• No results found

MEDI, SCH OFFICIEEL ORGAAN VAN DE KONINKLIJKE NEDERLANDSCHE MAATSCHAPPIJ TOT BEVORDERING DER GENEESKUNST

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "MEDI, SCH OFFICIEEL ORGAAN VAN DE KONINKLIJKE NEDERLANDSCHE MAATSCHAPPIJ TOT BEVORDERING DER GENEESKUNST"

Copied!
16
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

MEDI, SCH

OFFICIEEL ORGAAN VAN DE KONINKLIJKE NEDERLANDSCHE MAATSCHAPPIJ TOT BEVORDERING DER GENEESKUNST

T

Hoofdredacteur C.L. van Woelderen - Redactiesecretaris: J. J. van Mechelen - Bestuur: K. Vaandrager, Deventer, voorzitter; Prof. Dr.

A. Kummer, Amsterdam, vice-voorzitter ; Dr. C. de Groot, Kon. Wilhelminalaan 22, Gorkum, secretaris ; Dr. M. van der Stoel, Voor- schoten, penningmeester ; A. Taminiau, Titburg - Redactie en abonnementenadministratie Keizersgracht 327, Amsterdam, Tel. 242535.

DESKUNDIGHEID

De twintigste eeuw is de eeuw van de speciali- sering. De snelle groei en ontwikkeling van de techniek, het steeds ingewikkelder worden van de maatschappelijke verhoudingen en het wijder wor- den van een ieders-blik (en inzicht ?) in het wereld- gebeuren door de sterk verbeterde communicatie- middelen, heeft de vraag naar specialisering op ieder terrein, de vraag naar deskundigheid nog steeds doen toenemen.

Een overzicht van het geheel, een overzicht zelfs over sectoren daarvan is al moeilijk te verkrijgen, een deskundigheid te bezitten over de totaliteit is een onmogelijkheid geworden.

Het bezit van een deskundigheid over een deel van het geheel is wat men verwacht van een specialist in welke maatschappijsector dan ook. Waar de des- kundigheid zich toespitst op steeds kleinere sectoren, ziet men als van zelf de toppen zich naar elkaar toe- buigen om aldus tot een weer groter, maar nu ge- zamenlijk, gezichtsveld te geraken, waardoor de betreffende sector, thans op hoger niveau, beter is te overzien.

Een typisch voorbeeld van deze gang van zaken i's te vinden in de ziekenhuizen, waar uit de diverse specialismen de teams naar voren komen, die voor de patient een wijze van behandeling en genezing kunnen brengen, welke de eenling niet kan ver- wezenlijken. Ook in ander opzicht rijpt in de ziekenhuiswereld het besef, dat het niet meer moge- lijk is dat 66n man het bedrijf in al zijn facetten vol- ledig kan beheren. Naast de medisch directeur heeft al in tientallen ziekenhuizen de economisch direc- teur en plaats gevonden om de zakelijke kant van het bedrijf in goede banen te leiden. En ook hier ontstaat noodzakelijkerwijs een samenwerking in de vorm van een directie, uiteraard aangevuld met de ver- pleeg-organisatorische specialiste, de directrice.

De bovenstaande ontwikkeling is een verheugend gebeuren niet alleen, maar ook een bittere noodzaak.

De stormachtige geneeskundige groei in de zieken- huiswereld, de grote personeelsintensiviteit van her ziekenhuisbedrijf, de noodzakelijke grote kapitaals- investeringen, de vereiste efficiency, de snel groeien-

de problemen rond de maatschappelijke eisen van het personeel vormen, om maar enkele te noemen, de oorzaken van deze bittere noodzaak.

Het ziekenhuis komt door de toenemende hoe- veelheid gemeenschapsgelden, die het gaat opeisen, voortdurend meer in het brandpunt van de openbare belangstelling te staan. Het is daarorn dan 0ok niet verwonderlijk d a t e r ook van buiten de directe ziekenhuiswereld meningen worden gehoord over hoe het zou moeten en kunnen zijn in het ziekenhuis.

Wel verwonderlijk is het dat soms aan ziekenhuis- zijde de tendens te bespeuren valt buiten eigen kring adviezen te gaan vragen over interne aangelegen- heden met negatie en onder voorbijgaan van een ruimschoots aanwezig deskundig potentieel in eige n huis, dat is de medische star. Het ziekenhuis is voor de medische staf wat de werkplaats is voor de timmerman. Hoe beter de werkplaats is geoutilleerd en georganiseerd, des te beter werk komt er uit handen van de timmerman, waardoor uiteinde!ijk het gehele bedrijf er beter en rendabeler van wordt.

De medische staf is mede verantwoordelijk voor de gang van zaken in het ziekenhuis en heeft bij een goede gang van zaken groot belang. Men krijgt zo wel eens de indruk dat de centrale Ieiding de mening zou zijn toegedaan dat specialisten alleen maar be- lang zouden stellen in de materi~le zijde van hun arbeid - in tegenspraak met het vaak gehoorde ver- wijt dat artsen zo weinig zakelijk zijn - en daarom als gesprekspartner over problemen van het geheel minder geschikt zouden zijn. Er wordt bij deze (discutabele) gedachtengang echter toch voorbij- gegaan aan een groot reservoir van - misschien niet geheel geordende - ervaringen en idee~n van mensen, die een belangrijk deel van hun leven in dit eigen wereldje moeten verkeren, werken en arbeids- vreugde vinden.

Dreigt in de boven aangeduide tendens niet het gevaar dat door theoretiseren over de verhoudingen in een ziekenhuis de werkelijkheid uit het oog wordt verloren ?

V. W'.

231

(2)

WET OP ZIEKTEVERZEKERING GEEFT BELGISCHE ARTSEN HECHTERE ORGANISATIE

Vijf syndikale kamers vervangen Geneesheren Verbond

Toporgaan bestaat officieel niet, maar is zeer actief Juist voor het zijn 100-jarig bestaan zou moeten vieren is het Atgemeen Belgisch Geneesheren Verbond (A.B.G.V.), de Belgische artsenorganisatie die enigszins vergelijkbaar w~ts met onze Maatschappij, in februari 1964 geliquideerd.

En niemand schijnt daar erg rouwig om te zijn. De positie van her A.B.G.V. was al geruime tijd erg onduidelijk en zijn liquidatie is het directe gevolg van een snel tot bloei ge- komen en veel beter functionerende organisatie: het Natio- naal Verbond van Syndikale Kamers. Deze Syndikale Kamers hebben zelfs het A.B.G.V. doelbewust, zij her langs legale weg, lhten ,,springen".

De Syndikale Kamers hebben hun snelle btoei te danken aan de nieuwe Belgische wet inzake ziekte- en invaliditeits- verzekering, die op 1 januari jl. van kracht is geworden, maar die door de protesten en stakingsdreiging van de meerderheid der artsen in de praktijk nog steeds niet wordt uitgevoerd. (Zie ook M.C. no. 4, 1964, pag. 53 en M.C., no.

9, 1964, pag. 147). E6n van de voornaamste bezwaren van de Belgische artsen tegen deze nieuwe wet is, dat de regering deze vrijwel zonder hen erin te kennen in elkaar heeft ,,ge- dokterd". Dit bezwaar mag dan refiel zijn, de schuld ligt voor een niet gering deel bij de artsen zelf; niet alleen hebben zij jarenlang systematisch de voorstellen van de regering afgewezen, de artsen waren ook zo, laten we zeggen merk- waardig georganiseerd, dat de regering moeilijk kon uit-

i

INHOUD

19e Jaargang 3 april J964 - No, 14 Deskundigheid . . . 231 De strijd van de Belgische artsen . . . . 232 Onderzoek in abortus-zaken . . . . ~ 234

Van de commissie geneeskundige verktaringen Over de taak van de afdelings-vertrouwens-

artsen . . . 236 Uitspraak Medisch Tucbtcollege . . . . 236 Geheime harmonisering in E.E.G.-verband ? . 237 Discussie over: Het probleem van de para-

normale genezers . . . 239 Leiderschap in de democratie . . . 240 Aanwinsten van de bibliotheek der Maat-

schappij . . . 241 Van het hoofdbestuur

Kort verslag H.B.-vergadering .. 243 Van het centraal bestuur L.S.V.

Aanvulling agenda Iedenvergadering 244 Uit de afdelingen . . . 244 Ingezonden stukken . . . 245 Varia . . . 246

maken met wie zij moest onderhandelen. Het schijnt, dat de (socialistische) minister van Sociale Voorzorg, Leburton, die de wet heeft ingediend, toen maar voornamelijk met vertegenwoordigers van de zeer kleine socialistische artsen- organisatie heeft onderhandeld.

De inderhaast uit de grond gestampte Syndikale Kamers kregen eerst n/l het in werking treden van de wet op 1 januari jl. zoveel aanhang, dater nu, posthuum zou men dus kunnen zeggen, sprake is van een heehte en representatieve orga- nisatie.

