• No results found

Trou moet blijcken. Bronnenuitgave van de boeken der Haarlemse rederijkerskamer ‘de Pellicanisten’. Deel 4: Boek D · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Trou moet blijcken. Bronnenuitgave van de boeken der Haarlemse rederijkerskamer ‘de Pellicanisten’. Deel 4: Boek D · dbnl"

Copied!
738
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

de boeken der Haarlemse rederijkerskamer

‘de Pellicanisten’. Deel 4: Boek D

editie W.N.M. Hüsken, B.A.M. Ramakers en F.A.M. Schaars

bron

Trou moet blijcken. Bronnenuitgave van de boeken der Haarlemse rederijkerskamer ‘de Pellicanisten’. Deel 4: Boek D (eds. W.N.M. Hüsken, B.A.M. Ramakers en F.A.M. Schaars).

Uitgeverij Quarto, Assen 1994

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_tro001fams04_01/colofon.htm

© 2009 dbnl / W.N.M. Hüsken / B.A.M. Ramakers / F.A.M. Schaars

(2)

Voorwoord

Zoals het eerste exemplaar van Deel 3: Boek C op 25 juni 1993 aan prof. dr W.M.H.

Hummelen aangeboden kon worden bij zijn afscheid van de Vakgroep Nederlands Katholieke Universiteit Nijmegen, zo kon de redactie op 17 december 1993 het eerste exemplaar van Deel 4: Boek D aan prof. dr G.R.W. Dibbets aanbieden bij gelegenheid van het officieel aanvaarden van de bijzondere leerstoel Geschiedenis van de Nederlandse grammatica in Westeuropese context. Zonder de andere leden van de Adviesraad, prof. dr H. van Dijk en prof. dr H. Pleij ook maar iets te kort te willen doen meent de redactie op deze wijze haar waardering en dankbaarheid tot uitdrukking te mogen brengen aan de twee Nijmeegse leden van de adviesraad omdat zij niet alleen bij het tot standkomen van deze bronnenuitgaven maar ook bij de gehele wetenschappelijke filologische ontwikkeling van de redactie een eminente rol hebben gespeeld.

Afschrijver van Boek D van de collectie toneelspelen van de Haarlemse

rederijkerskamer Trou Moet Blijcken is een zekere Adriaen Lourisz Lepel. Ook de boeken E, F en I zal hij verder voor zijn rekening nemen. In meer dan één opzicht wijkt zijn orthografische praktijk af van wat we tot dusverre bij de afschrijvers van Trou Moet Blijcken hebben gezien. Zeer vaak maakt hij in Auslautpositie gebruik van een ligatuur voor 'e' of 'en'. We lossen deze in onze transcripties op zonder de desbetreffende letter(s) te cursiveren. Voor een verantwoording van transcripties als 'uws', 'uwen' en 'bailluw' waar Lepel 'ws', 'wen', resp. 'baillw' schrijft, verwijzen we naar de transcriptieregels, hieronder op blz. 8-9.

Boek D is helaas niet volledig bewaard gebleven. De eerste beschreven bladzijde draagt het folium-nummer 29. Volgens een register van spelen, opgenomen in Boek R (fol. 1r-10r), zouden de voorafgaande bladzijden de tekst hebben bevat van een 'spel van sinnen genaempt Ecce Homo'. Ook het begin van de tweede tekst, Lauris Jansz' spel van Vrou Lorts, is niet ongeschonden overgeleverd. Zeker meer dan de helft oftewel, volgens een telling van de afschrijver zelf, minstens 510 van de 943 verzen, ontbreken. Hetzelfde geldt, gelukkig in wat mindere mate, voor het derde spel, Lauris Jansz' Lieft Boven Al. Hier is van de proloog slechts één bladzijde bewaard gebleven (fol. 35v), terwijl van de opening van het eigenlijke spel ongeveer 233 verzen zijn verloren gegaan (fol. 36r-39v). Voor de rest is dit handschrift compleet. Een dubbele foliëring treffen we aan bij nummer 51. Tussen fol. 153 en 154 bevindt zich een ongenummerd beschreven blad. Om verwarring te voorkomen hebben we het 153bis genoemd. Na fol. 94v. begint Lepel opnieuw bij nummer 92.

Daarmee ontstaan in de door ons toegevoegde telling (tussen rechte haken in de linker marge) dus zes opeenvolgende gevallen van bis-nummers. Zoals Hummelen reeds in zijn Repertorium van het Rederijkersdrama, 1500-ca. 1620 (Assen 1968, blz. 74) aantekende, is fol. 101 voorin het manuscript als schutblad gebruikt; fol.

100v is onbeschreven gebleven.

In 1941 gaf N. van der Laan in Noordnederlandse Rederijkersspelen (Amsterdam:

N.V. Uitgevers-Mij. 'Elsevier') gemoderniseerde versies uit van Meestal Verjaecht

Nering (blz. 73-114) en van Jesus onder die Leeraers (blz. 115-166). Beide zijn van

(3)

Deze uitgave heeft tot doel een ruim publiek kennis te laten maken met de teksten van de verzameling Trou Moet blijcken. De editeurs hopen met het samenbrengen van een facsimile en een transcriptie van de spelen twee categorieën lezers van dienst te zijn: de gespecialiseerde vakbeoefenaar, maar naast deze ook de geïnteresseerde student. De individuele gebruiker bepaalt zelf of hij het meest gebaat is bij de facsimile, bijvoorbeeld als uitgangspunt voor eigen tekstkritische arbeid, of dat hij het meest geholpen is met een moderne transcriptie, die de hoogste drempel voor een nadere kennismaking met de spelen, het zestiende-eeuwse schrift, heeft geslecht. De editeurs oordelen dat een editie in de boven beschreven opzet voldoende aan de bestaande belangstelling voor de collectie Trou Moet Blijcken tegemoet komt en dat ze die belangstelling wellicht zal vergroten. Aangezien de gebruiker met behulp van de facsimiles de bron zelf kan raadplegen, hebben wij ons in de transcripties onthouden van diplomatisch commentaar. Vandaar ook het woord bronnenuitgave als benaming van de soort in de ondertitel van deze publikatie.

We geven de in de handschriften aangetroffen formuleringen precies weer zoals ze door het oog waargenomen worden, dus inclusief alle verschrijvingen. Voor een volledige verantwoording van onze werkwijze in dit opzicht verwijzen we naar de 'Uitgangspunten voor de facsimile en de transcriptie van de boeken van Trou Moet Blijcken' in Deel 1: Boek A, p. 9-13, waarin wij ons diplomatisch principe historisch verantwoorden. We volstaan hier met een samenvattende presentatie. In de praktijk komen de transcriptieregels op het volgende neer:

1. De grondregel is dat getranscribeerd wordt, wat met het blote oog wordt waargenomen. Op dit principe zijn de volgende aanvullingen gemaakt:

a) De spelling van ondermeer de allografemen u/v, i/j, uu/w, y/ij, korte s/lang s, wordt genormaliseerd. Ook de spelling van de hoofdletters I, J, V en U wordt genormaliseerd naar het moderne moderne woordbeeld op grond van de potestas van de gebruikte letter. Zie voor de daarbij geldende overwegingen de eerder vermelde 'Uitganspunten' in Deel 1: Boek A. Abbreviaturen worden opgelost en door middel van cursiveringen verantwoord.

Nota: Bij de transcriptie van teksten die door Ardiaen Lourisz. Lepel

zijn afgeschreven behoeft deze regel een verfijning. Het betreft de

figura w die bij een strikt-diplomatische transcriptie onder alle

omstandigheden als w gehandhaaft blijft, maar die zoals gezegd

op historische argumenten met een beroep op de potestas zowel

door uu als door w weergegeven kan worden. (Zie: Deel 1: Boek

A; Aanvulling in de delen 2 en 3: Boek B en Boek C, pp.11-12). De

figura w levert dan het voor moderne ogen ongewone maar nog

wel aanvaardbare teken w op als de potestas van dat teken dit

vereist. Er hoeft van de kant van de editeurs niet ingegrepen te

worden bij lettercombinaties als trow (fol. 166v, regel 160), vrow

(fol. 152v, regel 215) en naw (fol. 32v, regel 349). Immers de

potestas van de figura w bestaat in die lettercombinaties uit één

klank. Men neme er nota van dat Lepel op diverse plaatsen ook

schrijft ou en ouw, bijvoorbeeld bouman (fol. 104v, regel 236) en

ontfouwen (fol. 104r, regel 179).

(4)

Omdat de editeurs zich een bronnenuitgave van de teksten van Trou Moet Blijcken ten doel stellen, is een aantal normaliseringen met het oog op de regels van het moderne tekensysteem vanaf Deel 1: Boek A in acht genomen. De in deze alinea bedoelde verfijning betreft de figura w in lettercombinaties als wen, wus en baillw waar de potestas niet uit één klank kan bestaan. Bedoeld is hier immers de potestas van de figurae uw: uwen, uws en bailluw.

Noch de moderne weergaven wen, wus of baillw noch uuen, uuus of bailluu doen recht aan de klaarblijkelijk bedoelde klanken.

