• No results found

ORGAAN VAN DE NEDERLANDSCHE CHEMISCHE VEREENIGING EN VAN DE VEREENIGING VAN DE NEDERLANDSCHE CHEMISCHE INDUSTRIE

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "ORGAAN VAN DE NEDERLANDSCHE CHEMISCHE VEREENIGING EN VAN DE VEREENIGING VAN DE NEDERLANDSCHE CHEMISCHE INDUSTRIE"

Copied!
16
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

CHEMISCH WEEKBLAD ORGAAN VAN DE NEDERLANDSCHE CHEMISCHE VEREENIGING EN VAN DE VEREENIGING VAN DE NEDERLANDSCHE CHEMISCHE INDUSTRIE

Hoofdredacteur: Dr. W. P. JORISSEN, Leiden, Zoeterwoudsche Singel 18, telefoon 648 (part, adres: Hooge Rijndijk 15, telefoon 1449, postrekening 3569).

Redactie-Commissie : Th. H. Bernsen, Dr. G. de Bruin, Dr. G. C. A. van Dorp, Dr. A. W. K. de Jong en Dr. R. T. A. Mees.

N.V. D. B. CENTEN’s Uitgevers-Maatschappij, Amsterdam C., O.Z. Voorburgwal 115, telefoon 48695, postrekening 39514.

1NHOUD : Mededeelingen van het Aigemeen Bestuur der Nederlandsche Chemische Vereeniging. — Nieuwe ledenlijst. — Aangeboden betrekkingen. — Gevraagde betrekkingen. — Oproep voor het Analyst-examen, Diploma C. — Prof. Dr. W. H. Keesom, Rectificatie, I. — Ir. J. Straub, Laboratoriummededeelingen over 1932 van den Keuringsdienst van Waren te Amsterdam. — Mej. Ir. J. ]. J. Dingemans, Vruchtenazijn, gistingsazijn, essence- azijn. — Ir. J. ]. de Haas, Over spreiding in monomoleculaire lagen van stoffen zonder polaire groep. — Boekaankondigingen.

— Chemische kringen. — Personalia, enz. — Ter bespreking ontvangen boeken. — Correspondentie, enz. •— Vraag en aanbod.

— Verbetering.

MEDEDEELINGEN VAN HET ALGEMEEN BESTUUR DER NEDERLANDSCHE CHEMISCHE VEREENIGING.

De 5 in het Chemisch Weekblad van 11 Maart 1933 genoemde candidaat-leden zijn thans aangenomen aïs (gewone of buiten- gewone) leden.

* • * Candidaài-lid :

P. Karsten, ap., Groningen, Groote Kromme Elleboog 15, ass.

b/d Pharmacie;

voorgesteld door Prof. Dr. D. van Os en Mej. Dr. Y. v. d.

Wal, beiden te Groningen.

Adresveranderirigen en -verbeteringen :

Drs. H. G. Th. Frencken, Roermond, Kapellerlaan 36 B.

J. v. d. Hoeven, chem. stud., Bennebroek, Groote Sparrenlaan 15.

Dr. L. W. J. Holleman, Voorthuizen, Kruidtuin „De Scherm- bloem”, tel. 47, postrek. 92141.

Dr. J. Jürgens, Koog a/d Zaan, Sportstraat 12.

Dr. C H. Ketner, Den Helder, Dijkstraat 52.

Dr. G. Klaver, Haren (Gr.), Hortuslaan 2 A, ass. prop. chem.

R. Univ. (na 31 Mei).

Dr. G. A. van Klinkenberg, Oss (N. Br.), Villapark 14.

Mej. Ir. K. Ouweleen, Deventer, Noordenbergsingel 1.

Dr. P. A. Rowaan, Overveen, Prins Hendriklaan 103.

Dr. Ir. J. P. Spruyt, Scheveningen, Berkenboschblokstraat 27.

Prof. Dr. Ir. J Coops, Amsterdam-Z., de Lairessestraat 174.

Mej. Ir. A. E. H. Jager Bruining, Voorburg, Prinses Marianne- laan 118.

Drs. P. L. Stedehouder, Groningen, Westerhavenstraat 4a, ass.

org. chem., tel. 1596, giro 169851.

Ir. F. F. Stutterheim, 's-Gravenhage, van Merlenstraat 27.

Dr. Ir. J. C. Vlugter, Delft, Botaniestraat 18.

W. E. Nieuwenhuis, chem. stud., Amsterdam-Z., van Eeghen- straat 10 boven.

Dr. G. J. VAN MEURS, Secretaris-penningm., Bürgern, de Raadtsingel 23 f, Dordrecht, giro 7680, telef. (huis) 3867, (lab.) 5231.

* * *

Door het Aigemeen Bestuur is het volgende schrijven ont- vangen, in antwoord op zijn adres d.d. 17 Maart 1933 (Che- misch Weekblad, blz. 233) ;

Ministerie van Economische Zaken en Arbeid.

Directie van den Landbouw. Nr. 3600, Afd. 3.

Bericht op schrijven van 17 Maart j.l.

betreffende : assistent-colloid-chemicus.

's-Gravenhage, 24 April 1933.

Naar aanleiding van nevensvermeld schrijven heb ik de eer U het volgende mede te deelen :

Op de begrooting van het Staats-Veeartsenijkundig Onder- zoekingsinstituut voor 1933 was gerekend op de aanstelling van een tijdelijk assistent-veearts op een salaris van f 2000. —'s jaars.

Bij nadere overweging kwam het den Directeur gewenscht voor, naast de bestaande vétérinaire hulp, i. c. een dierenarts-bacterio- loog, over een colloid-chemisch geschoolde kracht te kunnen beschikken, aangezien het hem bij de bestudeering van biologische Problemen, waarmede hij te maken heeft, gebleken was, dat physisch-chemische onderzoekingsmethoden hierbij zeer gewenscht zijn. In verband hiermede dienen de werkzaamheden van den colloid-chemicus, voorloopig althans, meer in den zin van die van assistent te worden beschouwd, waarbij door den Directeur zal worden bepaald, welk onderzoek zou zijn te verrichten. De bedoelde functionaris zal zijne werkzaamheden moeten baseeren op de bespreking, welke de Directeur met hem zal voeren over de vraagstukken, welke rechtstreeksch verband houden met en onderdeel uitmaken van gestelde Problemen, die, behalve deze physisch-chemische, ook biologische en experimenteele zijden hebben.

De toekomst zal moeten leeren, of uit deze assistentsplaats inderdaad eene volledige functie van chemicus zal kunnen groeien.

In verband met het bovenstaande kan voorloopig geen ver- andering in de te vervullen functie worden gebracht.

De Minister van Economische Zaken en Arbeid, Voor den Minister,

De Secretaris-Generaal,

(get.) A. L. SCHOLTENS.

Aan het Aigemeen Bestuur der Nederl.

Chemische Vereeniging te Dordrecht.

Hierop heeft het Aigemeen Bestuur weer gcantwoord : Aan

Zijne Excellence den Minister van Economische Zaken en Arbeid

te s-Gravenhage.

Amsterdam,

Dordrecht, 6 Mei 1933.

Uw schrijven van 24 April 1933, No. 3600 Afd. 3, betreffende de benoeming van een assistent-collo'id-chemicus aan het Staats- Veeartsenijkundig Onderzoekingsinstituut te Rotterdam geeft het Aigemeen Bestuur van de Nederlandsche Chemische Vereeniging aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Het wil ons voorkomen, dat de uitweg, die gekozen is om tegemoet te körnen aan de nadere overweging van den Directeur van genoemd Instituut, geen aanvaardbare oplossing van de ge- rezen moeilijkheid is, omdat men daarbij den chemicus in rang en in wetenschappelijke ontwikkeling gelijk heeft gesteld met den

(2)

338 CHEMISCH WEEKBLAD.

aanvankelijk verlangden assistent-veearts. Het zal echter aan ieder ter zake kundige duidelijk zijn, dat in dit veeartsenijkundig milieu de werkzaamheden van een collo'id-chemicus slechts die van een zelfstandig werker kunnen zijn. Immers, daar de directeur inzake physisch-chemische onderzoekingsmethoden ondeskundig nlag worden geacht, zou een assistent-chemicus, die niet opge- wassen is tegen de moeilijkheden van een zelfstandig weten- schappelijk onderzoek, aan dit Instituut geheel misplaatst zijn.

Hij zou er niet kunnen werken bij gebrek aan den steun en de voorlichting, die elke assistent van den boven hem gestelden leider noodig heeft en terecht verwachten mag, maar die de Directeur hem in dit geval niet zou kunnen geven.

Het Algemeen Bestuur blijft het daarom levendig betreuren, dat op deze wijze een op zieh zelf voor een geschoold chemicus aantrekkelijke, uit den aard der zaak zelfstandige wetenschappe- lijke werkkring ontsierd wordt door een hiervoor niet bedoelde en voor den gevraagden arbeid onvoldoende salariëering, die een competent chemicus zou weerhouden te solliciteeren, indien de economische omstandigheden niet zoo siecht waren als thans.

Wij zijn zonder meer overtuigd, dat dit geenszins in de be- doeling van Uwe Excellentie heeft gelegen, maar kunnen ons toch niet verhelen, dat de practijk hier neerkomt op een misbruik maken van de ook voor de Nederlandsche chemici ongunstige tijden. Wij meenen Uwe Excellentie hierop te mögen wijzen, omdat haar standpunt blijkt voort te körnen uit een misvatting, die wij in dit schrijven gepoogd hebben recht te zetten.

Het Algemeen Bestuur vleit zieh daarom met de verwachting, dat Uwe Excellentie alsnog op haar besluit zal willen terug- komen, opdat niet met deze vacature de poort worde opengezet voor, en door de Regeering als het ware sanctie worde verleend aan, meer dergelijke gevallen, die helaas in ongunstige tijden op ieder terrein van werkzaamheid plegen voor te körnen, maar waarvoor wij de Nederlandsche chemici zoo gaarne zouden ge- vrijwaard zien.

Het Algemeen Bestuur voornoemd, JAN SMIT, Voorzitter.

G. J. VAN MEURS, Secretaris.

Nieuwe ledenlijst.

Binnenkort zal een herdruk verschijnen van de adressenlijst (Chemisch Jaarboekje, deel 1).

