringen 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15 en 16 die gelegen zijn rondom

9 Bodemkaart van Nederland, Utrecht, blad 31 West en Alterra, geraadpleegd oktober 2010 via ARCHIS.

10 Geraadpleegd oktober 2010 via www.dinoloket.nl.

(12)

Rapport A10–083–I/Archeologisch onderzoek aan de Steekterweg 78a-c te Alphen aan den Rijn (gem. Alphen ad Rijn) 8 huisnummer 78c en achter (langs de oever van de Oude Rijn) 78a en 78b zijn allemaal gestuit op puin of beton op een diepte tussen de 1,0 en 2,0 m –mv.11

Archeologische gegevens

Status

onderzoekslocatie: De onderzoekslocatie maakt geen deel uit van een terrein met een vastgestelde archeologische waarde.

AMK-terreinen in de

omgeving: In de directe omgeving van de onderzoekslocatie zijn drie archeologische monumenten bekend. Op ca. 500 meter ten zuidwesten ligt een monument (monumentnr 4152). Het betreft een terrein van hoge archeologische waarde. Deze hoge waardering dankt het terrein aan de aanwezigheid van mogelijke intacte delen van de Romeinse Limesweg. Tevens zijn er (post-) middeleeuwse kleiputten waargenomen. Op ca. 650 meter ten zuidoosten zijn de resten van een Romeinse vicus en oeverbeschoeiingen

aangetroffen. Ook worden er restanten verwacht van de Romeinse Limes.

Het terrein heeft een hoge archeologische waarde (monumentnr 10685).

Op ca. 1650 meter ten zuidoosten bevindt zich een terrein van hoge archeologische waarde (monumentnr 10684). Deze waardering geldt omdat op het terrein sporen van bewoning uit de Romeinse tijd

aangetroffen zijn die samenhangen met de Limes. Tevens zijn er sporen uit de late middeleeuwen aangetroffen. Op 3600 meter ten noordwesten ligt monumentnr 4153, dit is een terrein van zeer hoge archeologische waarde. Het betreffen de sporen van het castellum Albanianae (wat onderdeel uitmaakte van de Romeinse Rijnlimes) en de daarbij horende vicus. De datering is 41-275 na Chr (Romeinse tijd).12

Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW):

Voor de onderzoekslocatie geldt een hoge trefkans.13

ARCHIS-

waarnemingen op de onderzoekslocatie:

Op de onderzoekslocatie zijn in ARCHIS geen archeologische waarnemingen of vondstmeldingen geregistreerd.

CHS: Volgens de Kaart 1A Archeologische kenmerken ligt de onderzoekslocatie op geulafzettingen/ stroomgordels code PZH 21; Bewoningsperiode:

bewoning vanaf de bronstijd of ijzertijd of Romeinse tijd en plaatselijk vanaf het Neolithicum.

De onderzoekslocatie heeft volgens kaart 1B Archeologische waarden een hoge trefkans met een zeer grote kans op archeologische sporen.

Gemeentelijk beleid: Volgens de Archeologische Inventarisatie Gemeente Alpen aan den Rijn Kaartbijlage 1 (bodemgesteldheid) ligt de onderzoekslocatie op de stroomrug van de Oude Rijn (naar Zonneveld). Op kaartbijlage 2 (Archeologisch onderzoek Alphen aan den Rijn) staan op de

onderzoekslocatie geen waarnemingen of onderzoeken aangegeven. Het onderzoeksgebied maakt geen deel uit van een gebied met een

vastgestelde archeologische waarde. Op kaartbijlage 4 (Archeologische waarden) ligt de onderzoekslocatie in een archeologisch waardevol gebied.

Het plangebied ligt in zone 16, Hoge Rijndijk- Zwammerdam. Hier geldt

11 Komet 2006, bijlage 2.

12 ARCHIS, geraadpleegd oktober 2010.

13IKAW2: ARCHIS, geraadpleegd oktober 2010, IKAW3: Deeben (red.) 2008.

(13)

Rapport A10–083–I/Archeologisch onderzoek aan de Steekterweg 78a-c te Alphen aan den Rijn (gem. Alphen ad Rijn) 9 een verwachting op laat- en postmiddeleeuwse bewoningssporen. De noordzijde van de Steekterweg is vrijwel geheel overbouwd.14

Waarnemingen en vondstmeldingen in de omgeving:

Op ca. 250 meter ten zuiden van de onderzoekslocatie zijn de resten aangetroffen van de Romeinse Limesweg. Deze manifesteerde zich als een grindpakket in de top van de klei. De weg werd aangetroffen op 40-70 cm onder het maaiveld. Tevens werd er Romeins inheems aardewerk aangetroffen (waarnemingsnr 17305).

Op ca. 1200 meter ten westen van het plangebied zijn meerdere

waarnemingen gedaan15 die verband houden met sporen uit de Romeinse tijd (Limes en de periferie van een nederzetting). Waarneming 58065 betreft een ca. 25 cm dik grind- en puinpakket van ca. 15 meter breed.

Vermoedelijk is dit de Romeinse Limesweg. Ter plaatse van waarneming 57084 werden sporen aangetroffen van de Limesweg. Ook werd er minstens één huisplattegrond met kuilen, waterputten en

omheiningsgreppels aangetroffen. Op ca. 1100 meter ten westen van de onderzoekslocatie bij/in Zwammerdam, is een cluster waarnemingen bekend. Waarneming 24600 betreft de vondst van houten palen, veel vondsten en zes schepen die waarschijnlijk als beschoeiing,

oeverversterking of steiger hebben gediend. De datering is Romeinse tijd.

Waarneming 33550 betreft het Romeinse castellum Zwammerdam. Op de rand van de oeverwal (Oude Rijn) werden de resten aangetroffen van de Romeinse vicus Nigrum Pullum, bewoond tussen 47-275 na Chr.

