Vraag nr. 187
van 22 september 2000
van mevrouw BRIGITTE GROUWELS Onwettige benoemingen – VCT-procedure
Naar aanleiding van een vraag om uitleg van de heer Etienne Van Vaerenbergh op 6 april laatstle-den in de Commissie voor Brussel en de V l a a m s e Rand over het niet naleven van het taalhoffelijk-h e i d s a k k o o r d , verklaarde de minister dat taalhoffelijk-hij colle-ga Van Vaerenbergh een schriftelijk antwoord zou bezorgen in verband met de mogelijkheid om on-wettige benoemingen aan te vechten buiten de gangbare termijn van zestig dagen, en dit via de Vaste Commissie voor Ta a l t o e z i c h t . ( H a n d e l i n g e n C132 van 6 april 2000, blz. 4-9 – red.)
Hoe luidde het antwoord van de minister aan ge-noemde collega ?
Indien het positief was, heeft de minister, of een andere Vlaamse minister, reeds van deze procedu-re gebruikgemaakt ?
Antwoord
Verwijzend naar mijn toelichting van 6 april jongst-leden met betrekking tot de vraag om uitleg over de niet-naleving van het taalhoffelijkheidsakkoord, wens ik er nogmaals op te wijzen dat de bevoegd-heid en voogdijregeling omtrent de Brusselse ge-meenten en OCMW's inzake taalwetgeving een fe-derale materie is, waarbij het administratief toe-zicht terzake naar de Brusselse beleidsinstanties werd overgeheveld.
Het taalhoffelijkheidsakkoord is bijgevolg een in-terne aangelegenheid van de Brusselse Hoofdste-delijke regering, waarbij de Vlaamse Gemeenschap geen betrokken partij is.
De vernietiging van onwettige benoemingen moet gebeuren binnen een termijn van veertig dagen na het handhavingsbesluit van de gemeente of het O C M W, zo niet wordt de benoeming definitief. D e Brusselse voogdijoverheden blijven hier evenwel duidelijk in gebreke. Ik kan er hen enkel op wijzen dat de taalwetgeving en de rechtspraak van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht en van de Raad van State omtrent de benoemingen van personeel in de Brusselse plaatselijke besturen, correct moet worden toegepast en nageleefd.
Het lijkt mij immers van groot belang dat de rege-ringsploeg in Brussel niet in gebreke blijft en de
benoemingen die niet conform de taalwetgeving z i j n , v e r n i e t i g t . Die vernietigingen zijn absoluut noodzakelijk om alle actoren blijvend te motiveren om de tweetaligheid na te streven en ervoor te zor-gen dat contractuelen gemotiveerd blijven om bin-nen twee jaar een taalbrevet te halen.
Ik heb het engagement genomen om de nodige po-litieke en juridische middelen aan te wenden die in mijn bevoegdheid liggen om de taalbelangen van de Nederlandstalige Brusselaars te garanderen. Ten eerste heb ik, in het kader van enkele concrete overtredingen en inbreuken op de taalwetgeving, de betrokken personen aangeraden klacht in te dienen bij de vice-gouverneur, op basis van artikel 6 5 , § 4 van het koninklijk besluit van 18 juli 1966 tot coördinatie van de wetten op het gebruik der talen in bestuurszaken.
Ik merk echter op dat individuele burgers wel de mogelijkheid hebben taalklachten in te dienen bij bevoegde instanties zoals de vice-gouverneur en de Vaste Commissie voor Ta a l t o e z i c h t , maar dat de geviseerde politieke overheden niet kunnen wor-den gedwongen de uitspraken bij overtreding van de taalwetgeving te volgen. Het niet-toepassen van de taalwetten kan bijgevolg niet worden gesanctio-neerd.
Ten tweede heb ik op 22 september jongstleden bij de Vlaamse regering een actieplan in verband met de taalproblematiek ingediend, waarvan met be-trekking tot het taalhoffelijkheidsakkoord volgen-de punten wervolgen-den goedgekeurd.
1. De Vlaamse regering agendeert de uitholling van het zogenaamde taalhoffelijkheidsakkoord op het Overlegcomité op basis van het feit dat de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommis-sie weigert aanwervingen van lokale besturen te vernietigen die ingaan tegen de taalwet.