Leden van de Ned. Chem. Ver., wier titel, adres of beroep sedert de vorige uitgave (1931) veranderd is en die deze ver- andering nog niet in het Chemisch Weekblad vermeld hebben gezien, wordt dringend verzocht, zoo spoedig mogelijk de ge- wenschte wijzigingen aan den Secretaris op te geven.

Ook zal de Secretaris gaarne opmerkzaam worden gemaakt op fouten in de bestaande lijst, die nog niet in het Chemisch Weekblad zijn verbeterd.

Veranderingen, die na 15 Mei a.s. inkomen, zullen in

’t algemeen niet meer in de lijst opgenomen kunnen worden.

Aangcboden betrekkingen.

Medicus zoekt chemicus voor het uitvoeren van organische analyses en het bereiden van eenvoudige praeparaten in een dien chemicus ter beschikking staand laboratorium.

* * *

Proef-Laboratorium Dr. Ir. L. Hamburger, Leuvenschestraat 108.

’s-Gravenhage-Scheveningen vraagt jong scheikundige. Sollici- taties voorloopig uitsluitend schriftelijk.

***

Aan de Gemeentegasfabriek te Sappemeer wordt gevraagd : een directeur (tevens boekhouder) op een jaarwedde (o n.g.) van f 2500—tot f3000 (5 jaarl. verh. van flOO) met vrije woning, verlichting en verwarming (pensioenbijdrage 8 Vs %)• Aanmelding (op zegel) bij den Burgemeester vöör 15 Mei 1933. Persoonlijke kennismaking na oproeping.

Indien naam en adees van den aanbiedec niet worden genoemd, zende men de sollicitatie naav het Redactiebureau, dat voor doorzending zorg draagt (men sluite een postzegel in). Nadere inlichtingen kan en mag de Redactie nooit geven.

Men raadplege steeds de advertentierubriek en wende zieh voor gewenscht werk ook tot de Chem. Arbeidsbeurs, Leiden, 18 Zoeterwoudsche Singel.

Gevraagde betrekkingen. *) (plaatsing gratis voor leden).

No. 10. Scheik. ing., diploma 1927, met 5 jaar iaboratorium- en fabriekspractijk (anal, chemie, metalen, vernissen en verven, email, ontsmettingsmiddelen) zoekt werk: betrekking, adviezen, literatuuronderzoek.

No. 29. Chem. drs., 25 jaar, ruim 2 jaar fabriekspraktijk op koolzwart- en verffabriek, bekend met emulsies, smeermiddelen, metaalonderzoek en rubber, phys.-chemisch georiënteerd, zoekt betrekking.

No. 75. Dr. in de scheikunde, 28 jaar, laboratoriumpraktijk levensmiddelenonderzoek en bactériologie, bekend met bereiding van zoete most, zoekt werkkring.

No. 78. Dr. in de scheikunde, 29 jaar, met laboratoriumpraktijk organ., analyt., physische en kolloidchemie, spec, belangstelling voor lak-, vernis- en verfchemie, zoekt werkkring, ook buitenslands.

No. 82. Scheik. ing., 24 jaar, bekend met levensmiddelenleer, bactériologie en kolloidchemie, physisch-chemisch geörieDteerd, zoekt betrekking.

No. 84. Chem. drs , 27 jaar, organicus en bacterioloog, labo- ratoriumpraktijk levensmiddelenonderzoek en chem.-pharm. in- dustrie, zoekt betrekking.

No. 90. Chem. drs.. bekend met levensmiddelenleer en bacté- riologie, zoekt betrekking.

No. 105. Dr. in de scheikunde, 31 jaar, gehuwd, laboratorium- practijk organische chemie en levensmiddelenleer, ervaren in practische en theor. photographie, fabriekspractijk in conserven- industrie, commercieel onderlegd, zoekt werkkring.

Oproep voor het Analyst-examen Diploma C te houden in Juni-Juli 1933.

Aanmeldingen voor het aanvullend examen in physiologische chemie, bactériologie en desinfectieleer en voor het tweede ge- deelte van het examen van klinisch analyst, kunnen tot uiterlijk Zaterdag 20 Mei a.s. geschieden bij den Secretaris der Centrale Commissie voor het Analyst-examen, Dr. J. van der Lee, Adriana- laan 283, Schiebroek.

Aangiften voor het aanvullingsexamen moeten vergezeld gaan van : 1. het diploma analyst-examen, le gedeelte voor de diploma's

A en B ;

2. opgaaf van de personen, die den candidaat voor het examen hebben opgeleid ;

3. een verklaring omtrent den duur der practische opleiding, onderteekend door dengene, onder Wiens onmiddellijke leiding de candidaat heeft gewerkt;

4. storting van f 10.— op postrekening No. 173900 van de Centrale Commissie voor het Analyst-examen van de Nederl.

Chem. Vereeniging te Schiebroek.

Dit examen vindt plaats te Utrecht in het Pharmaceutisch Laboratorium, Catharijnesingel 60.

Aangiften voor het Klinisch-analyst-examen, 2e gedeelte, moeten vergezeld gaan van :

1. het diploma analyst-examen le gedeelte voor de diploma's A en B ;

2. het getuigsehrift van met goed gevolg afgelegd aanvullings- examen ;

3. een verklaring omtrent den opleidingsduur (tenminste één jaar) en omtrent den aard der verrichte werkzaamheden, onderteekend door de(n) gene(n) onder Wiens (wier) onmid- dellijke leiding de candidaat heeft gewerkt:

4. storting van f 25.— op postrekening No. 173900.

Betaling van het examengeld anders dan door storting op genoemde postrekening is niet toegestaan.

Dit examen vindt plaats te Utrecht.

J. VAN DER LEE, Schiebroek. Seer. Centr. Comm, v/h Adrianalaan 283. Analyst-examen.

*) Brieven te richten tot de Chemische Arbeidsbeurs, Leiden, Zoeterwoudsche Singel 18 (met ingesloten porto voor doorzending).

(3)

66.048.3 RECTIFICATIE

door W. H. KEESOM. ')

§ 1. Inleiding. De aanleiding voor den spreker, om de Studie van dit onderwerp in 1925 ter hand te nemen, was een onderzoek naar de mogelijkheid, om door gefractionneerde destillatie of nog beter door rectificatie neon, atoomgewicht 20.18, te scheiden in zijne isotope componenten, atoomge- wichten 20 en 22. Dit onderzoek was vooral om een tweetal redenen van belang. Ten eerste wilde men gaarne weten, of bij het tripelpunt van neon (24.57° K.) de lichtste of de zwaarste isotoop den grootsten dampdruk heeft. Volgens de beschou- wingen van O. Stern en van F. A. Lindemann toch zou dan nulpuntsenergie aanwezig zijn, indien in den vasten toestand de lichtste isotoop den grootsten dampdruk heeft ; is dit het geval, dan zou bij het tripelpunt het verschil in dampdruk 3 à 4 °/o bedragen. Is het omgekeerd en heeft de zwaarste isotoop den grootsten dampdruk, dan moest men niet rekenen met nulpuntsenergie ; het ver- schil in dampdruk kwam dan op 8 à 9 °/0. Ten tweede was het van belang, iedere isotoop in ge- noegzame hoeveelheid te bezitten, om zijne eigen- schappen afzonderlijk te kunnen bestudeeren en de eigenschappen der componenten met elkaar te ver- gelijken. Sindsdien zijn rectificatieproeven verricht in samenwerking met H. van Dijk2) ; met het resultaat, dat even boven het tripelpunt vloeibaar Ne20 een dampdruk heeft, grooter dan die van vloeibaar Ne22, dat men dus nulpuntsenergie moet aannemen, indien hetzelfde geldt voor den dampdruk der isotopen in vasten toestand, hetgeen waar- schijnlijk geacht wordt. Het atoomgewicht der gerectificeerde lichte fractie was 20,14, dat der zware 20.23, dus de scheiding nog niet volledig. Theore- tisch moest men rekenen op een grootste verschil in dampdruk van 3 à 4 % ; dit maakte het wensche- lijk eene algemeene graphische methode uit te denken, die kon leeren, of de verschillen in samen- stelling der mengseis op de plateau's der rectificatie- kolom van boven naar beneden groot genoeg zouden zijn, om aangetoond te kunnen worden, hoeveel plateau’s noodig waren, in het kort, een overzich- telijke methode, volgens welke alle betreffende Problemen konden worden opgelost.

Gaat men na, wat in de verschillende werken over deze onderwerpen wordt medegedeeld, dan vindt men, of wel, en meestal, beschouwingen, waarbij ongecontroleerde vereenvoudigingen worden toegepast, of wel men verliest zieh in lange formules, die niet overzichtelijk zijn. Het nut eener overzich- telijke graphische methode was duidelijk. Achteraf bleek, dat een dergelijke methode reeds beschreven was in een weinig bekend Fransch tijdschrift3).

4 Eerste voordracht over bovengenoemd onderwerp, gehouden op uitQoodiglng van het Delftsche Hoogeschoolfonds in het Laboratorium voor Technische Physica, op 19 Januari 1932;

bewerkt voor het Chemisch Weekblad door W. Tuyn.

3) W. H. Keesom en H. van Dijk, Comm. Phys, Lab. Leiden, No. 213a.

3) M. Ponchon, La technique moderne 13, 20, 55 (1921).

Het werk, besteed aan de Studie van het vraagstuk, leek echter niet overbodig, omdat de nieuw opge- zette methode een mathematische behandeling ver- oorloofde, die in eenvoudigheid en doorzichtigheid die van vroegere auteurs overtreft, en omdat vol- gens deze methode ook een antwoord kan gevonden worden op vragen naar het energieverbruik, dus naar de économie van de rectificatiekolom, vragen, die bij groote technische installaties, bijv. bij die voor de scheiding van zuurstof en stikstof uit lucht, van belang zijn.

Het belang eener nauwkeurige bestudeering van het rectificatieproces voor het laboratorium bleek uit de scheiding der neon-isotopen ; dit belang aan te toonen voor de industrie heeft weinig woorden noodig, als men denkt aan de alcoholindustrie, de industrie der 'aardoliën en de bereiding van zuurstof, stikstof en argon uit lucht.

In deze voordrachten wordt niet ingegaan op kwesties van technische uitvoering, maar alleen de thermodynamische théorie behandeld. Moet deze ter verduidelijking op een bepaald onderwerp toegepast worden, dan geschiedt dit op de scheiding van lucht in zijn bestanddeelen ; het lijdt echter geen twijfel, dat bij andere industrieën overeenkomstige vraag- stukken op overeenkomstige wijze opgelost kunnen worden 4).