(waarnemingsnr 133843). Tevens werden een zilveren fibula, een

Romeinse dakpan, een Romeinse greppel en de resten van de Limesweg waargenomen (waarnemingsnrs resp. 24618, 133892, 45980, 33565 en 24354). Bij laatstgenoemde waarneming bestond de weg uit een 20-30 cm dik grindpakket met tufsteen, Romeinse dakpannen en 2e/3e-eeuws aardewerk. In deze cluster zijn ook waarnemingen uit de (late) middeleeuwen bekend. Het betreffen de resten van twee boerderijen (waarnemingsnr 45989) en delen van een huisplattegrond die verband houden met de huidige verkaveling en Pingsdorf- en Paffrathaardwerk (waarnemingsnr. 24623). Meer langs de oever van de Oude Rijn (in het dorp Zwammerdam) zijn op een afstand van ca. 1800 meter ten oosten van de onderzoekslocatie de resten van een molencomplex aangetroffen uit de Nieuwe tijd B-C en een vindplaats uit de 16e/17e eeuw

(waarnemingsnr 416818). Onder waarnemingsnr 45912 wordt melding gemaakt dat op de (jonge) oeverwalafzettingen van de Oude Rijn bewoning plaats kan hebben vanaf de late middeleeuwen. Het is bekend dat in de 17e eeuw de oude dorpskern van Zwammerdam 200 meter oostelijker lag.16 Aan de Steekterweg 25 zijn scherven roodbakkend aardewerk waaronder dakpannen en grapen uit de 17e/18e eeuw en enkele kleipijpen uit de 18e eeuw aangetroffen. Tevens werd een dover

aangetroffen waarmee kooltjes werden gedoofd. In Rotterdam zijn de gevonden exemplaren gedateerd aan het eind van de 13e -begin14e eeuw.17

14 Kok 2001, 166.

15 Waarnemingsnrs 58067, 59626, 4262, 58650, 58648, geraadpleegd via ARCHIS, oktober 2010.

16 ARCHIS, geraadpleegd oktober 2010.

17 Kok 2001, 156.

(14)

Rapport A10–083–I/Archeologisch onderzoek aan de Steekterweg 78a-c te Alphen aan den Rijn (gem. Alphen ad Rijn) 10

Historische gegevens

Historische gegevens

onderzoeksgebied: De eerste vermelding van Alphen (Alfna) in schriftelijke bronnen is terug te vinden in de goederenlijst van de Utrechtse St. Maartenskerk en dateert uit de periode 918–948.18 Met name op de oevers van de Oude Rijn zullen kleine akkers (blokverkaveling) hebben gelegen, met tussen de akkers verspreide boerderijen.19

Vanaf de oevers van de Oude Rijn vond vanaf de 10e/11e eeuw de ontginning van het veen plaats. Vanaf de 12e eeuw gebeurde dit volgens het systeem van de cope-ontginningen. Door de verzanding van de

Rijnmonding aan het einde van de 12e eeuw ontstonden problemen met de waterafvoer, waardoor de ontginning tijdelijk stagneerde. Door de

veenontginning trad een daling van het maaiveld op. Om de ontginningen te beschermen tegen het water werden dijken aangelegd. In de 14e eeuw ontstonden zo de eerste polders, vanaf de 15e eeuw werden de polders ontwaterd door middel van molens.

Rond 1500 kende het dorp ca. 80 haardsteden en leefde de bevolking voornamelijk van landbouw. Verder was er enige kleiverwerkende

industrie. Tot in de 17e eeuw waren de belangrijkste middelen van bestaan landbouw, turfdelven en rietsnijden. Langs de Rijn ontstonden

kalkbranderijen en pannenbakkerijen. Grote branden in de 17e en 18e eeuw legden grote delen van het dorp in de as.

In de 17e en 18e eeuw werden aan de oevers van de Rijn meerdere buitenplaatsen gebouwd door rijke lieden die het drukke stadsleven wilden ontvluchten. Tot ver in de 19e eeuw beperkte de bebouwing zich

hoofdzakelijk tot de dijken langs de Oude Rijn en had deze nog voor een groot deel een landelijk karakter.20

Zwammerdam is een dijkdorp op een oeverwal aan de zuidzijde van de Oude Rijn. Ten westen van de huidige dorpskern, op het terrein van de Hooge Burch, stond in de Romeinse tijd een castellum (Nigrum Pullum) als onderdeel van de Romeinse grensverdediging (Limes). In de vroege middeleeuwen was weer sprake van bewoning. Later in de middeleeuwen ontwikkelde Zwammedam zich tot een handelsnederzetting nabij de Svardenburgdam, die graaf Floris III rond 1165 in de Oude Rijn liet aanleggen om wateroverlast tegen te gaan. In de 17e eeuw kreeg de lineaire bebouwing een dorpskom. Na de Tweede Wereldoorlog heeft enige verdichting van de bebouwing plaatsgevonden.21 Aan de

Steekterweg 31, ten zuidwesten van de onderzoekslocatie, bevindt zich een windmolen. Deze is (waarschijnlijk) gebouwd in 1597 in de functie van poldermolen.

Het gebied van de Polder Steekt en de aangrenzende Polder Rijneveld werd van oorsprong aangeduid als ‘de Oostzijde van Alphen’ en in 1165 als ‘het Stekede’. ‘Alphen in de Steeck’ werd van oudsher onderscheiden van ‘Alphen in den Hoorn’ of de westzijde van Alphen.22 Het waterschap

18 Van Berkel en Samplonius 2006: lemma Alphen aan den Rijn; Kok 1999: 25. De kerk in Alphen is van oudsher gewijd aan Bonifatius die rond 720 in de Rijnstreek missiewerk heeft verricht. Het is mogelijk dat het castellumterrein in bezit was van Frankische koningen die het vervolgens aan de kerk van Utrecht schonken. Mogelijk bestond in het voormalige castellum en/of in de directe omgeving ervan reeds in de vroege middeleeuwen bewoning.

19 Kok 1999.

20 Depuydt 2008, 11.

21 Stenvert 2007, 549.

22 Kok 2001, 43, 49.

(15)

Rapport A10–083–I/Archeologisch onderzoek aan de Steekterweg 78a-c te Alphen aan den Rijn (gem. Alphen ad Rijn) 11 Polder Steekt, ten zuiden van de onderzoekslocatie, is in de tweede helft van de 15e eeuw ontstaan.23

De onderzoekslocatie is gelegen op de restgeul van de Oude Rijn, welke in de Romeinse tijd nog watervoerend was, maar door het afdammen van de Kromme Rijn in 1122 na Chr. bij Wijk bij Duurstede verlandde.24

