• No results found

CHEMISCH WEEKBLAD ORGAAN VAN DE NEDERLANDSCHE CHEMISCHE VEREENIGING EN VAN DE VEREENIGING VAN DE NEDERLANDSCHE CHEMISCHE INDUSTRIE

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "CHEMISCH WEEKBLAD ORGAAN VAN DE NEDERLANDSCHE CHEMISCHE VEREENIGING EN VAN DE VEREENIGING VAN DE NEDERLANDSCHE CHEMISCHE INDUSTRIE"

Copied!
12
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

CHEMISCH WEEKBLAD ORGAAN VAN DE NEDERLANDSCHE CHEMISCHE VEREENIGING EN VAN DE VEREENIGING VAN DE NEDERLANDSCHE CHEMISCHE INDUSTRIE

Hoofdredacteur: Dr. W. P. JORISSEN, Leiden, 37 Burgemeester Wasstraat, Telefoon 1449 Redactie-Commissie: Prof. Dr. G. Hondius Boldingh, Dr. H. J. Prins, scheik. ing., Dr. L. Th. Reicher, Dr. A. van Rossem, scheik. ing.

Medewerkers : Prof. J. H. Aberson, Dr. H. C. Prinsen Geerligs, Dr. P. J. H. van Ginneken, Prof. W. C. de Graaff, ap., Dr. D.

J. Hissink, Prof. Dr. L. van Itallie, ap., Dr. J. W. J. J. Jacobs, Dr. A. ]. Kluyver, Dr. I. M. Kolthoff, ap., Dr. P. A. Meerburg, Dr.

J. F. van Oss, Prof. Dr. W. Reinders, Prof. Dr. W. E. Ringer, J. Rutten, scheik. ing., Prof. Dr. B. Sjollema, ap., Dr. Th. Strengers, Dr. G. L. Voerman, Dr. O. de Vries, Dr. A. J. C. de Waal, Prof. Dr. H. I. Waterman, scheik. ing., B. Wigersma, scheik. ing.

Uitgeven D. B. CENTEN, Amsterdam, O.Z. Voorburgwal 115, Telefoon N. 8695 INHOUD : Mededeelingen van het Algemeen Bestuur der

Nederlandsche Chemische Vereeniging. — Tables annuelles de constantes et données numériques de Chimie, de Physique et de Technologie. — Cl. G. Driessen, scheik. ing., Het chemisch onderzoek van gaskolen. — A. Vosmaer, chem. en electr. ing., Elec- troprecipitatie van stof. — Boekaankondigingen. — Chemische kringen. —- Personalia, vacatures, enz. — Vraag en aanbod. — Ingekomen verhandelingen. — Ter bespreking ontvangen boeken.

— Correspondentie. — Verbetering. — Chemisch-economische en industrieele berichten. — Britsch Marktbericht. Handelsverkeer in Maart 1921.

MEDEDEELINGEN VAN HET ALGEMEEN BESTUUR DER NEDERLANDSCHE

CHEMISCHE VEREENIGING.

Aangenomen als leden :

Mej. M. W. Viets, ap., Wageningen, Lawicksche Allee 4, ass.

h. d. Landbouwhoogeschool.

W. H. Levelt, chem. cand., Amsterdam, Prins Hendrikkade 26.

Candidaat-lid :

H. van der Waerden, scheik. ing., Waalwijk, dir. v. d. Rijks- school v. Leerlooiers en Schoenmakers en Rijksproefstation en Voorlichtingsdienst t. beh. v. d. Lederindustrie;

voorgedragen door J. L. van Gijn, scheik. ing. en Dr. G. L.

Voerman.

Advesvevandecingen :

F. Gieling, chem. cand., Utrecht, Adriaan v. Ostadelaan 98.

Mej. A. Huizinga, Groningen, Jan Lutmastraat 9a.

G. H. Roll, techn. stud., 's-Gravenhage, Beeklaan 368, giro 37344.

C. H. Lourens, 's-Gravenhage, Valkenboschkade 237.

F. M. G. Cochius, scheik. ing., Mannheim Neckarau, Friedrich- strasse 60a.

H. G. Derx, scheik. ing., Delft, Phoenixstraat 13.

Dr. H. W. Woudstra, 's-Gravenhage, Perponcherstraat 98.

