Herinnering
Als u, v vectoren zijn in R2, u = hu1, u2i, v = hv1, v2i, dan is huninwendig product gelijk aan u1v1 + u2v2.
Als u, v vectoren zijn in R3, u = hu1, u2, u3i, v = hv1, v2, v3i, dan is hun inwendig product, analoog genoteerd, gelijk aan u1v1 + u2v2 + u3v3.
Notatie u • v
Met behulp van de cosinusregel is het mogelijk om aan te tonen dat
u • v = |u||v| cos θ,
waarbij θ de hoek is tussen de vectoren u en v.
De richtingsafgeleide
Laat f een functie zijn op D ⊂ R2, (a, b) ∈ D en u = hu1, u2i een vector met lengte 1.
Als lim
h→0
f (a + hu1, b + hu2) − f (a, b)
h bestaat en
gelijk is aan L dan heet L derichtingsafgeleide van f in (a, b) in de richting van u.
Notaties
Duf (a, b) = ∂f
∂u(a, b)
Veronderstel nu dat f continue, eerste orde, parti¨ele afgeleiden heeft op D en laat g(t) = f (a + tu1, b + tu2).
Dan is Duf (a, b) = lim
h→0
f (a + hu1, b + hu2) − f (a, b)
h =
h→0lim
g(h) − g(0)
h = g0(0).
Verder geeft toepassing van de kettingregel dat
g0(t) = f1(a + tu1, b + tu2)u1 + f2(a + tu1, b + tu2)u2 en dus
Duf (a, b) = g0(0) = f1(a, b)u1 + f2(a, b)u2.
Blijkbaar
Duf (a, b) = hf1(a, b), f2(a, b)i • hu1, u2i = hf1(a, b), f2(a, b)i • u De vector hf1(a, b), f2(a, b)i wordt de gradi¨ent van f in (a, b) genoemd.
Notaties
gradf (a, b) = ∇f (a, b)
Dus
Duf (a, b) = ∇f (a, b) • u
Eigenschappen van de gradi¨ ent
De functie f stijgt in (a, b) het snelst in de richting van
∇f (a, b) en daalt het snelst in tegenovergestelde richting.
∇f (a, b) is een vector loodrecht op de hoogtelijn van f door (a, b).
Als C een hoogtelijn is van f en (a, b) is een punt op C dan is ∇f (a, b) • hx − a, y − bi = 0 een vergelijking van de raaklijn aan C in (a, b).
∇f (a, b) • hx − a, y − bi = 0 ⇔ f1(a, b)(x − a) + f2(a, b)(y − b) = 0.
Herinnering
Als f : (a, b) → R een differentieerbare functie is en
f neemt een lokaal extreem aan in c ∈ (a, b) dan f0(c) = 0.
Als f : (a, b) → R een differentieerbare functie is op (a, b) en f0(c) = 0 voor zekere c ∈ (a, b) dan kan f in c dus een lokaal extreem aannemen.
Als f een functie is met continue, eerste orde, parti¨ele afgeleiden op een open cirkelschijf D ⊂ R2 en f neemt in (a, b) een lokaal extreem aan dan f1(a, b) = f2(a, b) = 0.
Als f : D → R een functie is met continue, eerste orde, parti¨ele afgeleiden en f1(a, b) = f2(a, b) = 0 dan kanf in (a, b) dus een lokaal extreem aannemen.
Punten (a, b) met de eigenschap dat f1(a, b) = f2(a, b) = 0 hetenstationaire punten.
Herinnering
Laat f : (a, b) → R een twee maal differentieerbare functie zijn met f0(c) = 0 voor zekere c ∈ (a, b).
Dan neemt f in c
een lokaal maximum aan als f00(c) < 0 en een lokaal minimum als f00(c) > 0.
Als f : [a, b] → R een continue functie is dan neemt f in [a, b]
een globaal maximum en minimum aan.
De determinant van Hesse
Laat f een een functie zijn met continue, tweede orde, parti¨ele afgeleiden op een open cirkelschijf D ⊂ R2 en
f1(a, b) = f2(a, b) = 0 voor zekere (a, b) ∈ D.
Laat verder DH(a, b) = f11(a, b)f22(a, b) − {f12(a, b)}2. Dan neemt f in (a, b)
een lokaal maximum aan als f11(a, b) < 0 en DH(a, b) > 0 een lokaal minimum aan als f11(a, b) > 0 en DH(a, b) > 0.
Als f een een continue functie is op een begrensde en gesloten deelverzameling D ⊂ R2 dan neemt f in D een globaal
maximum en minimum aan.
Als DH(a, b) < 0 dan heet (a, b) een zadelpunt.
Herinnering
Laat f : [a, b] → R een continue functie zijn die differentieerbaar is op (a, b) .
De (globale) extrema van f in [a, b] worden gevonden door:
de stationaire punten in (a, b) te bepalen, de extrema op de rand van [a, b] en hetgeen gevonden is te combineren.
Laat f een continue functie zijn op een begrensde en gesloten deelverzameling D ⊂ R2 waarvan de eerste orde parti¨ele afgeleiden bestaan en continu zijn op het inwendige van D.
De (globale) extrema van f in D worden gevonden door:
de stationaire punten in het inwendige van D te bepalen, de extrema op de rand van D en
hetgeen gevonden is te combineren.