• No results found

BESLUIT pagina 1van 4bk0089-98027-12-2006file://E:\archief1998\besluiten\bt\bk0089-9802.htm

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "BESLUIT pagina 1van 4bk0089-98027-12-2006file://E:\archief1998\besluiten\bt\bk0089-9802.htm"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

BESLUIT

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse

mededingingsautoriteit houdende afwijzing van een verzoek om toepassing van artikel 83 van de Mededingingswet.

betreft: Zaak 89, klacht NWI tegen Perscombinatie/De Telegraaf Datum:27-02-98

Verzoek om onderzoek naar overtreding van de Mededingingswet 1. Bij brief van 5 februari 1998 heeft Vasgonet BV, met als

handelsnaam Nationaal Woning Instituut (hierna NWI), een klacht ingediend op grond van de Mededingingswet tegen N.V.

Holdingmaatschappij De Telegraaf, B.V. Dagblad De Telegraaf, De Telegraaf Tijdschriftengroep B.V. alle te Amsterdam (hierna De Telegraaf) en P.C.M. Facilitaire Bedrijven B.V. en Perscombinatie B.V. te Rotterdam, respectievelijk te Amsterdam (hierna

Perscombinatie). Het NWI verzoekt daarbij om een onderzoek en optreden op grond de artikelen 6 en 24 van de Mededingingswet ten aanzien van een gezamenlijke, althans gelijktijdige, weigering van De Telegraaf en de Perscombinatie om de door het NWI

aangeboden advertenties te plaatsen in het landelijk dagblad De Telegraaf en de bij de Perscombinatie aangesloten kranten het Parool, het Algemeen Dagblad, de Volkskrant, Trouw en het NRC Handelsblad.

2. Het onderzoek naar overtreding van de artikelen 6 en 24 van de Mededingingswet, waarom is verzocht, is inmiddels aangevangen. Binnenkort zullen vragen worden gesteld aan De Telegraaf en de Perscombinatie. Over de voortgang van het onderzoek zal het NWI regelmatig worden geïnformeerd.

Verzoek om een voorlopige voorziening

3. Tevens verzoekt het NWI in voornoemde brief om een direct

optreden op de voet van artikel 83 van de Mededingingswet, door te gelasten dat De Telegraaf en de Perscombinatie onmiddellijk overgaan tot plaatsing van de door het NWI aangeboden advertenties, zulks onder oplegging van dwangsommen. 4. Naar aanleiding van deze verzoeken is het NWI bij brief d.d. 11

februari 1998, kenmerk 89/4.B35, verzocht om nadere gegevens te verstrekken. Binnen de gestelde termijn heeft het NWI aan dit verzoek per fax d.d. 17 februari 1998 voldaan. Eén en ander heeft het NWI op verzoek nader aangevuld per fax d.d. 20 februari 1998.

Feitelijke achtergrond

5. Het NWI, waarin wordt deelgenomen door de Vereniging Eigen Huis, de Nationale Woningraad, het Kadaster en European Estate

Publishers, heeft tot doel om de huizenmarkt voor consumenten en aanbieders sneller, goedkoper en inzichtelijker te maken door marktgegevens over de verkoop en verhuur van woningen bekend te maken door het uitgeven van een tweewekelijkse regionale

woningkrant, door gebruik te maken van internet en via een

computernetwerk. Onlangs is het NWI gestart met de uitvoering van een landelijke reclamecampagne teneinde een groter publiek te bereiken.