Historische geografie: De onderzoekslocatie ligt in de Polder Steekt, tussen Alpen aan den Rijn en Zwammedam, en is afgebeeld op een reeks van oude kaarten. De oudste daarvan is het Caertboeck van Rynland uit 1615 door Floris Balthasars en zijn zoon Balthasar Floriszoon van Berckenrode.25 Doordat de topografische elementen op deze kaart niet nauwkeurig genoeg in overeenstemming zijn te brengen met de huidige situatie, is de ligging van de onderzoekslocatie niet geheel duidelijk. Op een kaart van Joh. Dou uit 1661 is de Oude Rijn wel aangegeven en is de noordelijke oever

ingetekend. De zuidelijke oever, waar de onderzoekslocatie ligt is niet ingetekend.26 Op een kaart van Vingboons uit 1670 is de locatie van het plangebied wel zichtbaar. Het lijkt erop dat de locatie onbebouwd is en dat er mogelijk bomen staan maar dit is niet duidelijk.27 Op de kadastrale minuutkaart van 1811-1832 is de onderzoekslocatie onbebouwd. De onderzoekslocatie lijkt te bestaan uit vier percelen (1030, 1031, 1032 en 1033). In het bijbehorende register staat vermeld dat er op twee percelen (1032 en 1033) hakhout staat. Op een derde perceel staat dat het om een beplante? weg gaat. Deze drie percelen staan op naam van Capellen. Op het vierde perceel is vermeld dat het een huis en erf betreft dat eigendom is van Ruyter.28 Op de Topografische Militaire Kaart (TMK) uit 1849 lijkt de onderzoekslocatie te zijn aangegeven als haventje. Mogelijk staat op het meest oostelijke deel een gebouw. Op kaarten uit 1839 en 1859 is de onderzoekslocatie aangegeven als haventje met op het oostelijke deel een gebouw.29 Op de Bonnebladen (kaartblad 442) uit 1875 en 1899 is te zien dat het mogelijke haventje is gedempt en staat aangegeven als bossage van loofhout, op het oostelijke deel is nog steeds een gebouw

weergegeven. Tussen het bos en het gebouw staat een perceelsgrens aangegeven. Op de Bonnebladen uit 1911 en 1919 is het bossage verdwenen en staat er een gebouw in de noordwesthoek langs de Oude Rijn. Rondom het huis is een tuin aangegeven. Het oostelijke deel lijkt nog steeds bebouwd.30 Op de Chomo-topografische kaart van het Koninkrijk der Nederlanden (Bonneblad, kaartblad 442) staat bebouwing op het westelijke deel van de onderzoekslocatie weergegeven. Deze kaart is verkend in 1873, Herzien in 1887 en 1888 en gedeeltelijk herzien tot 1918.31 Op het Bonneblad uit 1926 is het gebouw op het westelijke deel weer verdwenen en is er weer sprake van een bossage van loofhout. Het oostelijke deel blijft bebouwd.32

23 Van Tielhof en Van Dam 2006, 135.

24 Berendsen en Stouthamer 2001, 227.

25 via www.groenehartarchieven.nl en www.watwaswaar.nl, beiden geraadpleegd oktober 2010.

26 Geraadpleegd via www.watwaswaar.nl, oktober 2010.

27 Van Tuyl 1998, 82.

28 www.watwaswaar.nl.

29 Grote Historische Atlas van Nederland 1:50000 deel I: West- Nederland, kaartblad 56: Alphen, Boskoop, Bodegraven.

30 Bij de genoemde Bonnebladen betreft het kaartblad 442 Boskoop, geraadpleegd via .www.watwaswaar.nl, oktober 2010.

31 Historische Atlas Zuid-Holland, kaartblad Boskoop,442.

32 www.watwaswaar.nl, geraadpleegd oktober 2010.

(16)

Rapport A10–083–I/Archeologisch onderzoek aan de Steekterweg 78a-c te Alphen aan den Rijn (gem. Alphen ad Rijn) 12

Overige gegevens

Actueel Hoogtebestand

Nederland (AHN): Volgens het AHN ligt het maaiveld op de onderzoekslocatie op ca. 0,25 m +NAP.33 De omgeving ligt op ca. 1,7 m –NAP. Het verschil in hoogte wordt veroorzaakt door het feit dat de onderzoekslocatie op de dijk langs de Oude Rijn ligt.

Huidig of recent gebruik:

De eerstvolgende kaart na 1926 die de onderzoekslocatie weergeeft is de topografische kaart 1:25.000 uit 1950. Op deze kaart is geen bossage meer weergegeven op het westelijke deel, ook staat er geen bebouwing.

Op het oostelijke deel staat een klein gebouwtje aangegeven. Op de kaart uit 1959 staan verspreid over de onderzoekslocatie meerdere gebouwtjes aangegeven. De westelijke grens ven het perceel wordt gevormd door een inham (haventje) dwars op de Oude Rijn. Op de topografische kaarten uit 1969 en 1981 is het gehele onderzoeksgebied bebouwd met een groot gebouw, waarschijnlijk de huidige bebouwing. Het watertje aan de

westkant wordt ook nog weergegeven. De topografische kaarten uit 1988, 1990 en 1992 laten zien dat het watertje aan de westkant is verdwenen.

Het grote gebouw op de onderzoekslocatie staat nog steeds aangeven. Op het perceel ten westen van het plangebied staat nu ook een groot

gebouw.34 Op luchtfoto’s is de huidige situatie te zien.35 Op de

onderzoekslocatie zijn thans een opleidingscentrum en een werkplaats voor het leveren van smeerolie en smeervet gevestigd. Onder het pand is een kelder aanwezig. Het pand/de kelder is gefundeerd op stroken en is onderheid.36

Milieukundig

onderzoek: Op deellocatie A, het westelijke deel, Steekterweg 78c, werd een

verontreiniging aangetroffen. Visueel is de bovengrond licht verontreinigd met minerale olie. De kool- en puinhoudende bovengrond is sterk

verontreinigd met chroom, koper, zink, minerale olie en PAK. Het grondwater is plaatselijk licht verontreinigd met minerale olie en tolueen.

De zintuiglijk schone bovengrond in het oostelijke deel, Steekterweg 78a en 78b (deellocatie B), is licht verontreinigd met cadmium en zink. Het grondwater is plaatselijk licht verontreinigd met tolueen. De matig puinhoudende ondergrond onder het gehele plangebied is sterk verontreinigd met PAK, matig verontreinigd met chroom en licht verontreinigd met lood, zink en minerale olie. De zwak tot matig puinhoudende ondergrond is matig verontreinigd met zink en licht verontreinigd met cadmium, koper, kwik, lood, minerale olie en PAK. De zintuiglijk schone kleiige ondergrond is niet verontreinigd met

geanalyseerde parameters. Er zijn op het maaiveld of in de opgeboorde grond (visueel) geen aanwijzingen voor asbestverdachte materialen aangetroffen. Er is echter geen analytisch onderzoek op asbest uitgevoerd.

Deellocatie A: Om na te gaan of er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging dient op grond van de Wet bodemsanering formeel een nader onderzoek te worden uitgevoerd, ter bepaling van de omvang van de verontreiniging met PAK in de grond. Op basis van de resultaten van het nader onderzoek kan een eerste risicobeoordeling van de

volksgezondheid en milieu gemaakt worden. Deellocatie B: Formeel dient een nader bodemonderzoek uitgevoerd te worden ter bepaling van de

33 www.ahn.nl, geraadpleegd oktober 2010.Volgens informatie behorende bij de eerder beschreven boring uit het DINOloket ligt het maaiveld op 0,3 m–NAP.

