Algemene Rekenkamer
Lange Voorhout 8
Aan de heer H.G.J. Kamp en Postbus 20015
de heer drs. W.J. Bos 2500 EA Den Haag
T 070-3424344
Binnenhof 1A
F 070-3424130
DEN HAAG E voorlichting@rekenkamer.nl
w www.rekenkarner.ril
DATUM 21 september 2012
BETREFT Informatie nieuw kabinet
Mijne heren,
Graag brengen wij drie onderwerpen onder uw aandacht die van belang zijn voor de komende kabinetsperiode en daarmee voor uw werkzaamheden als informateurs. Het betreft onderwerpen waar de Algemene Rekenkamer vanuit haar wettelijke taak grote zorgen over heeft: de beheersbaarheid van collectieve uitgaven, het zicht op de risico’s voor de overheidsfinanciën en het gebrek aan verantwoording.
Beheersbaarhejd van collectieve uitgaven
De verwachting is dat het aanstaande kabinet zich gesteld ziet voor aanvullende bezuinigingen. Deze zullen gevolgen hebben voor de kwaliteit en de omvang van de publieke voorzieningen en de diensten van de overheid. Om ervoor te zorgen dat burgers en bedrijven weten waar ze aan toe zijn en dat de Tweede Kamer haar controlerende taak goed kan vervullen, moet het kabinet duidelijk maken wat de budgettaire en maatschappelijke effecten zijn van bezuinigingsmaatregelen.
Met de 30 Miljard monitor geeft de minister van Financiën halfjaarlijks inzicht in de budgettaire effecten van de bezuinigingen, maar over de maatschappelijke effecten is weinig informatie beschikbaar. Wij roepen via u het nieuwe kabinet op om bij een nieuwe bezuinigings-ronde een vervolg te geven aan de 30 Miljard monitor en daarbij ook inzicht te bieden in de maatschappelijke effecten.
Bij het doorvoeren van bezuinigingen kan de zorgsector niet buiten beschouwing worden gelaten. De zorguitgaven groeien sneller dan het bruto binnenlands product (BBP). In 2011 was met de uitgaven in de zorg een bedrag gemoeid van ongeveer
UW KENMERK
ONS KENMERK 12006816 R
BIJLAGEN 1
€ 59 miljard. In 2002 was dit nog € 38 miljard. Het kabinet stelt per kabinetsperiode de 2/4
omvang van de zorguitgaven vast in het Budgettair Kader Zorg (BKZ) en dit wordt telkens overschreden. De Tweede Kamer ontvangt daarover geen actuele en eenduidige informatie, zo constateerden wij in ons rapport Uitgavenbeheersing in de zorg
(november 2011). De minister van VWS heeft te weinig inzicht in de ontwikkeling van de zorguitgaven en heeft weinig mogelijkheden om deze uitgaven te beheersen. De meeste tegenvallers worden pas geruime tijd nadat zij zich hebben voorgedaan, opgemerkt. Er is onvoldoende zicht op de achterliggende oorzaken.
Dit speelt ook bij de sociale zekerheid. Hiermee was in 2011 een bedrag van
€ 69 miljard gemoeid. In 2002 was dit nog € 53 miljard. Dat zijn de uitgaven die onder de budgetdisciplinesector Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt vallen (SZA). In de afgelopen jaren volgden de hervormingen in de sociale zekerheid elkaar in een hoog tempo op. Zo bevatten de Bestuursafspraken 2011-2015 voorgenomen hervormingen, taakstellingen en bezuinigingen voor de sociale zekerheidssector. De sector is op alle mogelijke manieren in beweging, zonder dat de gevolgen voor de financiële beheersing
— via rijksuitgaven of via premies- duidelijk zijn.
De kosten voor de zorg en de sociale zekerheid nemen toe en de organisatiestructuren worden steeds complexer. Om de uitgaven voor beide sectoren beheersbaar te maken en de Tweede Kamer er meer inzicht in te bieden is het nodig verantwoordelijkheden, geldstromen, begrotings-, informatie- en verantwoordingsarrangementen ingrijpend te verbeteren. Dat vergt aanpassingen van alle betrokkenen. Wij pleiten met klem voor een samenhangende operatie Comptabel Bestel voor de zorg en voor de sociale
zekerheid. Dit is dringend noodzakelijk om de financiële verantwoording weer op orde te krijgen en om de maatschappelijke effecten van maatregelen zichtbaar te maken.
Zicht op risico’s voor de overheidsfinanciën
Het inzicht in de risico’s voor de overheidsfinanciën laat te wensen over. In onze publicatie Risico’s voor de Overheidsfinanciën —Inzicht en beheersing (juni 2012) constateren we dat het in de reguliere verantwoordingsinformatie voor het parlement ontbreekt aan een eenduidig overzicht. Tegelijkertijd stellen we vast dat deze risico’s steeds verder toenemen: de omvang van de expliciete garanties van de overheid zijn de laatste jaren verdubbeld (van 42% BBP in 2008 tot 77% BBP in 2011), de aan
vergrijzing gerelateerde uitgaven lopen sterk op en de verwachte groei van de economie is bescheiden. Daarnaast staat het Rijk ook nog impliciet garant, vooral binnen de financiële sector. Het is van belang dat de minister van Financiën deze risico’s integraal en periodiek in beeld brengt en dat het komende kabinet strategieën
ontwikkelt om op (middel)lange termijn de risico’s voor de overheidsfinanciën te
verminderen. Het verheugt ons dat de minister van Financiën hier uitgebreid bij stilstaat in de Miljoenennota 2013.