De Syndikale Kamers zijn dus ontstaan uit een behoefte aan eenheid, nadat in oktober 1961 een inderhaast samen- gestelde contactcommissie van de bestaande verenigingen een protocol met de regering had ondertekend, waar later niemand het mee eens was. Eerst zijn toen elf gewestelijke kringen gesticht. In 1962 richtten Luxemburg en Luik de eerste Syndikale Kamer op (syndikaat = vakvereniging).

Daar kwamen later bij de kamers van Henegouwen en Waals Brabant, Brussel, Oost en West Vlaanderen en die van Antwerpen, Limburg en Vlaams Brabant; tesamen 5 kamers. Deze kamers zijn volledig autonoom. De voor- zitters van de vijf kamers vormen weliswaar samen het bestuur van het Nationaal Verbond van Syndikale Kamers, maar dit Nationaal Verbond is om praktische redenen geen offici~le vereniging. Dit formeel dus niet bestaande verbond is echter zeer actief. Het bepaalt her gemeenschappelijk standpunt van de Syndikale Kamers en bet schijnt via een bepaald telefonadesysteem al zijn leden indien nodig in korte tijd te kunnen oproepen tot een staking. Vanwege het grote aantal leden van de Syndikale Kamers - ruim 9000 van de ongeveer 12.000 Belgische artsen,- kunnen zij ook andere verenigingen, zoals de Vereniging van Belgische Specialisten en de Unie van Betgische Omnipractici, dwingen hun standpunt te delen. De liquidatie van Algemeen Belgisch Geneesheren Verbond is een voorbeeld van een dergelijke dwang. Zij hier nog geciteerd punt 1 van artikel drie be- treffende het doel van de Syndikale Kamers: ,,De genees- heren te verenigen in een organisme voor de verdediging van her beroep, dat de vrijheid van geneeskunde voorstaat en met zijn leden werkt door rechtstreekse contacten;"i In bet vervolg van dit artikel willen wij trachten de huidige situatie in Belgifi met betrekking tot de nieuwe wet te schetsen, juist omdat er dezer dagen weer belangrijke dingen gaan gebeuren. Op het moment dat dit artikel ver- schijnt kan er zelfs al veel gebeurd zijn.

Zoals wij ook reeds berichtten (M.C., no. 9, 1964, pag.

147) is twee maanden geleden op de valreep een vrijwel algemene staking van de Belgische artsen voorkomen. De artsen sloten toen een bestand van twee maanden met de regering. Tijdens dit bestand werd een soort status quo van de situatie v66r de inwerkingtreding van de nieuwe wet aan- gehouden. Tegelijk zijn opnieuw vele onderhandelingen gevoerd tussen regering, artsen, ziekenfondsen, werk-

(3)

gevers- en werknemersorganisaties (de laatsten worden de sociale partners genoemd). De regering schijnt daarbij onofficieel de Syndikale Kamers als de meest represen- tatieve vertegenwoordigers van de artsen te hebben be- schouwd, hoewel ze wel genoodzaakt was ook de oor- spronkelijke onderhandelaars te horen. De bedoeling was, dat op 31 maart jl. de zaken tot klaarheid zouden zijn ge- komen; bet is zelfs zo, dat de regering bet uiteindelijk over- leg op deze en op deze 6ne dag wil laten aankomen. Een lid van bet bestuur van de Syndikale Kamer van Brussel toonde zich tegenover ons kort geleden tamelijk optimistisch, maar wij hadden de indruk, dat al~ de Bel- gische artsen hun eisen niet aanzienlijk hebben gematigd, zij het de regering principieel onmogelijk hebben gemaakt toe te geven. In dat geval zou er momenteel opnieuw een breuk kunnen zijn ontstaan en wellicht een staking zijn uit- gebroken. De amendementen die de artsen alsnog in de wit willen zien aangebracht, zijn namelijk zo fundamenteel, dat men ze moeilijk nog amendementen kan noemen. De rege- ring heeft anderzijds bij monde van premier Lef6vre en minister Leburton herhaaldelijk meegedeeld, dat zij niet anders kan dan zich houden aan de wens van de ruime meerderheid van de volksvertegenwoordiging, die vorig jaar v66r de wet heeft gestemd. De mogelijkheden zijn op het moment dat dit artikel wordt geschreven derhalve: de regering geeft toe en riskeert mogelijkerwijs een kabinets crisis, de artsen geven toe, c.q. sluiten een compromis, of de artsen weigeren de nieuwe wet nate leven, wachten af war de regering dan doet en gaan indien nodig staken.*)

De amendementen die de artsen verlangen, zijn van twee~rlei aard: van institutionele en van economische aard.

De twee zijn echter ten nauwste met elkaar verweven. Men diene ook steeds te begrijpen, dat het grondprincipe van de artsen is, dat zij in alle opzichten een persoonlijke en directe verhouding met hun patiSnten eisen. Zij zeggen dat de maat- regelen die de wet wil treffen, voortkomen uit een veel te groot wantrouwen jegens de artsen. Zij beweren ook, dat als de regering v66r her totstandkomen van de wet evenveel contact had opgenomen met de artsen als zij nu doer, de con- flicten nooit zo hoog hadden hoeven op te lopen.

De essentie van de wet is war betreft de artsen (en de andere medewerkers), dat deze een conventie moet tekenen, waardoor zij zich binden aan door de wet bepaalde nomen- clatuur, honoraria en controle. De Syndikale Kamers willen dit niet. Zij willen geen medebeheer in de ziekenfonds- organisaties. Zij willen een onafhankelijke en uitsluitend repressieve controle, die niet door de ziekenfondsen maar door de Orde van Geneesheren (te vergelijken met de Me- dische Tuchtcolleges in ons land) wordt uitgeoefend. Zij eisen verwijdering uit de wet van die elementen, die het beroepsgeheim aantasten (geen dossiers voor de zieken- fondsen, geen prestatieboekjes aan de patiSnten). Zij willen volledige vrijheid van diagnose en behandeling.

De Syndikale Kamers doen daarom een ,,compromis"- voorstel aan de regering, dat ons inziens - zo her werd aan- genomen - de wet essentieel zou wijzigen. Zij willen z61f een conventie opstellen, waarin de betrekkingen met de patifin- ten en ziekenfondsen, en de regelingen ten aanzien van de controle op naleving worden vastgelegd. Daartegenover willen zij de regering garanderen, dat het grootste deel van de artsen (70 procent) deze eigen conventie zal tekenen.

MAATSCHAPPIJ AGENDA

11 april 12 juni 4juli 17 september 8, 9, 10 oktober 24 oktober 13 november 21 november 28 november 19 december

-- Ledenvergadering L.S.V.

-- Ledenvergadering L.H.V.

-- Alg. Vergadering der Maatschappij

-- Vergadering Centraal Bestuur L.S.V. met districtsvoorzitters

-- Ledencongres der Maatschappij -- Ledenvergadering L.S.V.

-- Ledenvergadering L.H.V.

-- N.H.G.-congres

-- Ledenvergadering L.A.D.

-- Alg. Vergadering der Maatschappij Een van de belangrijke elementen in deze eigen conventie is het verwerpen van het beginsel van de gratuiteit. Zij willen behalve voor de weduwen, invaliden, gepensioneerden en wezen (W.I.G.W.'s, meestal met de Franse afkorting VIPO's aangeduid) een matigingsticket (de patient betaalt zelf een deel; de wet wil een gratis behandeling voor ieder, die een inkomen heeft beneden de Bfr. 75.000 per jaar), Voorts willen zij vrijheid van honoraria voor de groepen boven een bepaald inkomen. Zij willen ook verdwijning van de ,,differenti~le terugbetaling" (pati~nten van artsen die geen overeenkomst met een ziekenfonds willen, moeten het- zelfde krijgen terugbetaald al's die van de andere artsen).

Bpt.

*) Intussen is nog bekend geworden, dat de Syndikale Kamers juist voor de Paasdagen de ,,Operatie Reiskoffer"

hebben afgekondigd. Dat wil zeggen: de artsen werd -nog lopende de onderhandelingen - opdracht gegeven hun prak- tijk tot 1 april te verlaten. De Syndikale Kamers hebben benadrukt, deze actie niet als een staking te willen zien.

Om de voor Nederlandse ogen wellicht wat vreemde hou- ding van de Belgische artsen iets te verduidelijken citeren wij hier nog het begin van een hoofdartikel in bet Belgische blad ,,Het Laatste Nieuws" van dinsdag 31 maart jl.:

,,De gang van de onderhandelingen tussen de regering en de dokters, hoe het ook moge verlopen, zal onvermijdelijk

een wrang gevoel nalaten.

Deze onderhandelingen gingen inderdaad gepaard met misleidende regeringspropaganda, terwijl eens temeer ge- poogd werd, door her stellen van een vervaldag, het mes op de keel te zetten van de onderhandelaars zoals dit in de laatste jaren een gewoonte is geworden in Kamer en Senaat, waar men drukking uitoefent op de leden der meerderheids- partijen en geen rekening wordt gehouden met de opwer- pingen en waarschuwingen waarvan men later moet be- kennen dat zij gegrond waren.

Stemmingmakerij

Ten zeerste moet men de pogingen afkeuren va n parfij- organen en van ministers die de openbare mening in het harnas jagen en o.m. ongerustheid verwekken bij de zieken.