34 www.watwaswaar.nl, geraadpleegd oktober 2010. Topografische kaart uit 1990, kaartblad 31, Hazerswoude-Rijndijk, Alphen a/d Rijn, geraadpleegd in de Grote Provincie Atlas Zuid-Holland 1:25000.

35 Luchtfoto atlas Zuid–Holland, kaartblad 49 Zwammerdam, fotonummer 10-460, opnamedatum 29 mei 2003. Google-Earth, opname d.d. 05-03-2005.

36 Schriftelijke mededeling dhr. V. Wolf (opdrachtgever, e-mailcorrespondentie 19-10-2010); bouwtekeningen d.d. 20 juni 1966, 6 februari 1967, 13 maart 1988 en 2 juli 1990.

(17)

Rapport A10–083–I/Archeologisch onderzoek aan de Steekterweg 78a-c te Alphen aan den Rijn (gem. Alphen ad Rijn) 13 daadwerkelijke aan-/afwezigheid van een ‘geval van ernstige

bodemverontreiniging’ op de bovengenoemde locatie. De resultaten komen echter overeen met de regionale achtergrondgehalten, waardoor er geen aanleiding bestaat voor het uitvoeren van een nader onderzoek. Uit informatie die de opdrachtgever tijdens het milieukundig onderzoek heeft verstrekt, blijkt dat op de gehele onderzoekslocatie op een diepte van ca.

1,0 m –mv een betonvloer aanwezig is en plaatselijk is op het huidige maaiveld eveneens een betonvloer aanwezig.37 De opdrachtgever heeft een bodemsaneerder naar het verkennend booronderzoek laten kijken en er is voor gekozen om daar waar nodig (in ieder geval de tuinen) een halve meter grond af te graven.38

Specifieke archeologische verwachting:

Op grond van bovengenoemde gegevens kan een verwachting worden opgesteld voor de kans op het aantreffen van archeologische resten.

In de omgeving van de onderzoekslocatie zijn geen vondsten gedaan van vóór de Romeinse tijd. Ondanks dat de CHS een bewoningsperiode vanaf het Neolithicum, of bronstijd, of ijzertijd aangeeft op de geulafzetting van de Oude Rijn is de verwachting voor het aantreffen van sporen uit deze perioden (zeer) laag. Dit omdat de onderzoekslocatie op de huidige oever van de Oude Rijn ligt en de resten uit deze periode zeer waarschijnlijk allemaal zijn verspoeld/ geërodeerd. Hetzelfde geldt voor de periode Romeinse tijd en vroege middeleeuwen. Uit deze perioden kunnen losse vondsten uit het volledige vondstspectrum (verspoeld) worden

aangetroffen, alsmede resten van schepen en beschoeiingen (zie Zwammerdam).

Volgens de Archeologische Inventarisatie Gemeente Alpen aan den Rijn Kaartbijlage 4 (Archeologische waarden) ligt de onderzoekslocatie in een archeologisch waardevol gebied. Hier geldt een verwachting op laat- en postmiddeleeuwse bewoningssporen. De noordzijde van de Steekterweg is vrijwel geheel overbouwd. Vanwege de ligging aan een ontginningslint/ dijk en de verzanding van de Oude Rijn vanaf de 12e eeuw is de verwachting op grondsporen en vondsten uit de late middeleeuwen hoog. Gelet op de resultaten van de historisch–geografische analyse geldt ook voor resten van bebouwing uit de Nieuwe tijd een hoge archeologische verwachting.

De grondsporen kunnen bestaan uit resten van houten en/of deels stenen boerderijen met bijgebouwen, water– en evt. beerputten, erfafscheidingen en wegen/infrastructuur (o.a. sloten, verkavelingsgreppels, haventje) en beschoeiingen.

Het vondstspectrum zal voornamelijk bestaan uit losse vondsten, zoals:

(fragmenten van) vaatwerk van aardewerk (handgevormd en gedraaid), glas en evt. metaal, (delen van) kledingaccessoires en sieraden van metaal en been (sieraden ook glas en evt. natuursteen), gereedschappen en overige gebruiksvoorwerpen van metaal, hout, been, aardewerk (bijv.

spinklosjes, weefgewichten) en natuursteen (bijv. maalsteen), evt. ook keramisch (baksteen, dakpannen) en/of natuurstenen (leisteen, grind) bouwmateriaal. Naast nederzettingsafval kunnen evt. resten worden aangetroffen die te maken hebben met kleinschalige ambachtelijke activiteiten en eventueel gebruiksvoorwerpen die te maken hebben met rivier:visnetten en (delen van) boten. Ook kunnen houtskool, verbrande leem, organische en ecologische resten (hout, verbrande en onverbrande pollen en zaden) en fosfaat worden verwacht.

De kans op het aantreffen van vondsten van organisch materiaal en van

37 Komet 2006, 2-3, 6.

38 Schriftelijke mededeling dhr. V. Wolf (opdrachtgever, e-mailcorrespondentie 22-10-2010).

(18)

Rapport A10–083–I/Archeologisch onderzoek aan de Steekterweg 78a-c te Alphen aan den Rijn (gem. Alphen ad Rijn) 14 paleo-ecologische resten is sterk afhankelijk van de bodemgesteldheid ter plaatse. Onverbrande vondsten van organisch materiaal en paleo–

ecologische resten zullen over het algemeen slechts beneden de

grondwaterspiegel kunnen worden aangetroffen. Verbrande vondsten van organisch materiaal en paleo–ecologische resten kunnen daarnaast ook in grondsporen worden aangetroffen. Gelet op de hoogte van de laagste grondwaterstand (<0,5 m –mv) kunnen de eventueel aanwezige archeologische resten in een dergelijke bodem redelijk goed

geconserveerd gebleven zijn. Algemeen is de kalkarme bodem ongunstig voor de conservering van organisch materiaal.

(19)

Rapport A10–083–I/Archeologisch onderzoek aan de Steekterweg 78a-c te Alphen aan den Rijn (gem. Alphen ad Rijn) 15

5 INVENTARISEREND VELDONDERZOEK

Doel: Het doel van het inventariserende veldonderzoek is het aanvullen en toetsen van het gespecificeerde verwachtingsmodel dat gebaseerd is op het bureauonderzoek. Dit gebeurt met behulp van waarnemingen in het veld, waarbij (extra) informatie wordt verkregen over bekende of verwachte archeologische waarden binnen een onderzoeksgebied. Het bepalen van de aan- of afwezigheid, de aard, de omvang, de datering, de gaafheid, de conservering en de relatieve kwaliteit van de archeologische waarden staan hierbij voorop. Veel gebruikte onderzoeksmethoden zijn

oppervlaktekartering, booronderzoek, geofysisch onderzoek en het graven van proefsleuven en proefputten. Het resultaat is een rapport met een waardering en een (selectie-) advies aan de hand waarvan een beleidsbeslissing (meestal een selectiebesluit) genomen kan worden.