§ 2. Discontinue en continue rectificatie ; schema- tische inrichting van een rectificatiekolom. Men onderscheidt : discontinue of periodieke rectificatie en continue rectificatie.

Bij de eerste wordt het apparaat met een hoe- veelheid vloeistof gevuld en dan hiervan een bepaald deel afgedestilleerd. De overblijvende vloeistof bevat meer van de minst vluchtige component, het

Koude

VW\A- s c

Product

r .1

I 1

WAjM.Li y\y\y\y^

Proçk UCT Fig. 1.

Schema van rectificatie-apparaat.

4) Literatuur over rectificatie vindt men in ; C. Ellioth, Distillation in Practice, London, 1925 ; Ch. Mariller, Distillation et rectification des liquides industriels, Paris, 1925; E. Haus- brand, Die Wirkungsweise der Rektifizier- und Destillier-Appa- rate, 4. Auf!., Berlin, 1921 ; K. Thormann, Destillieren und Rektifizieren, Leipzig, 1928.

(4)

340 CHEMISCH WEEKBLAD.

destillaat meer van de vluchtigste dan de oorspron- kelijke vloeistof. Het apparaat wordt dan geledigd en men kan opnieuw beginnen.

Hier wordt alleen de continue rectificatie behan- deld. Daarbij wordt continu een zwaardere (of minst vluchtige) en een lichtere (of vluchtigste) fractie afgenomen, zöö, dat er evenwicht met het continu toegevoerde mengsei is.

Het rectipcatie-apparaat (fig. 1) bestaat uit drie deelen :

K, de eigenlijke kolom met de pannen of pla- teau’s, waartusschen damp opstijgt en vloeistof neerdaalt. Op de plaats I tusschen de pannen, den zoogenaamden inloop, wordt het te scheiden mengsei toegevoerd, hetzij als vloeistof, hetzij als damp, hetzij als een mengsei van beide ;

C, den condensator, waar de damp gedeeltelijk door toevoer van koude gecondenseerd, gedeeltelijk als het vluchtigste van de twee te verkrijgen pro- ducten afgevoerd wordt ;

B, dekookflesch (Duitsch „Blase”, Engelsch „Still”) waar de vloeistof gedeeltelijk door toevoer van wärmte verdampt, gedeeltelijk als het minst vluchtige der beide producten afgevoerd wordt.

[JIHnW:

I

N

Fig. 2.

Schema van plateau's.

Voor een minder schematische inrichting der plateau’s zie men fig. 2 ; behalve de daar afgebeelde klokplateau's treft men ook zeefplateau’s aan, ge- bogen platen met kleine openingen.

De kookflesch vindt men nogmaals in fig. 3 ; natuurlijk kan men hieraan het product ook als damp afnemen, in plaats van dit in een afzonder- lijken verdamper te doen verdampen.

Wat den condensator betreff, laat de damp van de bovenste pan gedeeltelijk condenseeren tegen de koelspiraal 5 (fig. 1), dan worden de afgenomen damp en de terugstroomende vloeistof in thermo- dynamisch evenwicht verondersteld te zijn, zulks

in overeenstemming met het procès op ieder plateau.

Daarbij denken we nog, dat de vloeistof naar be- neden stroomt (of valt), zonder met den opstijgenden damp in wisselwerking te zijn geweest. Is het in een bepaald geval anders, dan moet hier rekening mee gehouden worden. Het beste wordt het boven- staande gerealiseerd in een afzonderlijken conden- sator ; zie fig. 4.

1

. Koude Product

w Fig. 4.

Schema van afzonderlijken condensator.

Als een evenwichts- of liever een stationnaire toestand ontstaan is, gaat er in het apparaat steeds vloeistof naar beneden, damp naar boven. Op elk der pannen heeft een uitwisseling plaats. Bij de vloeistof, die naar beneden zal stroomen, voegt zieh vloeistof, die van een hooger gelegen pan en ten- slotte uit den condensator terugstroomt ; evenzoo voegt zieh bij den damp damp die van beneden en tenslotte uit de kookflesch komt.

Tenslotte zullen de samenstellingen beneden in de kookflesch en boven in den condensator afhangen van het aantal plateau’s en ook van de verhouding van de hoeveelheid vloeistof, die uit den conden- sator terugvloeit tot de hoeveelheid, die als het lichtere product afgenomen wordt, dat is van de zoogenaamde refluxvechouding.

§ 3. Vereenvoudigende veronderstellingen. De volgende afspraken worden gemaakt, teneinde de behandeling der te beschouwen processen voldoende te kunnen vereenvoudigen.

1. Voorloopig worden alleen binaire mengseis beschouwd.

2. Warmteuitwisseling met de omgeving ge- schiedt alleen door middel van stook- en koelspiraal ; verder is het apparaat thermisch geisoleerd. Ook vindt geen warmtestrooming plaats in het metaal van het apparaat.

3. Als damp door de vloeistof op een plateau borreit, is hij na uittreding in thermodynamisch evenwicht gekomen met deze vloeistof. Daarvöör was hij dus in evenwicht met de vloeistof van het naast ondergelegen plateau.

4. Drukverschillen in het apparaat worden ver- waarloosd.

5. De toestand is stationnair.

§ 4. Keuze van het thermodynamisch diagram.

Thans moet uitgemaakt worden, welk thermody- namisch diagram men voor de graphische behan- deling van het rectificatieproces zal kiezen.

Bij de behandeling zullen energiegrootheden een rol speien. Deze zijn in de thermodynamica van een binair mengsei, met de bijbehoorende onafhankelijk veranderlijken :

(5)

U (de inwendige energie), functie van S, v en x ; F (de vrije energie, U—TS), functie van T, v en x ;

W (de enthalpie, U + pv), functie van S, p en x ; en H (de thermische potentiaal, U—TS + pv), functie van T, p en x.

Bij de verdere behandeling wordt x steeds ge- acht de samenstelling in moléculaire verhoudingen aan te geven. Zijn in een homogeen binair mengsei m, en m2 de massa’s der beide componenten, M, en M2 de mol. gewichten, dan zijn _ en m2

Mj M2 de aantallen molen van beide componenten. Dan geldt :

m, M, m, . m2 M, ‘ M2

en

m2

M2

mL , m2 ' M, M2

dus wordt x het molaire gehalte van den tweeden component, waarvoor we steeds den vluchtigsten kiezen. Bij Problemen, die op den verdunden gas- toestand betrekking hebben, valt nu tevens de verhouding

1- samen met de verhouding der Volumina van beide componenten (bij gelijke T en p). Overigens zullen de af te leiden graphische methoden 00k toepasselijk zijn, als men onder x de gewichtsverhouding wil verstaan, hetgeen bij toepassing op vloeistofmengsels zijn voordeelen kan hebben. Het is duidelijk, dat x gaat van 0 naar 1, tegelijkertijd dat 1—x gaat van 1 naar 0.

De verschillende grootheden U, S, v, enz. zullen steeds op een mol. van het mengsei, dus op de hoeveelheid (1—x) M^xMj betrekking hebben.

Keeren wij na deze uitwijding tot de keuze van het diagram terug. Daar alle vier de thermody- namische grootheden functies van drie onafhanke- lijk veranderlijken zijn, zouden zij slechts in een 4-dimensionale uitgebreidheid afgebeeld kunnen worden. Bij het rectiflcatieproces wordt volgens afspraak de druk constant gedacht, zoodat we ge- noeg hebben aan de afbeelding eener functie in de 3-dimensionale ruimte ; onze keuze beperkt zieh dan tot die tusschen de functies W en H, waarin we aan de onafhankelijk veranderlijke p eene constante waarde geven.

Om de volgende reden lijkt W het meest geschikt.

Bij eene verandering in een systeem, waarin de druk constant blijft, 00k al is deze verandering irreversibel, geldt voor den verrichten uitwendigen arbeid: dA = pdv.

Bij zoodanige .verandering is dus:

dQ = dU + dA,

= dU -f- pdv, en daar algemeen:

dW = d(U + pv) — dU + pdv + vdp,

wordt bij eene isobare verandering dW = dQ = de toegevoerde wärmte.

Daar aangenomen is, dat bij het procès in de eigenlijke kolom geen wärmte toe- of afgevoerd wordt, is hierbij dQ = 0 of W = constant. Deze Stelling, dat bij de processen in de eigenlijke kolom W constant blijft, zal blijken van groot nut te zijn, en voor de graphische voorstelling wordt daarom gekozen het W, S, x-oppervlak.

(6)

342 CHEMISCH WEEKBLAD.

CfV DIAGRAMME MOLLIER

DE LAZOTE

Fig. 7.

(7)

§ 5. Het W, S-diagram van een enkelvoudige stof.

Dit diagram is in 1904 door R. Mollier ingevoerd.

Men kan dit diagram afleiden uit het T, S- of entropiediagram, dat wij hier niet behandelen ; wel vindt men ter herinnering en ter illustratie in fig. 5 het entropiediagram van stikstof door W. H.

Keesom en D. J. Houthoff5).

Ook het W, S-diagram behandelen wij slechts schematisch.

Niet-verzadigd gebied. Gedraagt het gas zieh als een ideaal gas, waaronder we ook begrijpen, dat Cv geen functie van de temperatuur is, dan vinden we met behulp van U = cvT

en pv = RT :

W = U + pv = (Cv + R) T = CpT.

Isothermen zijn dus rechte lijnen, evenwijdig aan de S-as.

We hebben reeds afgeleid :

dW = dU + pdv + vdp,

of, daar bij een reversibele verandering dU -j- pdv = dQ = TdS is : dW = TdS + vdp.

Voor p = constant geldt : dW = TdS = — dS, W

cp

of dS = Cp yj , (cp = constant) of S = Cp InW -f- const.

5) Dit diagram is ontleend aaa Comm. Phys. Lab. Leiden, Suppl. No. 65, waarin men entropiediagrammen van CH4, C2H4, N2i H2 en He vindt. Voor de eigenschappen van het T, S- en van het W, S-diagram raadplege men M. de Haas, Thermodynamika, uitgave P. Noordhoff, Groningen, 1927-

Isobaren zijn dus logarithmische krommen.

In werkelijkheid zijn de isothermen bij hooge drukken duidelijk gekromd en voldoen de isothermen en isobaren van een reëel gas niet meer aan boven- staande vergelijkingen.

