• No results found

Entertainment door beeld

EINDE FRAGMENT

5.7 Entertainment door beeld

In hoofdstuk 1 werd er al even bij het begrip entertainment stilgestaan. Er wordt immers vaak gesteld dat actualiteitenprogramma’s steeds meer entertainment bevatten. Maar wat is

entertainment precies? Klein (1998: 104) onderscheidt vier categorieën die grondwettelijk zijn voor entertainmentgeoriënteerde communicatie: variatie, amusement, interesse en of het indrukwekkend is of niet. Hij keek in zijn onderzoek naar linguïstische fenomenen (formeel / informeel taalgebruik), maar interessant is juist, dat hij ook naar niet-linguïstische aspecten keek waaronder de inhoud van visuele beelden en visuele technieken. In figuur 5 (Klein 1998: 104) staan de basiscategorieën genoemd (variatie, amusement, interesse en verschijning) die allemaal op verschillende manieren gerealiseerd kunnen worden. Zo kan de categorie variatie gerealiseerd worden door een hoge verandering van beelden.

Basis categorie Subcategorie

Variatie Snelheid, verrassing, diversiteit …

Amusement Amusant, fictie, terughoudend …

Interesse Emotioneel, spectaculair, erotisch,

verdachtmaking …

Verschijning Conventioneel, simpele structuur, aangename

(Figuur 5: Categorieën van Entertainment in Klein 1998: 104). Sommige beelden kunnen op deze manier zorgen voor een nationale identiteit als ze

bijvoorbeeld een emotionele waarde hebben. De beelden vallen dan onder de categorieën interesse en verschijning. Ook zijn er beelden die verschillende segmenten van het programma met elkaar verbindt. Het creëert zo een visuele coherentie en maakt het voor de kijker

makkelijk om het programma te volgen, dit valt onder de categorie verschijning. Het

kleurgebruik in een actualiteitenprogramma kan dienen als een bron van affectie, dit valt onder de categorie interesse en verschijning. Het contrast van snelbewegende en statistische

elementen en van langzame en snel bewegende beelden vallen onder de subcategorie

diversiteit. Visuele effecten die een positieve uitwerking hebben en de aandacht van de kijker vasthouden zoals computer animaties, 3D-effecten en stiekem gefilmde beelden vallen onder de categorie interesse.

De niet-linguïstische kant van een actualiteitenprogramma is evenzo belangrijk als de linguïstische kant. De beelden zorgen voor een bepaald gevoel bij de kijker. Dit wordt mede gerealiseerd door de verschillende cameratechnieken. In de volgende paragraaf zal er daarom verder worden ingegaan op de cameratechnieken die er gehanteerd kunnen worden in

actualiteitenprogramma’s.

5.8 Filmtechnieken

De actualiteitenprogramma’s gebruiken net zoals film enkele conventies die de ‘grammatica’ van de audiovisuele media genoemd worden. Deze paragraaf geeft de belangrijkste camera en editing technieken weer. Deze conventies worden expres niet altijd gehandhaafd; dit in verband met de effecten die het kan opleveren (Chandler; zie www.aber.ac.uk/media.html). Zonder de beeldregistratie zou een actualiteitenprogramma veel minder uitdagend en interessant zijn voor de kijker. De kijker krijgt namelijk door het beeld ook non-verbale aspecten tot zich, die hij normaal als ‘luistervink’ niet zou zien. Dit maakt de beelden tot een essentieel onderdeel van een actualiteitenprogramma. De beelden zijn erg belangrijk voor de kijker als ooggetuige. Het is dan niet voor niets dat de beelden een vorm van metacommunicatie zijn. Er wordt namelijk veel waarde gehecht aan de beelden omdat deze tegenstrijdig kunnen zijn met wat er gezegd wordt. De belangrijkste filmtechnieken worden hieronder besproken.

(Figuur 6: Cameratechnieken verschillend in afstand)

Extreme Long Shot (XLS): Dit is de verste afstand die de camera qua positie in kan nemen ten

opzichte van het onderwerp. Een Extreme Long Shot is hetzelfde als een Establishing shot, het geeft tevens een impressie van de omgeving. Een Long Shot (LS) geeft een groot beeld van het onderwerp en tevens veel van de omgeving. Een Medium Long Shot (MLS) geeft alleen het bovenlichaam van een persoon weer. De benen en de enkels zijn uit het beeld verdwenen.