Onderzoeksopzet: Conform de KNA is gekozen voor een inventariserend veldonderzoek door middel van een oppervlaktekartering en een karterend booronderzoek. Ter plaatse zal vooral gelet worden op mogelijk bewaard gebleven bodem- en bewoningslagen vanaf de prehistorie t/m de Nieuwe tijd en in welke conditie deze zich bevinden. Het inventariserend veldonderzoek zal zodanig uitgevoerd worden dat een archeologische beoordeling gegeven kan worden ten aanzien van het (toekomstige) gebruik van de locatie.

Verantwoording gekozen

onderzoeksmethode:

Booronderzoek is de minst destructieve methode om de archeologische verwachting te toetsen. Met het booronderzoek is het relatief eenvoudig mogelijk om de bodemopbouw te bepalen, alsmede de mate van verstoring van de bodem. De verwachting is dat de archeologische indicatoren die volgens het bureauonderzoek aanwezig kunnen zijn, in de boringen herkend zullen worden. Aan de hand van de resultaten van de boringen kan de archeologische verwachting, indien noodzakelijk, worden bijgesteld.

Oppervlaktekartering: Voorafgaand aan het uitvoeren van de boringen wordt een oppervlakte- kartering uitgevoerd. Bij een oppervlaktekartering wordt het terrein visueel geïnspecteerd op de aanwezigheid van eventuele archeologische

indicatoren, zoals aardewerk, metaal, (verbrande) leem, (verbrand) bot en houtskool. Tijdens een terreinverkenning wordt vooral aandacht besteed aan geploegde akkers, molshopen, geschoonde slootkanten en andere bodemontsluitingen voor het doen van oppervlaktevondsten. Ook wordt gelet op hoogteverschillen, verkavelingspatronen en perceelsvormen die een aanwijzing kunnen zijn voor bewoning.

Karterend

booronderzoek: Boringen worden uitgevoerd volgens een regelmatig verspringend patroon.

De onderlinge afstand tussen de boringen is afhankelijk van de situatie en de gewenste nauwkeurigheid. Van de boringen zijn beschrijvingen

gemaakt en de opgeboorde grond is geïnspecteerd op de aanwezigheid van archeologische indicatoren. Daarnaast is gelet op de aanwezigheid van fosfaten (uitgespoelde en neergeslagen organische resten) en cultuurlagen (donkergekleurde bodemlagen, die vaak archeologische indicatoren bevatten). Op basis van de aldus verkregen gegevens kan een verspreidingskaart van de archeologische waarden in een gebied gemaakt worden. Bij ieder bodemonderzoek wordt gestreefd naar een optimale representativiteit. Het onderzoek is echter gebaseerd op het verrichten van een beperkt aantal boringen tot een beperkte diepte. Daardoor blijft het mogelijk dat lokaal archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn, die tijdens het onderzoek niet naar voren komen. Bovendien laten bepaalde archeologische resten, zoals vuursteenvindplaatsen, grafvelden, water-

(20)

Rapport A10–083–I/Archeologisch onderzoek aan de Steekterweg 78a-c te Alphen aan den Rijn (gem. Alphen ad Rijn) 16 en/of beerputten, verkavelingspatronen of andere bijzondere

toevalsvondsten, zich met behulp van grondboringen lastig ontdekken.

Positie boorpunten: De boorpunten zijn op de geplande plaatsen gezet. Boring 002 is drie keer net onder de klinkerverharding gestuit op beton. Deze boring was gepland ter plaatse van de toekomstige insteekhaven op het terrein 78c. De twee boringen aan de voorkant van het gebouw zijn niet verplaatst (bijlage 2). In verband met de beschikbaarheid van de boring uit het DINOloket en de milieukundige boringen is er om ARBO-technische redenen van afgezien om inpandig te boren.

Boormateriaal: Er is met een Edelmanboor met 7 cm diameter tot een diepte van 2 m geboord. Grotere dieptes zijn met een 3 cm guts gezet. Tevens is getracht met een puinboor boring 002 te zetten.

Minimale boordiepte: De minimale boordiepte bedroeg ca. 0,1 m –mv (boring 002, gestuit).

Maximale boordiepte: De maximale boordiepte bedroeg ca. 4,0 m –mv (boringen 001 en 003).

x-,/y-coördinaten boringen gemeten met:

Meetlint vanaf bestaande bebouwing (nauwkeurigheid ca. 0,5 m).

z-coördinaten gemeten met:

Herleid tot het AHN (afwijkingsmarge 6-10 cm).

Boorbeschrijving: Conform NEN 5104 (bijlage 3).

Monsters: Er zijn drie monsters genomen van mogelijk interessante archeologische lagen. De monsters zijn nat gezeefd over een zeef met een maaswijdte van 2 mm om eventuele kleine indicatoren op te sporen.

Resultaten

Resultaten

terreinverkenning: De terreinverkenning heeft geen vondsten opgeleverd. Aangezien nagenoeg het gehele terrein met (beton)tegels en klinkers geplaveid was (zie afb. 2a), was de kans op vondsten laag.

Resultaten

booronderzoek: De bodemopbouw in boring 001 is:

0,0- 0,07 m –mv tegel

0,07-0,45 m –mv zand ophoog

0,45- 0,9 m –mv klei, zandig matig puinhoudend, donkergrijs 0,9- 1,35 m –mv klei, zandig, sterk puinhoudend, grijs 1,35- 2,5 m –mv volledig puin

2,5- 2,9 m –mv zeer fijn zand, zwak humeus en zwak

roesthoudend, donkerbruin

2,9- 3,45 m –mv klei, zwak siltig, sporen hout, grijsbruin, erosief 3,45- 4,0 m –mv klei, zwak zandig, sporen planten, grijszwart,

heterogeen, erosief.