Gebrek aan verantwoording
Uit ons jaarlijkse verantwoordingsonderzoek blijkt dat de rechtmatigheid van de overheidsuitgaven in ons land goed is. Toch zien we nog een aantal tekorten in de verantwoording, zowel binnen Nederland als op Europees niveau.
In eigen land zien we in toenemende mate een overdacht van taken van de
rijksoverheid aan gemeenten en provincies. Bij het verplaatsen van taken naar andere overheden hoort ook het verplaatsen van geld. Het is van belang dat het nieuwe kabinet duidelijk aangeeft wat het voor dit budget van de medeoverheden verwacht. Ook dient de verantwoording over de uitgaven in orde te zijn. Wij zien dat er onvolkomenheden zijn in de controle van de verantwoordingsinformatie die het Rijk ontvangt van gemeenten en provincies over de door hen ontvangen specifieke uitkeringen.
Daarnaast is bij de decentralisatie van taken en budgetten vaak niet duidelijk wie waar verantwoordelijk voor is. Toch moet het voor burgers, organisaties en Tweede Kamer duidelijk zijn waar een minister wel of niet over gaat.
We hechten eraan dat de reikwijdte van de ministeriële verantwoordelijkheid steeds helder is bij:
1. de inning en besteding van publieke middelen op rijksniveau;
2. de uitvoering van publieke taken;
3. de bedrijfsvoering van het Rijk.
Wij vinden dat de minister te allen tijde aanspreekbaar is op en verantwoording moet kunnen afleggen over de inning en besteding van publieke middelen (begrotingsgeld, premies en tarieven) en over de wettelijke taakuitvoering. Deze verantwoordelijkheid geldt ook als de wettelijke taakuitvoering en/of de inning en besteding van de middelen door derde partijen plaatsvindt. De minister blijft dan altijd ten minste systeem verantwoordelijk; dit brengt met zich mee dat hij altijd over voldoende informatie moet beschikken en moet kunnen ingrijpen als dat nodig is.
Niet alleen in Nederland zien we mogelijkheden om de verantwoording te verbeteren, ook op Europees niveau zijn verbeteringen mogelijk.
Om de huidige Europese economische en financiële crisis en specifiek de gevolgen daarvan in een aantal eurolanden het hoofd te bieden zijn door de EU verschillende
financiële steunmaatregelen in het leven geroepen. In dit verband pleiten wij voor een goede organisatie van de verantwoording over de financiering van landenprogramma’s via het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM). Zorg dat je bij het voorbereiden van maatregelen meteen voldoende aandacht hebt voor de controle op die maatregelen én de verantwoording daarover.
Dit geldt eveneens voor de andere maatregelen van de EU om de crisis te bestrijden.
Het gaat daarbij onder meer om goed toezicht op de nationale begrotingen van de lidstaten, om beleid om economische prioriteiten te halen (EU-2020) en om beter toezicht op de financiële sector. Zorg dat Europa van tevoren regelt hoe we later kunnen vaststellen of de maatregelen hun beoogde werking hebben. Wat hier gebeurt bepaalt immers in hoge mate de toekomst van de betrokken landen — dus ook van Nederland — voor de komende tien jaar.
In het verlengde hiervan pleiten we voor harmonisatie van verslaggevingsregels binnen de Europese Unie. Op dit moment is er nog geen gelijkschakeling van de regels
waarlangs de jaarverslagen van Europese overheden worden opgesteld. Hierdoor kunnen landen geen volledig en betrouwbaar beeld krijgen van elkaars financiële positie. Harmonisatie van verslaggevingsregels zorgt voor internationale vergelijk baarheid, kwaliteitsverbetering en transparantie en draagt bij aan betere
besluitvorming.
Tot slot
Wij maken deze brief openbaar op www.rekenkamer.nl en sturen een afschrift van deze brief aan de lijsttrekkers van partijen in de Tweede Kamer en aan een aantal kennis- instituten en adviesorganen. Een overzicht van geadresseerden treft u hierbij aan.
Wij wensen u succes bij uw taak en zijn vanzelfsprekend altijd bereid u daarbij terzijde te staan.
Algemene Rekenkamer
/~.1
Gerrit de Jong, dr. Ellen M.A. van Schoten RA,
wnd. president secretaris
Overzicht van de adressanten die een kopie van deze brief ontvangen:
Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid De heer prof. dr. J.A. Knottnerus
Centraal Planbureau
De heer prof. dr. C.N. Teulings
Sociaal en Cultureel Planbureau De heer prof. dr. P. Schnabel
Nationale ombudsman
De heer dr. A.F.M. Brenninkmeijer
Raad van State
De heer mr. J.P.H. Donner
Sociaal-Economische Raad De heer ir. W. Draijer
Tweede Kamer der Staten-Generaal:
De heer drs. M. Rutte De heer ir. D.M. Samsom De heer G. Wilders
De heer mr. S. van Haersma Buma De heer E.G.M. Roemer
De heer drs. A. Pechtold Mevrouw drs. J.C.M. Sap De heer drs. A Slob De heer H.C.M. Krol Mevrouw mr. M.L. Thieme De heer mr. C.G. van der Staaij