Mej. E. Driessen, scheik. ing., Weltevreden, Pegansaän 56.

H. A. J. Pieters, scheik. ing., Zierikzee, Poststraat 91.

Dr. G. A. Stutterheim, Zwolle, Deventerstr. 111, dir. van den Keuringsdienst v. Waren.

L. de Hoop, scheik. ing., Voorburg (Z.H.), Achterweg, hoek Weverslaan, villa „Haagzicht” ; ass. chem. technol. T. H., Delft.

Dr. P. J. MONTAGNE, Seccetavis, Schelpenkade 46, Leiden, telef. 1790.

TABLES ANNUELLES DE CONSTANTES ET DONNÉES NUMÉRIQUES DE CHIMIE, DE PHYSIQUE

ET DE TECHNOLOGIE.

Publication du Volume IV.

La publication des Tables Annuelles de Constantes et Données Numériques a pu être reprise et le Volume IV qui contiendra la documentation des années 1913 à 1916 inclus est actuellement sous presse. Ce Volume sera divisé en deux parties ayant chacune environ 600 pages, c'est-à-dire sensiblement la même importance que les Volumes annuels antérieurs.

La première partie commence au chapitre „Compressibilité” et se termine au chapitre „Pouvoirs rotatoires”. La deuxième partie commence avec le chapitre „Electricité” et se termine avec la

„Metallurgie”.

La première partie sera prête en Juin 1921 ; la deuxième paraîtra quelques mois plus tard. Dès maintenant la souscription est ouverte aux prix suivants (ces prix sont en francs français) :

lre Partie: broché 100 frs. relié 120 frs.

Le Volume complet : „ 200 frs. „ 240 frs.

Ces prix sont réduits pour les membres de toutes les Sociétés chimiques appartenant à 1 Union de la Chimie pure et appliquée et pour les groupements scientifiques ou techniques qui ont sub- ventionné, au moins une fois, le Comité depuis sa fondation.

Les prix réduits sont les suivants :

lre Partie: broché 75 frs. relié 90 frs.

Le Volume complet: „ 150 frs. „ 180 frs.

Les souscripteurs sont priés d’adresser dès maintenant leur souscription au Secrétaire général, M. Ch. Marie, 9 rue de Bagneux, Paris 6e.

Les souscripteurs qui enverront en même temps que leur sou- scription le prix du Volume n’auront pas à payer les frais d emballage et de port. Prière d'employer pour cet envoi le mandat international, le money-order ou le chèque payable à Paris. Ces documents doivent être établis au nom de M. Ch. Marie.

Le Comité attire l'attention des souscripteurs sur le fait que la souscription sera close au 30 Juin. Passée cette date, les prix spéciaux consentis aux membres des Sociétés ne pourront être maintenus.

Le Comité rappelle également qu’il reste un certain nombre d’exemplaires des Volumes I, II et III. Ces Volumes doivent être demandés au Secrétaire général. Leur prix actuel est encore de: broché 32 frs., relié 36 frs. Ces prix seront augmentés après le 30 Juin.

Les savants ou techniciens qui désireraient avant de souscrire recevoir des renseignements sur les Tables de Constantes, sont priés d’écrire au Secrétaire général.

Pour le Comité International des Tables de Constantes:

Le Secrétaire général: ERNST COHEN, C. MARIE. Délégué hollandais au Comité

International.

(2)

662.621 + 665.72 HET CHEMISCH ONDERZOEK VAN

GASKOLEN door Cl. G. DRIESSEN.

De traditioneele wijze om gaskolen te onderzoeken geschiedt volgens de methode van Muck, de Bo- chumer-methode of soms ook wel die van Constam en het resultaat van één dezer drie werkwijzen leert ons het gehalte aan vluchtige bestanddeelen, terwijl de overblijvende cokes ons eenigszins een beeid geeft van het gedrag der steenkool in het bedrijf ; soms is zij licht gesinterd, dan weer goed saam- gebakken of opgeblazen. De cokesproef is uitstekend en geeft uitsluitsel over de qualiteit van de kool voor cokerij of gasfabriek, ofschoon in ’t algemeen een ontgassingsproef in een retort veel juister en daarom maatgevend is. In verband hiermede moet niet worden vergeten, dat de hoeveelheid „vluchtig”