Verzadigd gebied. In dit gebied vallen isobaren en isothermen samen, omdat p alleen van T af hangt ; het zijn rechte lijnen. , dW_T.

daar —75 1 is.

do Teekenen

we verder in het T, S-diagram de volledige isobaar AEFB ; zie fig. 6. In E en F is ^ = 0, dus d2W

dS2

= 0; in het W, S-diagram zijn E en F dus buigpunten van de volledige isobaar.

Voor de coëxisteerende phasen A en B geldt:

1. p" — p'; de punten A en B liggen op dezelfde isobaar (" geldt voor de vloeistof, ' voor den damp);

2. T" = T, of dW dS

dW

dS in de punten A en B zijn de hellingen der raaklijnen aan de volledige isobaar gelijk, dus de raaklijnen evenwijdig ;

3. H" = H', of W"—TS" = W7—TS'; deze raak- lijnen snijden van de W-as gelijke stukken af en gaan dus door hetzelfde punt.

Uit de beide laatste voorwaarden volgt, dat de raaklijnen aan de isobaar in de punten A en B samenvallen, uit de tweede tevens, dat deze dubbel- raaklijn de reëele isobaar is. Punten op de grenslijn, die coëxisteerende phasen aangeven, moeten aan het bovenstaande voldoen. Wij zien van een uit- gebreider behandeling af, geven echter in fig. 7 als voorbeeld het W,S-diagram van stikstof door W. H.

Keesom en D. J. Houthoff.6).

614.3(08) LABORATORIUMMEDEDEELINGEN OVER

1932 VAN DEN KEURINGSDIENST VAN WAREN TE AMSTERDAM

door j. STRAUB.

In den loop van 1932 zijn door directeur en personeel de volgende publicaties over het werk van den Keuringsdienst en op verwant gebied in het licht gegeven :

Onpersoonlijk : Berekeningen en formules, voor- komende in de Koninklijke Besluiten en de Waren- wet. Een toelichting voor Studenten en analysten (D. B. Centen’s Uitgeversmaatschappij).

Door A. van Raalte en J. Straub : Foodcontrol in Holland (Analyst 57, 15).

Door J. Straub: Nieuwe wetenschap voor oude

s) Eveneens ontleend aan Comm. Phys. Lab. Leiden, Suppl.

No. 65, waarin Mollier-diagrammen van CH4, C2H4 en N2; het coördinatenstelsel is scheef gekozen. Zie verder weer M. de Haas, Thermodynamika. Een bibliographie van diagrammen versehenen vöör Augustus 1932 en samengesteld door W. H.

Keesom en W. Tuyn, vindt men in Rapports et Communications au VI“' Congrès International du Froid, Buenos Aires, août- septembre 1932.

(8)

CHEMISCH WEEKBLAD.

344

bedrijven (Chem. Weekblad 29, 146). Laboratorium- mededeélingen over 1931 van den Keuringsdienst van waren te Amsterdam (Chetn. Weekblad 29, 349).

Overzicht van het verhandelde in de vergadering der „Kolloid-Gesellschaft” te Mainz op 29 en 30 September (Chem. Weekblad 29, 618).

Door H. C. S. Snethlage : Over thermo-elec- trische vriespuntsbepaling met eenvoudige hulp- middelen (Chem. Weekblad 29, 557).

Onderzoekingen over de methodiek der vries- puntsbepaling in melk, over smelt- en stollijnen van vetten, over den harmonischen toestand, hebben voortgang gemaakt. Publicaties daarover zullen bij het uitkomen van dit verslag reeds versehenen zijn, zoodat hier met de vermelding van de uitkomsten kan worden volstaan.

Bij de vriespuntsbepaling van melk is de voor- naamste bron van verschillen tusschen de uitkomsten van twee onderzoekers, het verschil in de hoeveel- heid ijs, die bij het aflezen van den thermometer in de melk aanwezig is. Door nauwkeurig in acht nemen van den eisch van één graad onderkoeling, door vlugge manipulate bij de „verkorte” methode, en eventueel door extrapoleeren van de aflezingen naar het tijdstip nul, kunnen de verschillen tusschen uitkomsten van verschillende waarnemers op enkele duizendsten graden teruggebracht worden ').

Uit smelt- en stollijnen van vetten, of in het algemeen van mengseis van organische stoffen, zijn quantitatieve conclusies over hunne samenstelling slechts te trekken, als de apparatuur aan bepaalde eischen voldoet. Deze eischen zijn geformuleerd en een eenvoudig toestel is samengesteld, dat daaraan beantwoordt. Hiermede kan nu onder andere het gehalte van een vet aan vaste en vloeibare faze bij elke temperatuur bepaald worden, de hoeveel- heid verontreiniging eener organische stof is te beoordeelen, allotrope omzettingen kunnen worden gevolgd 2).

De „harmonische” toestand van electrolyt-op- lossingen te weerszijden van een membraan is onder- zocht met een cylinder van poreus aardewerk. De concentratie-verhoudingen voor verschillende ionen bleken verband te houden met hunne bewegelijk-

heid 3).

Over andere onderwerpen van onderzoek is nog het volgende te berichten :

Melk. Reductaseproef en colititer. Deze beide methoden blijken in de praktijk een goed beeid te geven van de zorgvuldigheid, waarmede de afge- leverde melk door den boer en den slijter is be- handeld. Een ongunstige reductaseproef wijst uit, dat de melk te langen tijd, of niet koel genoeg is bewaard. Dan vermeerdert zieh namelijk de normale melkflora zoozeer, dat zij methyleenblauw snel ont- kleurt. Een ongunstige colititer daarentegen wijst er op, dat bij de winning fouten gemaakt zijn.

Coli behoort niet tot de normale melkflora, er moet dus besmet vaatwerk zijn gebruikt, of bij het melken

J) H. C. S. Snethlage, Rec. trav. chim. 52, 139 (1933).

’) J. Straub en R. N. M. A. Malotaux, Rec. trav. chim. 52, 275 (1933). Voor de levering van het toestel bieden de schrijvers gaarne hunne bemiddeling aan.

3) J. Straub, Kolloid-Z. 62, 13 (1933).

vuil in de melk gekomen zijn. Zoowel gebrek aan zorg bij de bewaring (reductase) als bij de winning (coli) wreekt zieh des zomers meer dan des winters in den toestand van de melk, zooals uit de onder- staande tabeilen blijkt. Tevens ziet men daaruit, hoe ln den loop der jaren verbetering intreedt.

Halfjaar *)

Winter 1927/1928 Zomer 1928 Winter 1928/1929 Zomer 1929 Winter 1929/1930 Zomer 1930 Winter 1930/1931 Zomer 1931 Winter 1931/1932 Zomer 1932 Winter 1932/1933

Osmotische concentraties in eiwit en eidooier.

Het onderzoek werd voortgezet door quantitatieve bepaling van de verschillende anorganische bestand- deelen. De vroeger gevonden tegenstellingen tus- schen eiwit en eigeel werden bevestigd. Omrekening der uitkomsten op graden vriespuntsverlaging geeft voor eiwit op enkele honderdsten graden nauw- keurig de direct experimented gevonden waarde, voor het eigeel echter een veel grooter getal, door- dat veel kalk en phosphor organisch gebonden voorkomt.

Mierenzuurbepaling in jam. De quantitatieve be- paling van mierenzuur als calomel is eenvoudig, wanneer men maar eerst de mierenzuur-oplossing vrij van störende reduceerende stoffen verkregen heeft. Hiervoor dient de stoomdestillatie volgens Fincke. Er werd nu gevonden, dat ook perforatie met aether tot het doel voert, indien slechts gezorgd wordt, dat het mierenzuur niet opnieuw met den aether vervluchtigen kan. Dit wordt het eenvoudigst voorkomen door toevoeging van eenig calcium- carbonaat en water aan den aether in de kolf. Het onderzoek werd verricht door Drs. G. A. van Stijgeren. Het recept luidt als volgt :

25 gram jam worden met weinig water fijnge- wreven en quantitatief in den perforator gebracht, daarna aangezuurd met 5 cm3 phosphorzuur 4 n.

In de perforatorkolf worden 10 cm3 water gebracht, omstreeks 1 gram calciumcarbonaat, en de noodige hoeveelheid aether. De perforatie wordt 10 uur voortgezet. Daarna wordt de aether afgedestilleerd en de overblijvende krijtsuspensie heet gefiltreerd en uitgewasschen. Het filtraat wordt zoo noodig tot 50 cm3 ingedampt en volgens het voorschrift in het Azijnbesluit geanalyseerd.

Amsterdam, April 1933.

Percentage monsters, die methyleenblauw binnen 2 uur ont-

kleuren 6) 6.1 5.4 5.7 4.5 4.9 3.1

30.5 32.0 25.0 22.3 23.8

Percentage monsters, die coli bevatten in

7ioooo cm3 •)

30.5 14.2

66.4 59.5

4) Als winter-halfjaar zijn gerekend de maanden November tot en met April, als zomer-halfjaar de maanden Mei tot en met October.

‘) Aantal monsters voor de reductaseproef per halfjaar om- streeks 10000.

8) Aantal monsters voor den colititer per halfjaar omstreeks 600.

(9)

543.8:661.731 + 663.242 VRUCHTENAZIJN, GISTINGSAZIJN,

ESSENCEAZIJN door J. J. J. DINGEMANS.

De identificatie van vruchtenazijn is volgens het Azijnbesluit gegrond op het aantoonen van een der essentieele bestanddeelen, de methylacetol of car- binol, die bij de gisting van vruchtensap gevormd wordt.

Bij het op den Kîuringsdienst geregeld voor- komend onderzoek van rozijn- en wijnazijn kwamen we voor de moeilijkheid, dat deze carbinolreactie dikwijls een negatief resultaat opleverde, terwijl niettemin aroma, extractgehalte en herkomst het vermoeden wettigden, dat we toch met deugdelijke producten te doen hadden. De oorzaak schuilt allicht mede daarin, dat, zooals bekend is, de car- binol-vorming afhankelijk is van de wijze van fabriceeren. We hebben daarom naar een betere methode gezöcht en hebben daartoe verschallende methoden naast elkaar vergeleken bij origineele producten, welwillend door diverse azijnfabrikanten voor dit doel beschikbaar gesteld.