Eenzelfde observatie is van kracht bij het uitzonderlijke geval geswrven (fol. 153v, regel 334) waar we geswurven dienen te lezen.

Dit brengt ons ertoe de figurae w en uu in voorkomende gevallen grafisch weer te geven met uw, dus uwen, uws en bailluw. De onzerzijds toegevoegde u is door middel van cursivering grafisch onderscheiden van de andere lettertekens.

b) Clauskoppen worden ongeacht hun plaats in de handschriften op een afzonderlijke regel gecentreerd weergegeven. Verkortingen in clauskoppen worden aangevuld, en door middel van onderstreping verantwoord, op basis van de schrijfwijze zoals die is aangetroffen in een lijst van optredende personages of op basis van eerste voorkomen.

c) Indien boven de u, zoals in bailluw, het haaltje vergeten is, wordt toch u weergegeven in de transcriptie; als boven de i het puntje vergeten is wordt dat toch in de transcriptie opgenomen.

2. Het hoofdlettergebruik in de tekst wordt onveranderd overgenomen in de transcriptie, tenzij de hoofdletter niet aan het begin van een woord is geplaatst.

3. De littera cursiva, een door vrijwel alle afschrijvers in deze collectie gebruikte schriftsoort, is in romein weergegeven. Het humanistische schrift, dat voor titels, clauskoppen e.d. wordt aangewend, is cursief afgedrukt.

4. De in de handschriften schaars aanwezige interpunctie is zo precies mogelijk overgenomen.

5. Rijmstrepen (dubbele) en enkele strepen, te interpreteren als dubbele en enkele komma's, zijn in de transcriptie gehandhaafd.

6. Aaneenschrijvingen die in de moderne opvatting semantisch onjuist zijn, zijn in de transcriptie gehandhaafd. Evidente verschrijvingen zoals beschreven onder principe C Deel 1: Boek A, pp. 11-12, zijn verbeterd. In geval van doorhalingen, verbeteringen en toevoegingen tussen de regels van letters en woorden, wordt de o.i. definitief bedoelde versie overgenomen in de transcriptie.

7. Alle in de handschriften aanwezige versnummeringen, alsmede de foliëring,

worden in de transcriptie opgenomen. In de rechtermarge hebben we een eigen

regelnummering toegevoegd. Links hebben we tussen vierkante haken een

folionummering toege-

(5)

voegd, ook in het geval het handschrift reeds een dergelijke aanduiding bevat.

We hebben echter afgezien van een eigen paginering. In de 'Inhoudsopgave' wordt dan ook verwezen naar de folionummers van de handschriften.

We zijn ons ervan bewust dat men van mening kan verschillen over een aantal van de door ons gepresenteerde transcripties. Ten aanzien daarvan merken we op, dat in alle gevallen is uitgegaan van het gemiddelde schriftbeeld binnen het afschrift van dezelfde afschrijver.

M.R. Hagendoorn en dr J.P.G. Heersche hebben ons bij de werkzaamheden aan dit deel diensten van grote waarde bewezen, waarvoor wij hen grote erkentelijkheid schuldig zijn. Prof. Dr W. M. H. Hummelen leende ons de microfilms van het oorspronkelijke handschrift, terwijl de Haarlemse kamer van Trou Moet Blycken toestemming gaf Boek D in facsimile te mogen uitgeven. Tot slot danken wij de Vakgroepen Nederlands van de Katholieke Leergangen te Tilburg en van de Katholieke Universiteit te Nijmegen voor hun medewerking bij de totstandkoming van deze publikatie.

Dr W.N.M. Hüsken Drs B.A.M. Ramakers Dr F.A.M. Schaars

Nijmegen - Tilburg, 11 januari 1994

Spelen van Sinnen

(6)
(7)

[Vrou Lorts]

+

[29r] 29

+

O Redelick welvaren / wel waer isse gegaen wie heeft dit gedaen / waer isse gevloogen ick en siese hier nergens voor mijn oogen 5 ick gruw te sijn bedroogen / nae ick beproeff

welvaren sal wech sijn Daerom heb ick geen gelooff dies ick mijn bedrooff jae ick voirwaer

Ongeordonneert Leven Troert niet een haer

10 noch en weest dus swaer niet met druck gequelt ghij sult bij een ander wel werden bestelt

daer geen gewelt / u sal mogen verseeren Tgemeen volck

Sow weelden soo haest van mijn keeren 15 en mijn dan verneeren / Doer sulcxs verwijt

sow ick redelick welvaren wel blijven quijt twaer seeker een spijt waer ging ick heen Ongeordonneert Leven

Weest toch te vreen

20 mijn sal u wel Leen / op ander weegen daer ghij niet en sult blijven verleegen twert al weer vercreegen / wat ghij nu mist Tgemeen volck

Dat waer wel gegist

25 en voorspoedich gevist / mocht sulcxs gescien waer suldij mijn Leijen / bij wat Lien

ick sout garen sien / sonder Laet tarden Ongeordonneert Leven

Comt rijst uuijt weelden Laet mijn bewarden 30 coendij volharden / ghij crijcht bijstant

segt nu a Dieu weelden / comt geeft mijn die hant mischien off ghijse in Lang niet weer en saecht

want daer ick u sal brengen / wert wat anders bejaecht tdient nu niet gewaecht / Laet sulcxs sijn verdreven Tgemeen volck

Ick volch altemet ongeordonneert Leven

off ick niet en sal sneeven / door deese drachten redelick welvaren riet // dat ick mijn sow wachten bij dagen bij nachten / voor uwen persoon Ongeordonneert Leven

Ghij sult mijn altemet wel werden gewoon dus vreest gen hoon / want hoe sout ick Dijn conen verleijen / al die werlt volcht mijn alst blijct int scijn / ghij sijt quaelick bedocht Tgemeen volck

Ghij hebt mijn Immers uuijt weelden gebrocht

(8)
(9)
(10)

+

[29v]

+

daer ick in was gerocht / door reedelick welvaren en neeringe alst blijct / hebdij doen verhaeren 50 die mijn beswaeren / dickmaels genas

Ongeordonneert Leven Dat quam soo te pas

en al is Dit glas / nu dus verloopen altijt moet ghij ten besten hoopen

55 ghij sult u wel bedroopen / door mijn te met Tgemeen volck

Jae isset niet mager soo isset vet ick ben in tnet / Dat voel ick aen u maer segt mijn waer ontrent sien wij nu 60 dees wech is soo ruu ick ben hier onbekent

Ongeordonneert Leven Tsal wel drae nu sijn geent wij sijn hier ontrent Lombaerdijen

hier sietmen die Luijden alle daechs doerrijen 65 tot cranck verblijen met swaer getruer

dit suldij altemet mee Loopen Duer achter en vuer / om Noomgen te spreeken Tgemeen volck

Dats een quaet teeken

70 sijn dit die treeken / die ghij gaet bereijen ick ducht ghij sult mijn in armoet Leijen in weenen en screijen / en commer swaer Ongeordonneert Leven

Ick sal u helpen daer ickse breng allegaer 75 deen metten aer / Dit doch gelooft

al die mijn oijt volchden / mosten onvertooft door dese passage hoe welse niet verfroijt Tgemeen volck

Met redelick welvaren ging ick dit noijt 80 tis hier over al beroijt / waer ick bescowe

ick gelooff naw off tent moet streckken tot rowe dits een arme Landowe seeker ick meens Ongeordonneert Leven

Redelick welvaren en ick sijn niet alleens 85 wij sijn gans oneens / en versceijen van Loos

waer ick coom daer ruijmtse altoos met een droevige voijs elck heeft sijn aert Tgemeen volck

Hoe wel ben ick Dan met u bewaert

90 al waer ick beswaert / sonder biecht gesturven

al Lachende dunct mijn wert ick bedurven

(11)

+

[30r] 30

+

die bloem gepreesen aen alle eggen al u gebreck moechdij haer nu seggen

wiltet wel over Leggen / want sij heeft veel horts Tgemeen volck

100 Hoe is haer naeme Ongeordonneert Leven Sij hiet vrow Lorts

vol commers vol storts / noijt saechdij ongerusters Tgemeen volck

105 Ja Ja Lortsen en borgen tsijn twee gesusters ick hebse eertijts wel hooren noemen Ongeordonneert Leven

Hoort gemeen volck nu sijdij gecoomen

daer wij sonder scroomen / onlanxs aff spraeken 110 nu moechdijt met malcanderen maeken

a Dieu vordert u saeken sonder op houwen ick Laet u tesaemen backken en brouwen Hier gaet ongeordonneert Leven binnen

Tgemeen volck

Vrow Lorts godt geeff u goeden dach

ick coem u besoeken nu ick niet bet en mach ick naems wel verdrach / ick arme welpen

+

600

+

ick ben seer benout / moechdij niet helpen 120 mijn commer stelpen / soo moet ick smooren

Vrow Lorts als een coppellaerste Wat is dat u hindert

Tgemeen volck

Ick heb redelick welvaren met nering verlooren 125 die mijn te vooren plaegen te voen