Boring 003:

O,0- 0,07 m –mv tegel

0,07- 0,6 m –mv zand, ophoog

0,6- 0,9 m –mv klei, matig zandig, puinhoudend (sporen), donkerbruin

0,9- 2,15 m –mv klei, matig zandig, sporen planten, grijsbruin 2,15- 2,5 m –mv klei, zwak zandig, matig humeus, donkergrijs 2,5- 3,75 m –mv klei, zandig, plantenhoudend, lichtbruin,

afwisseling van klei- en zandlaagjes

(21)

Rapport A10–083–I/Archeologisch onderzoek aan de Steekterweg 78a-c te Alphen aan den Rijn (gem. Alphen ad Rijn) 17 3,75- 3,9 m –mv zand, kleiig, matig siltig, sporen schelpen, grijs 3,9- 4,0 m –mv klei, matig zandig, sporen schelpen, grijs Het grondwater werd op een diepte van ca. 1,0 m –mv aangetroffen.

Tabel 1: monsterlijst.

monster: boring: diepte in m -mv: bodemlaag: (archeologische) indicatoren: datering:

001 001 0,95-1,35 klei rode baksteen, cement, schelp,

grind/kiezel NT

002 003 0,6-0,9 klei kiezeltjes, baksteenspikkels, schelp, hout ROM–NT

003 003 2,15-2,50 top

geulafzetting schelpen, hout, geen archeologische

indicatoren.

ROM: 12 voor – 450 na Chr.; NT: 1500–heden

Evaluatie en interpretatie van de boringen:

De bodem in de boringen 001 en 003 laat vanaf resp. 2,9 en 2,5 m –mv tot 4,0 m –mv een natuurlijke, gelaagde, opbouw zien. De top van deze laag heeft een scherpe, erosieve overgang. In boring 003 is bovenop deze natuurlijke opbouw (tussen 2,15 en 2,5 m –mv) een pakket matig humeuze, zwak houthoudende, zwak zandige, donkergrijze klei

aangetroffen. Ook hiervan is de overgang scherp. Hiervan is een monster genomen. In boring 001 is tussen 2,5 en 2,9 m –mv zwak siltig, zwak humeus en zwak roesthoudend, donkerbruin zand aangetroffen. In boring 001 is tussen 1,35 en 2,5 m –mv een pakket puin aangetroffen. Naar boven toe (1,35-1,45 m –mv) is een matig tot sterk puinhoudend kleipakket aanwezig. Van het sterk puinhoudende deel (0,9-1,35 m –mv) is een monster genomen. Hierboven bevindt zich ophoogzand. In boring 003 is tussen 2,15 en 0,9 m –mv een pakket matig zandige, grijsbruine klei met sporen plantenresten aangetroffen. Bovenop deze laag tot 0,6 m –mv is een zwak humeuze, donkerbruine kleilaag aanwezig met sporen puin.

Hiervan is een monster genomen. In de milieukundige boringen is over vrijwel het gehele terrein puin aangetroffen in de eerste 1,0 tot 2,0 m –mv.

Ook werd er veel grind aangetroffen in deze puinhoudende lagen. In veel van de boringen stuitte de boringen onder deze verstoorde grond nog op puin of beton. In de boring uit het DINOloket, die in de directe nabijheid gezet is van onderhavige boring 001, wordt geen melding gemaakt van puinhoudende lagen.

De bodemopbouw die in boring 003 werd waargenomen wordt gebruikt als meest de natuurlijke. Het gelaagde zand- en kleipakket in de boringen 001 en 003 (4,0 tot 2,9/2,5 m –mv) wordt geïnterpreteerd als natuurlijke rivierafzettingen (geulafzettingen) van de Oude Rijn behorende tot de Formatie van Echteld. De hierboven gelegen donkergrijze, humeuze zandige kleilaag in boring 003 zou mogelijk een bewoningslaag of oude bodem kunnen zijn. In het monster dat daarvan is genomen zijn geen archeologische indicatoren waargenomen (zie tabel 1). Het matig zandige kleipakket hierboven (2,15-0,9 m –mv) lijkt ook natuurlijk te zijn (Formatie van Echteld). De bodemopbouw hierboven is licht verstoord. De bovenste laag is opgebracht. Het residu uit het monster dat tussen 0,6 en 0,9 m –mv werd genomen laat baksteenpuintjes, mortel/cement, schelpen, hout en kiezel zien (zie tabel 1). De bovenste matig tot geheel puinhoudende lagen van 0,0 tot 2,5 m –mv in boring 001 zijn geheel verstoord. Uit het monster kwam rode baksteen, cement, schelp en grind/kiezel (zie tabel 1). Het baksteen dateert uit de Nieuwe tijd. Het zou te relateren kunnen zijn aan bebouwing die daar volgens oude kaarten heeft gestaan. Echter gelet op het feit dat in vrijwel alle boringen (inclusief de milieuboringen) op de

(22)

Rapport A10–083–I/Archeologisch onderzoek aan de Steekterweg 78a-c te Alphen aan den Rijn (gem. Alphen ad Rijn) 18 onderzoekslocatie puin is aangetroffen lijkt het aannemelijk dat het puin is gebruikt ter verharding van het terrein en geen restanten van een

bouwwerk vertegenwoordigd.

(23)

Rapport A10–083–I/Archeologisch onderzoek aan de Steekterweg 78a-c te Alphen aan den Rijn (gem. Alphen ad Rijn) 19

6 BEANTWOORDING VAN DE ONDERZOEKSVRAGEN

Voorafgaand aan het onderzoek zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld. Deze worden hieronder puntsgewijs beantwoord:

1 Worden archeologische resten in het plangebied verwacht c.q. is op de onderzoekslocatie nog een bodemarchief aanwezig? Zo ja, wat is de verwachting voor de onderzoekslocatie wat betreft aard, datering, omvang en ligging van de archeologische resten?

De verwachting voor het aantreffen van sporen uit de periode Neolithicum–vroege

middeleeuwen (zeer) laag. Dit omdat de onderzoekslocatie vlak aan de oever van de Oude Rijn ligt en de resten uit deze periode zeer waarschijnlijk allemaal zijn verspoeld/geërodeerd. Uit deze perioden kunnen losse vondsten (verspoeld) worden aangetroffen. Vanwege de ligging aan een ontginningslint/ dijk en de verzanding van de Oude Rijn vanaf de 12e eeuw is de

verwachting op grondsporen en vondsten uit de late middeleeuwen hoog. Gelet op de resultaten van de historisch–geografische analyse geldt voor resten van bebouwing uit de Nieuwe tijd ook een hoge archeologische verwachting.

2 Verschilt de in het veld aangetroffen bodemopbouw van de onderzoekslocatie met de volgens het bureauonderzoek te verwachten bodemopbouw? Zo ja, in welke mate?

De bodemopbouw komt, in boring 003, overeen met de te verwachten bodemopbouw (rivierklei en rivierzand, Formatie van Echteld). Boring 002 stuitte onder de klinkerbestrating gelijk op beton. De bodemopbouw in boring 001 is tot 2,5 m –mv verstoord en tussen 1,35 en 2,5 m –mv was een pakket bestaande uit alleen maar puin/ baksteen aanwezig.

