• No results found

Televisie Kijker: Luistervink én Ooggetuige?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Televisie Kijker: Luistervink én Ooggetuige?"

Copied!
170
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Televisie Kijker:

Luistervink én Ooggetuige?

Studie naar de dubbele rol die een kijker kan aannemen bij het bekijken van het optreden van een politicus in een actualiteitenprogramma

MA Scriptie Communicatie- en Informatiewetenschappen Rijksuniversiteit Groningen

Door A Hekman Begeleider Dr. C.L.A. Sauer

(2)

Televisie Kijker:

(3)

Voorwoord

Hier ligt hij dan; mijn magnum opus voor de studie Communicatie- en

Informatiewetenschappen (CIW). Regelmatig werd er aan mij gevraagd of ‘we het nog mee

gaan maken’, de afronding van mijn scriptie. Het heeft inderdaad even op zich laten wachten

maar ondanks dat, kan ik zeker stellen dat deze scriptie mijn interesses geheel weerspiegelt. Een Masterscriptie wordt niet even geschreven; het vergt tijd en vooral veel discipline. Dit had ik me van tevoren goed gerealiseerd en daarom moesten juist mijn interesses en passies

gecombineerd worden in het onderzoek.

In mijn derdejaar van CIW werd het voor mij duidelijk dat mijn passie niet in de

communicatiewereld gezocht moest worden. Na een half jaar Nederlands Recht gedaan te hebben, bleek deze studie mij meer te motiveren. Toch wilde ik de Master CIW afronden en het vrije gedeelte van de Master heb ik dan ook geheel naar mijn eigen wensen ingevuld.

Zo moesten zowel mijn scriptie als mijn stage iets met politiek te maken hebben. De

onderwerpen politiek en communicatie zijn in dit onderzoek dan ook gecombineerd en vormen de leidraad van deze Masterthesis. Tevens heb ik mijn scriptie voor een half jaar stil gelegd om stage te kunnen lopen in het campagneteam voor de Europese verkiezingen bij de Partij van de Arbeid. Fantastische tijden heb ik meegemaakt en deze stage heeft er toe bijgedragen dat ik een nieuwe studie aan het volgen ben; Internationaal en Europees Recht.

Ik heb altijd met veel plezier aan mijn scriptie gewerkt en dit komt mede door de support van verschillende mensen. Een speciaal woord van dank gaat dan ook uit naar mijn ouders en mijn broer en zussen die er altijd voor me waren. Tevens wil ik mijn medestudenten bedanken voor de adviezen die ik van hen mocht ontvangen. Bovenal wil ik de heer Sauer bedanken voor de goede samenwerking.

Rest mij niets meer dan u veel leesplezier toe te wensen! A. Hekman

(4)

Samenvatting

In deze Masterthesis is er onderzoek gedaan naar de dubbele rol die een kijker aanneemt als hij naar een actualiteitenprogramma kijkt waarin een politicus optreedt. De vraag die in dit

onderzoek centraal staat is:

“Hoe worden de passages waarbij een journalist en een politicus optreden vormgegeven zodat de kijker als luistervink en ooggetuige kan opereren?”

Een kijker is daarbij allereerst luistervink. Dat houdt in dat de kijker op basis van de verbale informatie die hij tot zich krijgt, moet proberen om een juiste gissing te maken van wat de gesprekspartners (journalist, politicus en eventuele andere tafelgasten) in de studio bedoelen. Van deze informatie maakt de kijker een juiste imagination; dit houdt in dat de kijker

afhankelijk is van de gesprekspartners in welke mate hij de informatie kan begrijpen om de juiste gissingen te maken. Meer dan er wordt gezegd zijn het de beelden van het gesprek die van invloed zijn op de interpretatie door de kijker. De tweede rol die de kijker aan kan nemen is dan ook ooggetuige. Het productieteam heeft namelijk meer invloed op het gesprek door middel van de beelden die op de televisie worden uitgezonden en bij de kijkers thuis te zien zijn. De beelden zijn meestal noodzakelijk om een juiste imagination te maken van het gesprek dat tussen journalist en politicus plaatsvindt. Daarnaast speelt appreciation een rol als de regie, redactie en de camera’s bepaalde effecten creëren waardoor de kijker niet alleen maar

luistervink kan zijn, maar ook juist ooggetuige moet zijn om het gesprek nog te kunnen volgen.

Deze dubbele rol van de kijker is onderzocht in de programma’s NOVA, De Wereld Draait Door en Pauw & Witteman. In dit onderzoek is er gekeken naar vier verschillende onderdelen van de interviews in deze programma’s. Allereerst is er gekeken naar de

introducties van de interviews. De openingen van de programma’s zijn namelijk bedoeld om de

kijkers een introductie te geven van wat men kan verwachten tijdens het verdere verloop van het interview. Daarnaast kan het gesprek onverwachte wendingen aannemen die de

gesprekpartners niet voor ogen hadden aan het begin van de conversatie. Dit zijn escalaties; onverwachte wendingen tijdens het interview. In de actualiteitenprogramma’s wordt er bovendien veelvuldig gebruik gemaakt van filmfragmenten. Hierdoor wordt er afstand genomen van de stamtafel en wordt er gekeken naar een andere setting en situatie. Ook de

afronding van het interview is hier onderzocht. De presentator moet na het laatste onderwerp

weer terugkeren naar de realiteit. Daarom moet er worden getracht om het laatste onderwerp met eventuele hoogoplopende emoties, zoveel mogelijk in harmonie af te sluiten.

Uit het onderzoek is gebleken dat de kijker bij het programma NOVA, bij de hierboven genoemde onderdelen, vooral luistervink is. Het gesprek vindt plaats tussen de politicus en de presentator. De kijker kan het gesprek tussen hen ook volgen zonder de beelden te zien. Het gesprek is namelijk vooral een dialoog. Er worden geen heftige discussies gevoerd, waardoor de kijker de non-verbale communicatie van de politicus of de journalist niet hoeft te

interpreteren. De politicus wordt niet onder druk gezet en de camerashots zijn statisch. Het format van NOVA is er niet op gericht om de kijker als ooggetuige neer te zetten voor wat betreft de introducties, escalaties en de afronding van het interview. Slechts als er een

filmfragment wordt getoond, is de kijker ooggetuige. Er wordt immers afgestapt van de setting aan de stamtafel en de kijker moet deze verandering visueel kunnen waarnemen om te weten te komen wie er in het fragment te zien zijn, wat er gebeurt, waar men is, waarom men daar is en

(5)

Bij het actualiteitenprogramma De Wereld Draait Door is de kijker eerst luistervink, maar naarmate de discussies toenemen en de emoties oplopen, wordt de kijker ook ooggetuige. De kijker kan dan zonder het zien van de beelden, het gesprek niet meer volgen omdat er veel emoties tijdens het gesprek vrijkomen. Deze non-verbale communicatie moet geregistreerd worden door de kijker om het gesprek juist te kunnen interpreteren. Het productieteam dat verantwoordelijk is voor de verschillende camerastandpunten en het editing proces zorgen ervoor dat de kijker niet langer de onzichtbare ‘derde partij’ is, maar dat de kijker juist

opgenomen wordt in het gesprek. De shots zijn dynamisch en er wordt meer ingezoomd op de persoon als er een escalatie plaatsvindt. Hierdoor spelen emoties een belangrijke rol tijdens het gesprek. De filmfragmenten die tijdens het programma getoond worden, zorgen ervoor dat de kijker informatie ontvangt en verwerkt. De filmfragmenten zorgen ervoor dat de politicus zichzelf tegenspreekt en zijn mening moet bijstellen om geen kiezers, die zich onder de kijkers bevinden, te verliezen. Emoties spelen wederom na het vertonen van de beelden een

belangrijke rol voor de kijker. De kijker moet ten eerste de beelden als ooggetuige kunnen interpreteren om vervolgens tevens als ooggetuige de emoties van de politicus te kunnen interpreteren. De kijker wordt vermaakt door de beelden en daarbij speelt de

informatieoverdracht een minder belangrijke rol dan bijvoorbeeld in NOVA. De afronding van het gesprek wordt meestal verbaal aangegeven maar ook door een long shot te maken, wordt de kijker ooggetuige van de afronding van het interview.

Bij Pauw & Witteman zitten alle mensen die in de uitzending komen spreken vanaf het begin van het programma aan de stamtafel. De kijker is tijdens de introducties allereerst

luistervink. Het ligt aan de presentatoren of de overige tafelgasten, of de kijkers ooggetuigen

worden van mogelijke escalaties. De druk op de politici om een gewenst antwoord te geven, wordt namelijk niet altijd even hoog opgevoerd. Als dit echter wel het geval is dan wordt de kijker ooggetuige van de non-verbale communicatie die zichtbaar is. Deze emoties worden wederom door het productieteam door middel van dynamische shots doorgegeven aan de kijkers. De kijker is dan net zoals in De Wereld Draait Door geen onzichtbare ‘derde partij’ meer, maar lijkt het gesprek daadwerkelijk te beleven. Bij de filmfragmenten is de kijker tevens

ooggetuige; zonder te zien wie er in het fragment naar voren komt, wat er gebeurt, waar het

zich afspeelt, waarom het fragment getoond wordt en wanneer, is het moeilijk om de juiste gissingen uit het fragment te halen. Bij de afronding van het gesprek is het van belang wanneer het gesprek plaatsvindt; vóór of ná de zapservice.