6. Op 3 februari 1998 heeft het NWI, via een advertentie- en

reclamebureau, een advertentie aangeboden aan De Telegraaf en de Perscombinatie. Hiervoor was reeds advertentieruimte

gereserveerd. Vervolgens heeft het NWI, via het advertentie- en reclamebureau, op 4 februari 1998 vernomen dat de advertentie niet zou worden geplaatst. Als weigeringsgrond voor het plaatsen van de advertentie heeft de Perscombinatie op dezelfde dag schriftelijk

pagina 1 van 4

bk0089-9802

(2)

aangevoerd dat de Woningkrant zich expliciet aanbiedt als alternatief voor het adverteren in de bladen van de Perscombinatie en dat men aan het katalyseren van dit soort activiteiten niet wil meewerken. Daarnaast heeft, naar de mededeling van het NWI, in de dagen na 4 februari 1998 een aantal telefoongesprekken plaatsgevonden waarin de Perscombinatie zou hebben toegelicht dat door het plaatsen van de litigieuze advertentie publiciteit zou worden gegeven aan activiteiten van het NWI die direct concurreren met een deel van de activiteiten van de Perscombinatie. Tijdens die gesprekken is de mogelijkheid van het plaatsen van een gewijzigde tekst van de advertentie aan de orde geweest. Partijen zijn hierbij evenwel niet tot overeenstemming gekomen.

7. Op 5 februari 1998 zijn over deze kwestie berichten gepubliceerd in onder andere Trouw, de Volkskrant en het Financieele Dagblad. Hierin komt eveneens de dreiging van concurrentie als

weigeringsgrond naar voren. Voorts wordt in deze berichten het beeld opgeroepen van onderlinge afstemming tussen de

Perscombinatie en De Telegraaf bij de weigering om de litigieuze advertentie te plaatsen.

Nadere onderbouwing van het verzoek van het NWI om een voorlopige voorziening

8. Desgevraagd heeft het NWI aangevoerd dat het NWI onomkeerbare nadelige gevolgen ondervindt indien de advertentieweigering niet door middel van een voorlopige voorziening wordt afgedwongen, aangezien er een vertraging ontstaat bij het op gang komen van de publiciteitscampagne, welke zonder voorlopige voorziening zal blijven voortduren. Het NWI meent dat, gegeven de aard van de door NWI aangeboden diensten - het NWI heeft tot doel de huizenmarkt voor consumenten en aanbieders sneller, goedkoper en inzichtelijker te maken -, het voor het welslagen van het NWI van levensbelang is om op korte termijn grote bekendheid te verkrijgen bij het merendeel van het Nederlandse publiek dat wil zeggen miljoenen Nederlanders. Zonder deze bekendheid, of door slechts het geleidelijk ontstaan van deze bekendheid bij een brede laag van het Nederlandse publiek, zijn de kernactiviteiten van het NWI naar het oordeel van het NWI gedoemd te mislukken. Indien slechts een klein deel van de Nederlandse bevolking gebruik zou maken van de informatie die wordt aangeboden door het NWI, zou de noodzakelijke schaalgrootte niet kunnen worden bereikt.

Derhalve is de huidige situatie, waarbij de litigieuze advertentie uitsluitend in de regionale dagbladen is geplaatst, voor het NWI onaanvaardbaar. Het NWI acht het evenwel niet aannemelijk dat de weigering van De Telegraaf en de Perscombinatie zal leiden tot het faillissement van het NWI.

Beoordeling van het verzoek om een voorlopige voorziening

9. Hoofdregel in het systeem van de Mededingingswet is dat aan het opleggen van een sanctie een onderzoek voorafgaat, dat uitmondt in een rapport. In afwijking daarvan kan op grond van artikel 83, eerste lid, van de Mededingingswet een voorlopige last onder dwangsom worden opgelegd indien naar het voorlopige oordeel van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit aannemelijk is dat artikel 6, eerste lid, of artikel 24, eerste lid, van de Mededingingswet is overtreden, en onverwijlde spoed gelet op de belangen van de door de overtreding getroffen ondernemingen of het belang van instandhouding van een daadwerkelijke mededinging, dat vereist.