3 Wat is de mate van verstoring van de bodemopbouw op de onderzoekslocatie?

Ter plaatse van boring 001 is de grond tot 2,5 m –mv verstoord. Boring 002 is drie keer gestuit op beton. Boring 003 is tot 0,9 m –mv verstoord.

4 Zijn er aanwijzingen voor intacte archeologische (vondstrijke) nederzettingen?

De verspreiding over de onderzoekslocatie van de puinhoudende boringen (incl. de

milieuboringen) duidt eerder op een opgebrachte laag te verharding van de ondergrond dan op restanten van oude bebouwing.

5 Dient de archeologische verwachting te worden aangepast?

Op basis van de resultaten van dit onderzoek kan de archeologische verwachting voor sporen uit de late middeleeuwen en de Nieuwe tijd naar beneden worden bijgesteld.

6 In welke mate worden eventueel aanwezige archeologische resten als gevolg van de voorgenomen plannen bedreigd?

Met uitzondering van de puinhoudende verhardingslaag zijn tijdens dit booronderzoek geen archeologische resten aangetroffen die door de voorgenomen bodemingrepen zouden kunnen worden bedreigd.

7 Hoe kan een verstoring als gevolg van de geplande activiteiten door planaanpassing tot een minimum worden beperkt?

Niet van toepassing.

(24)

Rapport A10–083–I/Archeologisch onderzoek aan de Steekterweg 78a-c te Alphen aan den Rijn (gem. Alphen ad Rijn) 20

7 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN

Conclusies: De opdrachtgever is voornemens ter plaatse van de onderzoekslocatie de huidige bebouwing te slopen en er zeven nieuwe woningen en een nieuwe insteekhaven te realiseren. Hiertoe is door ArcheoMedia BV, in opdracht van G. Bruijnes Projectontwikkeling BV, een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek in de vorm van een karterend

booronderzoek uitgevoerd.

De resultaten van het bureauonderzoek en het inventariserende veldonderzoek geven geen aanleiding tot aanpassingen in de voorgenomen bouwplannen op de onderzoekslocatie.

Aanbevelingen: Op basis van dit booronderzoek wordt een archeologisch

vervolgonderzoek op de onderhavige onderzoekslocatie niet noodzakelijk geacht.

Met betrekking tot deze aanbeveling dient contact te worden opgenomen met de bevoegde overheid.

Booronderzoek is gebaseerd op het verrichten van een beperkt aantal boringen tot een beperkte diepte. Daardoor blijft het mogelijk dat lokaal archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn, die tijdens het onderzoek niet naar voren komen. Bovendien laten bepaalde

archeologische resten, zoals vuursteenvindplaatsen, grafvelden, water- en/of beerputten, verkavelingspatronen of andere bijzondere

toevalsvondsten, zich met behulp van grondboringen lastig ontdekken.

Daarom is de kans aanwezig dat (vondstarme) archeologische sporen en vondsten in de bodem aanwezig zijn en dat deze in de uitvoeringsfase van toekomstige bodemingrepen aan het licht komen. Voor dergelijke vondsten bestaat een wettelijke meldingsplicht ex artikel 53 van de Monumentenwet 1988 en de Wet op de archeologische monumentenzorg. Bij

graafwerkzaamheden dient men dan ook attent te zijn op eventuele vondsten. De opdrachtgever verplicht de aannemer(s) om attent te zijn op eventuele vondsten en/of sporen tijdens de werkzaamheden en verplicht hen archeologische vondsten onverwijld te melden bij de bevoegde overheid.

(25)

Rapport A10–083–I/Archeologisch onderzoek aan de Steekterweg 78a-c te Alphen aan den Rijn (gem. Alphen ad Rijn) 21

GERAADPLEEGDE BRONNEN EN LITERATUUR

Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN), geraadpleegd oktober 2010 via http://www.ahn.nl/.

Archeologische Monumentenkaart (AMK), geraadpleegd oktober 2010 via ARCHIS.

Archeologische waarnemingen en vondstmeldingen, geraadpleegd oktober 2010 via ARCHIS.

Berkenrode, Floris Balthasars van & Balthasar Floriszoon, 1615: Caertboeck van Rynland, kaartblad Polder Steekt en Rijnevelt. Via www.geschiedenisvanzuidholland.nl, en www.watwaswaar.nl, beiden geraadpleegd oktober 2010

Bodemkaart van Nederland 1:50.000, 1969: Blad Utrecht, 31 West. Den Haag.

Bonneblad 1900, geraadpleegd via ARCHIS, oktober 2010.

Cultuur historische Hoofdstructuur Zuid-Holland, geraadpleegd via www. geo.zuid-holland.nl oktober 2010.

Bolstra, M., 1741: Rijnland. Oude kaarten uit de collectie van het Hoogheemraadschap van Rijnland, collectienummer A-1208.

Deeben, J.H.C. (red.), 2008: De Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden, derde generatie, Amersfoort (Rapportage Archeologische Monumentenzorg, 155).

Fockema Andreae, S.J., 1982: Hoogheemraadschap van Rijnland. Zijn recht en zijn bestuur van den vroegsten tijd tot 1857. Alphen aan den Rijn.

Gedeputeerde Staten van Zuid–Holland, 2007: Nota Regels voor Ruimte, d.d. 08-03-2005, bijgewerkt 01-01-2007, geraadpleegd via http://www.zuid-holland.nl.

Geologische overzichtskaart van Nederland, 1:600.000, geraadpleegd oktober 2010 via http://www.nlog.nl/dinoLks/download/maps/resources/geologicalMap.pdf.

Kadasterkaart (minuutplan) 1811-1830. Kaart Alphen, Zuid- Holland, sectie C blad 02. geraadpleegd via www. watwaswar.nl.

Kok, R.S., 2001: Archeologische inventarisatie Alphen aan den Rijn. Alphen aan den Rijn.

Komet, B., 2006: Verkennend bodemonderzoek Steekterweg 78 A t/m C Alphen aan den Rijn. (project 06-8100-1074), Schagen.

Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.1, januari 2007, Zoetermeer.

Luchtfoto atlas Zuid–Holland, kaartblad 49 Zwammerdam, fotonummer 10-460, opnamedatum 29 mei 2003.

Stenvert, R., Kolman, C., Ginkel-Meester, S. van, Stades-Vischer, E., Broekhoven, S., 2004:

Monumenten in Nederland, Zuid-Holland. Zwolle, Zeist.

Tielhof, M. van, en P.J.E.M. Van Dam 2006: Waterstaat in stedenland. Het hoogheemraadschap van Rijnland voor 1857. Utrecht.