Vrow Lorts

Hoe comt Dat toch bij Tgemeen volck

Ongeordonneert Leven heeftet / gaen doen 130 door haer sijn mijn goen aldus gespilt

want soo drae ickker aen hing raectet al int wilt dus heeft sijt bedilt / Dat ick nae bequeelde Vrow Lorts

Waer van daen brochtse u Tgemeen volck

Sij trock mijn uuijt weelde

daer ick als Die geelde / in was gestelt

ick hadt redelick welvaren van goet en gelt

maer sij heeftet al gevelt / dat is die sceele

(12)
(13)
(14)

+

[30v]

+

Vrow Lorts

Ongeordonneert Leven brengter hier veele tot deesen speele / alst blijct te hant ick en heb ter werlt geen beter callant 145 die mijn meer profijts doet dan sij alleen

Tgemeen volck

Och moechdij mijn oick helpen Vrow Lorts

Ick seg altoos Jae Dus weest te vreen 150 ick sal soo ick meen / mijn reden vaet

u wel weer helpen in een eerlijcke staet

maer ghij moet doen mijn raet / tot elcken termijn Tgemeen volck

Och wat ghij segt dat sal soo sijn 155 ick wil volgen dijn / in als ongeloogen

mach ick weer coomen tot eenich vermoogen ick salt anders voogen / dan ick heb gedaen Vrow Lorts

Hoort vrient wilt mijn verstaen 160 hier comter soo veel dier sijn belaen

van alle paen / jae uuijt meenijgen stadt ick heb dit Jaer soo grooten neering gehadt meer dan in ses ander Jaren tblijct allincken

hier sijnder nu gecoomen daermen Luttel op sow dincken 165 die benoutheijt ginck crencken / sonder genaet

en scijnen te sitten in eerlijcken staet

dees coomen vroech ende Laet vrow Lorts besoeken ick helpse voort haer commer vercloecken

godt geeff uuijt wat hoeken / tsijn Leeken off clercken Tgemeen volck

Maer segt mijn vrow Lorts / waer mee gaet ghijse versterken met woorden met wercken / off geefdij haer goet

segt waer mee helpt ghijse weer op die voet maect mijn dat vroet / indient u behaecht Vrow Lorts

Wats dat gevraecht

verstaedij u niet van vrow Lorts en dingen mijn condicij is anders / die ick gae volbringen ick weetet te mingen te Lappen te borgen 180 daer ick wat off coop die Laet ick sorgen

al roep ick morgen / tlijt noch wel een Jaer ick Lorset hier ick borget daer

ick denck niet een haer / om sulcxs te pleegen

coop ickker ses ick geeff daer weer negen

(15)

+

[31r] 31

+

ick riet haer Laekens te borch te coopen int secreet 190 en vercoopense weer gereet / om tgeldeken te verpachten

soo raectense aen monij om haer Leet te versachten oick ander ambachten / Leerden ick Die selfde cans dus heb ickker veel geholpen en noch doe staphans die anders int Lijen hadden moeten verstijven Tgemeen volck

Och vrow Lorts wilt mijn oick gerijven dat ick wat mach beclijven / in corte wijl stelt mijn een voet geeft mijn een stijl eert spul int gijl heel gaet vercowen Vrow Lorts

Hoort gemeen volck ick sal u wat ontfowen wiltet wel onthowen / soo blijfdij niet verlooren veel heeftet geholpen dit suldij orbooren slaettet al om u ooren / alst gaet op een nijpen

205 waermen huijsen vercoopt / past een plockpenninken te grijpen Let wel op sulcke strijpen / hoe die mogen sijn

wat ghij te borch hoort veijlen segt altoos mijn dit heb ick fijn veel volcxs geleert

die nu niet moogen sien off tis al haer begeert 210 ist rechts ist verkeert sij mogent al beloopen

Tgemeen volck Maer hoe raeckmer an Vrow Lorts

Stopt een veijnster / doet een doer oopen 215 wilt Lommeren en coopen / hoet u past

onsteect sinte Lorts een caers soo groot als een mast elck een belast / met sulck onthiet

borcht over al wat / geeft niemant ijet tis meer gesciet / al schijntet verkerlt

220 hoe souden die sommige aers raeken doer die werlt neempt op voorgaende exempelen merck

voecht u als een clerck die niet en dut en alst heel wil houden speelt dan bankerut sonder eenich verscut / dit is mijn Les 225 haest crijchdij respijt off een ander ces

onthout dit sles / het sal u baten dit Leer ick dagelicxs mijn ondersaeten diet oick aen vaten / en vinnen profijt spoijt u hier vrij in tes meer dan tijt

230 ghij verstaet mijn belijt / Immers wel te deegen Tgemeen volck

Ja Ja ghij Leert mijn die naers aen die poort veegen

wat baetet versweegen / es dat niet die sin

(16)
(17)
(18)

+

[31v]

+

Vrow Lorts

Tis Juijst dat selfde meer noch min voecht u Daer in sonder verstrangen weijnich werter doch om scult gehangen en al wordij gevangen / in dorp off stadt 240 eet u selfs vrij slacht die schilt padt

soo werdense drae mat / die u hebben gevaen

+

700

+

compt ick sal u voort wijsen wilt met mijn gaen tot sulcxs Die paen / soo muechdij niet doolen Tgemeen volck

245 Ick heb mijn heel en al u bevoolen waer ghij gaet scoolen volch ick van vorts sal ick niet bedijen goe Luij ick volch vrow Lorts Pausa

Hier compt vrow Lorts mettet geemeen volck weer uuijt en tgemeen volck is nu heel beroijt van cleeren

Vrow Lorts

Wel gemeen volck est quaelick gebrowen hoe behaecht u mijn handeling hoe staetse u an Tgemeen volck

Ick mocht soo veel seggen tsow mijn rowen Vrow Lorts

Wel gemeen volck Tgemeen volck

260 Ick heb eerst in een cruijs niet behowen mijn cleeren sijn wech / Die buers is wan Vrow Lorts

Wel gemeen volck hoe behaecht Tgemeen volck

Ick was noijt soo beroijt / neen bij sint Jan ick weet hier van / niet meer te seggen Vrow Lorts

Wij sullen gaen besoeken noch ander eggen 270 om soo te verleggen u commer swaer

Tgemeen volck

Waer suldij mijn nu Leen

Vrow Lorts

(19)

280 tmoet mijn behaegen / dats sonder chij

maer isset noch verde

(20)

+

[32r] 32

+

Vrow Lorts

Neen neen wij coomender haest bij

285 dus weest vroolick en blij / siet hier isset huis daer ghij in sult Leven / sonder confuijs suver en cuijs / wat wilmen veel teemen Tgemeen volck

Ho esset geheeten Vrow Lorts

Dat suldij wel verneemen

Laet varen sulcke streemen // tmocht droefheijt ontwinnen comt gemeen volck hier moet ghij binnen

scarpt hier wel u sinnen // tot uwen verhal 295 want wie vrow Lorts oijt volchden coomen hier al

Noch vrow Lorts

Ick how hij te deegen wel is ter pal bij een groot getal / die uuijt alle hoeken mijn eeven staech vast coomen besoeken 300 ick scijnse te vercloecken als een verfroijder

maer hoe sij mijn meer volgen hoese werden beroijder want sulcxs is mijn nature geweest van outheijt wie vrow Lorts oijt volchden quam in benoutheijt Pausa

Tgemeen volck

Hoe ben ick onstelt wat sal ick bedrijven waer ben ick gebrocht / wat gae ick nu scrijven noijt dusdanich ontrijven / quam mijn oijt bespien alder Leij benoutheijt / gaet mijn verstijven 310 armoet ende noot schijnen mijn tontlijven

waer sal ick bliven ick en weet waer vlien tes al commercans waer ick gae sien onder alle Lien / elck claecht van gebreeken neering is wech welvaren soo ick mien 315 es oick bij dien van veelen geweeken

tgelooff is uuijt / Dits een quaet teeken

ten baet geen smeeken / elck wijst mijn die door vrow Lorts mach ick niet Langer een caers op steeken sij heeftet al gestreeken nae ick bespoor

320 vraech ick om ijet te Leen niemant geeft mijn gehoor elck stopt sijn oor / dus ben ick geacht

gelijck een hont in die huspot / achter en voor en gae vast te Loor / als een die versmacht eertijts placht ick selfs te sijn van macht

325 als dit over wert gedacht / thert wil mijn ontsluijten

mocht ick ick sow in die aerde cruijpen

(21)
(22)
(23)

+

[32v]

+

dusdanich prachhen / tes mijn een solaes en siet hem daer staen / die arme dwaes hij gemaect een geblaes gelijck Die sotten Tgemeen volck

335 Est nu een tijt mijn te bespotten

daer ick scijn te vermotten in al dit Lijen gaedij in tongeval van een ander verblijen sijn dit nu tijen / int cleijn off int groot alsulcxs te pleegen

Loon nae werken

Ick moet Lachhen al waer ick Doot die saeck is te snoot / om te bescreijen noch moet ick eens Lachhen om dit vermeijen eij siet hem toch reijen / die propere gast Tgemeen volck

Och dat ghij wist hoe ick waer belast doer Lijen verrast / in alle weegen

twaer niet mogelick dat ghij sulcxs sout pleegen tes naw te Dreegen / wat wil ick veel crijten Loon nae wercken