(6)

Inhoudsopgave

1.INLEIDING 12

1.1 Aanleiding van het onderzoek 12

1.2 Opbouw van het onderzoek 16

2.HET ACTUALITEITENPROGRAMMA 18

2.1 De achtergronden van de actualiteitenprogramma’s 18

2.2 De inhoud van de actualiteitenprogramma’s 20

2.3 De ontwikkeling van het interview 22

2.4 De publieke sfeer 23

2.5 Live uitzendingen 24

3. DE JOURNALIST 27

3.1 De journalist in een actualiteitenprogramma 27

3.2 Interviewtechnieken 28

3.3 Non-verbale communicatie tijdens het interview 30

4. DE POLITICUS 34

4.1 Trias politica 34

4.2 Nederlandse politiek en de media 34

4.3 Politieke sferen 35

4.4 Politici in een actualiteitenprogramma 37

4.5 Gerichtheid van een politicus op een media presentatie 40

5. DE KIJKER 42

5.1 Televisiekijker als indirecte deelnemer 42

5.2 Hoe luistervinken kunnen interpreteren 44

5.3 Niveaus in filmdialoog 47

5.4 Een model van vormgeving voor filmdialoog 49

(7)

5.6 De studio 53

5.7 Entertainment door beeld 54

5.8 Filmtechnieken 55

5.9 Multimodale communicatie 59

6. DE METHODE 60

6.1 De hoofdvraag 60

6.2 Operationalisatie van de hoofdvraag 60

6.3 Opzet en werkwijze van het onderzoek 61

6.4 Het doel en het belang van het onderzoek 63

6.5 Beschrijving van het materiaal 64

7. ANALYSE – INTRODUCTIES 65

7.1 Nova introducties 65

7.2 DWDD introducties 71

7.3 Pauw & Witteman introducties 79

7.4 Samenvatting introducties 89

8. ANALYSE – ESCALATIES 92

8.1 NOVA escalaties 92

8.2 DWDD escalaties 94

8.3 Pauw & Witteman escalaties 114

8.4 Samenvatting escalaties 128

9. ANALYSE - FILMFRAGMENTEN 130

9.1 NOVA filmfragmenten 130

9.2 DWDD filmfragmenten 133

9.3 Pauw & Witteman filmfragmenten 139

9.4 Samenvatting filmfragmenten 145

(8)

10.1 NOVA afronding 146

10.2 DWDD afronding 148

10.3 Pauw & Witteman afronding 153

10.4 Samenvatting afronding 159 11. CONCLUSIE 160 12. DISCUSSIE EN AANBEVELINGEN 163 13. ADVIEZEN 164 13.1 Advies politicus 164 13.2 Advies journalist 164 13.3 Advies kijker 165 BIBLIOGRAFIE 166

BIJLAGE I: VERKLARING VOOR DE GEBRUIKTE TEKENS BIJ DE

TRANSCRIPTEN 172

(9)

1. Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de aanleiding van het onderzoek uiteengezet. Tevens zal de opbouw van dit onderzoek besproken worden.

1.1 Aanleiding van het onderzoek

Zoals in het voorwoord uiteengezet is, heb ik gekozen om de onderwerpen politiek, media en daarmee communicatie te verenigen in dit onderzoek. De media spelen immers een belangrijke rol in het publieke debat. Ze bemiddelen tussen de burger en de politiek. Dit wordt vaak gerealiseerd door middel van een vraag-antwoordgesprek; een interview. In de journalistiek heeft het interview een prominente plek ingenomen. Het is een belangrijk middel om

informatie in te winnen met als doel om anderen te voorzien van informatie. In de interviews die in dit onderzoek worden onderzocht, worden er door journalisten allerlei vragen gesteld aan politici die op dat moment in het nieuws zijn. Het doel van de vragen is om de kijkers te

informeren.

Het interview zal uitgebreid besproken worden in hoofdstuk twee, maar omdat dit onderwerp van groot belang is voor dit onderzoek zal er hier kort op ingegaan worden. Het interview is immers de laatste jaren aan veranderingen onderhevig geweest. Er zijn veel factoren die hebben bijgedragen aan de groei en de vorm van het interview zoals

technologische vernieuwingen. Allereerst heeft kabeltelevisie ervoor gezorgd dat het aantal kanalen is gegroeid. Tegenwoordig bestaat er ook digitale televisie waardoor de groei van de zenders explosief is toegenomen. Internet heeft het mogelijk gemaakt dat wanneer een interview aan de andere kant van de wereld wordt afgenomen, het hier direct te zien of te beluisteren is. Door de komst van deze nieuwere en snellere media kunnen publieke figuren zoals politici snel en gemakkelijk in contact komen met een massapubliek. De media op hun beurt, kunnen profiteren van de politici als zij het nieuws als eerste naar buiten hebben gebracht en op deze wijze een primeur hebben.

Door de komst van deze geavanceerde technologie is de relatie tussen journalisten en politici niet altijd even positief. De technologische ontwikkelingen hebben een keerzijde. Feitelijke berichtgeving maakt namelijk steeds vaker plaats voor berichten over schandalen, incidenten en emoties. Bovendien groeien journalisten en politici dichter naar elkaar toe. Dit verstoort de onderlinge balans, wat de kwaliteit van beide niet ten goede komt. Politici moeten steeds meer letten op wat zij zeggen, maar ook op wat zij doen, omdat dit vastgelegd kan worden op bijvoorbeeld de camera van een mobiele telefoon. Het filmpje kan dan nog dezelfde dag op Internet gezet worden. De snelheid waarmee de beelden zich verspreiden is immens en de uitwerking kan ‘dodelijk’ zijn voor een politicus. Het is dan ook niet voor niets dat politici training krijgen in het omgaan met de media om hun imago hoog te houden. Volgens Agnes Kant (oud-fractievoorzitter van de Socialistische Partij) is ‘even neuspeuteren in het openbaar er niet meer bij’.

Dat de vragen die journalisten stellen, slecht voor je imago kunnen zijn, heeft onder andere fractievoorzitter Ad Melkert van de Partij van de Arbeid (PvdA) in 2001 ondervonden. Onder leiding van Wim Kok deed de PvdA goede zaken, maar het lukte zijn opvolger Ad Melkert niet om deze koers voort te zetten. Melkert probeerde er alles aan te doen om zijn koele imago van hem af te schudden, maar tijdens het lijsttrekkersdebat veegde de

mediagenieke Pim Fortuyn van de Lijst Pim Fortuyn (LPF) de vloer aan met de lijsttrekker van de PvdA.1 De kijker ziet de spanningen tijdens het debat, onder leiding van Paul Witteman, oplopen. Zo stookt Witteman het vuur meteen op door te vragen aan Melkert of hij Fortuyn al heeft gefeliciteerd. Melkert feliciteert eerst Jan Peter Balkenende en Paul Rosenmöller en na

1

(10)

een korte pauze ook Fortuyn. Tijdens het interview irriteert Melkert zich meerdere malen aan Fortuyn, bijvoorbeeld als hij aan het woord is en Fortuyn hem onderbreekt: “Ik dacht dat ik het woord nog had of zie ik dat verkeerd?” Tijdens dit interview wordt niet alleen openlijk

uitgesproken dat men zich irriteert, het wordt ook getoond aan de kijker. Aan het eind van de compilatie wordt er een vraag gesteld aan Fortuyn die niet hoorbaar is voor de kijker. Fortuyn reageert daar op met: “Ja, nou ik hoop wel dat meneer Melkert wat vrolijker is. Kom op, meneer Melkert, een beetje humor mag wel.” Ondertussen ziet de kijker Melkert

onderuitgezakt in zijn stoel. Hij heeft de kin op de borst geplaatst en trekt een zuur gezicht naar Fortuyn. Hij krabt zichzelf aan zijn onderarm en trekt zijn wenkbrauwen omhoog. Aan de non-verbale communicatie die Melkert uitstraalt kan de kijker opmaken dat hij zich enorm ergert. Fortuyn doet er nog een schepje bovenop door te stellen: “Ik hoop wel dat meneer Melkert gaat ontdooien de komende weken.” Vervolgens ziet de kijker een grimas op het gezicht van

Fortuyn die het schouwspel enigszins amusant vindt nu Melkert steeds zuurder kijkt. Dit voorbeeld illustreert wat destijds de algemene opvatting was van de bevolking: Fortuyn werd als de nieuwe politiek gezien en Melkert als de oude. Fortuyn maakte zaken publiekelijk bespreekbaar waar men voorheen niet over sprak. Na de moord op Fortuyn werd Melkert door de aanhangers van Fortuyn aangewezen als medeschuldig. Tijdens de

verkiezingen van 2001 verloor de PvdA meer dan de helft van haar zetels. Of deze nederlaag komt door het verkiezingsprogramma of niet, de mediaoptredens van Melkert tijdens de campagne hebben hoogstwaarschijnlijk ook invloed gehad op de slechte resultaten. Melkert weet vervolgens genoeg en stapt op na een emotionele persconferentie waarin ineens blijkt dat de fractievoorzitter emoties heeft (www.novatv.nl).