In het kort samengevat vinden we in de litteratuur de volgende voorschriften :

1. De methode van het Azijnbesluit : 50 cm3 azijn worden onder lang ame destillatie met FeCl3 ge- oxydeerd tot diacetyl ; het destillaat wordt in ammo- niakaal milieu met zoutzure hydroxylamine over- gevoerd in dimethylglyoxime, en door toevoeging van NiCh als rood nikkeldimethylglyoxime neer- geslagen.

2. De methode van Arbenz, waarvan het voor- schrift gegeven wordt in een publicatie van Reif ') : van 50 cm3 azijn wordt 10 cm3 afgedestilleerd ; aan het geneutraliseerde destillaat wordt toegevoegd 10 cm3 Fehling’s proefvocht; na eenigen tijd in- werking in de kou wordt de reductie opgenomen.

3. De methode van Rudolph en Barsch 2), die voor een snelle uitvoering van bovengenoemd voorschrift het destilleeren achterwege laten en dus direct met de azijn werken: aan 10 cm3 azijn wordt '/2 cm3 van een 0.02 n jodium-oplossing toegevoegd.

Na een verblijf van een kwartier in een waterbad van 50 tot 60° C en afkoeling wordt stijfsel toe- gevoegd. Bij wijnazijn wordt alle jodium verbruikt, bij gistingsazijn niet ; bij deze treedt dus blauw- kleuring op.

4. De methode van Bertin 3), die na neutralisatie met vast waiervrij Na2C03 van 50 cm3 azijn 20 cm3 afdestilleert en deze toevoegt aan een alkalisch mengsei van Seignettezout-kopersulfaat-geelbloed- loogzout.

Bij kookhitte wordt de overmaat Cu door een glucose-oplossing van bekende sterkte teruggetitreerd.

Ten opzichte van een blinde proef wordt op die wijze een kwantitatieve bepaling verkregen.

5. De methode van Pratolongo 4), waarbij 100 cm3

*) Reduzierende Stoffe in den verschiedenen Essigarten, Z.

Untersuch. Lebensm. 48, 424 (1924).

2) Ibid. 64, 293 (1932).

3) Ch. Beriin, Ann. fais. 1932, 412.

4) Ann. fais. 1933, 29.

azijn wordt afgedestilleerd tot 50 cm3. Het destil- laat wordt opgevangen in een maatkolf van 200 cm3. Daarna wordt overgestoomd tot het totale volumen van het destillaat 200 cm3 bedraagt. Aan 50 cm3

hiervan (= 25 cm3 azijn) wordt toegevoegd 50 cm3

0.01 n jodiumoplossing, met Sterke kaliloog wordt ontkleurd, na een kwartier met HCl aangezuurd en het vrijgekomen jodium met thio getitreerd. Het cijfer wordt uitgedrukt in het verbruik aan cm3

100 n )odiumoPlossin9 Per 25 cm3 azijn.

6. Een eigen methode, waarbij na oxydatie met KMn04 het reagens van Schiff wordt toegevoegd.

Bij vruchtenazijn ontstaat na eenigen tijd Sterke roodpaarskleuring, bij gistingsazijn zwakke paars- kleuring, terwijl essenceazijn kleurloos blijft.

Over deze verschillende methoden kan het vol- gende opgemerkt worden :

De onder 3 genoemde methode kan in gevallen, waarin de azijn met caramel gekleurd is, tot een verkeerde conclusie leiden. Een blinde proef met essence-azijn, gekleurd met weinig caramel, toonde aan, dat ook in dit geval het toegevoegde jodium snel verbruikt werd !

Bij het onder 4 genoemde voorschrift moet bij kookhitte getitreerd worden. De kleuromslag is van blauw op groen en dientengevolge niet zeer scherp.

De cijfers in de tabel moeten dan ook als benaderend worden beschouwd.

Bij onze onder 6 genoemde werkwijze is zoowel met 10 cm3 der azijn als met 10 cm3 destillaat (verkregen door van 25 cm3 azijn na neutralisatie met vast Na2C03 10 cm3 af te destilleeren) de reactie uitgevoerd. Het bleek ons daarbij, dat bij aanwezig- heid van caramel, zooals deze door de fabrikanten gebruikt wordt, deze geen invloed heeft op de kleurreactie en dezelfde resultaten verkregen worden met en zonder destilleeren. Eenvoudigheidshalve kan dus direct in 10 cm3 azijn gereageerd worden volgens het voorschrift :

In een reageerbuis wordt aan 10 cm3 azijn toe- gevoegd 1 cm3 30 °/0-ig fosforzuur en 1 cm3 3 °/0-ige KMn04 oplossing. Na omzwenken laat men 10 minu- ten inwerken, waarbij direct opvalt de Sterke reductie van het KMn04 door de vruchtenazijn, de veel langzamere reductie door de gistingsazijn en de uiterst langzame reactie door de essence-azijn. Hierna wordt 1 cm3 van een verzadigde oxaalzuur-oplossing toegevoegd en 1 cm3 4 n H2S04. Na omzwenken wordt de buis terzijde gesteld tot de vloeistof ge- heel helder is geworden, hetgeen weer in dezelfde volgorde verloopt als de inwerking van KMn04. Daarna wordt toegevoegd 10 cm3 reagehs van Schiff, verkregen door een 0.025 °/0-ige oplossing van fuchsine door S02 te ontkleuren. Na omzwen- ken worden de buizen weggezet ; na een paar uur kunnen de tinten reeds worden opgenomen (na längeren tijd, bijv. 24 uur, worden de kleuren echter aanmerkelijk scherper). Tegen witten achter- grond of op witten ondergrond zien we een Sterke roodpaarskleuring bij wijn- en rozijnazijn, een meer of mindere lichtpaarse tint voor gistingazijn, terwijl de essence-azijn absoluut kleurloos blijft. Toege- voegde caramel (verschillende fabrikaten) blijkt, zooals gezegd, niet van invloed op de reactie te zijn ; de vloeistof blijft daarbij aanvankelijk volkomen

(10)

346 CHEMISCH WEEKBLAD.

helder, na eenigen tijd staan komt, althans bij eenigszins donkergekleurde azijn, de zwak bruine tint van de caramel te voorschijn, waarmede dan juist de toevoeging van caramel is aangetoond.

Het hieronder gegeven overzicht in tabellenvorm geeft het resultaat van de diverse azijnsoorten van verschillend fabrikaat.

De cijfers 1—9 geven de fabrikaten aan. Met g is aangeduid gistingsazijn, met r rozijnazijn, met w wijnazijn.

Zoo noodig werd de azijn door verdunning op het normale gehalte gebracht.

soort azijnzuurge- halte in gr per 100 cm3

extract in g per 1

w w w w

10 5.4 12 4.1

9.7 4.3 10.5 5.3 5.8 5.1 5.2 5.2 9.1 5.9 9.2 7.2 7.5 5.7 6.8

16 10 11 8 9.1 18.4 9.1 10 17

8 9.4 34.9 7.1

carbinol Azijnbesluit

zwak 4- sterk 4- sterk 4- sterk 4- sterk 4- sterk 4-

reactie Arbenz

sterk 4*

sterk 4- sterk 4- sterk 4- sterk 4-

4-

titratie Bertin

totale reductie 1.9 totale reductie

0.2 3 totale reductie

3.9 totale reductie

4.4 3.8 2.0 8.8

titratie

Pratolongo reactie met reagens v. Schiff 3.0 2

2.7 2 2.9 0.2 19.2 25.4 20.9 9 22.7 8.1 25.6 14.6 11.1 12.6 6 5 8.3 12.8

zeer zwak zeer zwàk

zwak zwak zeer zwak

sterk 4- sterk 4- sterk 4-

4- 4- sterk 4-

4- sterk 4- sterk 4- sterk 4-

4- 4*

sterk 4-

In deze tabel zien we dus, dat ook in gevallen, waarin de carbinolreactie volgens het Azijnbesluit negatief uitvalt, toch een hooge waarde aan jodium- verbruik volgens Pratolongo mogelijk is en dat dit dan steeds gepaard gaat met een sterke reactie met het reagens van Schiff. De nummers 9r, 6W en 9W

zouden volgens het Azijnbesluit niet deugdelijk van samenstelling geacht moeten worden, terwijl 2W en 4W met zelfde cijfers en reactie wèl voldoen !

Naast de onder 5 genoemde titreermethode voor het onderzoek van wijnazijn geeft Pratolongo in dezelfde publicatie een voorschrift voor het onder- scheiden van kunstmatige azijn van gistingsazijn, dat eveneens op een jodiumverbruik berust. Het voorschrift luidt : aan 25 cm8 azijn wordt toege- voegd 50 cm3 0.01 n jodiumoplossing. Naontkleu- ring met sterke natronloog wordt na 15 minuten met zoutzuur aangezuurd en het vrije jodium met thio getitreerd. Het cijfer wordt uitgedrukt in aantal cm3 0.01 n jodiumoplossing, verbruikt door 25 cm3

azijn.

Voor gistingsazijn werden cijfers gevonden van 35-^42, terwijl voor de 3 monsters kunstmatige azijn gevonden werd 1.4, 2.2, 2.5.

Verder wordt vermeld, dat caramel geen invloed heeft op de uitkomsten. Bij nawerking der méthode verkregen we voor gistingsazijn en ongekleurde essence-azijn inderdaad overeenkomstige resultaten als Pratolongo. Zijn meening evenwel, dat caramel niet van invloed zou zijn, konden we niet bevestigen.

Wij hebben de méthode toegepast op 3 monsters 4 °/0 verdunde essence-azijn, zoowel ongekleurd, als na matige kleuring (tot lichtbruin) met iets caramel. Bovendien hebben wij bij alle 6 monsters de reactie met het reagens van Schiff uitgevoerd.

Blijkens de hieronder vermelde resultaten heeft toe-

voeging van caramel een hoog jodiumverbruik ten- gevolge.

Essence-azijn

. (verdund tot 4 */ Titratie volgens

Pratolongo Reactie met Schiff s reagens

2 3

1 4- caramel 2 4- caramel 3 4- caramel

1.53 0.9 1.44 23 27 29

. ) na eenigen tijd op . f witten ondergrond . i een zwak bruine

' tint

Conclusie. Indien de reactie op carbinol volgens het Azijnbesluit negatief uitvalt, verdient het aanbe- veling, de beschreven reactie met het reagens van Schiff uit te voeren. Bij twijfelachtig resultaat hierbij kan ter bevestiging nog een titratie volgens Prato- longo verricht worden.