De dokters werden herhaaldelijk als bet ware uitgedaagd om de schuld voor een breuk aan hen te kunnen wijten en.

met het oog op de propaganda Voor de eerstvolgende ver- kiezingen."

(4)

ONDERZOEK IN ABORTUS-ZAKEN

In nr. 5, jrg. 1962-1963 van ,,Documentatieblad", een uitgave van het Wetenschappelijk Voorlichtings- en Docu- mentatiecentrum van het ministerie van Justitie, staat een artikel getiteld ,,Voorlichtingsonderzoek in abortus- zaken"*). Dit artikel wil enige punten aangeven, waarop bij het onderzoek, dat bij een abortus-delict voorafgaande aan de behandeling door de rechter wordt gedaan, moet worden gelet. ,,Ook al wordt de rechter in ons land niet zo vaak ge- confronteerd met het misdrijf van abortus, gezien de feitelijk reel grotere omvang van dit delict en de vaak merkwaardige redenen waarom en omstandigheden waaronder het wordt gepleegd, mag het van belang worden geacht de volgende be- werking te publiceren van een artikel naar aanleiding van een onderzoek over dit onderwerp". Aldus motiveert de samenstetler van het artikel (zie ook de eerste voetnoot).

Enkele passages uit het artikel in ,,Documentatieblad"

nemen wij hier over.

,,Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek werden in 1960 in Nederland wegens het plegen van abortus crimi- nalis ex. art. 251 bis Sr. 83 veroordelingen uitgesproken en 52 zaken geseponeerd. In werkelijkheid is het verschijnsel van de abortus veel omvangrijker. Prof. Mr. J. M. van Bemmelen concludeert uit gegevens over gevallen van abortus in Oosteuropese land6n**) ,,dat de schattingen om- trent de dark numbers bij abortus in Amerika, Gen6ve en in ons land, die vari~ren van 250 tot 1000 per 66n ver- oordeling, waarschijnlijk wel overeenkomen met de wer- kelijkheid".

Indien dit zo is, wordt de vraag naar het al of niet toe- laten van abortus ook in ons land langzamerhand een drin- gende kwestie. Dit geldt te meer, wanneer ook in Neder- land, evenals in de Oosteuropese landen, waarop het door Van Bemmelen besproken boek betrekking heeft, zich de situatie voordoet, ,,dat zodra de abortus door medici op sociale en ethische gronden niet wordt toegelaten, de kwak- zalvers zich ervan meester maken, met alle gevaren van dien voor het leven en de gezondheid van de vrouwen"."...

... Bij vele misdaden zijn de inlichtingen, die door ver- hoor van de slac.htoffers worden.verkregen, meestal gering en oppervlakkig. Vaak zijn de slachtoffers zo bang op het moment dat de misdaad wordt begaan, dat zij zich zeer wei- nig herinneren. In gevallen van abortus is dit echter niet zo. Het ,,slachtoffer" in een abortuszaak is zo intens be- trokken bij de daad, zij weet zo goed dat ze aan een illegale daad meewerkt, dat ze zich de meeste dingen zeer goed herinnert, ondanks spanning, vrees en pijn. Als de reclas- seringsambtenaar weet welke vragen hij moet stetlen, kan zijn rapport uitvoerige inlichtingen bevatten over de per- soon, de werkwijze, de hygiene, de opvattingen van de aborteur, over zijn verdiensten, zijn cli~ntenkring en zijn beroepskennis.

Uit een omvangrijke statistische analyse van 111 achter- eenvolgende veroordelingen wegens abortus door de New Yorkse rechtbank tussen 1925 en 1950 bleek, dat slechts 31 gevaUen (28 ~o) betrekking hadden op artsen die tot uitoefening van hun beroep bevoegd waren. Enige anderen

hadden hun bevoegdheid verloren, of beschikten over een buitenlands getuigschrift. Tezamen met de eerstgenoemde groep van 31 gevallen vormde de laatste groep circa 66n derde deel van het totaal. Eveneens ongeveer 66n derde deel werd gevormd door bevoegde vroedvrouwen, ge- diplomeerde of praktisch ervaren verpleegsters en anderen, werkzaam in medische hulpberoepen. Het resterende derde deel was samengesteld uit personen zonder ook maar enige medische opleiding of kennis. Onder deze groep bevonden zich 6 kwakzalvers, 5 geschoolde en 5 ongeschoolde ar- beiders, 3 maatschappelijk werk(st)ers, 3 ambtenaren, 4 ver- kopers en vaklieden en 8 personen, die als delinquent, abor- teur of prostitu6e te boek stonden. Degenen, die goed op de hoogte zijn van criminele statistieken zullen opmerken, dat de hier onderzochte gevallen alle betrekking hebben op delinquenten veroordeeld wegens een daad (abortus) be- horend tot de categorie zware misdaden (felony). Wanneer evenwel rekening wordt gehouden met de honderdtallen personen, wier daad in dezelfde periode en hetzelfde gebied werd gerangschikt onder de categorie van de minder zware misdrijven (misdemeanor) en beschouwd als onbevoegde uit- oefening van de geneeskunde, dan kan worden aangenomen, dat in verhouding het aantal niet medisch geschoolde per- sonen, dat abortus heeft gepleegd, hoger is.

Een kernpunt in het voorlichtingsrapport is de reden, waarom de dader abortus pleegt. Is deze voornamelijk fi- nancieel? Of zijn neurotische afwijkingen de oorzaak, het- geen zo vaak voorkomt ?"...

De ervaringen met niet medisch geschoolde, vrouwelijke beroepsaborteurs lijken de opvattingen van Bromberg en Keve te bevestigen, dat de ongeschoolde aborteuse door bepaalde emotionele tekorten in persoon en milieu han- delt uit reactie, verband houdend met haar onbewuste be- hoefte kinderen af te wijzen of aan sexegenoten te mis- gunnen.

... Soms is de motivering onmiddellijk duidelijk voor de geoefende onderzoeker. War echter te zeggen van de idealis- tische, afgestudeerde arts, die gedurende een aantal jaren een eerlijke praktijk uitoefent en daarna bet winstgevende, maar weinig eervolle leven van aborteur gaat leiden ? War brengt hem ertoe ?

Uit een zeer omvangrijk onderzoek op dit terrein bleek, dat onder de daarin betrokken artsen-aborteurs er enkele waren, die hun studie ctlm laude hadden verricht, en enkele, die tot de zwaksten van hun jaar hadden behoord.

De meesten waren naar de indruk van de jury middel- matige studenten van middelmatige medische faculteiten, in tegenstelling tot de stereotype opvatting, dat de arts- aborteur een aan lager wal geraakte afgestudeerde is van een tweederangs medische opleiding. Een voordien succes- vol aborteur, die met zijn specialiteit een aanzienlijk for- tuin had verdiend, gaf als zijn mening, dat een arts abor- teur wordt uit economische noodzaak en armoede; moge- lijk ook wel, omdat in een normale praktijk zijn verlangen als arts goed te doen niet wordt verwezenlijkt. Een andere arts was ongeveer dezelfde mening toegedaan.

De grand jury, voor welke deze zaken dienden, conclu-

(5)

deerde dat de eerste reden voor een arts om aborteur te worden een financi~le is, in het bijzonder voor die artsen, die niet in staat zijn geweest een goede, wettige praktijk op te bouwen. Misschien is dat waar. Men moet zich echter w~l afvragen, waarom die arts niet in staat was een nor- male praktijk op te bouwen. Was hij arts geworden op aandrang van familieleden ? Was zijn eigenwaarde aange - tast, toen na het betindigen van zijn studie de inkomsten niet beantwoordden aan de verwachtingen ? Vele aborteurs trachten hun gedrag te rationaliseren door te wijzen opal her ,,goede", dat ze hebben gedaan door te voorkomen, dat ,,levens werden geruineerd". Niettemin, welke rede- nen ook worden aangevoerd voor het ter hand nemen van deze illegale praktijken, de arts die hiermede begint, toont minachting voor het menselijk leven en diskwalificeert zichzelf daardoor als arts.

Als ze beschikbaar zijn, vormen notulen van grand juries een vruchtbare bron van informatie over deze soort mis- drijven. In een geval hoorde een grand jury het getuigenis van vijftien vrouwen, die zich hadden laten aborteren door een voormalig medisch student. Tien van haar deel- den mee, dat voor haar reiniging en desinfectie door de beklaagde en zijn vrouwelijke assistent ongeveer vijf mi- nuten waren uitgetrokken. De overige vijf zeiden, dat daar- aan in bet geheeI geen aandacht was besteed.