Emoties die wel of niet getoond worden, kunnen er zorg voor dragen dat het bewuste beeld veelvuldig uitgemeten wordt in de media. Technologische ontwikkelingen zorgen voor de verspreiding en op deze manier krijgen publieke figuren een goed of slecht imago. Echter technologische veranderingen hebben er niet alleen voor gezorgd dat publieke figuren alert moeten zijn, het heeft ook voor concurrentie gezorgd bij de verschillende omroepen. Producers gingen zich namelijk meer interesseren voor de productiekosten en kijkcijfers, en waren

daarom bereid om te gaan experimenteren met verschillende formats. Eén van deze formats is gebaseerd op een informeel debat. Dit format is niet duur om te produceren en bevat

spontaniteit en levendigheid; iets waarvan de kijker houdt (Clayman en Heritage 2002: 2). Het debat met zijn spontaniteit en levendigheid heeft in Nederland zijn weg gevonden via zogenaamde stamtafels. In actualiteitenprogramma’s zitten de gasten vaak aan een tafel om te discussiëren over allerhande onderwerpen. De stamtafels zijn onderdeel gaan uitmaken van de publieke sfeer. Deze publieke sfeer lijkt overigens in het niets op de bedoelde theorie van Habermas in zijn boek Strukturwandel der Öffentlichkeit, waarin Habermas pleit voor een sfeer waarbinnen rationele discussies moeten kunnen worden gevoerd, vrij van dwingende machten. Want door de komst van de massamedia en de vervagende grenzen tussen privé en staat (een politicus praat over zijn vakantie in een actualiteitenprogramma) is er een publieke sfeer overgebleven die in het niets lijkt op de volgens Habermas optimale situatie.

Ondanks deze vervaging tussen het werk en het privéleven van een politicus zijn er wel degelijk ongeschreven regels tussen de politicus en de interviewer aan een stamtafel. Beide partijen, de politicus en de interviewer, observeren en verwerken een aantal sociale conventies die geassocieerd worden met de rollen van de interviewer en de geïnterviewde. Deze regels worden als vanzelfsprekend geacht. De conventies over de interactie zijn effectief en machtig.

(11)

is immens. Een producer en zijn team zijn namelijk afhankelijk van de kijkers voor het

voortbestaan van het programma en een politicus moet het electoraat achter zich zien te krijgen. De openbaringen in het programma kunnen worden gedaan omdat een redactieteam zich achter de journalist heeft geschaard. Vroeger werden de democratische functies uitgevoerd door het vertellen van verhalen; nu doen journalisten dit door het stellen van vragen en het maken van onderbrekingen. De eerste voorwaarden voor een politicus is dan ook om correct om te kunnen gaan met vragen van journalisten. Politici die om kunnen gaan met onverwachte en moeilijke vragen worden bewonderd, terwijl politici die dit niet kunnen een slecht imago kunnen verwachten bij het electoraat (Clayman en Heritage 2002: 4).

En aldaar is het voorbeeld van ex-minister Ella Vogelaar (PvdA) van Wonen, Wijken en Integratie. De zakenvrouw die begon aan een carrière in de Tweede Kamer was niet

opgewassen tegen de krachten van de negatieve beeldvorming die kunnen voortvloeien uit een bezoek aan een actualiteitenprogramma. Vogelaar verscheen in februari 2007 in het

actualiteitenprogramma Pauw & Witteman.2 Opmerkelijk in dit programma is, dat niet alleen de journalisten vragen stellen, maar ook de overige gasten aan tafel. Tegenover de minister zaten in casu Jort Kelder (journalist, columnist en televisiepresentator) en Heleen van Royen (auteur) die wel raad wisten met een minister die geen duidelijke lijn aannam in haar beleid. Bovendien vonden zij dat Vogelaar niet kordaat genoeg optrad.

De koers van een interview en in het bijzonder het interview zoals hier boven is geïllustreerd, is hierdoor niet voorspelbaar; het komt voort uit de manier waarop men met elkaar omgaat tijdens het gesprek. Een belangrijk onderdeel is de spontaniteit van een live uitzending, het gevoel van levendigheid, maar ook het gevaar dat voortkomt uit de koppeling van een machtige politicus en een doorgewinterde journalist (Clayman en Heritage 2002: 6). In het geval van Vogelaar heeft de kijker door de agressievere manier van vragen stellen, al snel door dat alle mensen aan de stamtafel tegen de minister en haar standpunten zijn. Vogelaar neemt een verdedigende houding aan, wat het verdere verloop van het interview negatief beïnvloedt. Onder andere haar non-verbale communicatie, die door middel van de beelden aan de kijker getoond worden, laten zien dat de minister lichtelijk geïrriteerd is.3

Een voorbeeld dat heeft geleid tot een zeer pijnlijk tv-optreden voor de minister is het fragment van Rutger Castricum van Geen Stijl, die er voor zorgde dat Vogelaar geen mond meer opentrok.4 Castricum vraagt aan de minister of ze een nieuwe spindoctor heeft. Vogelaar geeft meerdere malen aan dat zij die niet heeft echter Castricum blijft aandringen op de vraag en Vogelaar loopt weg. De journalist blijft haar volgen en uiteindelijk escaleert de situatie dusdanig dat de journalist vragen blijft afvuren, maar de minister domweg geen antwoord geeft en zelfs geen spier meer vertrekt. Ze kijkt slechts de reporter stilzwijgend aan en dit alles wordt geregistreerd door de camera. Op de kijker komt dit fragment over alsof de minister erg

kinderachtig is en de irritante journalist niet te woord wil staan. Na deze pijnlijke gebeurtenis ging het bergafwaarts met minister Vogelaar. Uiteindelijk werd ze een dag na haar bezoek aan de Antillen teruggeroepen voor een bijeenkomst van de PvdA waar het vertrouwen in haar werd opgezegd.

In De Volkskrant verklaarde Vogelaar:

‘Als reden voor het gebrek van vertrouwen voert de partijleiding aan dat op de beleidsterreinen waar ik verantwoordelijk voor ben, de resultaten tot nog toe onvoldoende zijn. Ik herken me niet in de kritiek, al realiseer ik me terdege dat de beeldvorming de afgelopen periode slecht was.’

2

Het volledige fragment is te bekijken op:

(http://www.uitzendinggemist.nl/index.php/aflevering?aflID=5873524&md5=3eb1e85e3a68feb2cfca42ed654e07f 5).

3

Dit debat wordt in hoofdstuk 6 verder besproken.

4

(12)

(www.volkskrant.nl). Beeldvorming, daar draait het om. Politici die niet weten hoe ze om moeten gaan met de vragen van journalisten hebben een grote kans om een deuk in hun imago op te lopen.

De beeldvorming van een politicus kan stijgen of dalen bij het electoraat door middel van een interview in een actualiteitenprogramma. De politicus wordt tot aan het hemd toe ondervraagd om zijn of haar mening te verwoorden over een actueel onderwerp. Kunst daarbij is om het eigen imago hoog te houden en tegelijkertijd zijn of haar partij niet af te vallen. Dat lijkt simpel, maar tegenwoordig is dat een hele opgave. De interviewer of de overige

tafelgasten kunnen meepraten over het beleid dat een minister voert en de politicus daar direct op aanspreken. De interviewer kan gebruik maken van filmfragmenten om een antwoord te ontlokken van een politicus. Vervolgens mogen de antwoorden van de politicus niet te lang zijn want de interviewer moet als gespreksleider rekening houden met de tijd die besteed wordt aan de gesprekspartner.

Maar het allerbelangrijkste waar een journalist en het redactieteam rekening mee moeten houden is toch dat de vragen en het verloop van het gesprek interessant blijven voor de kijker. Deze moet geboeid blijven en willen weten hoe de politicus op een bepaalde vraag gaat antwoorden. Kortom, tijdens het gesprek heeft de interviewer te maken met een bepaald format waaraan hij zich moet houden. Hij moet tijdens het gesprek rekening houden met de tijd, dus met de duur van elk gesprek. Echter vóór de uitzending worden de vragen door de redactie al opgesteld. Bij het bedenken van deze vragen en bij het aangeven van de richting van het gesprek, is er al rekening gehouden met de wensen van de kijker. Om er voor te zorgen dat een politicus de juiste wending van het gesprek neemt en de kijker geboeid blijft, heeft de

interviewer tijdens het gesprek allerlei conversatietechnieken tot zijn beschikking. Deze technieken dwingen een politicus om een stelling aan te nemen of af te wijzen. Overigens wordt er regelmatig gebruik gemaakt van een filmfragment om een statement van de journalist te bekrachtigen of om het statement van de politicus te ontkrachten.

De conversatietechnieken tussen een politicus en een interviewer zijn veelvuldig onderzocht. De auteurs Clayman en Heritage (2002) hebben in hun boek The News Interview;

Journalists and Public Figures on the Air, gesprekken geanalyseerd van Amerikaanse en Britse

politici in een talkshow. De verschillende conversatietechnieken die zowel de interviewer als de politicus hanteren om hun punt duidelijk te maken, komen in dit boek nadrukkelijk naar voren. Ook vele anderen hebben zich gewaagd aan dit interessante onderwerp waaronder Ekström (2001), Bull (2008), Fetzer en Lauerbach (2007) en Tannen (1998). Wat mij bij het lezen van deze boeken en teksten opviel was dat de genoemde auteurs alleen ingaan op de conversatie; het debat of het interview aan tafel. Allerlei vraagtechnieken worden er besproken. Wat echter geheel buiten beschouwing blijft is het beeld. Het beeld dat de kijker thuis op zijn scherm krijgt. Het beeld van de politicus die uitspreekt dat hij het er mee eens is, terwijl zijn lichaamstaal duidelijk het tegenovergestelde aangeeft.