Voor het onderscheiden van essence-azijn van gistingsazijn is de méthode van Pratolongo alleen geschikt gebleken bij ongekleurden azijn ; bij ge- kleurde passe men de reactie met het reagens van Schiff toe.

Résumé: En cas de réaction négative dans la recherche du carbinol suivant le décret d’analyse des vinaigres, il est recommandable d’effectuer la réaction par le réactif de Schiff. Si, même dans ce cas, le résultat devait être douteux on peut encore effectuer un titrage d’après Pratolongo. Pour dis- tinguer le vinaigre d’essence du vinaigre de fermen- tation la méthode de Pratolongo ne convient que pour les vinaigres incolores ; on emploiera le réactif de Schiff pour les vinaigres colorés.

Arnhem, Keuringsdienst van Waren.

(11)

541.183.3.02 OVER SPREIDING IN MONOMOLECULAIRE

LAGEN VAN STOFFEN ZONDER POLAIRE GROEP.

(Voorloopige mededeeling) door

J. J. DE HAAS.

Bij het nagaan der literatuur (Langmuir, Adam, Rideal, Devaux, Marcelin, Hill, Lecomte duNouy, e.a.) blijkt het, dat men het spreiden in monomole- culaire lagen vastknoopt aan een polaire groep in het molecuul. Niet polaire stoffen zouden alleen in polymoleculaire lagen gespreid kunnen worden.

Voor de physiologie der was-afscheiding en voor den zeeman, om olie op de golven te spreiden, is het van het grootste belang te weten : is het juist, dat spreiding van onpolaire stoffen in monomole- culaire lagen onmogelijk is?

Zooals ook onze waarnemingen uitwezen, is het onmogelijk, zuivere paraffine te spreiden ; wel echter bleek ons, dat door menging met vetzuren een spreiding te verkrijgen was. Deze spreiding was belangrijk hooger dan we verwachten zouden, in- dien alleen de vetzuren deze spreiding veroorzaakt hadden.

Onze conclusie is dus : niet polaire stoffen kunnen onder bepaalde omstandigheden zeer wel aan de spreiding deelnemen.

We gebruikten een tensiometer volgens Adam.

Uit den gemeten druk en het oppervlak, waarover een bekende hoeveelheid zieh verspreid heeft, be- rekenen we de doorsnede van één molecuul. Voor palmitinezuur vonden we bijv. 20.0 vierk. Angstrom, bij een oppervlaktedruk geëxtrapoleerd = nul.

Nu bleek het ons, dat bepaalde mengsels van palmitinezuur en paraffine soortgelijke spreidingen gaven. Daar paraffine geen bepaalde verbinding is, zouden we met een gemiddeld moleculairgewicht fouten begaan, immers het aantal moleculen met een hooger mol. gew. zal geringer zijn dan het aantal moleculen met een lager mol. gew. t. o. v.

het gemiddelde. We hebben daarom onze waar- nemingen uitgedrukt in het spreidingsgetal. Dat is : het aantal Vierkante meters, door de stof ingenomen per milligram bij monomoleculaire spreiding, ge- extrapoleerd naar een oppervlaktedruk nul.

Spreidingsgetal en gewichtsverhouding paraffine-palmitinezuur.

°/o Par.

0 9.2 15.1 23.6 37.7 44.7 49.3 55.1 66.0 100

Spreid. get.

0.504 0.453 0.464 0.410 0.440 0.459 0.398 0.396 0.422 0.000

Hiernevens vindt men een tabel van onze waar- nemingen met mengsels van paraffine (rangoon) en

palmitinezuur. We voerden de spreiding uit op oud gedestilleerd water, bij 15—16° C. Tevens hebben we in de graphiek de gewichtsverhouding palmitine- zuur-paraffine uitgezet als functie van het spreidings- getal. De stippellijn geeft aan, welke waarde het spreidingsgetal zou hebben, indien de paraffine geen roi speelde. De kruisjes zijn onze waarnemingen,

03 C 32 °'* - tj

a CO O./

palmitinezuur paraffine

we hebben er ons hier niet aan gewaagd deze punten te verbinden. Boven de 70 % paraffine waren geen metingen te verrichten, er was een zichtbare contractie, tot kleine kristallen, met het bloote oog te zien.

Soortgelijke afwijkingen namen we waar bij mengsels van palmitinezuur en oliezuur en bij mengsels van palmitinezuur en een machineolie- residue. Oliezuur met paraffine of olie gemengd, gaf alleen de spreiding van het oliezuur, we konden de niet-polaire stof met het oog waarnemen als heel fijne stippen aan het oppervlak.

De proeven bleken reproduceerbaar tot op l/2°/o- De te spreiden stof werd uit een aetherische of petroleumaether-oplossing, door verdamping van het oplosmiddel, verkregen op het oppervlak.

Alcohol als oplosmiddel geeft veel te läge uit- komsten (diss. Grendel Utrecht 1927) en benzol veel te hooge (soms meer dan 50 % ; zou het evenals de paraffine deelnemen aan de spreiding?).

Onze paraffine had een beginstolpunt van 59.4° C.

en een mol. gew. van 313. Het gebruikte palmi- tinezuur had het juiste mol. gew.

Samenvatting : Mengsels van polaire en niet- polaire stoffen kunnen aanleiding geven tot anomale spreiding in monomoleculaire lagen.

Delft, Physisch-chemisch Laboratorium der T. H., April 1933.

BOEKAANKONDIGINGEN.

547 :92B Hans Rupe, Adolf von Baeyer als Lehrer und Forscher.

Erinnerungen aus seinem Privatlaboratorium. Samm- lung chemischer und chemisch-techniser Vorträge, begründet von F. B. Ahrens, Neue Folge, Heft 15.

Stuttgart, Ferd. Enke, 1932, 26 pp., 17 X 25 cm, RM. 2.50.

Blijkbaar bestaat tegenwoordig zooveel belangstelling in het verleden der chemie (zie bijv. Jaffe: Crucibles;

Bugge : Das Buch der grossen Chemiker), dat de uitgever meende een brochure als de hier boven aangekobdigde in de Serie „Vorträge” te moeten opnemen.

Zoowel van Baeyer’s grooten leermeester, Kekulé, als van zijn grootsten leerling, Emil Fischer, bestaat een uitvoerige levensbeschrijving ; van hem zelf ontbreekt deze nog steeds, al zijn verscheidene necrologieën en

(12)

348 CHEMISCH WEEKBLAD.

körte levensbeschrijvingen (als die van Willstätter in „Das Buch der grossen Chemiker") versehenen.

De levensschets door Rupe, een der zeer talrijke leer- lingen van Baeyer (men zie het lijstje van hoogleeraren op blz. 333 van „Bugge”), bedoelt, zooals vanzelf spreekt, niet de lacune te vullen.

Rupe’s herinneringen dateeren uit den tijd, toen Baeyer zijn groot onderzoek over de constitutie van benzol ver- richtte (vnl. in de jaren 1886—’94), en uit de eerste jaren van zijne daatop aansluitende onderzoekingen over de constitutie der terpenen, welke laatste meest gemeen- schappelijk met zijn assistent Villiger, Rupe's opvolger, zijn uitgevoerd.

Wie zieh niet alleen voor de prestaties, doch ook voor den onderzoeker zelf interesseert, niet slechts voor de groote eigenschappen, doch ook voor de eigenaardig- heden van de persoonlijkheid, wie een denkbeeid wil ktijgen van de sfeer, die te München in het laboratorium van Baeyer heerschte, zal deze herinneringen, met groote vereering voor den leermeester geschreven, ongetwijfeld met genoegen lezen. A. J. Ultée.

* . *

E. Diepschlag, Der Hochofen. Leipzig, O. Spamer, 1932, 313 pp., 18X25 cm, 76 flg., 54 tabellen, RM. 25.-, geb. RM. 27.-.

Zeer uitvoerig behandelt de schtijver in dit werk den hoogoven en vele details, welke bij het hoogovenproces van belang zijn. Zoo worden bijv. achtereenvolgens be- sproken : de brandstof (uiterlijk, bruikbaarheid, verbran- dingstemperatuur enz.) ; de ertsen ; de temperatuursver- houdingen in den hoogoven ; de invloed van windsnel- heid, vochtgehalte van de wind, hoedanigheid van de cokes enz. op de temperatuur ; het chemisch gedrag van de brandstof en de ijzeroxyden in de hoogoven ; de invloed van verschillende legeeringselementen, de vor- ming en de hoedanigheid van de slakken enz.

De verschillende tabellen, welke tusschen den tekst zijn ingelascht, bevatten gegevens, die voor den bedrijfs- chemicus een goeden steun kunnen zijn bij zijn bereke- ningen. Het is jammer, dat in de getallenvoorbeelden zoo nu en dan onnauwkeurigheden en fouten voorkomen.

Op p. 71 wordt bijv. in het daar gegeven voorbeeld de waterdampspanning bij 15° C ingevuld i. p. v. die bij 25° C ; op p. 72 wordt het gewicht van de zuurstof per m3 lucht foutief berekend door het gewicht van 1 m3

lucht te vermenigvuldigen met 23/77 i. p. v. met 23/100.

Telkens vindt men in den tekst verwijzingen naar oorspronkelijke literatuur, terwijl aan het eind van het boek ook nog de meest belangrijke werken op dit gebied vermeld zijn. De uitvoering is goed verzorgd, de prijs naar verhouding niet hoog. p p Blanken

* * *

Symposium on Steel Castings. Philadelphia, Am’

Soc. Testing Materials; Chicago, Am. Foundry- men's Association, 1932, 254 pp., 15X23 cm, $ 1.—■.

In een reeks van tien artikelen worden verschillende onderwerpen uit het gebied der staalgieterij behandeld.

Behalve vele statistische gegevens (bijv. over de pro- ductie en het verbruik van gegoten staal in de Ver.

Staten vanaf het jaar 1898) bevatten de artikelen ook veel wetenswaardigs op technisch gebied. Van de meest- gebruikte gietstalen vinden wij enkele physische en me- chanische eigenschappen vermeld ; van corrosiebestendige gietstalen zeer uitgebreide gegevens, betreffende de eigen- schappen bij kamertemperatuur en bij hooge temp., de bewerkbaarheid, de uitzettingscoëfficient, smeltpunt, maximumtemp. waaraan ze in het gebruik mögen bloot- gesteld worden enz.

Vele diagrammen, photo's en tabellen verduidelijken de behandelde stof. De uitvoering is zeer goed verzorgd

en de prijs zeker niet te hoog. Voor hen, die zieh voor het behandelde gebied interesseeren, zal het boekje dan ook zeker van waarde zijn. p p Blanken.