Wel met oorloff wie wijldijt wijten

dat u tlijen dus gaet rijten / voor ende nae segt eens doorsaeck / waen compt die scae wie doetet u Doch / dat ghij dus moet bewelven Tgemeen volck

Maer dees benoude Tijen Loon nae werken

Maer wie is hier oorsaeck off dan ghij selven wilt elders niet Delven / daer Leijt die stee 360 te vooren wast oorloch Diet u Dee

nu ist Immers paijs en vree waer ick hier wander maer tlet u altoos op een ander

en tgebreck is in u selfs / doersiet wel die gront Tgemeen volck

365 Och ick heb naw Langer broot in mijn mont thart is ongesont / duer weemoedicheijt Loon nae werken

Hoe baerden / hoe tierden ghij doen ghij hadt voorspoedicheijt ghij bruijcte overvloedicheijt / niemant mochtet met u maken 370 wat ghij daechs wont most tsavonts onder tlaeken

twerck gingde ghij staeken / soomen over al saghen alle weeken dronckt ghij twee off drie Daghen

nae niemant ghingt ghij vraghen / ghij waert die man alleen

+

800

+

dan waerdij te heemstee dan saet ghij toverveen 375 off in ander steen / die daer ontrent waren

hadt ghij Doen gedocht om wat tebesparen

off ijet te vergaeren / tegens die winter cout

(24)

+

[33r] 33

+

ghij en hadt dus niet geseeten sonder turff off hout 380 sonder speck sonder vleijs / sonder bier sonder broot

sonder meer ander dingen / diemen heeft van noot tblijct Immers wel bloot / want nu hebdij naw drop en doen ghij wat wont / mostent teffens op even vol most die crop / doe alle daechs sijn Tgemeen volck

Och wat Lij ick al pijn

in deesen schijn // Daer ick staech in sidt nu behoeff ick dat / dan gebreect mijn dit altoos ben ick besmit met eenich verseeren 390 ick heb weijnich Linnens mijn gebreeken cleeren

om die cout off te weeren / wat wil ick veel callen Loon nae werken

Hoe Lichtelijck plaecht ghij tgelt te vermallen te verquissen te verrallen // sonder vertraegen 395 altemet reet ghij tot cavijerts met die waghen

off socht ander aenslaegen / om druck te vermuijten selden wast heijlige dach off een buert wasser buijten met harpen met Luijten ghij wistet te passen

ghij baerden off tgelt aen boomen hadt gewassen 400 hoe sow u dan niet verrassen dusdanich crackkeel

ghij most al mee draegen wat sijts off fluweel off tspel en hadt geheel niet veel gedoogen aen onnotruftige dingen hingt ghij u vermoogen soomen voor oogen / sach vroech ende Laet 405 op een cleijne winning woudij voeren veel staet

sonder reden off maet / dit is het principael dat u verdurven heeft en gemaect dus cael jae bloot als een ael / bij naest versturven want door hooch teeren / werter veel bedurven 410 ten gronde aff gekurven / dit moet ghij bekinnen

want waermen meer verdoet danmen can winnen daer moet het goet dinnen dat is verlooren Tgemeen volck

Ick peijns ghij sijt mijn ter spijt gebooren 415 ghij brengt niet te vooren dan mijn verwijt

wat is doorsaeck dat ghij mijn dus benijt

heb ick u gedaen eenich spijt / off eenijge swaerheijt Loon nae werken

Ick en seg u niet dan die waerheijt

420 soomen in claerheijt over al mach mercken Tgemeen volck

Hoe is uwen naeme Loon nae werken

Ick wort gehieten Loon nae wercken

(25)
(26)
(27)

+

[33v]

+

want wat Iemant doet Loon nae wercken volcht terstont hoe subtijl van gront / Dattet mach weesen

doet Iemant wel / ick maeck hem gepreesen 430 boven anderen uuijtgeleesen / nae ende vert

doet hij oick onrecht / ick Loon met pijn en smert met een onrustich hart / datmen niet can verschoonen somma soo elck een doet / gae ick hem Loonen dit can ick betoonen / offment niet geloofden 435 die Dronckaerts Loon ick met seere hoofden

met Leege buersen met scoerde rockken hoereerders boeleerders Loon ick met pockken met Leemten / met wrockken / met Lasarij Tuijskers / speelers Loon ick onblij

440 met veel fantasij ende ander ongenaedicheijt gierigers Loon ick met onversaedicheijt en met veel quae dadicheijt daerse in enden wraeckgiere Loon ick met smijten met scelden met veel elenden divers om nomen

445 dhovaerdige Loon ick met vreesen en scroomen met selsaeme droomen soomen wel siet

die nijdige Loon ick met een eewich verdriet om datse dick niet / hoor Leet mogen wreeken Die vermetele Loon ick met steeken en breeken 450 met sulcke treeken / daerse veel in sneeven

maer die vroomen / Loon ick met een rustich Leven dat niet wert verdreeven tot eenijge termijn

dus hoe Igelick doet elck geeff ickket sijn tsij vruecht off pijn / nae hij heeft verdient Tgemeen volck

Maer segt mijn toch vrient

ghij sietet nu wel selveren immers van als wat mijn al Lijens compt op den hals tis duijts noch wals / hoement gaet mingen 460 mijn en gebrect niet Dan alle Dingen

hoe sout ick niet wringen mijn handen te gare ick ben vol Lijdens / alst blijct int claere niemant weet hoe swaere / dan die dat drecht Loon nae werken

465 U geschie niet dan recht

hoe seer dattet wecht / dus hebt verdult wat u overcompt tes u eijgen scult

tis al Loon nae wercken dus smaeckt den keest Tgemeen volck

470 Hoe sow dat mogen sijn Loon nae werken

Heucht u niet hoe brootdroncken ghij hebt geweest

int minst int meest / soo daer vlus is verclaert

doen ghij neering hadt / en redelijcke welvaert

(28)

+

[34r] 34

+

hadt ghij doen wat gespaert / soo hadt ghij nu wat gehat maer doen dronckt ghij u alle daechs vol en sat

Leuij / en mat / dat ghij niet const gedoen hier duer ginck neering en welvaert verwoen 480 en van u spoen / soo hier soo Daer

want die neering en welvaert / heeft moetse neemen in waer off tgedijt tot een quaer / soomen siet alle daghen

weelden en const ghij oick niet verdraghen wat wildij dan claegen / van eenich ongelijck Tgemeen volck

Die Troost is noch cranck dies ick versijck waer ick nu wijck / tis over al alleens est buijten ist binnen tis al vol geweens

vol gescreij vol gesteens / waer toe ben ick gebrocht Loon nae werken

Ghij hebt geleeft sonder eenich afterdocht blint onversocht / in een wilt rumoer tsij dat ghij omgingt met sulcken hoer

+

900

+

met ongeordineert Leven / wat mocht ghij bedencken 495 wie oijt haer volchden / ghinck sij crencken

met valsche swencken / brocht sij u niet corts met veel scande en scaede / tot vrow Lorts daer thoopken voort bleeff wasser wat tover Tgemeen volck

500 Dat beken ick / Daer worden ick voor cael en pover als een arm scrover / Doer veel misval

gelooff ende eer ick Lieter al

en quam ter pal / doer haer scijnent gelaet maer segt toch Loon nae werken / wetij gen raet 505 om uuijt deese staet / mijn te treckken

och wijstij daer toe ijet in eenijge vleckken ick sow mijn streckken nae uwen reen Loon nae werken

Niet beter dan dat ghij u scict te vreen 510 in dit geween / want het moet dus blijven

ghij hebt u selfs in dit net gaen drijven ten baet geen kijven / off eenich getroer maer coemdij eens weer in u oude floer

weest dan gedachtich dat u nu mach verdrieten Tgemeen volck

Men darff mijn dat niet hieten

ick heb soo gaen genieten / dit swaer benowen

dat ickket wel mennigen tijt / sal onthouwen

tsal soo haest niet vercowen / gelooft dat vrij

Loon nae werken

(29)
(30)
(31)

+

[34v]

+

es sonder chij / al verdiende scult dus weest pacientich hebt verdult 525 off ghij wert vervult / met ongelijck meer

want onwillich Lijen is een dubbelt seer twast niet aen te breer / alsment verstoort u gesciet niet anders dan tbehoort nu wil ick voort / en elders gaen stroomen

530 hadt ghij reelick geleeft / ghij hadt hier niet toe gecoomen Tgemeen volck

Och wat sal ick seggen / ken mach niet roomen tlijen gaet mijn betoomen / aen alle hoeken tis al vol elents / waer ick gae soecken

535 hoe sow ick mijn vercloecken / in dusken Lachtere hoe ickket aenleg tes altoos een backlis ten achtere dus blijff ick een pachtere / vol tegenspoets

tis goet te seggen hout wat moets

sij geven wel wat voets / in sommige dingen 540 maer quam tongeluck hoer soo eens bespringen

sij souwen wel singen een ander toon

maer paciencij per fors / ick macht worden gewoon est werck nae Loon waer wil ick dan vlien

ick rae een ander in weelden bet toe te sien 545 finis Lanck 943 Regulen

Conclusie

Deerste

Tgeen dat wij speelwijs hebben gaen toogen es niet dan die waerheijt tes ongeloogen 550 men siet voor oogen dat sulcxs gesciet