De hierboven aangehaalde politici Melkert en Vogelaar zijn deswege niet uit de lucht gegrepen. Deze politici gaven niet alleen ongepaste antwoorden, het waren vooral de beelden die spraken. Melkert die inderdaad steeds zuurder ging kijken. Minister Vogelaar met wie je bijna medelijden zou krijgen en je, je als kijker afvraagt ‘waarom grijpt er niemand in?’ Woorden kunnen bijdragen aan een slecht imago; beelden kunnen alles vernietigend zijn zoals bij minister Vogelaar. Als kijker zijnde voelt men zich zelfs ongemakkelijk bij het zien van deze onzekere minister.

(13)

kijker zijnde zó geraakt had, dat mijn gevoel voor sympathie voor deze dame daalde tot een nulpunt. Ik hoefde er niet lang over na te denken; de beelden spraken in deze fragmenten.

De politicus moet dus trachten om een zo goed mogelijk beeld van zichzelf neer te zetten in de actualiteitenprogramma’s om het electoraat, vooral in tijden van verkiezingen, voor zich te winnen. Maar ook de journalist en zijn redactie moeten proberen om de kijker geboeid te blijven houden door het stellen van uitdagende, en voor de kijker interessante, vragen. Mijn motivatie om onderzoek te doen naar deze onderwerpen is dan ook dat zowel

programmamakers en politici afhankelijk zijn van elkaar, maar nog meer van de kijker. De kijker bepaalt namelijk of er gekeken wordt naar het programma dat de makers aanbieden. Bovendien kan het optreden van een politicus in een actualiteitenprogramma bepalend zijn voor de kijker om op de politicus te gaan stemmen of niet.

In de volgende hoofdstukken worden de actoren die betrokken zijn bij het interview nader toegelicht.

1.2 Opbouw van het onderzoek

Aan de hand van het theoretisch kader zal er naar een hoofdvraag worden toegewerkt. Het theoretisch kader is onderverdeeld in vier categorieën. De categorieën zijn: het

actualiteitenprogramma, de journalist, de politicus en de kijker. Deze onderverdeling is gemaakt omdat dit de vier belangrijkste componenten van dit onderzoek zijn en ze allemaal met elkaar in verband staan.

In de eerste categorie het actualiteitenprogramma, wordt er ingegaan op de ontstaansgeschiedenis van een actualiteitenprogramma. Ook hoe heden ten dage een

programma gevuld wordt, wordt bekeken met het accent op het interview dat er veelvuldig in voorkomt. Ook de publieke sfeer waarin het programma zich begeeft wordt belicht.

Zonder journalist geen interview, vandaar dat er in de tweede categorie ingegaan wordt op de rol van de journalist. Wat zijn precies zijn taken aan een stamtafel? Daarbij wordt er ingegaan op verschillende interviewtechnieken die hij kan toepassen, maar ook het

interpreteren van non-verbale kenmerken hoort bij de rol van de journalist.

In de categorie politicus wordt er allereerst een overzicht gegeven van hoe de trias politica doorgevoerd is in Nederland. Om de politieke sfeer te begrijpen, is enig inzicht in het verleden gewenst. Te denken valt aan de rol die Pim Fortuyn vervult in de huidige politieke sfeer. Ook de rol van een politicus in een actualiteitenprogramma wordt in deze categorie belicht.

In de laatste categorie kijker, wordt uiteengezet wat er precies voor zorgt dat de kijker overzichtelijk gepresenteerd krijgt wat wordt verteld in het actualiteitenprogramma, zonder dat er een voorgeschiedenis hoeft te zijn waarin de kijker al informatie had moeten ontvangen. De kijker moet de informatie namelijk direct tot zich kunnen nemen. Hierbij passeren

verschillende theorieën de revue. Aangezien de kijker niet alleen luistert, maar ook kijkt naar het interview tussen een journalist en een politicus, wordt er ook stilgestaan bij de beeldkant van een actualiteitenprogramma. Verschillende cameratechnieken zullen hierbij aan bod komen.

In hoofdstuk zes staat de hoofdvraag die naar aanleiding van de theorie gevormd is. Tevens wordt in dit hoofdstuk het doel en de richting van de analyse van het onderzoek aangegeven.

(14)

interviewer duidelijk maken aan de kijker waarom het relevant is dat deze politicus bij hem aan tafel zit. De opening van een interview bevat immers veel informatie die duidelijk over moet komen bij de kijker. Bij escalaties in een interview speelt het karakter van het programma een grote rol. Alle aanwezige gasten kunnen namelijk op elkaar reageren. Dit kan zorgen voor positieve of negatieve impulsieve uitlatingen waardoor het programma een onverwachte wending kan nemen. De filmfragmenten die getoond worden tijdens de uitzending moeten een bepaalde toegevoegde waarde hebben om een bepaald standpunt te verduidelijken voor de kijker. Er zal stilgestaan worden bij de manier waarop dit gerealiseerd wordt. En als laatste zal dit onderzoek zich richten op de afsluiting van het interview. Hierbij is vooral de manier

waarop er afgesloten wordt van belang omdat de kijker dit als laatste meekrijgt en voor zichzelf de balans kan opmaken wat hij of zij van het interview vond. Aan het eind van elke analyse volgt een korte samenvatting van de resultaten.

In hoofdstuk 11 zal een conclusie worden getrokken uit de resultaten van de vier analyses uit de hoofdstukken zeven tot en met tien.

In hoofdstuk 12 volgt de discussie. In dit hoofdstuk zullen aanbevelingen voor nader onderzoek worden gegeven.

Uiteindelijk eindigt deze Masterscriptie met een aanbeveling voor politici, journalisten en kijkers. Aan de hand van de resultaten van dit onderzoek, kunnen tips worden gegeven aan de drie actoren van een actualiteitenprogramma. Hoe kunnen zij in de toekomst beter

(15)

2. Het Actualiteitenprogramma

Om een goed inzicht te krijgen in de achtergrond van de hier behandelde

actualiteitenprogramma’s, is het noodzakelijk om te kijken naar het publieke omroepbestel van Nederland. Vervolgens wordt er naar de inhoud van actualiteitenprogramma’s gekeken waar het interview een prominente rol in speelt. Ook de publieke sfeer waar het programma deel van uitmaakt, wordt hier belicht.

2.1 De achtergronden van de actualiteitenprogramma’s

De televisie werd in Nederland geïntroduceerd in de jaren vijftig. Het werd een geliefd massamedium voor de toegenomen vrije tijd. Equivalent aan het radiobestel waren de

televisiezenders ook gebonden aan de zogenaamde zuilen. Het doel van de verzuiling was om een sterk verdeelde samenleving, zoals die van Nederland in het eerste deel van de 20e eeuw, bijeen te houden. Er waren vier verschillende zuilen, te weten: protestants-christelijk, rooms-katholiek, socialistisch en liberaal / neutraal. Deze vier zuilen hadden hun eigen kerk (of niet zoals bij de liberalen), krant, vakbond, politieke partij, woningbouwverenigingen,

ziekenhuizen, scholen, sportverenigingen en zo ook hun eigen omroep. Men kwam over het algemeen alleen in contact met mensen van de eigen zuil. De ontzuiling begon aan het begin van de jaren zestig van de 20e eeuw en zette zich voort in de tweede helft van de jaren ´60. Dit kwam mede omdat men door middel van radio en televisie in contact kwam met de aanhangers van de andere zuilen.

De omroepen werden door de jaren heen door maatschappelijke veranderingen voor keuzen geplaatst. Herkenbaarheid werd minder bepaald door de eigen identiteit en meer door de programma’s die scoorden. Actualiteitenrubrieken, met een groeiend aantal politieke onderwerpen, gingen tot de ‘bestgekende’ programma’s behoren. De traditionele beleefdheid van journalisten maakte plaats voor een confronterende en een ironische benadering van gezag. De journalisten weigerden zich te houden aan ongeschreven regels in de politieke cultuur; gebreken en spanningen in het politieke bestel werden breed uitgemeten. Om consensus te bewaren tussen voor- en tegenstanders van maatschappelijke vernieuwing, was de regering steeds minder bereid om op te treden tegen ‘ongewenst gedrag’ van de media (Aerts, Dunk, Hofland e.a. 2003: 14, 15).

De actualiteitenprogramma’s zijn van oudsher traditioneel verbonden aan een bepaalde zuil. Tegenwoordig zijn deze banden bij de actualiteitenprogramma’s die hier worden

(16)

Het format van een actualiteitenprogramma is relatief gezien goedkoop. Er is slechts een studio nodig en een decor. In de hier te behandelen actualiteitenprogramma’s zitten de presentator(en) en de gast(en) aan een tafel. In twee van de drie actualiteitenprogramma’s, te weten Pauw & Witteman en De Wereld Draait Door, is er bij de uitzending ook publiek aanwezig. Bij het actualiteitenprogramma NOVA is dit niet het geval. De zogenaamde

stamtafel, waar de gesprekken plaatsvinden, staat in het midden van de studio en als er publiek bij aanwezig is, omringt deze de presentator(en) en de gast(en). Het lijkt alsof de tafel het middelpunt is van een publieke arena waar ‘de strijd’ tussen de aan tafel zittende personen uitgevochten gaat worden.