in het laboratorium gevonden nooit aequivalent is te stellen aan de hoeveelheid „gas”, geproduceerd uit die zelfde kolen in de retort of de kamer van de stokerij. Het percentage „gas”, in het bedrijf uit een bepaalde soort kolen geproduceerd, is altijd lager dan het percentage „vluchtig” gevonden van die zelfde kolen, ontgast in den kroes in het labo- ratorium. In hoofdzaak wordt zulks hierdoor ver- oorzaakt, dat bij de ontgassingsproeven in het labo- ratorium teer en gaswater, naphtaline, zwavelwaterstof enz. steeds mee worden vergast of verbrand, welke bestanddeelen in het gasbedrijf echter condenseeren of worden gebonden en dus zoodoende dit verschil veroorzaken. De bepaling van het gehalte aan vluchtige bestanddeelen in het laboratorium heeft dus daarom slechts relatieve waarde, welke waarde ons evenwel toch in den regel een goed beeid geeft van het gehalte der te verwerken gaskolen.

Om echter meer een beeid van de absolute waarde van een partij te verwerken of te keuren gaskolen te verkrijgen, maakte schrijver dezes gebruik van nevenstaand destillatieapparaat.

In een smeedijzeren retort, omgeven door een mantel van vuurvaste steen, wordt ongeveer 20 gram steenkool verhit door een zuurstof-gasvlam, zoodat de geheele retort roodgloeiend is. De retort is aan den onderkant afgesloten door een kop, waarin draad is getapt. Om de afsluiting van de retort door middel van den met schroefdraad voorzienen kop goed sluitend te maken, wordt deze en het onderste gedeelte van de retort met vuurvaste specie bestreken.

Het boveneinde van de retort Staat door middel van een gebogen smeedijzeren buis in verbinding met een rood koperen U-buis. Deze smeedijzeren buis is autogeen gelascht aan de retort en door middel van schroefdraad verbonden met de koperen U-buis. De U-buis Staat wederom in verbinding met een Liebig’schen koeler, door middel van een om- gebogen koperen buis, welke wederom aan het rechter uiteinde van de U-buis is ingeschroefd en door een gummislang met den Liebig sehen koeler is verbonden. In de U-buis bevindt zieh glaswol en deze buis is in een luchtbad geplaatst, hetwelk door twee branders constant op een temperatuur van 170° C. wordt gehouden.

De koeler is door middel van een allonge met een bekerglas verbonden, welke bekerglas wordt afgesloten door een drievoudig doorboorde kurk, waar door heen steken, behalve de allonge, een kwikmanometer en een verbindingsbuis. Het geheel Staat in een grooter bekerglas, gevuld met koud water. Hierna treffen we aan een waschfleschje, gevuld met een bepaalde hoeveelheid gesteld zwa- velzuur, welke in verbinding Staat met het eerste bekerglas door een wijde bolbuis. Vervolgens een drietal U-buisjes, welke, van links naar rechts, ge- vuld zijn met ijzeraarde of Luxsche massa, chloor- calcium en natronkalk. Het laatste U-buisje Staat door middel van een terugslagventiel in verbinding met een capillaire buis, welke in een omgekeerden cylinder reikt. Een andere gewone, glazen buis steekt ook in den cylinder en is met een waterstraal- zuigpomp verbonden. Het principe van deze werk- wijze is, dat niet alleen, zooals bij alle andere steen- koolproeven, vluchtig, vocht en asch worden bepaald, doch dat de steenkool zôôdanig wordt ontgast, dat de destillatieproducten kunnen worden opgevangen en ons een zoo zuiver mogelijk beeid geven van de hoedanigheid der bijproducten. Wat hier aan

„vluchtig” wordt opgevangen in den glazen cylinder, stelt dan ook werkelijk het percentage „gas” voor, dat in het bedrijf uit diezelfde kolen zal worden verkregen en wel omdat alle producten, welke bij de steenkooldestillatie ontstaan, doch niet in het lichtgas aanwezig mögen zijn in het boven beschreven apparaat, van te voren op physische of chemische wijze worden opgevangen of gebonden.