Tweede

Want het gemeen volck Leeft boven sijn vermoogen elck gaet hem selfs om tseerste verhoogen

waer doermen gedoogen / soomen dagelicxs siet Derde

Alderleij armoet Jammer en verdriet twelck oick ducht ick niet sal verkeeren ten sij dat wij ons selven Leeren kennen en regieren vroech ende Laet Deerste

Want soo Lang een Igelick niet wel howen maet in sijnen staet / daer hij in is geset

maer wel teeren en gecleet gaen boven sijn wet

gelijck een cadet Die wonder vermach

(32)

+

[35r] 35

+

Tweede

Soo salt noch verargen dach aen dach met veel geclach / Dit seeker sijt dus Laet ons toe sien / tes meer dan tijt

570 op dat geen swaerder verwijt / ons comt ten fijne Derde

Laet elck hem draegen in een tamelijcke scijne een burger als een burger / een buer als een buer een ambachts Man wat minder / elck redelick int sijne 575 soo mach dees pijne / die ons nu hout aent snoer

Deerste

Ophouwen en vergaen sonder meerder roemoer met al ander getroer / dat ons nu compt bespien want waer maet gevoert wert / soomen wel sien 580 moet druck vervlien ver en beneeven

Tweede Derde

Dus Laet ons toch scickken Om redelick te Leven Deerste Tweede

Soo mach vergaen Al Dees ellent Derde Deerste

Hoe swaer ment wickken Twert soo verdreven Tweede Derde

Dus Laet ons toch scickken Om redelick te Leven Deerste Tweede

590 Want ist dat wij verstickken Int sondich sneven Derde Deerste

Soo sal verquaen Onse Torment Tweede Derde

Dus Laet ons toch scickken Om redelick te Leven Deerste Tweede

Soo mach vergaen Al dees Elent Derde

Dat gun ons den heer die alle herten kent ver en ontrent // hier in dit verschooven dal 600 ons spel neemt toch in Danck door Lieft boven al

Lauris Janz fecit

Anno 1565 den 24 november

(33)
(34)

[Lieft boven al]

(35)

+

[35v]

+

Prologe op het naevolgende spel opt woort van Lieft boven al

Deerste buerman

5 Hoe selsaem hoe vreemt Loopen nu die tijen wat ongehoorder dingen sietmen betoogen wat grooter verwarringe wat al heresijen

coomen dagelicxs op die baen alst blijct voor oogen De Tweede buerman

10 Hoe gaet elck van dien hem selfs verhoogen met groot vermoogen / est soo niet gebuer wie huer opijnijen niet wel toe voghen wert dickmaels beloogen met valsche erreur Deerste buerman

15 Hoe draijtmen hoe speeltmen nu met die scriftuer alleens offse in haer selfs waer tweedrachtich deen trectse Dus dander soe / elck wil sijn cuer met haer bedeckken al waerse Logenachtich De Tweede buerman

20 Dit doet ons en oick een ander heel sijn weerslachtich die mee garen sowen altemet wat Leesen

maer dees groote verwerringe die soo crachtich dagelicxs openbaeren / Doet mijn seer vreesen Deerste buerman

25 Insgelijcxs vaer ick mee / maer buerman gepresen conden wij becoomen een vroom verstandich persoon die onpartijdich waer / bijsonder in deesen

en ons wow onderwijsen / Dat waer seer scoon De Tweede buerman

30 Siet daer compter een gaen / maer wat hij es gewoon es mijn onbekent / nochtans sonder draelen

moeten wij hem aenvallen met een soete toon mischien off hij ons meening wat conde vertaelen Redelick gevoelen eerlick gecleet

Hij die eewich domineert boven alle vassalen wil u nu bescermen / voor alle neerlaegen wat is doorsaeck / Dat ghij dus gaet dwaelen es u ijet ontmoet / dat u maect verslaegen 40 segtet vrijhertich / mach ickket helpen draegen

als u vrient altoos / segt wat hout u belaen Deerste buerman

Wij hebben een saeck die moeten wij u vraegen en is voor ons Leeken al quaet te verstaen 45 hoe compt dat die scrift nu in dees dagen

op soo menicherleij wijs divers wert ontdaen Redelick gevoelen

Onverstant / est eerst / als ickket sow raen

partijscap / het tweede / daert nu al toe vliet

(36)

+

[40r] 40

+

en die seegelen ontdoen / Daert al aen Lecht om recht te verstaen / mijn cracht mijn virtuijten sonder dat soo blijft Die sin in muijten

en voor u heel beslooten / als voor die doon Eenvoudige verstant

Mach sulcken duecht Doer u conduijten

niet vloeijen noch coomen / o scriftuerlijcke toon mijn Lust mijn betrouwen hadt ick sonder hoon op u geset / om mijn sulcxs te geven

schriftuer

Ick sij die mensch tot voordel als een patroon doer Lijefde geschoncken om nae te Leven op dat hij paciencij en troost / soet is gescreeven door die scrijft soude hebben / off hij viel in strick 65 niet dat ick macht heb / sulcxs aen te heeven

maer die dat doen mach / es meerder dan ick Eenvoudige verstant

O groote verblintheijt hoe mennichmael en dick heb ick mijn vergreepen // Door onver stant 70 in die heijlijge scriftuer / die ick sonder swick

talder best seij te weesen / daer ick voor die hant door soude vercrijgen / tgodtsalichste pant daer geen diamant es bij te gelijcken schriftuer

75 Hoort mijn vrient / mijn weesen mijn verbant es heijlich ende goet sonder eenijch beswijcken oick orbaer en nootelick voor arm en rijcken want ick Leij en stuer / tot dat een claerder hem comt verschijnen / Dan moet ick wijken 80 want het meest overweecht tminst altijt swaerder

dit heb ick u geseijt / om metter tijt naerder u soo te brengen tot u goede propoost

ick salder tmijn toe doen / als een Trowe vader en sorch voor u Draegen / dus u niet verrukeloost Eenvoudige verstant

Hij is geluckkich en wel die soo wert vertroost en u can ontfangen soo ghij daer verhaelt maer bij veelen eijlaes / wertet anders begloost en hooger geweegen / Dan ghij daer vertaelt schriftuer

Elck nae sijn gesicht es ist oordeel gescaelt verder ist een mensch niet wijs te maeken tonverstant is oorsaeck dattet dus wert gefaelt en soo Lange dat duert moeten die saeken 95 blijven soo sij sijn ten helpt geen blaeken

tes verlooren geroepen / voor een doofmans doer

(37)
(38)
(39)

+

[40v]

+

van diversche verwen / hoese sijn van coleur 100 insgelicxs een onverstandige soo Lang sijn gehoor

inwendich blijft geslooten is hij duijster en blint in godtlijcke saeken / al heeft hijt anders voor tes niet dan dolinge / al wat hij beghint

nu eenvoudich verstant / als een vader sijn kint 105 sal ick u nu Leijen / soot is voorsprooken

bij die ceremonijen / die soomen bevint uuijt die scriftuer eerst sijn ontlooken Eenvoudich verstant

Nae u wil ick Luijsteren / en bliven gedooken 110 onder u persoon / oick waer ghij mijn wijst

daer wil ick volgen / sonder eenich crooken sult ghij mijn wel brengen / daer thart nae rijst schriftuer

Dat sal ick sonder fault / dus u verjolijst 115 compt geeft mijn die hant / en volcht mijn nae

hier woont die cermonij / Die elck een prijst dees sal u voort stieren / hoop ick sonder scae om te vercrijgen tgeen / daer u vroech en spae seer nae verlangt heeft / dies sijn ick blij 120 hij comt hier gaen / Dats sonder berae

laet wij hem aenspreeken / met moede vrij hij die eewich Leeft / in shemels gecrij wil stieren ten besten al smenschen affaire Eenvoudige verstant

125 Op dat eens mach verdwijnen alle partij schriftuer

Hij die eewich Leeft in shemels gecrij Eenvoudich verstant

Wil mijnders ontfermen / eer ick varder glij 130

+

300

+

uuijt het rechte padt / in eenich beswaeren

schriftuer

Hij die eewich Leeft in shemels gecrij

wil stieren ten besten / al smenschen affairen door die macht van hem / als trowe dienaeren 135 groeten wij u Lieffelick in sijnen naeme

Die ceremonijen eerlick gecleet Wat is u believen wilt dat verclaeren begeerdij ijet merckelicxs als die eersaeme tot voordeel van Iemant / segt sonder blame

140 daer wil ick mijn toe voegen / en naerstich nae spoen schriftuer

Hier is teenvoudich verstant / goet en bequaeme

Lust hebbende soo hij seijt / nae die beste goen

(40)

145

+

[41r] 41

+

die sow hij garen verwerven / nae ick can vermoen maer en heeftse eijlaes noch niet vercreegen Eenvoudich verstant