Tijdens de actualiteitenprogramma’s worden er politieke, sociale en morele

onderwerpen besproken op de televisie. In de studio zitten de ‘experts’ bij elkaar en worden, als hun onderwerp wordt behandeld, naar voren geroepen om in ‘de arena’ plaats te nemen (zoals bij De Wereld Draait Door) of men zit al aan de stamtafel zoals bij Pauw & Witteman. Door middel van deze formats bieden de massamedia een informele, onofficiële, maar grootschalige en sterk gemanaged forum aan voor het publieke debat (Livingstone & Lunt 1994: 36). De onderwerpen variëren; zo kan er gesproken worden over een nieuwe hit van een zanger of zangeres, een nieuwe uitvinding, een net uitgegeven boek of, zoals in dit onderzoek relevant is, een onderwerp van politiek Den Haag dat speelt op dat moment.

Tijdens de behandeling van deze onderwerpen ligt de focus op de argumenten die er worden gegeven; een verbale activiteit die karakteristiek is voor de interactie in deze

programma’s. Onenigheid en discussie vormen de inhoud van de gesprekken die plaatsvinden en dit onder leiding van de presentator(en). De programma’s waarin wordt gediscussieerd, dagen de bestaande concepties van een genre uit. Dit komt omdat de grenzen tussen entertainment en actuele onderwerpen, ideeën en emoties, argumenten en verhalen aan het vervagen zijn en elkaar overlappen. Zo ontstaat er een bron van infotainment (Livingstone & Lunt 1994: 37).

Cuilenburg, Neijens en Scholten (1999) rekenen in hun boek Media in Overvloed actualiteitenprogramma’s, zoals de hier behandelde, aan als populaire cultuur. Volgens hen zou de opvatting populaire cultuur geanalyseerd kunnen worden als ‘zou zij ontdaan zijn van maatschappelijke relevantie en slechts bestaan uit triviaal, kunstmatig massa-amusement of massacultuur’ (Cuilenburg, Neijens en Scholten 1999: 67). Echter uit andere Nederlandse studies is aangetoond dat populaire cultuur wel degelijk een zinvolle maatschappelijke betekenis heeft en dat elementen van populaire cultuur op steeds meer maatschappelijke gebieden, zoals journalistiek en politiek, terrein wint. Maar wat is precies populaire cultuur? Rowe (1995:8 in: Cuilenburg, Neijens en Scholten 1990) geeft als definitie:

“De verschuivende lijnen van sociale en culturele relaties, de bedoelingen en teksten die op verschillende manieren verschijnen als eigentijdse vormen van vermaak, vrije tijd, stijl en identiteit en die verbonden zijn aan persoonlijke opvattingen over politiek, esthetica en de culturele economie.”

Hierbij moet men dus denken aan muziek, boeken en tijdschriften en fysieke inspanning zoals voetbal of dans. Echter, ook film en televisie waaronder dus actualiteitenprogramma’s behoren tot populaire cultuur.

(17)

presentatie met meer showelementen) als de inhoud (minder moeilijke onderwerpen, meer sensatie en human interest) van de Nederlandse televisie als geheel zou erdoor zijn veranderd (Sterk 1987: 36 in: Cuilenberg, Neijens en Scholten 1990). De kritiek komt hier op neer: individuele creativiteit en authenticiteit worden bedreigd en gaan ten onder in de niets

ontziende logica van de markt en de massacultuur. Volgens Joli Jensen (1990 in: Cuilenberg, Neijens en Scholten 1990: 70) zou hierdoor: ‘Massacultuur en met name televisie alles transformeren tot amusement. Televisie heeft entertainment tot de vorm gemaakt waarin alle menselijke ervaring wordt gegoten: politiek, nieuws, educatie, godsdienst, wetenschap en sport moeten ons amuseren in plaats van activeren, opvoeden, onderrichten en informeren.’

Al deze menselijke ervaring is ook terug te zien bij actualiteitenprogramma’s zoals De Wereld Draait Door (vanaf nu DWDD genoemd), Pauw & Witteman en NOVA, waar

klaarblijkelijk amusement en sensatie nu meer verweven zouden zijn met de actuele

onderwerpen die daar worden behandeld. Echter, een item dat gemaakt is op dezelfde dag als die van de uitzending, is vaak onder meer tijdsdruk gemaakt dan items die onder minder

‘actuele druk’ staan en vaak al lang voordat ze uitgezonden worden zijn gemaakt. Aangezien er bij de laatstgenoemden meer tijd voor handen is om het item te maken, zouden er dus ook meer sensationele kenmerken aan toegevoegd kunnen worden door de producers dan bij de

eerstgenoemde. Dit kan het feit weerleggen dat actuele onderwerpen meer sensatie bevatten dan minder actuele onderwerpen (Vettehen, Nuijten en Beentjes 2006: 227 – 231).

Een kenmerk van meer sensatie in een actualiteitenprogramma is het steeds meer strijdende debat in ‘de arena’. Deborah Tannen geeft in The Argument Culture (1998: 50) een paar redenen aan waarom de gesprekken op radio en televisie meer strijdend zijn geworden. Volgens haar zijn er een paar onderliggende krachten aan het werk. ´De meeste mensen

consumeren tegenwoordig het nieuws via radio en televisie in plaats van via kranten.´ Volgens cultureel linguïst Walter Ong (in: Tannen 1998: 50), werd de westerse gemeenschap door de komst van de geprinte media ‘minder strijdlustig’: ‘Door de afwezigheid van het publiek werd de aandacht nog gericht op de inhoud (argumenten) en niet op het voorkomen of de presentatie van de debater.’ De opkomst van het disputeren wordt aangewakkerd door orale argumentatie op de televisie en radio. Op deze twee uitzendmodaliteiten wordt de mogelijkheid om te ‘strijden’ gewaardeerd, maar de debater wordt tevens beoordeeld op een goed of slecht voorkomen. Bovendien zijn er meerdere zenders die nu strijden om de kijkers en daarvan zijn de meeste overigens commerciële zenders. De zenders moeten winst maken. Dat betekent dat het nieuws vermakend moet zijn en het publiek in beroering moet brengen om het aan de buis gekluisterd te houden.

Kortom, er hebben zich allerlei verschuivingen voorgedaan sinds de entree van de televisie. Actualiteitenprogramma’s hebben een andere toon gekregen, maar zoals hierboven geïllustreerd is, heeft dit proces zich niet voor niets ingezet. Producers strijden om een massapubliek en daarbij passen zij hun programmering aan. Overigens verdient hier wel de opmerking dat de programma’s die hier in het corpus opgenomen zijn, op de Nederlandse publieke omroep te zien zijn. Dat betekent dat deze programma’s grotendeels door de overheid gefinancierd worden uit de belastingen van de burger. Dat houdt in dat er dus minder strijd is om een marktaandeel dan bij de commerciële zenders, maar dit neemt niet weg dat ook bij de Nederlandse Omroep sprake is van een ‘commerciële strijd’ om de kijkcijfers.

2.2 De inhoud van de actualiteitenprogramma’s

(18)

en / of de andere gasten stellen de vragen aan een politicus en de bewindspersoon heeft als ongeschreven regel om hier een zo goed mogelijk antwoord op te geven. De gesprekken in een actualiteitenprogramma hebben een vraag-antwoordstructuur oftewel, het is een interview.

Om een beter beeld te kunnen geven van hoe het interview ontstaan is, is het goed om eerst te kijken naar de definitie van het interview. De Van Dale geeft als definitie:

‘Vraaggesprek met het doel om het gehoorde te publiceren of uit te zenden’

(www.vandale.nl). Opvallend is dat de Oxford English Dictionary van het jaar 1514, een andere definitie van de term interview aangeeft. Het woord interview is afkomstig van het Franse woord entre voir, wat letterlijk tussen zien betekent. Het verwijst naar een face-to-face ontmoeting tussen twee

personen die door iemand geregeld is met als doel een formele ontmoeting te hebben met iemand over een bepaald onderwerp (Oxford English Dictionary 1514: 1740 in Clayman en Heritage 2002: 26). Deze eerste interviews waren voornamelijk tussen hoge individuen en werden gepubliceerd in de gedrukte media. De uitleg in de Oxford Dictionary markeert ondertussen een belangrijk verschil: Om een interview af te leggen hoeft er nu geen face-to-face communicatie meer te zijn. Interviews kunnen heden ten dage door de technologische vernieuwingen afgenomen worden via de telefoon en Internet, waarbij men elkaar niet meer hoeft te ontmoeten. Tegenwoordig kan het interview dus niet alleen openbaar worden gemaakt in de gedrukte media, maar ook via radio, televisie of Internet.

Bell en Van Leeuwen (1994: 1) vinden dat het interview ‘een dominante vorm van overbrengen van informatie is in de media’. ´Veel van onze nieuws en actuele programma’s laten ons niet zien wat er gebeurde, maar wat men zegt wat er is gebeurd (of kon gebeuren of zal gebeuren), en dat maakt ons ooggetuigen, niet van gebeurtenissen die zouden gebeuren als er geen microfoons en camera’s zouden zijn geweest, maar van gebeurtenissen die speciaal gecreëerd zijn met de bedoeling om opgenomen te worden, zoals persconferenties en interviews.´

Een interview bevat één of meer van de volgende inhoudslagen: feiten, meningen, emoties en motieven. Meningen, emoties en motieven zijn bij uitstek geschikt voor een vraaggesprek. Interviews verschillen inhoudelijk met elkaar, maar ook qua mate van

confrontatie. Het ene interview is meer confronterend dan de andere. Dat heeft alles te maken met de aard van het programma. Zo zal de redactie van DWDD proberen meteen ‘to the point’, te komen aangezien er veel minder tijd besteed kan worden aan een politicus dan bijvoorbeeld in NOVA, waar een gast meer spreektijd krijgt. Van Der Lugt (2006: 39 – 51) heeft een indeling van het interview gemaakt aan de hand van de mate van confrontatie.