Bij een Medium-Shot (MS) zijn de persoon en zijn omgeving gelijk verdeeld in beeld. Als de persoon staat dan is hij vanaf zijn middel in beeld. Handgebaren zijn nog wel zichtbaar. Bij een Medium Close-Up (MCU) is de setting nog wel te zien. Alleen de borst en het hoofd van de persoon zijn zichtbaar. Dit shot wordt vaak gebruikt om twee personen weer te geven (the two shot).

Bij een Close-Up (CU) wordt er een klein gedeelte van de setting weergegeven omdat de rest van het beeld opgevuld wordt met de persoon zijn gezicht. Bij een Medium Close-Up (MCU) ziet men nog het hoofd en de schouders. Bij een Big Close-Up (BCU) ziet men het voorhoofd en de kin. Tijdens interviews wordt er veel gebruikt gemaakt van een Close-up aangezien het goed de reacties en gevoelens van iemand weer kan geven bijvoorbeeld bij emotionele opwinding, verdriet of blijdschap. Een BCU wordt vaak gebruikt als er sprake is van enige spanning bij de geïnterviewde en suggereert liegen of schuld. BCU’s worden zelden gebruikt voor publieke figuren; MCU’s worden geprefereerd aangezien de camera hierbij toch nog een zekere afstand in acht neemt. Bovendien wordt de BCU als opdringerig gezien omdat de camera hierbij de afstand van 60 centimeter overschrijdt en zo in de privéruimte komt.

(Figuur 7: Cameratechnieken verschillend in gezichtspunt) Het gezichtspunt van een shot varieert in de richting en hoogte vanwaar de camera staat en het beeld van de scène weergeeft. De conventie is dat in feitelijke programma’s, de onderwerpen alleen in beeld gebracht mogen worden op ooghoogte. Bij een hoog gezichtspunt kijkt de camera neer op een persoon waardoor de kijker zich verheven en machtiger voelt dan de persoon die gefilmd wordt. Een laag camerastandpunt daarentegen, geeft de importantie van de gefilmde persoon weer. Een andere shot is de tilted shot: het beeld van de camera beweegt van links naar rechts zodat er verticale lijnen ontstaan. Het beeld kan hierbij ook van boven naar beneden gaan en vice versa.

(Figuur 8: Camera- en lensverplaatsingen) Chandler noemt verder nog de camerabewegingen die kunnen zorgen voor bepaalde effecten. Een van de bekendste is de zoom; het beeld was voorheen gericht op een longshot, maar door de zoom wordt het subject sterker in beeld gebracht en de nadruk wordt hierbij gelegd op specifieke details. Het kan gebruikt worden om de kijker te verrassen. Uitzoomen geeft de kijker meer informatie over de plek waar het karakter zich bevindt of met wie hij of zij staat te praten.

Bij een following pan draait de camera zich in dezelfde positie toe naar een ander bewegend object. Er is daarbij een zekere afstand tussen het object en de camera. De snelheid van een pan langs een object creëert een bepaalde toestand en zorgt er ook voor dat de kijker zijn aandacht gevestigd wordt op het subject. Bij een surveying pan zoekt de camera langzaam

het toneel af; het beeld kan zich hierdoor opbouwen tot een climax of een anticlimax. Een tilt is een verticale beweging van de camera – naar boven of naar beneden – terwijl de camera zelf gefixeerd blijft. Bij een crab beweegt de camera naar links of naar rechts. Tracking is dat de camera zelf van het onderwerp af beweegt of juist naar het onderwerp toe gaat. Tracking-in, brengt de kijker in een meer directe relatie met het subject terwijl tracking-out juist een emotionele afstand weergeeft. De mate van snelheid van tracking kan de kijker zijn toestand beïnvloeden. Aangezien er geen tot bijna geen editing technieken bij actualiteitenprogramma’s te pas komen, heb ik die hier ook achterwege gelaten.

In de actualiteitenprogramma’s is er overigens sprake van ‘studio sound’. Dat houdt in dat het geluid live is, maar de personen zijn voorzien van een microfoon zodat het geluid duidelijk overkomt en het goed te volgen is voor het publiek in de studio maar vooral voor de kijkers thuis. Soms wordt er gebruik gemaakt van een voice-over: dit houdt in dat er

commentaar ingesproken is bij een eerder opgenomen filmpje. De voice-over wordt gebruikt om:

- Bepaalde onderdelen van een programma te introduceren;

- Extra informatie toe te voegen die niet uit de beelden opgemaakt kan worden; - De beelden op een bepaalde manier te interpreteren;

- Bepaalde delen van het programma of sequenties van het programma te linken. Het commentaar verleent autoriteit en geeft een bepaalde interpretatie, vooral als de toon bescheiden, zelfbewust en redelijk is.