Ir. W. Spoon, De Ned.-Indische terpentijn in de praktijk. Ber. v. d. Afd. Handelsmuseum van de Ver. Kolon. Instituut, 1932, 12 pp, 14 X 21 cm, f 0.40.

Hoewel de Indische terpentijn nog slechts een klein artikel is, mag het op prijs gesteld worden, dat een overzicht der günstige eigenschappen in de Indische Mercuur en later als overdruk in den voorliggenden vorm, is gepubliceerd. Het zal zeker een aansporing kunnen zijn voor het betrekken van deze soort voor Nederlandsch verbruik, zoodat we het boekje sterk aan- bevelen. We stellen alleen de vraag, of het naar voren gebrachte hooge pineengehalte niet een reden kan zijn om deze soort, tegen beteren prijs, te leveren voor de chemische industrie, die nog steeds deze stof verwerkt,

J. F. van Oss.

Wissenschaftliche Kinematographie. Sonderheft von

„Filmtechnik” (8. Jahrg.JHeft 22). Wilhelm Knapp, Halle (Saale), 1932, 24 pp., 21 X30cm. RM. 1.-.

De redactie van het tijdschrift Filmtechnik heeft ge- meend door het uitgeven van een speciaal nummer belangstelling te wekken voor de kinematografie in de wetenschap.

Zooals zij zelf in een körte voorrede schrijft, zijn de artikelen beknopt geschreven en alleen bedoeld als oriëntatie.

Inderdaad zijn de literatuuropgaven achter eenige arti- kelen belangrijker dan de artikelen zelf, doch overigens zijn zij voor belangstellenden wel lezenswaard.

}. Voskuil.

662.2(021) Les poudres et les explosifs, par L. Vennin, E. Brûlot

et H. Lécorché. Paris et Liège, Librairie Polytech- nique Ch. Béranger, 1932, 726 pp., 16 X 24 cm,

129 afb., geb. frs. 150.—.

Het in 1914 versehenen boek van Vennin en Chesneau :

"Les poudres et explosifs et les mesures de sécurité dans les mines de houillle”, was tot nu toe het eenigé fransche werk van dezen aard. Reeds bij de verschijning was dit werk niet volkomen op de hoogte van den tijd, terwijl het de laatste jäten als geheel verouderd kon worden beschouwd. Thans heeft de eerste schrijver met twee andere medewerkers een lijvig boekdeel het licht doen zien, dat in alle opzichten in belangrijkheid kan wedijveren met de beste duitsche en engelsche werken op dit gebied.

De zeer deskundige schrijvers zijn er in geslaagd een standaardwerk samen te stellen, dat uitmunt door vol- ledigheid en dikwijls aangenaam verrast door een per- soonlijke visie op netelige onderwerpen (hetgeen men in handboeken maar al te veel mist), zonder dat daarbij de objectiviteit van het geheel wordt geschaad. De stof wordt in vijf deelen behandeld nl. 1°. Etude théorique (153 pp.), 2°. Essais pratiques (129 pp ), 3°. Chimie et fabrication des composés explosifs ( 188 pp.), 4°. Les mélanges explosifs et les poudres (166 pp.). 5°. Mode d’emploi des matières explosives (83 pp.). Te betreuten is, dat het werk geen registers bevat, die toch bij der- gelijke handboeken bezwaarlijk gemist kunnen worden.

Het vinden van een bepaald onderwerp wordt daardoor bemoeilijkt, al komt hierin de uitgebreide inhoudsopgave gedeeltelijk tegemoet.

(13)

De typographische verzorging is behoorlijk, al had de belangrijke inhoud een betere papiersoort zeker verdiend.

G. de Bruin.

* *

543.3(08) Die Einheitsverfahren für Untersuchung von Trink-

wasser, Blattfolge II. Berlin, Verlag Chemie, 1932, 18 pp., 18X25 cm. Verkrijgbaar bij den „Schrift- führer der Fachgruppe für Wasserchemie des Ver. Deutscher Chemiker”, Dr. H. Bach, Essen, Johannastr. 16.

Deze Blattfolge II bevat bepalingsvoorschriften voor het totale gehalte aan opgeloste en niet-opgeloste be- standdeelen, de reactie en de pH, het C02-gehalte, ver- deeld over van 22 tot 51 genummerde, in het algemeen zeer kort en bondig gehouden, paragraphen.

Enkele opmerkingen: naast het inleiden van C02 (ter voorkoming van CaC03-afzetting) in het monster hard water, waarvan het verdampingsresidu moet worden bepaald, verdient het aanbeveling de bepaling zoo snel mogelijk in te zetten, daar bij te lang staan in een verwarmd ver- trek CaC03-afzetting plaats vindt bij zekere samenstelling van het water. Zeer juist is de opmerking, dat ook bij een pH boven 7 het water agressief kan zijn.

In de tabel voor te bereiden pH-standaardvloeistoffen wekt het vermelden van den 3den decimaal bij de pu den onjuisten indruk, dat deze decimaal ook bij de bepaling zou moeten worden opgegeven.

Een aanwinst zijn de practische tabeilen, o.a. in zake de afleiding van pH uit C02 en HC03/. Op pag. 12 (no. 35) zijn in de formule voor de berekening van pH

A en B uitgedrukt in molen; dit moet zijn millimolen.

Op blz. 14 wordt etop gewezen, dat, wanneer ferro- of mangaanbicarbonaat in water opgelost is, de bicarbo- naathardheid uit het HC03'-gehalte berekend moet worden, onder aftrek van een correctie voor het opgeloste ijzer en mangaan; deze correctie kan echter voor ijzer alleen worden aangebracht, wanneer het HC03/-gehalte „ter plaatse” is bepaald ; voor mangaan is dit laatste niet noodig.

De verwijzing naar de voetnoot 28) op blz. 15 dient aldaar te staan in den 4en regel van boven.

Op blz. 17 wordt vermeld, dat het „Ueberschusskohlen- säure” het ontstaan van een beschermende laag van CaC03 -j- ijzeroxyde (Rostschutz) verhindert. In het licht der nieuwe onderzoekingen van Tillmans ') is het echter mogelijk, dat bij kleine overmaat C02 toch een „Schutz- schicht” ontstaat. " A, Massink.

* * *

613.63:662.2(022) Lutte contre les intoxications dans la fabrication des

poudres et explosifs, par Courtois-Suffit, inspecteur médical des poudreries nationales, et Zedet, ingé- nieur en chef des poudres. Paris, Baillière et fils, 1932, 327 pp„ 16 X 24 cm, 41 afb., fr. 50.-.

Wanneer een bedrijfschemicus zijn taak ernstig opvat, zal hij niet nalaten te trachten zieh op de hoogte te stellen van de gevaren, die hem en zijn personeel bedreigen door de giftigheid van de stoffen, welke in zijn bedrijf worden verwerkt. De medische boeken zijn hiervoor in het alge- meen weinig geschikt en hij is dan aangewezen op de enkele beschrij vingen van ongevallen en beroepsziekten, die in zijn vakliteratuur te vinden zijn. Deze beschrij vingen zijn gewoonlijk zoodanig gesteld, dat den beginneling de schrik om het hart slaat, terwijl de meer ervarene, die in zijn practijk veelal weinig van deze gevaren heeft bemerkt, geneigd is de gegeven voorstellingen als sterk overdreven te beschouwen, met het gevolg, dat hij de gevaren weer te veel onderschat.

Het is daarom zeer toe te juichen.dat een medicus en een ingénieur, die beiden een uitgebreide ervaring hebben

') Zie b.v. Vom Wasser IV (1930) p. 42.

over een groot aantal bedrijven, zij het van specialen aard, hun bevindingen eens nuchter te boek hebben ge- steld. Zooais de titel aangeeft, worden uitsluitend de vergiftigingen bij de fabricatie van ontplofbare stoffen behandeld. Echter worden in deze bedrijven grondstoffen gebruikt, die in zeer vele andere bedrijven eveneens toe- passing vinden. Zoo worden behandeld: alcohol, aether, aniline, aceton, nitreuze dampen, diphenylamine, nitro- verbindingen, chloraten enz. De lezerskring behoeft dus geenszins beperkt te blijven tot hen, die belang stellen in de vervaardiging van explosiva. Wij wenschen integen- deel dit werk in handen van alle leiders van chemische fabrieken, daar zij er nut en voordeel uit kunnen putten.

De hygiène in onze chemische bedrijven is een zaak van groot belang, die meer aandacht verdient dan er door onze chemici gewoonlijk aan wordt geschonken.

G. de Bruin.

* *

53.01(021) C. Schäfer, Einführung in die theoretische Physik.

In drei Bänden. Walter de Gruyter, Berlin, Leipzig.

Erster Band, 3. Auflage, 991 pp., 272 fig. 1929, RM. 45.—, geb. RM. 48.— . Zweiter Band, 2. Aufl., 660 pp., 88 fig., 1929. RM. 28.-, geb. RM. 30.—, Dritter Band, Erster Teil : Elektrodynamik und Optik. 918 pp., 235 fig., 1932. RM. 37.50, geb.

RM. 40.-.

De snel voortschrijdende ontwikkeling der theoretische physica en haar invloed op de aanverwante vakken bemoeilijkt haar samenvatting in leerboeken steeds meer.

De verschallende groepen van lezers zullen hun heil bij zeer verschiffende leerboeken moeten zoeken. Het karak- teristieke van Schäfer’s boek is: de rüstige uitvoerige explicatie, veelvuldige aansluiting van de theorie aan de experimenteele onderzoekingen, opoffering van zekere meer gecompliceerde abstracte ten gunste van de meer aanschouwelijke eenvoudige gebieden. Daarom luidt de titel

„inleiding”, hoewel het boek (na beëindiging van de tweede helft van het derde deel) meer dan 3000 blad- zijden bevatten zal.

Omdat thans de eerste druk van het derde deel ver- schijnt, een kort overzicht van zijn opbouw. Synthetische ontwikkeling, te beginnen met statische en quasi statio- naire velden, verder voerende tot de algemeene electro- magnetische en optische velden (met inbegrip van kristal- optica en de electronentheorie van de dispersie). De geometrische optica op den achtergrond van de buigings- theorie. De laatste 150 bladzijden: warmtestraling en spéciale relativiteitstheorie (met aanduiding van de alge- meene relativiteitstheorie). De tweede helft van het derde deel zal het boek met de quantentheorie afsluiten.