Deze verdachte had zelfs minimale hygiEnische maatre- gelen achterwege gelaten onder de druk van wachtende cliEnten, die moesten worden geaborteerd. De kalender wees uit dat de laatstgenoemde v~jf vrouwen op een week- end waren behandeld - steeds een tijd van drukke klan- dizie in het abortusbedrijf. Afhankelijk van de deskundig- heid van de aborteur zijn vaak typisch verschillende

In Deutsches ~i, rzteblatt, Arztliche Mitteilungen van 7 maart 1964 staat een grote foto van een schilderij met als opschrift ,Christus und die

~rzte - Gem~ilde von Leonardo da Vinci". Het onderschrift onder de foto luidt (vrij vertaald) als volgt:

In Gregory's Galerij van Oude Meesters in New York is Leonardo da Vinci's schilderij ,,Christus en de artsen" ter bezichtiging vrijgegeven, nadat het 400 jaar lang als verloren was beschouwd. Het in 1507 door da Vinci voltooide werk kwam in 1949 naar Amerika en werd daar, evenals gedurende enkele eeuwen in Europa, als het werk van een onbekende meester gezien. Eerst kort geleden wees een onderzoek, dat elf jaar heeft geduurd, uit dat her hier inderdaad gaat om her verloren ge- waande origineel van da Vinci, waarvan de waarde momenteel op 10 miljoen mark wordt geschat. Het schilderij - 86 x 71 cm - was in de zestiende eeuw in Frans bezit en kwam in 1770 terecht in de ver- zameling van Lord Yarborough. Bij de veiling van deze verzameling in 1929 in Londen werd het in de catalogus abusievelijk aan Bernardino Luini toe- geschreven.

methoden van werken te constateren. In tegenstelting tot de medisch onderlegde aborteurs, die meestal door middel van dilatatie en curettage abortus verrichten, maken de medisch ongeschoolden gebruik van medisch onaanvaard- bare methoden. Bij het vaststellen van verzachtende en verzwarende omstandigheden in gevallen van abortus, vooral wanneer deze de dood van de behandelde ten gevolge heeft, moet met de medische onkunde van de delinquent rekening wor~len gehouden.

In het algemeen houden de aborteurs in het geheel geen aantekeningen. Vaak worden zij gearresteerd op een mo- ment, dat zij niet met illegale operaties bezig zijn. Dan kunnen de getuigen inlichtingen geven over de omvang van hun praktijk aan de hand van bet aantal vrouwen, dat zij in de wachtkamer aantroffen, of zagen liggen op de rustbedden; ook aan de hand van het aantal rustbed- den: meer dan twee wijst meestal op een drukke praktijk, Het is bekend, dat voor abortus exorbitante prijzen wor- den gevraagd. Vaak komen er nog extra kosten bij na de operatie. In een geval werd ontdekt, dat de doktersassis- tente na de operaties aan de pati~nte een kleine hoeveel- heid tampons van een bepaald merk verkocht, waarvan de handelsverpakking was vervangen door een stuk verband- gaas. De normale verkoopwaarde was een halve dollar;

maar het werd aan de nog wat ge~motioneerde pati~nte verkocht voor twee dollar met de mededeling, dat de dok- ter haar dit aanbeval. Ofschoon aborteurs de pati~nten slechts zelden verdoven, is het een enkele maal voorgeko- men, dat iemand als een ,,extra" een vleugje chloroform in rekening bracht voor om en om tien dollar. Soms ge- yen ze de patitnten ook wel zonder bijbetaling een kleine dosis sulfanilamide tabletten mede om in te nemen ,,als ze wat koorts zouden krijgen".

Het geheel van ervaringen van een vrouw in verband met de abortus geeft in het algemeen, doch niet altijd, aanwij- zingen voor de omvang en de kwaliteit van de praktijk van de aborteur. Onnatuurlijke manieren van doen als het gebruik van codewoorden, tussenpersonen, klanten~/er- vers en hotelkamers duiden aan, dat de aborteur met hand- langers werkt.

Als hij opereert achter een scherm, een masker draagt, nooit persoonlijk de pati~nten ontmoet of haar onderzoekt, dan heeft men vrijwel zeker te maken met een ervaren des- kundige. Omdat een aborteur vaak wordt uitgezocht door de verloofde, echtgenoot, moeder, vader of een andere ver- want van de vrouw in kwestie, zullen in dergelijke gevallen andere motieven dan het op eenvoudige wijze verdienen van een niet onaardig bedrag aan belastingvrije dollars hem bewegen de misdaad te begaan. Hoe dan ook, deze om- standigheden zijn waard onderzocht te worden."...

*) Naar: ,,Presentence investigation, in Abortion Cases"

door Jerome E. Bates, in Crime and Delinquency, juli 1963 (een artikel, gebaseerd op een hoofdstuk uit het rapport van een onderzoek, getiteld ,,Criminal abortion; a study in medical sociology door Jerome E. Bates en Edward S.

Zawadsky. Publicatie wordt verwacht in 1964.

**) Boekbespreking door v. B. in Nederlands Juristen- blad, 2 nov. 1963, van ,,Abtreibung und Schwangerschafts- unterbrechung in den osteuropaischen L~indern", door Dr.

Andreas Bilinsky e.a., 1962.

(6)

VAN DE COMMISSIE

OVER DE TAAK VAN DE

AFDELINGS-VERTROUWENSARTSEN

Op grond van recente ervaringen acht de Commissie in- zake Geneeskundige Verklaringen het gewenst de aandacht te vestigen op enkele principi~le aspecten van het werk der afdelings-vertrouwensartsen. Aangezien deze aspecten niet alieen vanbelang zijn voor de A.V.A.'s zelf, doch eveneens voor andere medici, net name voor de behandelende artsen die hun pati~nten naar de A.V.A. verwijzen, meent de Com- missie goed te doen zich via Medisch Contact tot alle leden der Maatschappij te richten.

Zoals bekend, kan de pati6nt zich niet eigener beweging tot de A.V.A. wenden, doch moet hij door zijn b.g. daarheen worden verwezen*.

In welke gevallen de A.V.A. dient te worden ingeschakeld, staat omschreven in de vorig jaar aangevulde** eerste alinea van w 7 sub 10 van het ,groene boekje" (pag. 23). De drie voorwaarden daartoe zijn:

1. afgifte van de gevraagde verklaring door de b.g. is niet toegestaan;

2. door de instelling is (of wordt) hiervoor geen arts aan- gewezen; en

3. afgifte door een willekeurige andere arts moet onge- wenst worden geacht.

Het is de Commissie gebleken, dat aan deze drie voor- waarden niet altijd de hand wordt gehouden. Niet zelden wordt een patient naar de A.V.A. verwezen (en soms ook door deze geholpen), terwijl dit niet nodig en veelal zelfs onjuist is. In zulke gevallen behoort de A.V.A. de opdracht af te wijzen. Enkele voorbeelden ter toelichting.

Ad 1. Een zwangerschapsverklaring mag door de b.g. zelf worden afgegeven. (D-3).

Ad 2. Voor huisvestingsverklaringen (D-8) bestaat er praktisch altijd een aangewezen arts: meestal de G.G.D. of de gemeentearts, soms een speciale medisch adviseur (by. de Korpsarts der Rijkspolitie). Zo valt ook van de in punt B-8 genoemde voorbeelden van invaliditeitsverklaringen atteen de verklaringen voor belasting-vrijstelling onder de A.V.A.;

voor de overige vier verklaringen zijn er aangewezen c.g.'s.

Het komt er dus op neer, dat de b.g. of de A.V.A. zonodig zal moeten informeren, of de betrokken instelling al dan niet zelf over een c.g. beschikt.

Ad 3. Gezondheidsverklaringen voor kweekschool, nij- verheidsonderwijs, rijbewijs, e.d. kunnen zonder bezwaar door een willekeurige arts (mits natuurlijk niet de b.g.) wor- den afgegeven.

Voorts moge n0g een andere beperking van de taak van de A.V.A. in herinnering worden gebracht. Zoals in het midden van pag. 24 vermeld staat, is inschakeling van de A.V.A.

alleen bedoetd voor betrekkelijk eenvoudige gevallen. Indien hem wordt gevraagd een ,,medisch rapport" uit te brengen ofeen voor de rechtbank te gebruiken verklaring af te geven (en zeker indien het gaat om een moeitijke psychiatrische beoordeling), doet hij beter zulks te weigeren. In dergelijke gevallen moet degene, die om overlegging van een verklaring

heeft gevraagd, hiervoor zelf een deskundige aanzoeken, die - tegen adequate honorering - een deskundigen-rapport uitbrengt (zie w 9 sub 8).

Tenslotte zou de Commissie nog de aandacht willen vestigen op twee praktische punten, welke met het werk van de A.V.A. samenhangen. In de eerste plaats moge er aan worden herinnerd, dat het de b.g. is toegestaan zijn patient een briefje met ,,inlichtingen vooraf" mee te geven; hierdoor kan het werk van de A.V.A. veelal aanzienlijk worden ver- licht. Aan de andere kant behoort de A.V.A. er zorg voor te dragen, dat de patient niet de indruk krijgt, dat de verklaring van de A.V.A. in feite grotendeels of geheel op de inlich- tingen van de b.g. is gebaseerd. Anamnese en/of onder- zoek mogen dus ook in die gevallen, waarin aanmerkelijke mate op het kompas van de b.g. zal moeten worden gezeild, niet te summier zijn. Namens de Commissie inzake

Geneeskundige Verklaringen, A. E. Denekamp, voorzitter.

* Voor verklaringen ten behoeve der Belastingen worden afwijkingen van dit Voorschrift oogluikend toegelaten.