10. De memorie van toelichting bij de Mededingingswet spreekt van gevallen waarin een overtreding van zodanige aard is dat niet gewacht kan worden op het nemen van een boetebeschikking c.q. het opleggen van een last. Als voorbeeld wordt daarbij aangegeven dat in geval van een leveringsweigering een onderneming al van de markt kan zijn verdrongen tegen de tijd dat een sanctiebeschikking in werking treedt en dat het opleggen van een last tot levering of tot

pagina 2 van 4

bk0089-9802

(3)

levering tegen een bepaalde prijs dan zinloos is geworden. In het belang van de door de overtreding benadeelde onderneming en van de instandhouding van de goede mededinging kan in zo'n geval een voorlopige last worden opgelegd. Daarbij wordt aangegeven dat gelet op het karakter van een voorlopige maatregel en de strikte voorwaarden die voor toepassing ervan zullen gaan gelden, verwacht kan worden dat deze in de praktijk spaarzaam zal worden toegepast.

11. Uit de memorie van toelichting kan voorts worden afgeleid dat de mogelijkheid een voorlopige last onder dwangsom op te leggen alleen geldt voor die gevallen waarin prima facie aannemelijk is dat sprake is van een overtreding van de Mededingingswet en dat onverwijlde spoed ingrijpen vereist. Bij onverwijlde spoed gaat het om dermate ingrijpende onomkeerbare gevolgen voor de

onderneming(en) jegens wie de (gestelde) overtreding wordt begaan, dat een onderzoek als bedoeld in artikel 59 Mededingingswet niet kan worden afgewacht. Dit doet zich met name voor wanneer de existentie van de klagende onderneming in het geding is. In andere gevallen zal onrechtmatig veroorzaakt financieel nadeel over het algemeen niet onomkeerbaar zijn, omdat dit op de veroorzaker kan worden verhaald.

12. Uit hetgeen het NWI desgevraagd ter onderbouwing van de noodzaak van een voorlopige last onder dwangsom heeft aangedragen, blijkt niet dat zich in dit geval dermate ingrijpende onomkeerbare gevolgen (dreigen) voor te doen, dat een onderzoek als bedoeld in artikel 59 Mededingingswet niet kan worden

afgewacht.

13. Gelet op de aard van de activiteiten van het NWI zou voldoende publiciteit bij de introductie noodzakelijk kunnen zijn voor een

succesvolle start van het NWI. Uit door het NWI verstrekte gegevens blijkt dat gekozen is voor meerdere media-uitingen om publiciteit te geven, zoals een persconferentie, televisieprogramma's,

advertenties in landelijke en regionale dagbladen, radio- en televisiecommercials en via de Woningcourant van het NWI die in eerste instantie huis aan huis is verspreid onder alle woningbezitters van Nederland. In het onderhavige geval zijn de advertenties in De Telegraaf en de Perscombinatie dus slechts één van de media-uitingen van een veel uitgebreidere publiciteitscampagne.

14. Het NWI stelt dat zonder bekendheid, of door slechts het geleidelijk ontstaan van bekendheid bij een brede laag van het Nederlandse publiek, de kernactiviteiten van het NWI gedoemd zijn te mislukken. In het licht van het bovenstaande is het echter niet waarschijnlijk dat het weigeren door De Telegraaf en van de Perscombinatie om de aangeboden advertenties te plaatsen belet dat het NWI op korte termijn bekendheid kan krijgen bij het merendeel van het

Nederlandse publiek. De gewraakte advertentieweigeringen zouden weliswaar kunnen leiden tot enige vertraging bij het op gang komen van de publiciteitscampagne, maar het is niet aannemelijk dat dit ingrijpende onomkeerbare gevolgen heeft voor het NWI. Ook het NWI zelf heeft aangegeven dat de onderhavige

advertentieweigeringen niet bedreigend zijn voor het voortbestaan van het NWI.

Commentaar NWI op de inhoudelijke beoordeling

15. Bovenstaande inhoudelijke beoordeling van het verzoek om

toepassing van artikel 83 van de Mededingingswet is op 25 februari 1998 voor commentaar voorgelegd aan het NWI. Op 26 februari 1998 heeft het NWI schriftelijk haar zienswijze kenbaar gemaakt. Daarbij zijn geen nieuwe feiten naar voren gebracht.