Ongetwijfeld zal het derde deel dezelfde groote ver- breiding vinden als de eerste twee.

P. Ehrenfest.

* *

* 539.15(021) F. Soddy, The Interpretation of the Atom. London.

John Murray, 1932, 355 pp., 15 X 22 cm, geb. 21/.—.

Daar Soddy niet is „one who can bow down and worship the square-root of minus one’’, is in dit boek geen enkele formule te vinden. Zeker worden hierdoor aan den schrijver extra hooge eischen gesteld; Soddy is er echter in geslaagd aan deze eischen alleszins te vol- doen, zoodat dit boek, hoe zuiver wetenschappelijk ook, vlot leesbaar is als een roman. De schrijver begeeftzich niet in de vele speculatieve theorieën op dit terrein, maar bepaalt zieh tot de beschrijving van den huidigen stand van zaken, gebaseerd op het experiment, en tot de goed gefundeerde verklaringen er van.

Het eerste deel behandelt systematisch de radio-actieve elementen en -isotopen en geeft tevens een historisch overzicht van de ontwikkeling van de kennis hiervan.

(14)

350 CHEMISCH WEEKBLAD.

Het tweede deel bevat achtereenvolgens hoofdstukken over stof en electriciteit, waarbij enkele hoofdpunten van de relativiteitstheorie worden aangeraakt (alhoewel de schrijver zieh niet bevoegd acht om dit onderwerp te behandelen), over atoomspectra en quantentheorie, het periodiek systeem, affiniteit, gewicht van het waterstof- atoom, isotopen van inactieve elementen, radioactiviteit en het heelal en ten slotte nog over de kosmische straling.

Het is natuurlijk niet mogelijk al deze onderwerpen in het körte bestek diepgaand te behandelen. Soddy verstaat echter zeer goed de kunst om het belangrijkste te be- lichten. Zonder dat er bijzondere nieuwe gezichtspunten ontwikkeld worden, geeft dit boek een zeer goed ge- comprimeerd overzicht op een wijze, die inderdaad weinig voorkomt en dus de aanduiding op den omslag : „an entirely new book" rechtvaardigt.

A. J. Wildschut.

* * *

677.21.052(08) Illustrated Catalogue of Cotton Spinning Machinery,

with machinery calculations, speeds and productions.

John Hetherington & Sons Ltd., Manchester, 1931, 387 pp., 12 X 18 cm.

De omvang van dezen catalogus bewijst reeds uitge- breidheid van behandeling. Hoewel hij daarom nog niet als leerboek zou kunnen fungeeren, zou hij zeker naast leerboeken aan hen, die niet slechts een oppervlakkige Studie van het onderwerp willen maken, goede diensten bewijzen.

T.o.v. het eigenlijke doel, waarvoor een dergelijke catalogus wordt samengesteld, is het jammer, dat, indien verbeteringen worden aangekondigd, niet blijkt, of deze sinds den vorigen druk zijn ingevoerd. Evenmin springen deze verbeteringen door een bijzonderen druk naar voren.

Overigens is de indeeling zoo, dat ieder gemakkelijk en volledig zal kunnen vinden, wat hij zoekt.

H. A. J. Hietink.

* +

518(022) Heinrich Dörrie, Triumph der Mathematik, hundert

berühmte Probleme aus zwei Jahrtausenden mathe- matischer Kultur. F. Hirt, Breslau, 1932, 386 pp., 15X21 cm, RM. 7.-, geb. RM. 9

Een bont allerlei, met groote liefde bijeengebracht ; boeiend voor dilettant-wiskundigen, deels omdat vele minder bekende Problemen er in worden behandeld, deels omdat van andere meer algemeen bekende de historische ontwikkeling wordt belicht. g Tijmstra Bz.

* ^ *

552.578.5(47) K. A. Hoepfner, Ueber die Untersuchung von est-

nischen Brennschiefer-Asphalten unter Anwendung einiger neuartiger Verfahren. Mitteilungen der Strassenbauforschungsstelle Ostpreussen an der Technischen Hochschule Danzig, Heft 4. Allge- meinejr Industrie-Verlag G. m. b. H., Berlin S.W. 11, Stresemannstr. 27, 1932. 47 pp„ 15 X 23 cm, RM. 4.-.

Gebruikmakend van de bij laboratoriumsonderzoekingen verkregen resultaten, deelt de sehr, zijn meening mede omtrent de bij den wegenbouw te verwachten gedragingen van een nieuw soort asphalt, dat in Estland gevonden wordt. Enkele onderzoekingsmethoden, b.v. die met proefvormen, zijn nog betrekkelijk weinig bekend. In verschillende opzichten komen deze asphalten overeen met Amerikaansche aardolieasphalten, zij zijn echter iets weeker ; enkele eigenschappen komen weer meer overeen met die van teer. Juist daardoor lijken zij den sehr, voor verschillende mengverhoudingen zeer geschikt, om weg- dekken van bizonder weerstandsvermogen te geven.

Het geheel wordt nauwkeurig toegelicht met behulp

van tabeilen en krommen en is een overdruk uit jaargang 1932 van „Asphalt und Teer Strassenbautechnik”. Uit- voering en druk laten niets te wenschen over.

C. Landweer.

+ *

542.67(022) P. H. Prausnitz, Glas- und keramische Filter im

Laboratorium für Filtration, Gasverteilung, Dialyse, Extraktion. Leipzig, Akademische Verlagsges.

m.b.H., 1933, VIII -f- 193 pp., 16 X24 cm, RM. 11.—, kart. RM. 11.80.

Dit boek, degelijk van uiterlijk en van inhoud, voorzien van zeer goede illustraties, behoort iedere chemicus, die op de hoogte wil blijven van de technische mogelijk- heden op het filtreergebied in het laboratorium, aan te schaffen. De auteur, die aan de Arma Schott & Gen. te Jena is verbonden voor de constructie van glasfilters en die reeds negen jaar geregeld over dit onderwerp publi- ceert, voelde zieh genoodzaakt in dit boek een overzicht van de literatuur te geven, daar deze in de laatste jaren zoo uitgebreid is geworden. Dit is vermeerderd door ongepubliceerde praktijkgegevens ; indien men bijv. een heele tabel vindt van de poriënwijdte van verschillende filters met de stoffen, die geschikt zijn om daarover te filtreeren, dan Staat er laconiek achter, dat in het ééne laboratorium het filter van 5 ft poriënwijdte, in het andere dat met 25 y wordt geprefereerd voor het affiltreeren van dezelfde stof, dit hangt samen met de manier van ontstaan van het neerslag (Arbeitsweise) in het bepaalde labora- torium.

Een zeer verzorgd auteurs- en onderwerpenregister besluit dit boekje. A. L. van Scherpenberg.

338.91(022) Stuart Chase, Menschen en machines. Nederl. be-

werking van Ir. P. Telder. N.V. H. P. Leopold’s Uitg. Mij., den Haag, 1931, 244 pp., 17X24 cm, f 2.90, geb. f 3.90,

Een interessant boek over een interessant (en aktueel) onderwerp ! Beginnend met het gebruik van werktuigen in de oudheid, beschouwt de schrijver in 19 hoofdstukken alle tot dusver gebruikte machines, waarbij hij speciaal aan- dacht wijdt aan den tijd na James Watt, die reeds in hoofdstuk 4 besproken wordt. Daarbij komen alle te verwachten (evenals onverwachte) Problemen ter sprake tot de Robot toe, alsmede de sport en „de tweeurige oorlog” — men zou zeggen : echt amerikaansch ! Hoewel de schrijver niet terug wil naar den tijd der Batavieren, is hij toch verre van optimistisch gestemd over de „zege- ningen" van de moderne techniek en hij trekt telkens weer in twijfel, of de arbeider er in den gildentijd eigenlijk niet beter aan toe was dan thans. Een echt technicus is hij weer, waar hij zieh ergert aan het feit, dat ondanks de vele machines, die de arbeidsprestaties verduizend- voudigen, onze werktijden ternauwernood verkort zijn, wat hij wijt aan onekonomische en on-planmatige pro- duktie. In hoofdstuk 16 maakt hij zieh ernstig ongerust over de wereldvoorraden van mineralen.

De stijl van het boek is hier en daar schooljongens- achtig, en ook laat de schrijver zieh m.i. af en toe te veel door persoonlijken afkeer beheerschen, maar het boek is niettemin zeer lezenswaard. j Zuidweg Jr

668.300.15(022) Department of Scientific and Industrial Research.

Third and final report of the Adhesives Research Committee. H.M. Stationery Office, London, 1932;

109 pp., 15 X 24 cm, 2 sh. 6 d.

Samenvatting van de publicaties, die de commissieleden W. D. Douglas, S. B. Schryverf en J. W. Me Bain

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het geringe verschil met de opgaven van Kohlbausch en Rose (bij beide temperaturen 0.03. IO -5 hooger) zou aan den invloed der moeilijk te verwijderen onzuiverheden van

Nederlandsche Zondagsschool Vereeniging.. de penningmeester N.Z.V. maal te abonneren op het werkblad 'Jojo' - voor abonne- menstskosten zie pagina 4).. 0 wenst zich .... maal

^odat de bevolking van 't dorp zich niet verme- nigvuldigt, maar alleen door nieuwelingen wordt ingevuld. Bestaat over de erfelijkheid geen twijfel, over de besmettelijkheid zijn

') In 't algemeen echter is de bepaling van het stikstofgehalte van kolen, van een technisch standpunt uit bezien, minder be- langrijk. De omzetting toch tot ammoniak

opgenomen. In dit tweede artikel komen beschouwin- gen voor, die ik in het eerste deel van deze aantee- keningen nader heb trachten te verduidelijken. Daarop volgde op 10 Mei

verklagen à ± 20 cts. Opeiibaarmakingen van 15 September 19172). Verbeterde werk- wÿze tot het bereiden van oxaalzuur uit suiker en andere koolhydraten. Kinzlberger & Comp,

Het onderzoek in bovenbedoelden zin is vooral begonnen door Bömer en draagt den naam van phytosterineacetaatproef. De proef is naar het voorschrift van Bömer uitgevoerd niet gemak-

\il^ Franck volbrachte en door v. In den daar nieuw gevormden staat kan dit-geschieden zonder ver- troebeling met ingeroeste toestanden. Wordt door hen onpartijdig,