** Zie voor deze aanvulling : M.C. no. 18 van 3 mei 1963, pag. 320 of de in november 1963 gepubliceerde ,,Elfde lijst

van aanvullingen en wijzigingen".

U ITSPRAAK MEDISCH TUCHTCOLLEGE

Het Medisch Tuchtcollege te Amsterdam heeft uitspraak gedaan terzake van een klacht, ingediend door een ziekte- kosten-verzekeraar, tegen een apotheker, die op de keer- zijde van zijn rekeningen leveringen op recept had vermeld, terwijl een aantal van deze lever4agen niet door de arts waren voorgeschreven noch geleverd waren. De apotheker voerde aan o.m. in het belang te hebben gehandeld van de pati~nte, die anders de kosten van deze medicijnen niet zou kunnen terugkrijgen van haar man, van wie zij gescheiden leefde.

Het Medisch Tuchtcollege overwoog dater bij de klacht terecht van is uitgegaan dat een apotheker eerlijk moet zijn in zijn opgaven en dat hij daarin tekort is geschoten, aldus het vertrouwen in de stand der apothekers ondermijnende.

De vermoedelijk onbaatzuchtige bedoelingen bij deze onware opgave achtte het Tuchtcollege niet ter zake dienen- de, temeer daar het op die grond gevoerde verweer ten on- rechte geen rekening houdt met de mogelijkheid van nadeel voor derden, i.c. de verzekeraar en daarbij bovendien de onbetamelijkheid van de leugen op zichzelf verwaarloost.

Ook verwierp het Tuchtcollege het beroep van de apo- theker, dat het kwaad van dergelijke onware apothekers- rekeningen tamelijk verbreid zou zijn of geweest is, over- wegende dat tegen dit euvel herhaaldelijk is gewaarschuwd in apothekerskringen. Het Medisch Tuchtcollege achtte de lichtste maatregel in dit geval nog voldoende en sprak een waarschuwing uit tegen de apotheker, tevens de bekend- making van deze uitspraak gelastende.

Her Medisch Tuchtcollege was als volgt samengesteld:

Mr. J. Knottenbelt, voorzitter, mevrouw M. le Coultre, Dr. C. J. Blok, H. van der Kolk en J. Armbrust; secretaris Mr. Dr. E. W. Catz.

(7)

GE H El M E HARMO N ISERI NG IN E.E.G.-VERBAND ?

Onparlementaire gang van zaken bij totstandkoming van verordeningen inzake sociale zekerheid ? Onder de titel ,,Geheime harmonisering in E.E.G.- verband" wijdt An(driessen) in Ziekenfondsvragen van februari 1964, maandblad van de bond van R.K. Zieken- fondsen in Nederland, enige aandacht aan een artikel in een (volgens An. zeer betrouwbaar) Duits verzekeringstijd- schrift, waarin wordt beweerd dat er in Brussel geheim- zinnige dingen gebeuren met betrekking tot de harmoni- sering van de sociale zekerheid in de E.E.G.-landen. Het artikel in Ziekenfondsvragen leek ons, met name voor hen die zich interesseren voor de activiteiten van het Comit6 Permanent van de artsen in de E.E.G.-landen, boeiend ge- noeg om hier vrijwel in zijn geheel over te nemen.

,,De roep om meer openbaarheid en meer voorlichting zal na de recente gebeurtenissen iedereNederlander aan- spreken.

Ook elders klonk en klinkt die roep. Wij hebben er des- tijds op gewezen naar aanleiding van de geheimzinnigheid, die betracht werd bij de voorbereiding van de Eerste Euro- pese conferentie inzake sociale zekerheid (december 1962, Brussel).

Toen werd de indruk gewekt, dat het een zeer exclusief samentreffen van deskundigen op het gebied van de sociale zekerheid betrof. Toen de conferenfie geopend werd bleken meer dan 400 deelnemers aanwezig te zijn en kreeg men eerder de indruk, dat vrijwel niemand die op het terrein van de sociale zekerheid enige betekenis had, vergeten was.

Enige tijd v66r de conferentie geopend werd ontstond in Duitsland een rel, doordat her rapport Heise-Veillon over de ,,harmonisering" van de ziekteverzekering in de Euro- pese Economische Gemeenschap voortijdig bekend werd, waarbij de auteur in zijn eigen land bet verwijt toegevoegd kreeg, dat hij in zijn rapport geen Duits standpunt had weergegeven, doch zonder enige nuancering slechts de mening van de (socialistisch geinspireerde) Duitse eenheids- vakbeweging had vertolkt. De discussies in.Brussel hebben dat op welsprekende wijze bevestigd"...

,,Nu komt ineens - wederom uit Duitsland - het bericht, dat er in Brussel door de E.E.G.-commissie geheimzinnige dingen zouden zijn gedaan. De bron is respectabel: de Deutsche Versicherungs Zeitschrift, een vaktijdschrift met een goede reputatie. De auteur is evenzeer iemand van naam:

oud-minister Dr. Hermann Schaefer, voorzitter van de Deutsche Gesellschaft f0r Versicherungswissenschaft und -gestaltung en tot voor enkele jaren een bekende figuur in de Duitse sociale verzekering en de Association Internationale de la Mutualit6. Doorgaans goed geinformeerd over de situatie in Brusset, publiceer~ Dr. Schaefer in de ,Deutsche Versicherungs Zeitschrift van februari 1964 een hoofdartikel onder de titel Brtisseler Mysterien, wa~irin hij de E.E.G.- commissie van niet minder dan een verrassingsoverval be-

ticht met betrekking tot de harmonisering van de sociale zekerheid in E.E.G.-verband.

Dr. Scha~efer wijst erop, dat in het algemeen het effect en het resultaat van politieke besluiten afhankelijk is van de in- stemming van brede lagen der bevolking, maar dat dit zeker geldt voor de sociale politiek. Met name hier zal de spel- regel ,,door het volk voor het volk" als grondregel van de democratie toegepast moeten worden.

Hij acht het dan ook onbegrijpelijk, dat de pogingen van de E.E.G.-commissie tot een harmonisering van de sociate zekerheid te geraken, zo krampachtig geheimzinnig zijn.

Volgens artikel 118 van het Verdrag van Rome heeft de E.E.G.-commissie tot taak ,,een nauwe samenwerking tussen de lid-staten op sociaal-politiek gebied te bevor- deren". Deze bepaling rechtvaardigt echter niet, dat pro- blemen van sociale zekerheid met uitsluiting van alle be- trokkenen worden behandeld.

Heel speciaal geldt deze regel als het erom gaat tot dusver gescheiden volkshuishoudingen tot 66n grote gemeenschap- pelijke markt te versmelten. Deze gemeenschappelijke markt zal, aldus Dr. Schaefer, in bet bewustzijn van de brede volkslagen in de lid-staten des te hechter gegrondvest zijn, naarmate de harmonisering van de sociale politiek haar be- slag krijgt met eerbiediging van traditionele instellingen en gewoonten.

Uit zeer betrouwbare bron is, volgens Dr. Schaefer, onlangs bekend geworden, dat eind november 1963 door de E.E.G.-commissie onder strikte geheimhouding aan de ver- tegenwoordigers van de regeringen der lid-staten voorstellen zijn voorgelegd, betreffende de harmonisering der sociale zekerheid. Daarbij is voorts uitgesproken, dat deze Voor- stellen -- zoals ook tijdens de Brusselse conferentie reeds bleek - waarschijnlijk sterk op hetBritse en Scandinavische voorbeeld geinspireerd zouden zijn.

Dr. Schaefer wil de E.E.G.-commissie het compliment niet onthouden, dat zij hiermee de strategie van de sociaal- politieke wetsvoorbereiding met een nieuw wapen heeft verrijkt. Dat neemt overigens niet weg, dat in een demo- cratische ordening wetsvoorstellen, die brede lagen der be- volking raken, langdurig in bet openbaar bediscussieerd plegen te worden.

Sociale politiek is, ock in supra-nationaal verband, geen defensieaangelegenheid, waarvoor geheimhouding geldt, en evenmin hebben sociale hervormingen iets met esoterische genootschappen te maken.

Dr. Schaefer is van mening, dat de E.E.G.-commissie een soort overvalstactiek wil toepassen, omdat zij de moellijk- heden van de harmonisering kent vanwege de verschiUen in.

insteilingen en methoden der sociale zekerheid in de lid- staten. Naar zijn mening beoogt de commissie de bestaande adviesinstanties van de E.E.G. en de daarin vertegenwoor- digde groepen de getegenheid te ontnemen om de ingewikkel- de problematiek grondig te overwegen en om met voorbij- zien van beproefde systemen en ervaringen een systeem van gelijkschakeling op te dringen, aangelokt door de gedachte

(8)

om de tegenstand te breken door alle~bestaande instellingen met 66n pennestreek weg te vagen en te vervangen door een voor aUe lid-staten gelijk schema.

Een dergelijk streven zou de weerstanden slechts kunnen vergroten. De ervaring leert immers, dat geheimzinnigheid eerder tot wantrouwen dan tot erkenning leidt. De Brusselse conferentie heeft reeds geleerd, dat bet een utopie is te menen, dat de gegroeide instellingen van sociale zekerheid in 66n greep omgebouwd kunnen worden op de grondslag van vreemde doctrines.