Kritiekloos Harmonisch Confronterend

Feiten Enquête Gesprek Verhoor

Meningen Doorgeefluik Discussie Debat

Emoties en motieven Praatpaal Diepte-interview Brainwashing

(19)

journalistieke interview is vooral harmonisch. Bij confronterende interviews gaat het meer om veel vragen stellen, de geïnterviewde in de rede vallen, suggestieve vragen stellen en de geïnterviewde klem zetten wat veel voorkomt bij de hier behandelde actualiteitenprogramma’s en verder uiteengezet zal worden in hoofdstuk 3.

2.3 De ontwikkeling van het interview

Van origine komt het interview uit Amerika en werd het daar toegepast in de laatste kwart van de 19e eeuw. Dit kwam omdat de journalisten professioneler werden en feitelijke berichtgeving belangrijker werd dan partijdig commentaar. De eerste interviews werden afgenomen zonder pen en papier en de uitkomsten werden samengevat in een krantenartikel. Voor 1850 waren de geïnterviewden in Amerika er aan gewend dat hun opvattingen rechtstreeks in de kranten kwamen. De journalisten korten dit destijds in tot quotes en parafraseringen. Door de vragen die men stelde, konden de journalisten zelf selecteren of ze de antwoorden gebruikten of niet. De journalisten moesten nu volgens de publieke figuren, de juiste vragen stellen en de

belangrijkheid van de antwoorden inzien (Clayman en Heritage 2002: 26-28). Het interview werd echter niet meteen overgenomen in Europa. Pas aan het begin van de 20e eeuw begonnen de Europese journalisten het interview te accepteren. Toen het interview verder ontwikkeld was, gebruikte men vaker citaten en begon men de uitspraken ook daadwerkelijk op te schrijven (Clayman en Heritage 2002: 26 – 28).

In de jaren ’20 van de vorige eeuw werd er gestart met het uitzenden van programma’s via de radio. In de loop van de tijd ontdekten producers dat uitzenden meer was dan alleen een bericht en daarmee een interview, voor te lezen. Er werd al gauw gebruik gemaakt van

interviewers om de boodschappen van publieke figuren op de radio voor te lezen. Dit zorgde voor een andere toon op de radio dan slechts het voorlezen van de berichten. De geïnterviewde reageerde op de vragen van de interviewer. Op deze wijze kwam er een element van

conversationele informaliteit en spontaniteit op de radio. Dezelfde technieken werden later ook voor de televisie gebruikt (Clayman en Heritage 2002: 28). Echter door de komst van

interviews op de televisie moest men zich niet alleen bewust zijn van de eigen stem zoals op de radio, maar ook van de eigen houding. Immers, de mensen thuis voor wie het gehele gesprek bestemd is, kunnen de sprekers ook zien.

Het interview is nu een gebruikelijke vorm om het dagelijkse nieuws in te verpakken voor publieke consumptie. In de inleiding is al uiteengezet dat onder andere technologische vernieuwingen hebben bijgedragen aan de groei van het interview. De ontdekking van de kabel heeft bijgedragen aan de uitbreiding van het aantal kanalen en hierdoor kwamen er ook meer programma’s op de buis die interviews bevatten. Ook satellieten en elektronische apparatuur om nieuws te verzamelen, hebben ervoor gezorgd dat er live interacties zijn tussen mensen op verschillende plekken op de wereld. Tegelijkertijd kwam er meer concurrentie tussen producers om deze kansen te benutten. Veel zenders concurreren met elkaar om een marktaandeel en daarmee om de winst. Gezamenlijk strijden de zenders tegen het steeds sterker wordende aandeel van het gebruik van Internet. Deze toenemende concurrentievormen hebben ook druk uitgeoefend op producers van programma’s. Zij waren bezorgd om de productiekosten en het kijkcijferaantal. Als gevolg hiervan waren zij bereid om te experimenteren met nieuwe formats. Te denken valt aan formats die gebaseerd waren op interactie, paneldiscussies, informele debatten en verschillende vormen van publieksparticipatie en ook interviews. Deze formats zijn niet duur om te produceren en ze bevatten spontaniteit en levendigheid; iets waarvan de kijker houdt (Clayman & Heritage 2002: 1-5).

De geïnterviewde binnen dit format heeft altijd een bepaalde connectie met recente gebeurtenissen, en de discussie richt zich ook op deze of gerelateerde recente gebeurtenissen. Het publiek neemt een bijzondere plaats in tijdens het gesprek. De interactie is namelijk

(20)

overigens vrij formeel van karakter en wordt geleid door de vragen en antwoorden die worden gesteld of gegeven. Geen topic, thema of perspectief kan doordringen in het gesprek als er geen interactie plaatsvindt door één van de participanten. Elke stap wordt gevormd en beperkt door de actie die er aan voorafging, net zoals wat er gezegd en gedaan gaat worden, de komende zetten van de interactie beïnvloed. De inhoud van een interview is afhankelijk van het verdere proces van de interactie (Clayman & Heritage 2002: 13 – 14).

In een interview met een politicus zou het gesprek moeten gaan over objectieve feiten, maar het item draait vooral om de opinie en de positie van de geïnterviewde en in sommige gevallen ook om die van de interviewer. Het geeft hun kijk op de wereld, gebeurtenissen en andere mensen weer. De vragen die de interviewer stelt, dragen vaak het onderwerp aan en zetten de agenda voor het gesprek, maar ze stellen ook vaak vragen die de antwoorden van de geïnterviewde beperken.

Systematische variaties in de manier waarop de journalist zijn gast behandeld, kunnen aangeven hoe ideologische vooroordelen het proces van het interviewen beïnvloeden. Een disproportioneel vijandige behandeling kan sommige geïnterviewden laten leiden tot onacceptabel gedrag en heeft een dramatiserende functie, tevens versterkt het de legitieme grenzen in het publieke gesprek (Clayman & Heritage 2002: 15). De imago’s van zowel de interviewer als de geïnterviewde zijn daarom ook het gevolg van de distinctieve manier waarop zij het spel van het interview spelen. Antwoorden met ‘de waarheid’, is vaak te flagrant en kan het electoraat polariseren, terwijl een direct antwoord in tegenspraak kan zijn met de partij of bijvoorbeeld eerdere uitspraken.

Overigens is het interview tijdens een actualiteitenprogramma bedoeld voor een massapubliek, maar het is tegelijkertijd een vorm van inter-persoonlijke communicatie tussen de politicus en de presentator. Daarmee is het een consumeerbaar nieuwsproduct en tevens een verschijnend proces van nieuwsproductie. Dat maakt dat sommige fragmenten van

actualiteitenprogramma’s nieuws op zichzelf zijn en uitgezonden worden tijdens het journaal. Omdat de gesprekken in een actualiteitenprogramma zich afspelen binnen de terreinen van de publieke sfeer, wordt er in de volgende paragraaf uiteengezet wat deze sfeer precies inhoudt.

2.4 De publieke sfeer

Met ‘de publieke sfeer’ wordt allereerst de omgeving bedoeld waarin een publieke opinie gevormd kan worden. De toegang is gegarandeerd voor alle burgers. Een onderdeel van de publieke sfeer komt in elke conversatie terug waarin individuen in het privé verzamelen om een publiek lichaam te vormen (Habermas 1984 in: Livingstone & Lunt 1994: 9 - 11). Habermas verdeelt daarbij het moderne sociale leven in vier domeinen, verdeeld in twee dimensies: het

publieke versus het private en het systeem versus de sociale dimensie. Het systeem heeft alles

te maken met geld en macht zoals de kapitalistische economie en de bureaucratische staat, terwijl de sociale dimensie te maken heeft met normen en waarden. De private dimensie heeft te maken met de familie en de publiekelijke dimensie heeft te maken met de staat. Er vindt echter wel overlap plaats; zo is de economie zowel onderdeel van het private domein als van de publiekelijke: de staat. Zo zijn de private sfeer en de publieke sfeer ook geïntegreerd door het proces van socialisatie, door solidariteit en door middel van culturele overdracht (Livingstone en Lunt 1994: 14 – 16).

De massamedia, die vooral een symbolische weergave hebben, zijn verbonden aan zowel de familiale en de publieke sfeer en hebben een complexe relatie met zowel de economie als de staat. Voor Habermas (1989 in: Livingstone & Lunt 1994: 10 - 18), is de publieke sfeer een plaats waarin individuen publieke zaken bespreken, een ruimte die gemedieerd wordt door de maatschappij en de staat. De publieke sfeer heeft een potentiële invloed op macht door het vormen van kritiek dat zorgt voor een samenhangende opinie, en het maakt de staat

(21)

politiek noemen – het is een onderdeel van de productie (…) de ruimte waarin politiek eerst mogelijk wordt gemaakt en communiceerbaar (Kluge 1981: 213 in Livingstone & Lunt: 1994). Centraal in de publieke sfeer is ‘de noodzakelijkheid van het redeneren van rechtvaardiging van de democratische politiek’ (Benhabib 1992: 119 in Livingstone & Lunt 1994: 16). Anders gezegd, als burgers een rol willen spelen in de publieke sfeer dan moeten zij toegang hebben tot een institutioneel gegarandeerd forum waarbinnen men de eigen opinies kan uiten en vragen kan stellen over de gevestigde orde. De media constitueren het belangrijkste domein voor het publieke debat.