16. Wel heeft het NWI bevestigd dat de existentie van het NWI als gevolg van de advertentieweigeringen niet in het geding is. Echter, het NWI stelt dat dit het gevolg is van de toevallige omstandigheid dat het NWI wordt gedragen door een groot aantal, financieel gezonde maatschappelijke organisaties.

17. Gelet op de overweging onder 11 leidt dit argument van het NWI niet

pagina 3 van 4

bk0089-9802

(4)

tot een andere beoordeling van het verzoek.

18. Ook heeft het NWI erop gewezen dat zij heeft gekozen voor een combinatie van media-uitingen, die gezamenlijk tot effect moeten hebben dat de consument actief wordt en bijvoorbeeld zijn makelaar gaat vragen naar het huizenaanbod van het NWI. Door de weigering van de Perscombinatie en De Telegraaf wordt volgens het NWI onmiddellijk en ernstig afbreuk gedaan aan het effect van de reclamecampagne van het NWI.

19. Onder 13 en 14 is reeds onderkend dat de advertentieweigeringen zouden kunnen leiden tot enige vertraging in het op gang komen van de publiciteitscampagne van het NWI. Gelet op de daar gegeven overwegingen leidt ook dit argument niet tot een andere beoordeling van het verzoek.

Beoordeling

20. Reeds omdat op grond van het bovenstaande niet voldaan is aan de eis van onverwijlde spoed, komt het verzoek om toepassing van artikel 83 van de Mededingingswet niet voor inwilliging in aanmerking.

Besluit

21. Op grond van het bovenstaande wordt het verzoek van het NWI van 5 februari 1998, om een voorlopige last onder dwangsom als bedoeld in artikel 83 van de Mededingingswet aan De Telegraaf en de Perscombinatie op te leggen, afgewezen.

22. Op basis van artikel 86 jo. 65 van de Mededingingswet wordt van dit besluit mededeling gedaan in de Staatscourant en wordt de

beschikking gedurende 6 weken na dagtekening ter inzage gelegd bij de Nederlandse mededingingsautoriteit.

A.W. Kist

directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit

Tegen dit besluit kan degene, wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, binnen zes weken na de dag van verzending van dit besluit een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit. Een bezwaarschrift kan worden gezonden aan de Nederlandse mededingingsautoriteit, Sectie

Beschikkingen, Bezwaar en Beroep, Postbus 16326, 2500 BH Den Haag. Dit besluit is verzonden op de in de aanhef van dit besluit vermelde datum.

terug

Aan de inhoud van deze pagina's kunt u geen rechten ontlenen.

pagina 4 van 4

bk0089-9802

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In het onderhavige geval is het niet noodzakelijk te bepalen of dit inderdaad een aparte markt is aangezien, zelfs indien er sprake is van een aparte markt, er geen reden is om

Ten gevolge van de onderhavige concentratie wordt NBM-Amstelland weliswaar een van de grootsten op het gebied van projectontwikkeling van woningen, of zelfs de grootste, doch,

Indien de markt voor "service providers" van mobiele telefonie als een afzonderlijke relevante productmarkt zou moeten worden afgebakend, kan op grond van het

I. Op 24 juni 1998 heeft de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit een melding ontvangen van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 34 van

vloermaterialen voor projectinrichting zijn te beschouwen als twee afzonderlijke productmarkten, dan hebben partijen op de markt van vloermaterialen voor woonruimtes in Nederland

Voor het onderhavige besluit kan een precieze afbakening van de relevante geografische markt achterwege blijven omdat, zoals uit punt 14 van dit besluit blijkt, de preciese

In afwijking daarvan kan op grond van artikel 83, eerste lid, van de Mededingingswet een voorlopige last onder dwangsom worden opgelegd indien naar het voorlopige oordeel van de

Het is verder voorshands niet aannemelijk geworden dat de door partijen in het kader van een onderhandse verkoop getroffen voorzieningen die de beoogde koper in zijn belangen