Dr. Schaefer signaleert de diametrale tegenstelling in de sociale potitiek tussen een totalitair sociale-zekerheids~

systeem, dat volledige staatsverzorging wil en her pluralisme in de sociale verzekering met zijn eigen gekozen bestuurs- organen en de splitsing in verzekeringstakken (ziekte, onge- val, rente), en dikwijls ook naar bedrijfstakken._Deze laatste vorm is opgebouwd op her principe van bet zelfdoen en biedt betere mogelijkheden om zich aan zich wijzigende orn- standigheden aan te passen - is meer flexibel - dan de op gelijkvormigheid gerichte staatsverzorging.

De ,,moed ter creatieve onrust" acht Dr. Schaefer belang- rijker dan het opstellen van geheime plannen met de be- doeling om met een on.verwacht offensief de uitwisseling van gedachten te bekorten. Bovendien moet in bet oog gehouden worden, dat, ondanks alle pogingen om tot andere inter- pretaties te komen, in bet Verdrag van Rome nergens uit- drukkelijk de bevoegdheid van de E.E.G. tot een gemeen- schappelijke wetgeving is vastgelegd. De eerste voorwaarde voor de harmonisering blijft een wederkerig en openhartig onderzoek en waardering van de optossingen, die de lid- staten hebben ontwikkeld. Ha rnaonisering houdt toch be- paald ook in, dat men elkaar geestelijk nader komt.

Bij de harmonisering in E.E.G.-verband mag dit zeker niet verwaarloosd worden. De andere methode is wel een- voudiger, maar zeker niet verstandiger.

Hiermede is het artikel' van Dr. Schaefer in hoofdzaak weergegeven. Indien juist is, dat de E.E.G.-commissie een overvaltactiek zou willen toepassen, zoals Dr. Schaefer stelt, dan is dat onzes inziens zeer te betreuren. De harmoni- sering van de Europese sociale zekerheid zal rekening moeten houden met wat in de verschillende landen is ge- groeid. Een bruusk ombuigen van lijnen, die al een ont- wikkeling van decennia achter zich hebben, moet onher- roepelijk tot moeilijkheden leiden.

Anderzijds moet in de verschillende E.E.G,-landen door de regeringen de bereidheid worden opgebracht om aan de harmonisering mee te werken. En wanneer men constateert, dat ieder land zijn eigen weg gaat en blijft gaan, zonder zich van die Europese ontwikkeling iets aan-te trekken, dan is het duidelijk, dat aan de E.E.G.,commissie kansen ge- boden worden om een systeem ingevoerd te krijgen, dat zeker niet aansluit bij hetgeen in de verschillende E.E.G.- landen historisch is gegroeid en waardevol bevonden."

In hetzelfde verband zijn interessant de vragen die het Tweede Kamerlid Vredeling (P.v.d.A.) op 28 januari jl. aan de regering heeft gesteld, en de antwoorden die daarop

werden gegeven. Ook deze vragen en antwoorden laten wij hieronder volgen,

,,1. Is het de ministers bekend, dat de E.E.G.-verorde- ningen nrs. 3 en 4 inzake de sociale zekerheid van migreren- de werknemers voortdurend gewijzigd en aangevuld wor- den; zonder dat enige parlementaire instantie, ook niet het

Europese Parlement, hieraan te pas komt?

2. Achten de ministers het niet in hoge mate gewenst dat verordeningen op sociaal terrein, ook al voorziethet E.E.G.- verdrag daarin niet uitdrukkelijk, in het vervolg om advies worden gezonden aan het Europese Parlement alvorens de

Raad van ministers van de E.E.G. een beslissing neemt ? 3. Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord, zijn de ministers dan bereid de Europese Commissie hiervan officieel op de hoogte te stellen en nemen zij zich dan voor bij de eerstvolgende gelegenheid waarbij wijzigingen in deze of op hetzelfde terrein liggende verordeningen aan de orde komen van hun opvatting dienaangaande blijk te geven ?"

Van Dr. G. M. J. Veldkamp, minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, en Mr. L. De Block,'staatssecretaris van Buitenlandse Zaken kwam op 3 maart jl. het votgende antwoord:

,,1. Hoewel artikel 51 van het E.E.G.-verdrag niet voor- schrijft, dat het Europees Parlement moet worden geraad- pleegd met betrekking tot de vast te stellen maatregelen, welke op het gebied van de sociale zekerheid noodzakelijk zijn voor de totstandkoming van het vrije verkeer van werk- nemers, hebben de ondergetekenden alle reden aan te nemen, dat de E.E.G.-raad ~niet zou nalaten tot bedoelde raadple- ging over te gaan, wanneer her gaat om vaststelling of wijzi- ging van in politiek opzicht belangrijke regelingen op dit gebied. Wanneer het echter gevallen betreft, waarin in het algemeen slechts technische kwesties aan de orde zijn of vereenvoudigingen van ondergeschikt belang, wil het de ondergetekenden voorkomen, dat raadpteging" van het Europees Parlement minder zinvol is. Onder de gevallen als hier bedoeld moeten naar dezerzijds oordeel ook worden begrepen de tot dusver tot stand gekomen wijziginge nen aan- vullingen van de E.E.G.-verordeningen nrs. 3 en 4 inzake de sociale zekerheid van migrerende werknemers.

2. Zoals bekend, heeft de Regering steeds het standpunt ingenomen, dat het wenselijk is, dat het Europees Parlement niet slechts op sociaal terrein doch met betrekking tot de gehele door de Verdragen van Rome bestreken materie - ook al is zulks niet uitdrukkelijk voorgeschreven- wordt ge- raadpleegd, althans wanneer het verordeningen betreft welke van meer dan administratieve .betekenis zijn. De E.E.G.-commissie is deze opvatting eveneens toegedaan.

Dat dit standpunt inmiddels ook door de Raad van minis- ters van de E.E.G. wordt gedeeld, blijkt in het onderhavige geval wel in het bijzonder uit het feit, dat het Europees Parlement door de raad is geraadpleegd met betrekking tot de Verordeningen 36/63 en 73/63, onderscheidenlijk inzake de sociale zekerheid van grensarbeiders en de sociale zeker- heid van seizoenarbeiders.

3. Uit de beantwoording van de vorige vragen moge zijn gebleken, dater naar het oordeel der Regering geen aan- leiding bestaat te dezen bepaalde stappen te ondernemen."

(9)

DISCUSSIE OVER:

HET PROBLEEM VAN DE PARANORMALE GENEZERS

Aan collega Festen komt zeker lof toe voor de rustige en gedocumenteerde wijze waarop hij het probleem van de paranormale genezers in M.C. heeft besproken. Te vaak is van medische zijde met vooringenomenheid en zonder vol- doende kennis van zaken over dit onderwerp geschreven.

Met veel van wat Festen stelt kan ik meegaan en ik consta- teer, bijna met een gevoel van opluchting, dat een vooraan- staand medicus in ons land hier een materie ziet, die niet apriori kan worden beoordeeld, doch objectief onderzoek vergt. Toch zij bet mij vergund een aantal kanttekeningen te plaatsen.

1. Het begrip paranormaal. Het zou te reel plaatsruimte vergen om bier precies nate gaan wat onder een normaal en een paranormaal fenomeen zou kunnen worden verstaan.

Genoeg Zij, dater verschijnselen zijn geconstateerd, die vooralsnog buiten het beschrijvingsraam van de natuur- wetenschappen vallen.., er dus naast staan. Hiertoe be- horen tetepathie, helderziendheid in ruimte en tijd, teleki- nese. Het steeds toenemend experimentele feitenmateriaal overziende kan men zeggen, dat met name aan het bestaan van de ~erste twee verschijnselen nauwelijks meer kan wor- den getwijfeld. Paranormaal zijn dan gebeurtenissen , waar- bij tijd en ruimte geen rol schijnen te spelen. Bijvoorbeeld indien twee individuen een bewustzijnsinhoud delen, zonder zintuigelijke overdracht en zonder logische aanleiding, ter- wijl de kans op toevallige overeenstemming te verwaarlozen klein moet worden geacht: telepathie. Of indien een effect op- treedt zonder ogenschijnlijke overdracht van energie: par- ergie of telekinese. Het is zonder nader onderzoek aller- minst zeker en zelfs onwaarschijnlijk, dat genezingen door magnetiseurs teweeggebracht paranormaal zijn in deze zin.

Mijns inziens is de begripsverwarring ontstaan doordat een bekend magnetiseur in ons land, tevens een opmerkelijk helderziende is en daarom in parapsychologische zin para- normaal begaafd werd genoemd. Andere genezers, hem na- volgend, noemen zich nu, helderziend of niet, ook par a- normaal begaafd. Paranormaal zou het helderziend stellen van een diagnose kunnen worden genoemd of, zoal voor- komend, genezing op afstand. Maar de hele besproken groep paranormaal te noemen werkt versluierend. Het gaat kort en goed om het magnetiseursprobleem. Ik zie bier dan ook eerder een medisch en sociologisch en pas in de tweede of derde plaats een parapsychologisch probleem.