Tot Letterlijcke kennis Die wonder can doen

nam ick eerst mijn vlucht / en wanderden sijn weegen 150 op hoope off ick eens / door sulcxs te pleegen

mocht crijgen het geen / daer thert nae Jaechden maer Letterlicke kennis / heeft mijn affgesleegen want hij niet mocht geven / daer ick nae vraechde schriftuer

155 Doen quam hij bij mijn als die sijn noot claechde met Letterlijcke kennis die hem tmijnens brochte om te vercrijghen / daer thert om knaechde daer ick oick in dee / al dat ick vermochte maer dat costelijcke scat / daer hij nae sochte 160 es bij die scriftuer / soo ghij oick wel weet

niet te vercrijghen // ick wijs wel die tochte daert is te becoomen / met goet beleet maer en sijt selfs niet / dus coomen wij gereet hier beij te saemen / en bidden u minlick

165 dat ghij hem wilt vorderen / bequaem en secreet nae tgheen dat hij nu soect dus innelick

op dat hij eens mocht sijn bevinnelick en in hem gevoelen eert Langer aen mert hoet in hem is te vinden / dat hij soect van vert 170 hier gaet die scriftuer binnen

Die ceremonijen

Coemt eenvoudich verstant als een vrient expart sal ick u betoogen mijn goede gunste

dien ick tuwaers draege ten is niet hert 175 dat ghij sult doen segt vrij op talder ronste

om talder best te vercrijghen / met goeder Jonste hier nae soo ick hoor streckken al u. gedachten ghij betroutet te weesen talder gesonste

voor tinwendich gemoet waer doer sow versmachten 180 u innerlick gequel / u Droevige clachten

es dit niet u wachten u wenschen u roepen Eenvoudich verstant

Och Jaet in trowen / al mijn sinnen en crachten alleen daer op achten // wenschen en Loopen 185 waer dat vercreegen / aldus benopen

sout ick niet sijn Dat sie ick gewis maer nu ick bij u sij / sout ick hoopen dat u goede genaede wel ende fris mijn sulcxs sult geven nae ickket gis

190 want ghij vermuecht veel nae ick hoer betogen

(41)
(42)
(43)

+

[41v]

+

Ceremonijen

hoort eenvoudich verstant wildij sonder gesplis becoomen u meening / en niet sijn bedroogen 195 acht die ceremonijen van geen meerder vermoogen

danse sijn in heur selfs verstaet wel den sin off anders certeijn / met onseekerheijt en Loogen suldij bouwen op tsant / sonder eenich gewin hoe wel ick bij abrahams tijt / al hadden begin 200 als een segel des geloofs van godt geordonneert

en was ick tweesen selfs niet / maer ongelijck / min soo abraham wel bekende en heeft mijn geert niet als tprincipaelste maer ongefailleert als een scaduw van dien / soo dat behoorden 205 dus beminde vrient / Dit Incorporeert

op dat ghij mijn recht handelt / aen alle oorden Eenvoudige verstant

Thert verscrict mijn Door deese woorden nu ben ick noch soo nae / als ick was te voren 210 dit selfde antwoort / mijn oick geboerden

bij die scriftuer / Dit doet mijn verstooren Ceremonijen

Om smenschen verblintheijt daer sij in versmooren sijn die cermonijen / gebooren en opgecoomen 215 op dat die mensch door dien soude bespooren

wat hij behoort te doen / wil hij als den vroomen godtsaelich hier Leven / twelck wert vernoomen bij die ceremonijen Die daer op wijsen

met dat ick mijn tweesen ijet wat wil beromen 220 ick Leijer maer toe Dat sijn mijn divijsen

anders heb ick geen macht / wie mijn hooger prijsen beneemt godt sijn eere / Die alleen es Die warheijt want die ceremonijen / hoe hooch mense rijsen sijn niet in heur selfs dan wijsers tot dees claerheijt 225 die mijn hooger verheffen / al schijntet eerbaerheijt

misbruijken mijn seer / Daer blijff ick onbekent dus eenvoudich verstant Laet driven u swaerheijt u wil ick stueren en wijsen / tot een goet ent Eenvoudige verstant

230 Hoe ick meer van u hoor / hoe ick meer wert verblent tgemoet is verslegen / ick haddet anders gedocht dien ceremonijen hiel ick voor een vast fondament daer salicheijt der sielen / Doer werden gewrocht Ceremonijen

235 Ghij hebt wel gehoort tis dickmaels versocht

hoe dat een jonck kint onbequaem van Jaren

berooft sijnde van sijn ouders dan wert gebrocht

onder handen van mombers die hem bewaeren

(44)

240

+

[42r] 42

+

tot datmen die tijen siet openbaeren die de vader gestelt heeft en opgelet

maer die omgecoomen sijnde / dat moet ick verclaeren wert het kint dan volcoomen / in sijn goeden geset insgelijcxs die ceremonijen / en oick Die wet 245 sijn die mensch gegeven / soo Lang voor die hant

+

400

+

tot dattet godtsaelich weesen / suver en net in hem is gecoomen en Levendich geplant maer dat daer sijnde in volcoomen verstant hebben die cermonijen / haer werck gedaen 250 die mombers howen / dan op bij reeden want

tkint is tot sijn Jaren / om sijn goet tontfaen Eenvoudige verstant

Die Reden sijn hart quaet om te verstaen dies sij ick inwendich al heel ontstelt 255 ick hiel die ceremonijen nae ick can raen

van ander hoocheijt / dan ghij daer vertelt

ick noemdese Die salicheijt / mijn hert was gehelt bij sonder tot haer / als tbeste gepreesen

Ceremonijen

260 Om dat die van galaten / me waren gequelt gelijck als ghij sijt / int selfde weesen bestraftse paulus en seijden mits Deesen est dat ghij u eenichsins Laet besnijden

soo sal den doot crijsti om haer te doen vreesen 265 niet alleen u niet nut sijn noch oick sijn Leeden

insgelijcks ginck paulus hem oick verblijden

dat hij onder die van corinten niemant hadt gedoopt dan crispium en gaijum want in dien tijden

wasser mere twist om / soot nu dagelicxs Loopt Eenvoudich verstant

Nu voel ick te met / dat ick mijn heb bedroopt in tgeen dat waerlick / niet mocht versaeden te veel in duijterlijcke dingen gehoopt

dies bleeff ick inwendich noch even belaeden 275 nu bidt ick u minlick compt mijn in staeden

om voort tonderwijsen met hert en met sinne ick hebt nu van doen Laet toch u genaeden) mijn hert bestroomen dat bidt ick u uuijt minnen Ceremonijen

280 Hoort eenvoudich verstant / die mensch inden beginne es van godt gescaepen / suver en perfect

hem tot een beelde om te Leven daer inne nae die wille des heeren die daer toe strect maer is gevallen eijlaes en heeft hem bevlect 285 doert aennemen van sijn eijgen wille

soo dat hij is bedorven en heeft hem bedect

(45)
(46)
(47)

+

[42v]

+

met alle godtloosheijt een bittere pille en om hem weer te brengen uuijt dit geschille 290 in sijn eerste staet daer hij aff is gevallen

sijn opgecoomen metter tijt secreet en stille alle uuijterlijcke diensten / veel van getallen om hem soo weer te wijsen die hemelsche stallen daer hij in was geerft / als talderbeste rijck

295 dits Doorsaeck van ons diensten / daer wij in allen hem garen toe soude stueren / dats outentijck Eenvoudich verstant

Nu voel ick inder waerheijt / nu geeff ick u gelijck dat die saeck sulcxs is / soo ghij hebt verclaert 300 voldoet nu het uwe / sonder eenich versijck

en Leijt mijn tot het geen daer thert nae waert Ceremonijen

Sulcxs sal ick oick doen / want ick sij van aert elck een te vorderen / daer ick toe gae wijsen 305 op condicij altoos / dat ghij onbeswaert

mijn boven tgewijsde niet en sult prijsen ick sal u nu brengen / met soeter dewijsen tot een vroom persoon verblijt u daer in wiens godtsalich verstant veel doet verjolijsen 310 soo hij u oick Doen sal / eer meer dan min

Eenvoudige verstant Waer sal ick dan coomen Ceremonijen

Bij scriftuerlijcke sin

315 die met goet onderwin u sal informeeren hoemen die ceremonijen / in heur rechte sin behoort te gebruijken en texerceeren

oick hoemen die scriftuer waerdich alder eeren behoort te hanteeren sal hij u ontfowen

320 oick die Letterlijcke kennis / diemen eerst begeeren hoemen daer mee sal handelen bij Jongen en owen Eenvoudich verstant

Thert Inwendich gaet mijn bedowen door u godtlijcke reen / die dat besprengen

325 uuijt deene claerheijt hoop ick dander taenschowen en tgeen te vercrijgen / daer ick nae heb verlengen Ceremonijen

Coemt geeft mijn die hant daer sal ick u nu brengen ick hoop ghij daer sonder Langer respijt

330 becoomen sult het geen daer ghij als den strengen

nae gesocht en gespoort hebt / over Lange tijt

(48)