Journalisten hebben toegang nodig tot publieke figuren voor hun levensonderhoud, terwijl publieke figuren journalisten nodig hebben om toegang te winnen tot wat Margaret Thatcher ooit noemde: ‘the oxygen of publicity’. Een informeel en onuitgesproken contract tussen twee partijen waarin journalisten toegang verschaffen tot de publiciteit voor de burgers.

Het interview is daarom een onderdeel geworden van de publieke sfeer. Het is een plaats geworden van directe en essentiële ongeschreven regels tussen journalisten en publieke figuren zoals politici in de hoogste rangen. Het is een arena waarin journalisten bepaalde democratische functies kunnen uitoefenen: informatie over het officiële beleid inwinnen, de verantwoordelijken verantwoordelijk houden, de parameters van het publieke debat uitvoeren en dit alles onder het toeziend oog van de kijkende burger.

Tegenwoordig wordt de theorie van Habermas in twijfel getrokken. Onder andere door de relatie tussen de media, politiek en het publiek. De publieke service van de media zou zijn verdwenen en vervangen door een marktmodel, terwijl communicatie en

informatietechnologieën worden uitgebreid en zorgen voor diversiteit. Habermas zijn theorie was van origine gebaseerd op het principe ‘openbaarheid’, ‘dat de persoonlijke opinies van individuen zich konden evolueren in een publieke opinie, door het rationele-kritieke debat dat openstond voor iedereen en vrij was van dominantie’ (Thompson 1995: 112).

Habermas zijn reactie hierop was:

“Mass culture has earned its rather dubious name preciously by achieving increased sales by adapting to the need for relaxation and entertainment on the part of consumer strata with relatively little education, rather than through the guidance of an enlarged public toward the appreciation of a culture undamaged in its substance.”

(Habermas 1989: 165 in Livingstone & Lunt 1994: 17). Televisiekijkers zijn het hier waarschijnlijk wel mee eens: “Mensen hebben steeds minder tijd om iets serieus te nemen. De commerciële zenders voelen dit aan en spelen hierop in omdat ze afhankelijk zijn van sponsoren. De kijker wil immers geen ‘zware kost’, zij wil ligt vermaak” (Thompson 1995: 112).

De Nederlandse burger kijkt naar actualiteitenprogramma’s alwaar er een domein wordt gecreëerd door de media voor het publieke debat. Op basis van het interview dat

plaatsvindt, kan de burger een opinie vormen. De burger vormt zijn opinie naar aanleiding van de live uitzending. Daar zal in de volgende paragraaf op ingegaan worden.

2.5 Live uitzendingen

Een actualiteitenprogramma kan aan de kijker het gevoel geven dat hij aanwezig is bij het programma. Televisie is het medium van het ‘hier en nu’. Het leunt op het gevoel van echtheid, van de live-registratie die bij non-fictie veel wordt toegepast. Daarnaast gebruikt een

programma realistische codes en conventies om ‘echtheid’ te suggereren in de vorm van

(22)

schemeren door dat de camera erbij is, ter plekke aanwezig, een getuige van wat er gebeurt. Televisierealisme moet net als in Hollywood-film-realisme transparant zijn. De verhaalvorm moet verbonden zijn aan personen; settings en plaatsen moeten herkenbaar zijn (Hermes & Reesink 2003: 85 – 86).

In actualiteitenprogramma’s biedt realisme verschillende mogelijkheden om de

werkelijkheid te interpreteren. In deze programma’s moet er sprake zijn van feitelijkheid. Wat er te zien is, moet niet alleen herkenbaar zijn, het moet ook de waarheid zijn en geen particulier verzinsel van een programmamaker (Hermes & Reesink 2003: 86). Televisie-uitzendingen suggereren de alledaagse werkelijkheid, die ons uit de wereld van interpersoonlijke

communicatie zo vertrouwd is. Het beeld wordt live opgenomen. Alles wat zich voor de camera afspeelt wordt direct geregistreerd. Die werkelijkheid is meteen te zien op het

beeldscherm. Het registratiemoment is veelal hetzelfde als het uitzendmoment. De filmwereld wijkt hier overigens wel af van de televisiewereld en daarmee van actualiteitenprogramma’s. Bij film worden namelijk opnameacties zoveel mogelijk weggestopt; je ziet geen microfoon bungelen of men hoort geen publiek dat aanwezig is. Bij televisie is dat anders. De kijker ziet vaak wel dat er microfoons aanwezig zijn en de cameramensen worden ook niet geschuwd. De presentator kijkt vaak recht in de camera om contact met de mensen thuis te suggereren. Geloofwaardiger kunnen de beelden bijna niet zijn. De visuele geloofwaardigheid van de beelden overheerst. De kijker wordt als het ware meegetrokken in de discussie.

Actualiteitenprogramma’s laten zien wat er gebeurt in de wereld om ons heen. Ze informeren het publiek over bijvoorbeeld nieuwe maatregelen en wetten. Door middel van de gasten die aanwezig zijn in het programma, komt de kijker erachter hoe er over deze

maatregelen en wetten wordt gedacht. Deze denkwijze wordt dan door politici en de overige gasten vertaald naar het dagelijks leven van de burger (Costera Meijer & Van Dijck 2001: 54). Een goed actualiteitenprogramma laat de kijker achter met het gevoel dat hij of zij de kwestie beter begrijpt dan daarvoor. De politici kunnen beargumenteren waarom zij juist deze

argumenten hanteren (Costera Meijer & Van Dijck 2001: 54). De actualiteiten programma’s Pauw & Witteman en DWDD maken gebruik van meerdere gasten aan de tafel. Bij DWDD is er altijd sprake van een tafelheer of tafeldame en bij Pauw & Witteman zitten ook twee of meer gasten aan tafel. Door een diverse samenstelling te creëren wint het programma aan kwaliteit aangezien meerdere kanten van een actueel probleem belicht kunnen worden en tevens

meerdere culturele groepen worden aangesproken (Costera Meijer & Van Dijck 2001: 94). De kijker kan zich op deze manier met een van deze groepen identificeren of juist ervan afwenden. En dat is ook het doel van de Publieke Omroep; dat de programma’s die worden gemaakt, de burger in al zijn verscheidenheid het gehele scala aan maatschappelijke opvattingen moet weerspiegelen. De uitzending kan hierdoor het karakter krijgen van een talkshow: het uitwisselen van gedachten tussen deskundigen en ‘gewone mensen’, over allerlei

ontwikkelingen in de samenleving die van maatschappelijk belang worden geacht (Hermes & Reesink 2003: 224 – 225). Aangezien de gasten die aanschuiven ook een mening hebben en misschien een andere sociale groep representeren, kan dit leiden tot een debat. Tijdens de uitzending kan het vooropgezette interview, mede door de verschillende mensen en daarmee verschillende opvattingen, ineens een andere wending nemen dan dat de interviewer in eerste instantie op het oog had. Een gast aan de stamtafel kan opheldering vragen aan een politicus over een bepaald genomen besluit of maatregel, maar ook de handelswijze van een politicus kan in twijfel worden getrokken door iemand anders dan de interviewer. Deze onverwachte wendingen zorgen voor een realistisch beeld van de stamtafel. Het debat lijkt een ‘echt’ debat.

Verschillende elementen kunnen het gevoel van een live uitzending versterken. Te denken valt aan een verlate gast die tijdens het programma nog aanschuift, of een microfoon die niet goed blijkt te werken en vervangen moet worden. Een belangrijke rol is toch

(23)
(24)

3. De Journalist

In dit hoofdstuk wordt de rol van de journalist besproken in het interview. Er wordt ingegaan op de verschillende interviewtechnieken die hij kan toepassen, maar ook op de non-verbale kenmerken die hij tijdens het interview kan benoemen en kenbaar maakt aan de kijker.

3.1 De journalist in een actualiteitenprogramma

Een journalist is iemand die feiten verzamelt over recente gebeurtenissen die van algemeen belang zijn, ze analyseert en daar verslag van doet. Robin Day vindt dat een interviewer:

“Is there to elicit opinions, regardless of his own. He is giving the person interviewed an opportunity to deal with attacks or misconceptions. The interviewer has a duty to see that a person with controversial views has the other side of the problem put to him. An interview must not degenerate into a platform for a man’s unchallenged opinions (...). A TV interview does not exist to glorify the person interviewed. Nor does it exist to glorify the interviewer. It is for the information of the public. The interviewer should stick to this principle undeterred by charges of bias or self-assertion.”

(Day 1961: 105 in Clayman en Heritage 2002: 29). Journalisten moeten een balans zien te krijgen in twee strijdende concepties van objectiviteit. Aan de ene kant is er de objectiviteit van onpartijdigheid. Er wordt verwacht van journalisten dat zij onpartijdig zijn en neutraal in hun vragen ten opzichte van publieke figuren. Er wordt van hen verwacht dat zij respect hebben voor de feiten en de perspectieven die hun bronnen communiceren en dat zij het als hun werk moeten zien om dit in het publieke domein te brengen. Een geïnterviewde praat direct met de journalist, maar indirect tegen het publiek. De journalist is een intermediair tussen het publiek en de geïnterviewde. Als het goed is, stelt de journalist de vragen waarop zijn doelgroep de antwoorden wil weten.