2. De Staatscommissie van 1917. Zelden is er zoveel waarde gehecht aan een zo ontoereikend onderzoek.Er was geen behoorlijke vraagsteUing. Alle soorten onbevoegden werdert over een kam geschoren, er werd geen selectie ge- maakt zodat groepen konden worden gevormd in verband met hun verschillende methoden. Aan de genezers werd een i'atjetoe van patifinten voorgelegd, met zeer uiteenlopende kwalen, met zeer uiteenlopende kansen op spontane ver- beteringen of genezingen. Er bevonden zich ernstige aange- boren afwijkingen onder de te behandelen kwalen; zelden zal een genezer hebben beweerd, dat hij zoiets zou kunnen

genezen. De behandeling mocht niet plaats vinden in her normale milieu van de genezer, doch in de kliniek onder voor deze geheel vreemde omstandigheden. Vaak werd er gewo~n medisch doorbehandetd, samen met de voorsct~rif- ten of behandelingen van de onbevoegden. Tenslotte werd een oordeel gebaseerd op een veel te kleine groep van bovendien nog ongesorteerde gevallen (64 van 96 patiEnten bij wie een na-onderzoek mogelijk was). Een controleserie van zo gelijkwaardig mogelijke samenstetting is zelfs niet overwogen. Met de paar genezers, die ondanks dit alles merkwaardige resultaten hadden, werd geen uitgebreider, goed doordacht verder experiment opgezet. Persoonlijk zou ik bijv. de als A.F. aangeduide helderziende graag voor verdere proefnemingen ter beschikking hebben gehad.

A.F. ,,giste" bij zes ziektegevallen, ondanks zijn leketaal, zes maal de aard en de zetel van de ziekte.

3. Het onderzoek van M. v. d. Vail. Festen twijfelt op grond van eigen ervaring aan het hoge percentage van de Utrechtse bevoiking, dat magnetiseur of kruidendokter be- zoekt. Deze kritiek kan alleen juist zijn indien kan worden~

aangetoond, dat de steekproef van v. d. Vail niet groot en/of willekeurig genoeg is geweest. Er bestaat geen aanleiding om hem daarvan te verdenken. Verder is het alleen een kwestie van tellen. Festen bedenke, dat Utrecht juist door de gemengde bevolking een goede plaats voor zulk een onder- zoek is. Tilburg, wa~ir Festen praktiseerde, kan als ,,meest.

R.K. plaats van Nederland" heel goed een ander beeld op- leveren.

4. Mesmer. Of Mesmer de verachtelijke figuur was, die Festen in het kort tekent is de vraag. Men leze er Stefan Zweig eens op na in ,,Die Heilung durch den Geist"! Mesmer vestigde zich na zijn vertrek uit Parijs niet in Engeland doch in Zwitserland (Frauenfeld), waar hij tot op hoge leeftijd praktiseerde. Douglas Guthrie schrijft in zijn ,,A History of Medicine": ,,To give Mesmer his due, he did attempt to establish his ideas upon a scientific basis, and he must be looked upon as one of the earliest exponents of psycho- therapy."

5. De verantwoordelijkheid van de genezer. Dat de ge- nezer niet verantwoordelijk zou zijn voor door hem aange-

(

0

(10)

richte schade uit gebrek aan kennis wortelt zeket' niet in her rechtsbewustzijn van de bevolking. Ik beschouw dit als een juridische spitsvondigheid, zelfs al is deze vervat in een uit- spraak van de H0ge Raad. Indien de genezers worden vrij- gelaten in de door Festen bepleite zin, hetgeen wellicht on- vermijdelijk is, dienen de remen op hun optreden ook te wor- den verzwaard. De wetgever dient daar voorschriften voor te geven en ik meen, dat onze Koninklijke Maatschappij daarop moet blijven aandringen.

6. Onderzoek. Ik ben het met Festen eens, dat grondig onderzoek van het magnetiseursprobleem nodig is. Dit is ook de enige mogelijkheid om op den duur weloverwogen maatregelen te nemen. Het is alleen de vraag wie dit zou moeten doen. Een commissie ad hoc zou zonder een vol- doend research apparaat machteloos zijn.

Er zijn wed woblemen, die gedeeltelijk medisch, gedeelte- lijk psychologisch, gedeeltelijk sociologisch of anthropo- logisch zijn. Om eens iets geheel anders te noemen, naast het magnetiseursprobleem, bijv. een sectevorming als ,can Lou de palingboer. Doordat hier problemen optreden die tot

het randgebied van verschillende disciplines behoren wor- den ze zelden of nooit goed onderzocht. Er bestaat in ons land dan ook wel degelijk behoefte aan een ,,Instituut voor randgebieden der Psychologie". zoals Duitsland dit al lang kent. Vanuit een dergelijke instelling zouden in teamwork problemen kunnen worden aangevat die nu onbenaderbaar lijken. Vanuit een dergelijk instituut zouden onbevooroor- deelde adviezen, ook aan regering en Staten Generaal kunnen komen. Ik heb daar al jaren in woord en geschrift voor gepleit, doch in dit opzicht ben ik een roepende in de woestijn.

7. De spontane genezing. De geneeskunde is zo thera- peutisch ingesteld, dater te weinig bekend is over de moge- lijkheid tot spontane genezing van tal van ziektebeelden.

Ook dit zal echter onderwerp van studie moeten zijn, wil men meer inzicht krijgen in de resultaten, niet alleen van magnetiseurs, doch van alle buiten-medisch pogen tot genezen.

J. Kappers Amsterdam, maart 1964.

LEIDERSCHAP IN DE DEMOCRATIE

In Het Financiele Dagblad van 7 februari 1.1. heeft Prof.

Dr. P. A. J. M. Steenkamp de vraag besproken, waarom zovelen niet bereid zijn hun krachten te geven aan de publieke zaak in de brede zin van het woord, dus ook niet aan het medebesturen van de verschillende maatschappe- lijke organisaties. De schrijver noemt de apathie, die velen beheerst, een misvatting. Men is er zich te weinig van be- wust dat men soms met een kleine gr0e p of dooi- persoonlijk krachtdadig optreden bepaalde zaken in een andere richting kan stuwen. Een andere misvatting heeft betrekking op het vraagstuk van het leiderschap in de democratie. Te dien aanzien constateert Prof. Steenkamp dat de democratie dan volksregering moge zijn, doch dat de massa zelf niet ratio- neel denkt en een lei.ders61ite noodzakelijk blijft. Een derde punt van be lang acht de schrijver dat men dikwijls te weinig afstand kan nemen van de eigen tijd en de eigen groep. Men bemerkt wel de grote technische ontwikkeling, waarin wij ons bevinden, maar men onderkent dikwijls te weinig de trend welke in het politiek maatschappelijk leven duidelijk waarneembaar is; een situatie, welke Prof. Steenkamp mede veroorzaakt ziet door het feit, dat men in brede kring de kleinere feiten van alle dag belangrijk vindt en opblaast, ter- wijl de gebeurtenissen, die van structurele aard zijn, naar de achtergrond verdwijnen. Een vierde lout ziet de schrijver hierin, dat velen in de kringen van de ondernemers en de intetligentia te weinig overtuigd zijn van de juistheid van een eigen standpunt.

Daarna de vraag besprekend of er middelen zijn om het meespelen van hen, die nu off-side staan, te bereiken, schrijft Prof. Steenkamp onder meer:

,,Ik moge in dit verband wijzen op de noodzaak om de macht en de functies in het organisatieleven reel meer te

spreiden. Het is een bekend feit dat men bij benoemingen dikwijls in een te kleine kring zoekt. Dit geldt niet alleen voor benoemingen op hoog niveau, dit geldt eveneens voor de samenstelling van allerlei commissies in de maatschappe- lijke organisaties.

,,Men moet er doelbewust van uitgaan dat het nodig is zoveel mogetijk mensen bij het werk te betrekken en men zal daarvoor bereid moeten zijn sores mensen van een lager niveau en van minder grote bekwaamheid te verkiezen boven degenen, die men eigenlijk zo graag had gehad van- wege hun naam, relaties of hun opleiding, maar die toch anderzijds veelal overbelast zijn.

,,Spreiding van taken en in brede kring zoeken naar per- sonen is dus een eerste vereiste. Dit moet doelbewuste poli- tiek in onze politieke en maatschappelijke organisaties zijn.

Uit eigen ervaring weet ik, dat men door dit bewust gevoerde beleid ,,onbekende mensen" aantrekt, die later waardevolle ,,sterren" blijken te zijn. Dan echter ook buiten de directe omgeving gaan zoeken en meer kredietbenoemingen doen."

Prof. Steenkamp sluit zijn beschouwing met te herhalen, wat hij in de aanvang daarvan had opgemerkt, namelijk dat de democratie niet alleen van buiten af wordt bedreigd door een dreiging, die wij al jaren hebben onderkend en waar- tegen wij ons succesvol te weer stellen, maar dat men zich bij twijfel aan de goede werkwijze van ons democratisch stelsel echt ongerust moet maken over het gebrek aan mankracht, over de onvoldoende personele bezetting. Waar de over- heidsmacht steeds verder doordringt, zo zegt hij, en waar de maatschappelijke organisaties een steeds grotere invloed uitoefenen, is het griezelig om te bemerken door hoe weini- gen leiding wordt gegeven en hoe weinig weerklank zij vinden.