Topografische Kaart 1:25.000, 1950, 1959, 1969, 1981, 1988 en 1992: Alphen aan den Rijn, kaart 31C.

Topografisch Militaire Kaart (bonneblad – kleur), 1875, 1899, 1911 en 1919 en 1926. Boskoop, kaartnummer 442. Geraadpleegd via www.watwaswaar.nl.

(26)

Rapport A10–083–I/Archeologisch onderzoek aan de Steekterweg 78a-c te Alphen aan den Rijn (gem. Alphen ad Rijn) 22 Topografisch Militaire Kaart (nettekening), 1830-1850: Kaart 31_3rd. Geraadpleegd via

www.watwaswaar.nl.

Topografisch Militaire Kaart (veldminuut), 1849 Boskoop Kaartnummer 442. Geraadpleegd via www.watwaswaar.nl.

Vingboons 1670. In. W. van Tuyl,1998: Het ambacht Zwammerdam. Een bijdrage tot de geschiedenis van zijn vorming en zijn bestuur. Hilversum.

www.groenehartarchieven.nl, geraadpleegd oktober 2010.

www.watwaswaar.nl, geraadpleegd oktober 2010.

www.google-Earth, opname d.d. 05-03-2005, geraadpleegd oktober 2010.

(27)

Rapport A10–083–I/Archeologisch onderzoek aan de Steekterweg 78a-c te Alphen aan den Rijn (gem. Alphen ad Rijn) 23

BEGRIPPEN EN AFKORTINGEN

AMK Archeologische MonumentenKaart. Een kaart waarop vastgestelde archeologische monumenten zijn vermeld.

Archeologische Indicatief archeologisch materiaal, zoals houtskool, verbrande leem, aardewerk en indicator/indicatie bot, dat bij (boor)onderzoek een aanwijzing kan zijn voor de aanwezigheid, ter

plaatse of in de nabijheid, van een archeologische vindplaats (definitie KNA).

ARCHIS Archeologisch InformatieSysteem. Een archeologische database van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) waarin alle onderzoeks- en vondstmeldingen in Nederland geregistreerd staan.

Bevoegde overheid De overheid, die het selectiebesluit neemt, het Programma van Eisen laat opstellen en goedkeuring verleent aan een eventueel ontwerp (definitie KNA).

CHS Cultuurhistorisch HoofdStructuur. Een verzameling van overzichtskaarten van archeologische, geologische, historische en landschappelijke waarden voor verscheidene regio’s in Nederland.

Complex Een uit meerdere met elkaar in ruimte, tijd en functioneel opzicht samenhangende structuren en/of individuele sporen (definitie KNA).

Cultuurlaag Een licht tot sterk humeuze oude bewoningslaag of afvallaag, ontstaan door menselijke activiteit, met archeologische indicatoren.

CCvD Archeologie Centraal College van Deskundigen Archeologie.

DGPS Differential Global Positioning System. Meetapparatuur die via satellieten de exacte coördinaten van een locatie inmeet.

Ex situ buiten de context van de vindplaats.

(Grond)spoor een ruimtelijk duidelijk begrensbaar verschijnsel ontstaan door menselijke activiteit (bijvoorbeeld een paalkuil, lijksilhouet of muur) of natuurlijke oorsprong (bijvoorbeeld een boomval). Binnen een spoor kunnen verschillende, duidelijk te onderscheiden eenheden voorkomen (definitie KNA).

IKAW Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden. Een op geologische structuren gebaseerde kaart van archeologische waarden.

In situ ter plekke of binnen de context van de vindplaats.

KNA Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

m -mv meter onder het maaiveld.

m -NAP meter onder Normaal Amsterdams Peil (: officieel peilmerk).

PvE Programma van Eisen, goedgekeurd door de bevoegde overheid en de basis van archeologisch onderzoek. Het geeft de probleemstelling en de doelen van de te verrichten werkzaamheden van de vindplaats aan en formuleert de daaruit af te leiden eisen aan het uit te voeren werk.

RCE Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

(28)

Rapport A10–083–I/Archeologisch onderzoek aan de Steekterweg 78a-c te Alphen aan den Rijn (gem. Alphen ad Rijn) 24

OVERZICHT VAN GEOLOGISCHE EN ARCHEOLOGISCHE PERIODEN

Bron: Toelichting bij de Geologische Kaart van Nederland 1:50.000 blad Gorinchem West.

Rijks Geologische Dienst, Haarlem

(29)

Bijlage bij rapport A10–083–I / Archeologisch onderzoek aan de Steekterweg 78a-c te Alphen aan den Rijn

BIJLAGE 1 Nieuwbouwplan

(bron: opdrachtgever, 2010)

(30)
(31)
(32)
(33)

Bijlage bij rapport A10–083–I / Archeologisch onderzoek aan de Steekterweg 78a-c te Alphen aan den Rijn

BIJLAGE 2

Boorpuntenkaart

(34)
(35)

Bijlage bij rapport A10–083–I / Archeologisch onderzoek aan de Steekterweg 78a-c te Alphen aan den Rijn

BIJLAGE 3

Boorstaten

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

V16: Verwacht u dat de omzet van de multifunctionele takken op uw bedrijf de komende 5 jaar gaat stijgen, gelijk zal blijven of zal dalen.. Beantwoord: 7

Dit ruime 3-kamer appartement welke onderdeel uit maakt van een kleinschalig appartementenge- bouw met lift heeft werkelijk een prachtig uitzicht vanuit de woonkamer..

De verkopende makelaar vertegenwoordigt de belangen van de verkoper. Hij zal de verkoper adviseren tijdens het verkoopproces. De verkopende makelaar kan en mag daarom

Voorliggend plan maakt echter geen nieuwe woningen meer mogelijk, maar herstelt enkel de eerder door de Afdeling vernietigde plandelen voor bestaande functies in het gebied3.

Waarborgsom: tot zekerheid van verkoper voor nakoming van de verplichtingen door koper dient koper uiterlijk binnen 5 weken na tot stand komen van de koopovereenkomst een

Tijdens deze besprekingen worden onder andere casussen die via Schuldhulpverlening bij GeldZorg zijn aangemeld en die te complex zijn om door GeldZorg te worden begeleid aan

Sinds 2018 zien we een groei van +20% in CE-initiatieven bij bestaande en nieuwe bedrijven op bedrijventerreinen en deze groei versnelt (bron: Database Locatiebeslissingen

- Er is een zelfbewoningsverplichting, welke als kettingbeding zal worden opgenomen - Het is niet toegestaan om de woning binnen 3 jaar weer door te verkopen. U krijgt als huurder