+

[43r] 43

+

hoe geluckkich is die mensch jae gebenedijt die de ceremonijen volcht / tot hij heeft gevonden 335 tgeen daerse toe wijsen / daer thert in verblijt

en dan aen haer niet Langer blijft gebonden off anders voirwaer misbruijctmen ons tot sonden en tegens goodts ordonancij soot wel is vertoont siet hier is die straet wij hebbent gevonden 340 en daer is thuis daer scriftuerlijcke sin woont

Laet ons aencloppen soo werdij niet gehoont waer sijdij scriftuerlijcke sin / wij sijn hier te gader teenvoudich verstant / die ghij wel coont

es bij mijn gepersoont / Dus coomt wat nader schriftuerlijcke sin statich gecleet met een rol in die hant

Wat is u believen comt Jonstige ader wat ick vermach in eenijge dingen

wil ick u bewijsen als een vroome weldader 350 sculdich is om doen en dat bij sonderlingen

an die Lust hebben om haer te mingen

met die beste goeden / diemen mach openbaeren dus segt vrij u meening / wilt u niet bedwingen wat Doorsaeck es / Dat ghij herwaerts compt paren Ceremonijen

Hier is teenvoudich verstant Die over Lange Jaren gesocht en gebeeden heeft met een oprecht gemoet jae nacht ende dach met groot beswaeren

om eens te vercrijgen talder beste goet 360 maer om dat te becoomen was hij onvroet

+

500

+

oncondich doer onverstant dat veele doet dolen en is ten Laesten gecoomen onder mijn behoet seer vriendelick biddende off ick hem in mijn scolen wilden onderwijsen Dat ick onverhoolen

365 garen hebbe gedaen als ceremonijen plegen

maer om die cortste middelen / moet hij sijn bevoolen uwen persoon / daerom sijn wij hier gesteegen schriftuerlijcke sin

Nu verstae ick u mening wel en te deegen 370 alle hulp en bijstant sal ick u oick doen

u meening es goet / sijt niet versleegen

ghij sulter toe coomen / daer ghij nae gaet spoen Eenvoudich verstant

Ghelooft sij den heer van sijn eewige goen 375 die mijn ten Laesten nu eens heeft gebrocht

bij schriftuerlijcke sin / Dees nae mijn bevroen

sal mijn wijsen nu voort / sonder eenich achterdocht

(49)
(50)
(51)

+

[43v]

+

die bekende passage die rechte tocht

380 daer talderbeste goet / mijn dan sal verschijnen hoe geluckkich es die reijs / al heb ick Lang gesocht tsal nu haest coomen ter goeder fijnen

Ceremonijen

Nu beveel ick hem u / Laet hem niet verdwijnen 385 stuert ende wijst hem / nae u godtlijcken aert

ghij vermuecht meer dan ick tot allen termijnen want doer sin der schriftueren wert geopenbaert al dat die mensch tot salicheijt verclaert

hier mede blijft bewaert / Den heer der heeren 390 tes tijt vertrockken / nu wil ick passeeren

Die ceremonijen gaen binnen

schriftuerlijcke sin

Wel eenvoudich verstant mijn vrient met eeren es niet u begeeren eens te becoomen

395 talder beste goet datmen mach wardeeren boven alle Juweelen Diemen can nomen Eenvoudich verstant

Daer heb ick nae gesocht / op veel diversche stroomen menich Jaeren daghen uren en weeken

400 maer darff noch mijn meening / wat wil ick beromen tcant gemoet niet bethoonen / dat mijn noch is gebleeken o schrijftuerlijcke sin / hadt ick u eerst mogen spreeken thadt geweest voor mijn een seer groot gewin

mijn tijt waer niet verlooren / die nu is versleeten 405 en hadt Lang vercreegen / Dat ick seer bemin

schriftuerlijcke sin

Meendij soo haest die scrijftuerlijcke sin sonder moijten te crijgen / certeijn ghij Dwaelt neen eenvoudich verstant / theeft wat anders in 410 want die wech tot mijnwaerts / es seer gepaelt

met veelderleij omweegen Divers bestraelt

diemen eerst doer moet / eer datmen mijn vercrijcht dus al isser wat gedoolt / soo ghij daer verhaelt ten is niet selsaems / Dus vrij daer aff swijcht Eenvoudich verstant

Letterlijcke kennis Daert al voor nijcht

quam eerst bij mijn en bracht mijn metter ganck bij die heijlijge scriftuer / daermen doer stijcht tot ijet wat meerders / oick eer ijet Lanck schrijftuerlijcke sin

Letterlicke kennis heeft Teerste geclanck

waer duer Die mensch / compt altemet tot meerder

maer sijn vermoogen soot blijct / es swack en cranck

nochtans ijet nootelick om te coomen veerder

425 ick noemt Deerste trap. Die meenich ongeleerder

(52)

+

[44r] 44

+

onverstandich op climpt / sonder eens te mercken dat hij Daer door hoort te raeken tot breeder en doet hij sulcxs niet / soo est geen versterken 430 want Letterlijcke kennis can bij veelen niet wercken

dan opgeblaesentheijt daer hij toe is geinclineert soomen siet bij veelen / hoe sij roemen en snerken die maer Letterlicke kennis en hebben geleert gelijck off Talder beste waer gecoureert

maer verstaen haer selfs noch die Letter oick niet 435 maer die nu eenvoudich sijn / tot cleijnicheijt gekeert

en doen met simpel verstant / Dat die Letter gebiet en hem daer onder voecht / tot dat hij beter siet dien isse niet quaet / maer dient hem ten goeden Eenvoudich verstant

Soo sach ick se noch in sonder verder onthiet anders en const ickker niet off vermoeden maer uuijt die scriftuer sprongen ander vloeden die die mensch bet / behoeden voor sviants tempeest schriftuerlijcke sin

Dat beken ick met waerheijt / sonder eenich verwoeden want die scriftuer is gesprooten / door den heijligen geest en van godtsalige mannen alsoomen Leest

gehandelt getuijcht en oick gedreeven

450 om goodts heijlijge wille Die oijt heeft geweest die mensch te behouden / daerom isse geschreven niet datse in haer selven is het Leven

noch tvolcoomen goet / off Doprechte salicheijt neen sij getuijchter maer op ver en beneven 455 en wijst die mensch aen die groote Liberaelicheijt

die godt hem betoont sonder weerpaelicheijt hier toe esse Dienstich / en voor oogen gestelt Eenvoudich verstant

O scrijftuerlijcke sin Door u Loijaelicheijt 460 verheucht mijn gemoet / om dat ghij vertelt

sulcken weesen van die scrift / mijn hart dat smelt want ick sulcxs mijn Daghen noijt quam bespooren schriftuerlijcke sin

Hoort eenvoudich verstant dier anders mee helt 465 misbruicktse grootelick tegens tbehooren

tes waer den heer heeftse hooch verkooren om sijn godtlijcke wil / Daer in te bescriven maer niet als het weesen salmense orbooren off sij sal als een boeck beslooten bliven 470 met seven segelen / sonder eenich gerijven

verwart als een doolhoff / vol duijstere paden

want godt compt die eer / toe / daer moetmen toe driven

die scrift wert onder hem / als van veel minder graeden

(53)
(54)
(55)

+

[44v]

+

Eenvoudige verstant

Hoe Dickmaels heb ick mijn in alsulcke daden ontgaen als een blinde sonder eenich gesicht

+

600

+

ick waende dat die scrift als vol genaeden mijn tvolcoomen toe brocht Doer haer gesticht schriftuerlijcke sin

Van dat selfde doet den heer een schoon bericht tot die pharijseen / Die haer seer beroemden op die uuijterlijcke Letter / daer sij even dicht tleven in waende te hebben / soo sij dat noemden 485 maer neen sprack chrijstus / om dat sijt soo bloemden

sij getuijcht op mijn / Dat is al haer wercken en ghij vliet van mijn / als Die verdoemde op dat ghij tleven in u vroom ende sterck

niet en sout hebben / neempt hier toch op merck 490 hoe dickmaels Dat die mensch hem selfs ontgaet

int verkiesen van die scrijft / die hij als een clerck seer wel wil verstaen // nochtans tleven versmaet datter duer betuijcht wert / en dat hem hier toe raet es meest Letterlijcke kennis / sonder verstant

495 daer hem elck voor moet wachten / off meerder quaet sal hem opcoomen / wel waerdich ter hant

Eenvoudige verstant

Hoort scriftuerlijcke sin in dat selfde verbant heb ick oick gesteeken / menijgen Jaren 500 maer die heijlijge scriftuer doen ick die vant

ghinck mijn die meening wat bet openbaeren doen hij mijn van als hadt gaen verclaeren brocht hij mijn bij die ceremonijen schoon om daer bet te geraeken uuijt het beswaeren 505 certeijn sij sijn goet / twas een vroom persoon

schriftuerlijcke Sin

Die ceremonijen mijn vrient / verstondij die toon sijn door goodts genaede om die mensch geordineert en die mensch niet om haer / maer sijn alleen geboon 510 op dat hij doer haer sow werden bekeert

tot het geen daerse toe wijsen Dit incorporeert om tuterlick alleen sijnse niet opgecoomen

diese verder niet en kent / esser weijnich in geleert tbeduijtsel moet voor teijken hier sijn genoomen Eenvoudige verstant