Een enkele keer wordt er muziek toegevoegd aan een actualiteitenprogramma. Het ritme van muziek geeft gewoonlijk het ritme van de overgangen aan. Het soort muziek geeft ook de stemming van de scène weer. Achtergrondmuziek moet niet opmerkbaar zijn. Als de muziek harder wordt kan dat zijn om een dramatische belangrijke actie weer te geven. Als de muziek herhaald wordt kan het ook gebruikt worden om shots, scènes en sequenties met elkaar te verbinden. Muziek dat op de voorgrond is, komt vaak voort uit de gebeurtenissen in beeld (radio, tv etc.). Ook de nevenschikking van beeld en stilte kunnen frustraties, of zelfbewuste reacties oproepen. Bovendien kan het de aandacht van de kijker verstevigen, angstig maken en de kijker losmaken van de realiteit.

Door middel van het gebruik van hard of zacht licht kan men de attitude van de kijker beïnvloeden. De manier waarop het licht gebruikt wordt kan namelijk objecten, mensen en omgevingen mooier, lelijker, zacht of hard, kunstmatig of echt laten lijken. Licht kan ook expressief of realistisch gebruikt worden.

Tegenwoordig wordt er steeds meer tekst gebruikt in een actualiteitenprogramma. Zoals de titels aan het begin van een programma. De stijl van de tekst; grootte, kleur, lettertype achtergrond en het tempo (eventueel in samenhang met de muziek) kan verwachtingen vestigen over de aard en de stijl van het programma. Aan het einde van het programma wordt er vaak een aftiteling gegeven. Bijschriften worden vaak gebruikt in documentaires en

nieuwsprogramma’s om de sprekers te identificeren, maar ook om data en locaties weer te geven. De ondertiteling is zichtbaar aan de onderkant van het scherm en wordt gebruikt om vertalingen weer te geven of om de doven te ondersteunen. Kaarten, grafieken en diagrammen worden bij het nieuws, documentaires en educatieve programma’s vaak gehanteerd.

De stijl van een programma kan ook getoond worden door middel van de

camerabewegingen. Chandler noemt hier vooral de bewegingen die gemaakt kunnen worden in een film. Tijdens een actualiteitenprogramma worden deze technieken wel gehanteerd, maar niet zo sterk als in een film. De camera behandeling is ‘subjectief’ als de kijker behandeld wordt als een participant. Als kijker zie je niet alleen wat een karakter ziet, maar ook hoe hij of zij het ziet. Een tijdelijk gebruik van deze stijl kan effectief zijn om ongewoonlijke statussen van de geest weer te geven of heftige ervaringen zoals dromen, herinneringen, of door heel snel te bewegen. Bij een objectieve behandeling is de kijker nu een observeerder. Een goed

voorbeeld hiervan is de ‘privileged point of view’, wat inhoudt dat de kijker en heel goed uitzicht heeft en dus precies ziet wat er gebeurd. Ook het stilhouden van de camera terwijl het subject zich naar de camera toe of van de camera af beweegt is een objectief camera effect.

Het rechtstreeks praten tot een camera, talk to the camera, brengt niet alleen het volle gezicht van een persoon in beeld; het bevestigt ook de autoritaire of expert status van die persoon bij de kijker. Alleen bepaalde mensen mogen dit normaliter doen, zoals presentatoren, nieuwslezers, weermannen en vrouwen, anchormannen en op speciale gelegenheden mogen publieke figuren dit doen. In actualiteitenprogramma’s wordt er bovendien veel gebruik gemaakt van zogenaamde talking heads. Dit is het extensief gebruik maken van experts of specialisten zoals politici die een interview af komen leggen in de studio.

In deze paragraaf zijn alleen de verschillende filmtechnieken besproken. Uiteraard zijn de muziek en belichting ook van belang voor een actualiteitenprogramma. Er wordt echter in deze Masterthesis van afgezien om deze vormen van audiovisuele communicatie op te nemen in de analyse aangezien dit te ver reikt voor dit onderzoek en het niet ligt in de doelstelling van deze thesis.