(11)

AANWINSTEN VAN DE BIBLIOTHEEK

Boeken, brochures, enz.

DER MAATSCHAPPIJ

BENNET (Chr.), Tabidorum theatrum sive phthisios, atrophiae et hecticae xenodochium. Lugd. Bat., J. van Kerckhem, 1742. - M. afb.

BLANCARDUS (S.), Anatomia reformata sive concinna corporis humani dissectio. Amstelodami, J. ten Hoorn, 1687.

BOERHAAVE (H.), Libellus de materia medica et remedi0rum formulis. Paris, G. Cavelier, 1773.

Achterin deel 5 van Van Swieten's Commentaria Paris 1746-73.

BOERHAAVE (H.'s), Academical lectures on the theory of physic. Being a tranlation of his Institutes and explanatory comment. 6 vol. 3rd ed. London 1766-73.

Vol. 4-6 1st ed.

BOERHAAVE (H.'s), Treatise of the materia medica and forms of medicines. London 1739.

BOR (H. H. Th. A.), Over het verband tusschen de ziekten van den mond en den algemeenen gezondheidstoestand. Batavia 1933.

Les Batavia.

BOUMAN (M. A.), Typologie in methoden van perceptieonder- zoek. Utrecht 1963.

Rede Utrecht.

CARDANUS (H.), De utilitate ex adversis capienda. Amstelo- dami, J. van Ravestein, 1672.

EYK (B. J. van), Enkele psychologische aspecten van het natuur- wetenschappelijk onderzoek. Groningen 1951.

Rede Soerabaja.

FENTENER van VLISSINGEN (R.), Ondergang en verheffing.

's-Gravenhage 1962.

GIESSEN (R. W. van der), Militaire psychologie en psychologie voor militairen. Amsterdam 1962.

Rede Breda.

GOEDHART (J.), - GOEDARTIUS (J.), De insectis, in metho- dum redactus; cum notularum additione opera M. Lister.

Item appendix ad historiam animalium Angliae ejusdem; alt. ed.

Londini 1685. - M. 21 pl.

GORTER (D. de), Materies medica exhibens virium medicamen- torum simplicium catalogos. Ed. 2a italica. Patavii, J. Manfr~,

1767.

GRASHUIS (J.), Abhandlung von der Bereitung des Eiters.

Aus d.Lat.iJbers, yon P.S.L. Danzig, Th. J. Schreiber, 1755.

HAAN (P. G. de), Regulatie van de bacteriestofwisseling.

Utrecht 1963.

Rede Utrecht.

HAEN (A. de), Theses sistentes febrium divisiones (et) disser- tatio de miliaribus ac petechiis... Perusiae, M. Reginaldus, 1769.

HALLER (A. yon), Primae lineae physiologiae. 3a ed. Leidae, S, et J. Luchtmans, 1765.

HARTOG (C. den), Nieuwe voedingsleer. Utrecht 1963.

Aula-pocket 123.

HOEKSTRA (P.), Veeteeltproblemen in Indonesi6 gezien in het licht der historie. Groningen 1950.

Rede Buitenzorg.

HOEVEN (H. C. van der), Voor elkaar. De ziekenfondsen te midden van de sociale veranderingen in de jaren 1900-1960, Utrecht 1963.

HULSMANN (W. C.), Beschouwingen over het metabolisme van het hart. Groningen 1962.

Openbare les Amsterdam.

JANSSENS (J.), Enkele beschouwingen over de betekenis van de peristase gedurende de obstetrische periode. Amsterdam 1962.

Rede Vrije Universiteit.

JASKI (C. J.), Het probleem van de doelmatigheid van het leven.

Groningen 1949.

DiEsrede Buitenzorg.

1 SEPTEMBER--31 DECEMBER1963

JONGSMA (M. W.), 325 jaar Academisch Ziekenhuis Leiden.

Lochem 1963.

Oorspr. versch, in Het Ziekenhuiswezen 35 (1962).

KASSENAAR (A. A. H.), Beschouwingen over de studie van d'e stofwisselingsprocessen. Leiden 1963.

Rede Leiden.

KEILL (J.), Tentamina medico-physica ad... oeconomiam animalem... Accessit medicina statica britannica eodem auctore. Ed. novissima. Lugd. Batav., J. A. Langerak, 1725.

KNAp (M.), Specialisatie in de genees- eta tandheelkunde.

Groningen 1951.

Rede Surabaja.

LEEUWENHOEK (Antony van), - and his ,,Little Animals":

(an) account of (him) and his discoveries collected, translated and edited by C. Dobell. With an introd, by C. B. van Niel.

New York 1958.

LIMBORGH (J. van), Beschouwingen over de morfogenese van de schedel. Utrecht 1963.

Les Utrecht.

LOELIGER (E. A.), De bloedstolling als onderwerp van klinisch- wetenschappelijk onderzoek. Leiden 1963.

Les Leiden.

LOMMIUS (J.), Tableau des maladies. Trad, par.. Le Mascrier.

Paris, Debure, 1760.

MALTEN (K. E.), Arbeidsdermatologie. Leiden 1963.

Les Nijmegen.

MAY (Ch. H.), Beknopt leerboek der oogziekten. N.d.llen Amer.

druk bew. d. G. J. Schoute. 5e dr. Amsterdam 1927.

MEER (C. van der), Hormonen in gezondheid en ziekte. Am- sterdam 1963.

Les Vrije Universiteit.

NEVE de MEVERGNIES (P.), Jean-Baptiste van Helmont.

Philosophe par le feu. Liege 1935.

Biblioth~que de la facult~ de philosophic et lettres de l'universit~

de Li6ge, fasc. 69.

NUMANS (S. R.), Het probleem der klinische opteiding van de J dierenarts in Indonesi& Groningen 1951.

Rede Bogor (Buitenzorg).

PARVE (E. P. Steyn), In de werkplaats van her leven. Groningen 1963. Rede Utrecht.

PATIN (G.), Lettres choisies. 3 vol. La Haye, H. van Bulderen;

1707.

PECHLIN (J. N.), De habitu et colore Aethiopum. Kiloni, J.

Reumann, 1677.

PEIMA de BEINTEMA (J. J. W.), Loimotogia sive historia constitutionis pestilentis annis 1708-1713 per Thraciam, Sarma- tiam, Poloniam ... grassatae. Viennae, J. van Ghelen, 1714.

PISO (C.), Selectiores observationes et consilia. 2a ed. Lugd.

Bat. 1650.

Titelpag. gestempeld en beschreven.

PRAKKEN (J. R.), Leerboek der praktische dermatologie.

Amsterdam 1963.

PRECHTL (H. F. R.), Her cerebraal gestoorde kind. Groningen 1963. Les Groningen.

ROCHAT (G. F.), Oogheelkunde voor den algemeenen arts.

3e dr. Gorinchem 1941.

ROKEN. Een rapport over bet roken en zijn gevolgen voor mens en maatschappij. Voor Nederland bewerkt en aangevuld door

L. Meinsma. Amsterdam 1964.

ROKEN en gezondheid. Een rapport van het Kon. Genootschap van Londense artsen. 2e dr. (Bewerking en voorwoord van C.

van Proosdij) Amsterdam 1962.

ROTTERDAM (J. van), A. treatise.., on... bloodletting...:in fevers. Transl. from the French by J. Taylor. London 1818;

SCHIERBEEK (A.), Antoni van Leeuwenhoek en zijn voor- naamste ontdekkingen. Den Haag 1963.

Helden vande geest, 26.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ontbreekt dit, dan dreigt her gevaar dat tussen besturen en le- den een afstand ontstaat, die verlammend werkt, waardoor her vertrouwen der leden in hun

Querido (2) over de Integrale Geneeskunst, en psychosomatische publicaties zijn deze huisart- sen later een steuLn geworden, op de ingeslagen weg voort te

en voeding geanalyseerd. Daarbij is niet alleen gekeken of de geboden informatie al dan niet juist was, maar werden de fouten bovendien 'gewogen': voor een lichte,

Zo, iedereen weer terug naar binnen en na een drankje en een hapje konden we klaar gaan zitten voor het volgende onderdeel, De OKV Pinksterkampquiz.. Wat een succes

Voor Barcelona versie 2017 stonden bij Jelle Jellema 20 duiven op de lijst.. Deze lijst lag al in de

verwennen of verwaarlozen. De materiEle verzorging vooral ook wat de kwaliteit van de voeding betreft mag niet in her gedrang komen. Het is van belang dat een zeker gezinsritme

Een vroege duif zou wel geconstateerd kunnen worden, maar niet naar binnen kunnen gaan.. Toch stond ik om 4.45 uur op en……… ik zag een duif op de klep zitten, maar op dat moment

intermutualistische dispatchingcentrale Voor een periode van 1 maand volgend op de ontslagdatum van de opname ten gevolge van de niertransplantatie, worden kosten ten laste