Sonder dat nae ick hoor est maer Idel droomen datmen nu dagelicxs useert / onder die Luijden die wonder daer aff spreeken sonder scroome en weeten selfs niet watse beduijden

schriftuerlijcke sin

Dat onverstant is van gister noch van huijden

maer heeft al geweest / in tijen voor Leen

deen achtse te hooch / Dander wilse vermijden

(56)

525

+

[45r] 45

+

en in beijs wert gemist / buijten alle reen

want soo Langse in den mensch / verstaet wat ick meen niet hebben aengeweesen / die niewe creatuer

hoe dat die meerder en beter is / dan gedoopt off besneen soo sijnse noch nut / naet getuijch der scriftuer

530 om den mensch in sijn kinsheijt / voor quaer erreur als mombers / te bescermen / tot dat die morgensterre in sijn hart opgegaen is / suver ende puer

want soo Lang dat niet en is siet hij noch van verre in een doncker hoeck Daer meenijge werre

535 uuijt can ontspringen / waer door menich hiet tgedeelde / het volcoomen / sonder eenijge erre en roemender hooch op / soomen dagelicxs siet Eenvoudige verstant

O wonderlijcke reden wat wert mijn hier bediet 540 Doer scriftuerlicke sin wel hooch vermaert

nu bevin ick met waerheijt Datter gans niet uuijt die scrijft can verstaen sijn buijten u aert tboeck blijft geslooten / als ghijt niet openbaert dus bidt ick u ootmoedich / o scriftuerlijcke sin 545 dat ghij mijn die cermonijen wat bet verclaert

uuijt wat oorsaeck datse eerst sijn gecoomen in schriftuerlijcke sin

Tes eens geseijt en verclaert maer niet te min om u wel te voldoen / in alle saeken

550 sij sijn opgestelt vant eerste begin

tot op die tijt der beteringe conde ghijt smaeken

om een godtsaelige hoop / daer wij godt doer genaeken die mensch toe te brengen bij sonder Lingen

sij hebben die scaduw van vroome saecken 555 maer geensins het weesen / van sulcke Dingen

dus Eenvoudich verstant / om u niet te verspringen door rukeloosheijt in eenijge manieren

heb ick u die gront dus gaen bij bringen

nae schriftuerlijcke sin / sonder eenich versieren Eenvoudige verstant

Sal ick nu haest becoomen dat mijn heel sal versieren ick meen tbeste goet / Dat recht can versaen

soo wil ick u volgen / en in als obedieren oick in alle quartieren / daer ghij muecht gaen schriftuerlijcke sin

Hoort eenvoudich verstant / wilt mijn wel verstaen sonder hoop en gelooff is dat niet te bejaegen daer moet ghij wel starck mee aen sijn gedaen suldij anders vercrijghen / daer ghij nae gaet vraegen 570 want sonder gelooff machmen godt niet behaegen

noch sulcke gaven ontfanghen als ghij nu soect

tmoet sterck sijn gelooft / dattet godt mach toe draegen

(57)
(58)
(59)

575

+

[45v]

+

dees twee sullen u dan soomen ons boect in mijn bijweesen vrijmoedich gaen Leijen tot het alderbest daer thert seer nae roect maer nae die twee moeten wij noch wat beijen dien ick hoop dat haest hier sullen verspreijen 580 en u dan bevrijen van al u gequel

dus hebt paciencij / soo wij vlus seijen

godt sal uwerts niet versuijmen / betrout hem toch wel Eenvoudige verstant

Dat wil ick oick doen sonder eenich uuijtstel 585 ghij moveert mijn hart / dat nu heel is bedaecht

och wat meenijge passage / wat vreemder rel moet die mensch doer / eer hijt beste bejaecht schriftuerlijcke sin

Siet op eenvoudich verstant weest niet versaecht 590 mijn dunct het gelooff en hoop hier tsaemen coomen

+

700

+

nu sal uwen reijs daer ghij het ent garen off saecht haest sijn voldaen / Dus en wilt nu niet scroomen mijn dunct sij hebben / wat voor haer genoomen om te seggen / Laet hooren wat sij sullen ontfouwen 595 miskien off haer reeden u niet sal berowen

hoop / en Ghelooff twee vrowen eerlick gecleet comen tsamen uuijt

Tgelooff seijt

Hij Die eewich Leeft in die hemelsche Landowen 600 wil u doen beschouwen / twaerachtige Licht

hoop

Op dat ghij in duechden en eeren u Leven muecht bouwen Tgelooff

Hij Die Eewich Leeft Die Hoop

Wil die ooghen der blinden die nu werden gehowen in duijster benouwen / verleenen tgesicht

Tgelooff

Hij Die eewich Leeft 610 wil u doen beschowen

op dat ghij muecht wanderen vroom en opricht sulcken gedicht // wenschen wij u te saemen schriftuerlijcke sin

Daer dancken wij u off nae rechts betaemen 615 en sijn seer verblijt / Dat wij u voor oogen

beij mogen aenschowen / wij hebben bij naemen terstont van u gesprooken / nae ons vermooghen Eenvoudich verstant

Ick eenvoudich verstant met herten geboogen 620 sij hier gecoomen bij scriftuerlijcke sin

die mijn heeft gelooft sonder eenich Logen

(60)
(61)

+

[46r] 46

+

bij Talderbeste goet / daer ick blijt om bin

625 want mijn daer nae verlangt heeft menijgen stonden Tgelooff

Ghij sijt geluckkich / verblijt u daer in

dat ghij sulcken persoon / voor u hebt gevonden daer dolender soo veel als Dongesonden

630 eerse hem coonen crijghen / want Letterlijcke kennis houter seer veel verblint / met oogen verbonden datse niet coonen sien / haer eijgen scennis hoop

En die heijlijge scrift diese hebben tot een wennis 635 es oick voor haer geslooten / tot dat hijse opdoet

en oick die ceremonijen / al neemense ennis werden seer misbruict / als hijt niet behoet dus eenvoudich verstant / weest wel gemoet ghij hebt die rechte voet / soect anders geen tochte schriftuerlijcke sin

Hij quam tot mijn halff sijnde onvroet om te vinden het geen / daer hij nae sochte ick troosten hem minnelick soo ick best mochte en ginck hem doe van u beijen verhaelen

645 wildij vercrijghen seijt ick Daert hart Lang op dochte hoop / en gelooff / moetent u helpen vertaelen hoop

Daer riede ghij hem wel / als die principaelen want sonder ons beijden macht niet gescien 650 suldij vercrijgen u mening / sonder ijet te dwaelen

hoop en gelooff moeten u bijstant bien want uuijt u selfs / vermuechdijt niet alleen dus wilt voor u sien / eert spel heel versot Eenvoudige verstant

655 Wat is Dan tgelooff Tgelooff

Tgelooff is een aenhang metter herten aen godt een vast betrowen van tgeen datmen niet en siet een dalder beste gave en theijlichst Lot

660 daer godt door bekent wert / en doer anders / niet door tgelooff heeft abel // een ander onthiet

van sijn offerant / gecreegen / dan caim vanden sijnen enoch is oick Door tgelooff nae goodts gebiet

wech genoomen voor die Doot Lange termijnen 665 door tgelooff heeft noach hem oick gaen pijnen

om den arck te bowen nae des heeren vermaen

abraham die vroom was / alsoot mocht scijnen

es Door tgelooff / uuijt caldeen / in haram gegaen

door tgelooff heeft sara / in haer ouderdom ontfaen

670 het beloofde saet / soo godt hadt gebooden

(62)
(63)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Doch op den wijden, wijden weg naar de eeuwigheid heeft zij hem, den dierbare, gemist en nu komt zij elken nacht terug om weer zijn geroep te hooren, in de hoop van den weg niet

Hij hadde Graef Willem vrouch bij hem doen commen, die mede tstuck doenlick achte, dan soo den Generael Vere quam, stiet hijt alles om met veel gesochte ende bedenckelicke redenen,

Den 5 en Julij was schoin weder, ende omdat den wint starck noortwest was en konden geen schepen uyte haven commen tot groote beswaernisse vande gequetste soldaten, die in de

Den 9 en Septembris wast noch regenich weder, ende de saken van Oisteynde bleven in eenen doen, den viant met alle sijn macht schijnende alsnoch daer te willen opiniatreren, hoewel

ligue offensive ende defensive tegen den Spangiaert, gemeen viant, te treden, daertoe hadde verstaen, niettegenstaende sij te voiren met haer exploicten op den Spangiaert ende

Ook het Rome der Pausen is de verwinner van geheel de wereld en verwinner door recht van geboorte en Godsbesluit; al de volkeren zijn de verwonnelingen dezer éene, onoverwonnen

Trou moet blijcken. Bronnenuitgave van de boeken der Haarlemse rederijkerskamer ‘de Pellicanisten’.. Extra aandacht verdient in dit opzicht nogmaals de figura u en de potestas van

1855 op dat hij in barmherticheden seer rijck een trou overste priester soude sijn voor godt om ons godt te versoennene want sonder spodt daer hij ingeleden heeft en oock becoort