Een interview in een actualiteitenprogramma is namelijk een vorm van een sociale interactie. De interviewer en de geïnterviewde nemen bepaalde rollen aan en gedragen zich naar bepaalde impliciete regels, waarvan wordt verwacht dat zij die kennen en hieraan gehoorzamen. Het interview in een actualiteitenprogramma heeft de volgende kenmerken:

1) De journalist begint en eindigt het gesprek;

2) De journalist neemt het initiatief en nodigt de politicus uit om te spreken;

3) De politicus moet rekening houden met het feit dat de journalist de macht over het gesprek heeft en de agenda bepaalt;

4) Er wordt van de politicus verwacht dat hij de vragen van de journalist beantwoordt. Bovendien wordt er verwacht van de journalist dat hij een neutrale en formele houding aanneemt (Clayman 1992 in Clayman en Heritage 2002: 29 - 32).

Het laatste punt kan gerealiseerd worden door niet in de eerste persoon te spreken (ik) en door geen evaluatie of commentaar te geven op het antwoord van de politicus op de vorige vraag. Om accuraat te zijn en om een balans in de verschillende perspectieven te vinden, moeten journalisten hun bronnen uitdagen dan slechts verlengde mondstukken van hen te zijn. Het kan natuurlijk niet zo zijn dat een publiek figuur wegkomt met zijn eigen, mogelijk misleidende kijk, op bepaalde gebeurtenissen. De vragen bevatten onvermijdelijk statements over een bepaalde vorm van relevantie zodat ze nooit helemaal objectief kunnen zijn.

(25)

worden gesteld die een publiek figuur liever niet beantwoord. Aan eerdere gebeurtenissen kan dan een bepaalde draai worden gegeven die niet vleiend is voor de geïnterviewde. Veel interviewers zijn deswege bekend geworden door hun ‘agressieve stijl’ van interviewen. Het agressief stellen van vragen leidt tot een hoog ‘celebrity’ status waarin de geïnterviewde vaak wordt tegengesproken, maar soms wordt het ook voor hem opgenomen. Er zijn dus bepaalde carrière prikkels voor journalisten die hun elite status willen bereiken of behouden door middel van vragen waar publieke figuren niet van houden of niet kunnen weerstaan (Clayman en Heritage 2002: 30). Sam Donaldson, een journalist, geeft een goede verklaring waarom er gebruik wordt gemaakt van een meer agressieve manier van vragen stellen door journalisten:

“As to what questions are appropriate and how they should be asked, well, let’s put it this way: If you send me to cover a pie-baking contest on Mother’s Day, I’m going to ask dear old Mom whether she used artificial sweetener in violation of the rules, and while she’s at it, could I see the receipt for the apples to prove she didn’t steal them. I maintain that if Mom has nothing to hide, no harm will have been done. But the questions should be asked. Too often, Mom, and presidents – behind those sweet faces – turn out to have stuffed a few rotten apples into the public barrel.”

(Donaldson 1987: 20 in Clayman en Heritage 2002: 31). Jeremy Paxman van de BBC Television Newsnight is wat beknopter in zijn achterdocht:

“When he started as a young man on The Times Louis Heren was given a piece of advice to an old hack. He was told you should always ask yourself when talking to a politician: “Why is this lying bastard lying to me?” I think that is quite a sound principle from which to operate.”

(Jeremy Paxman in Clayman en Heritage 2002: 31). Door deze diepgewortelde subculturele overtuigingen dat politici altijd iets achterhouden, kunnen bepaalde soorten vragen worden gelegitimeerd als journalisten een tegenstrijdig standpunt hebben met politici. Hoe dit gerealiseerd kan worden, wordt uiteengezet in de volgende paragraaf.

3.2 Interviewtechnieken

De vragen van een journalist kunnen gezien worden als een bepaalde zet. Sommige vragen worden opgebouwd uit de antwoorden van de politicus en zorgen ervoor dat het interview voortduurt. Dit is retrospectief. Tevens is elke vraag prospectief, in die zin dat ze een open einde hebben en de geïnterviewde toestaan om maximaal te reageren, maar waarop druk wordt uitgeoefend om een acceptabel antwoord te geven (Clayman & Heritage 2002: 13). Sommige vragen van journalisten zijn erop gericht om een oppositiestandpunt in te nemen. Deze vragen zijn assertief en bevatten een opinie. De vragen geven een verwachting aan van het type antwoord dat correct of prefererend is en oefent dus druk uit op de geïnterviewde om op deze manier te antwoorden. Bijvoorbeeld als ja / nee-vragen negatief worden geformuleerd (is het niet?, ben jij niet?, is het niet waar dat? etc.), bevatten zij een sterke preferentie voor een bevestigend antwoord en worden ze door de geïnterviewde vaak opgevat als een opinievraag, dan als het stellen van een vraag (Clayman & Heritage 2002: 15 – 16).

Een spel dat vaak tijdens een actualiteitenprogramma gespeeld wordt is de goodcop –

badcop strategie. Bij deze strategie komt het erop neer dat er óf:

a) twee interviewers zijn van wie er één vriendelijke vragen stelt en begrip toont en één confronterende vragen stelt en kortaf is; óf

(26)

Het werkt namelijk om eerst vriendelijk te zijn en te investeren in contact met een gesprekspartner om daarna eventueel agressievere vraagtechnieken toe te passen, maar omgekeerd werkt het niet. De reden hiervoor is dat mensen eerst en bovenal willen weten hoe de relatie met de ander is. Als deze als ‘goed’ wordt bestempeld, duurt het een tijd eer het stempel wordt vervangen: de interviewer kan krediet opbouwen. Als een interviewer zou beginnen met vijandig gedrag dan duurt het een tijd eer de geïnterviewde hiervan is hersteld. De geïnterviewden proberen de journalist ook vaak uit door te bekijken hoeveel invloed ze op het verloop van het gesprek hebben (Teunissen 2008: 87).

Omdat een journalist een politicus soms wantrouwt, kunnen de vragen impliciete vermoedens en statements bevatten. Ze confronteren politici met hun eigen handelingen en drukken ze in verschillende situaties om zo reacties te ontlokken (Heritage 1999; Martensson 1998 in Ekström 2001: 565). De systematische variaties in de manier waarop journalisten geïnterviewden behandelen kunnen aangeven of er sprake is van een ideologisch vooroordeel. De interviewer kan dus de rol en het karakter van de politicus al tijdens het

actualiteitenprogramma beïnvloeden. Disproportioneel gebruik van een vijandige houding kunnen sommige geïnterviewden een verkeerd imago opleveren in de publieke sfeer (Clayman & Heritage 2002: 15). Dit kan leiden tot gezichtsverlies voor de politicus.

De journalist dringt bij politici ook aan om korte statements te maken en verhindert zo uitgebreide argumentatie, uitleg en commentaar. Het interveniëren van de journalist of de overige tafelgasten, zorgt voor kortere statements, geeft diversiteit en het bespaart tijd. Bovendien, hoe korter de statements zijn, hoe meer er wordt afgewisseld tussen de gesprekspartners en hoe leuker de discussie wordt voor de kijker.

Omdat de opinie van de politicus al is gevormd voor het begin van het

actualiteitenprogramma en een politicus zijn mening niet ineens tijdens de uitzending zal gaan veranderen, is de strategie van de journalist om geen verklaringen te dulden. Het resultaat hiervan is dat de discussie langzaam richting destructieve patronen van interactie gaat.

Polarisatie en twist worden afgedwongen en vooropgezette meningen worden verdedigd. Een verschuiving van onderwerpsniveau naar de privésfeer is voorspelbaar. Het risico van escalatie wordt groter aangezien krenkingen op dit niveau sneller geneigd zijn om te leiden tot meer geschil, dan geschillen op het niveau van een bepaald onderwerp (Tannen 1998: 55). Tannen, (1998: 62 – 63) geeft aan dat men ten tijde van de ontzuiling het vaak niet eens was met de ideologische standpunten, het publieke beleid van een politicus. De meer agressievere vragen richten zich nu echter op persoonlijke zwakke punten en inconsistenties. Dit wil niet aangeven dat een geïnterviewde politicus weerloos is tegen een journalist. De respondenten kunnen immers ook gebruik maken van verschillende strategieën om hun doel te bereiken. Een

politicus kan bijvoorbeeld een boodschap van zijn partij tussen het gesprek door laten vallen, of de geïnterviewde kan de relevantie van een vraag in twijfel trekken waardoor de journalist gezichtsverlies kan lijden.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

1979,p.30). Which of course we do. So the why and is of competition among consurners are the same. There's competition at all times and places. Competition

In the types of cancer that follow the cancer stem cell model, the differences between tumorigenic (possible stem cells) and nontumorigenic (differentiated cells)

It is possible that income inequality has different effects for nations that differ in their level of national wealth.. Hypothetically, income inequality could be more functional

It is shown in section 2.1.3 that the thermal efficiency of a four-stroke spark-ignition engine is largely dependent on compression ratio, and power output is dissipated

Furthermore, based on the results of previous retrospective studies, we anticipated that at the delayed mood measurements, participants who cried would experience greater

Amarillo, Amiedu/Valimotie, Arabianrannan kirjasto, Arbis Hfors Kansalaisopisto, Arcada, Arnolds/ Kaisaniemi, Aussie Bar, Bar Loop, Belge bar&bistro/ Kluuvi, Belly,

The present longitudinal study among university students working in groups with ICT in a laboratory setting was designed to investigate the role of efficacy beliefs in the

This table shows the characteristics of mutual funds in the sample categorized into three types based on investment objectives, which are growth fund, growth and income fund