Gaat men n.l. in den toestel een hoeveelheid kolen verhitten, dan zal alle teer, welke boven 170° C.

kookt, opgevangen in de koperen U-buis, met glas- wol gevuld, hierin blijven en alleen water en de lichte teeroliën met een kookpunt beneden 170° C.

zullen overdeStilleeren, worden gekoeld in den Liebig’schen koeler en in twee lagen condenseeren in het kleine bekerglas. De bovenste laag — de lichte teerolie — zal ook een belangrijke hoeveelheid opgeloste naphtaline bevatten. De onderste laag — het water — zal de bij de destillatie ontstane am- moniak oplossen. Door de teer te wegen in de U~

buis en de lichte teeroliën in het bekerglas is het percentage teer (kpt. > 170° C.) en teer (kpt. <170°

C.) te bepalen. Evenzoo is door weging van de waterige laag het percentage vocht van de onder- zochte kolen te bepalen. Sporen ammoniak of andere basische gassen worden in het waschfleschje met gesteld zwavelzuur opgevangen. Door de hoeveelheid gaswater, opgevangen in het bekerglas, na afloop der destillatie toe te voegen aan het zwavelzuur van bekende normaliteit in het waschfleschje en daarna de aldus verkregen vloeistof opnieuw te titreeren, kan men, na een eenvoudige berekening, het percentage geproduceerde ammoniak bepalen.

Van belang is natuurlijk dat we, na zulks eerst door een voorloopige proef te hebben uitgemaakt (b.v.

volgens de methode van Kjeldahl) een overmaat zwavelzuur t. o. v. de te verwachten hoeveelheid ammoniak, in het waschfleschje doen

') In 't algemeen echter is de bepaling van het stikstofgehalte van kolen, van een technisch standpunt uit bezien, minder be- langrijk. De omzetting toch tot ammoniak en cyaanverbindingen hangt geheel af van de wijze van verhitting en de opbrengst aan stikstofbijproducten houdt weinig verband met het stikstof- gehalte der verwerkte kolen.

(3)

De zure gassen : zwavelwaterstof, cyaan en kool- zuur enz. worden vervolgens door het drietal U- buisjes opgevangen. Zwavelwaterstof en cyaan worden opgevangen door de ijzeraarde, terwijl vrij- gemaakt water door het buisje met chloorcalcium wordt gebonden. Koolzuur wordt geabsorbeerd door het buisje met natronkalk. Door de buisjes vôôr en nâ de destillatie te wegen, is het percentage zwavel- waterstof 4- cyaan en dat van koolzuur te bepalen dat door de onderzochte gaskolen wordt ontwikkeld.

Nadat teer (met een kookpunt > 170° C. en lichte teeroîiën -j- naphtaline), water, ammoniak, zwavel- waterstof, cyaan en koolzuur op deze wijze uit het ruwe gas zijn verwijderd, blijven dus die bestand- deelen : koolwaterstoffen, waterstof enkoolmonoxyde over, welke tenslotte gedeeltelijk in den cylinder worden opgevangen.

De proef wordt nu aldus verricht. Nadat de steen- kool is afgewogen en in de retort is gedaan en deze met den smeedijzeren kop is dichtgeschroefd en met vuurvaste specie — om lekken te voorkomen — is bestreken, wordt het eene uiteinde van de smeed- ijzeren buis welke aan de retort is geweld, met hennepomwikkelden in de koperen U-buis geschroefd, welke met glaswol is voorzien. De U-buis Staat door een omgebogen buis in verbinding met den Liebig’- schen koeler. Deze omgebogen buis, aan de eene zijde ook van schroefdraad voorzien, wordt, ook na met hennep te zijn omwikkeld, aan de andere zijde in de U-buis ingeschroefd, zooals in de figuur is aangegeven. De verbinding van de omgebogen buis met den koeler, geschiedt door middel van een gummislang. Nadat vervolgens de retort in het oventje van vuurvaste steen is geplaatst en verder alle verbindingen van bekerglas, waschflesch, U- buisjes enz. zijn verricht, wordt het cylinderglas omgekeerd boven over de capillairbuis en de andere glazen buis, welke met de waterstraal-zuigpomp is verbonden, geplaatst, zoodat de opening van het cylinderglas steekt onder het niveau van het water, dat zieh aldaar in een bak bevindt. Vervolgens wordt door de waterstraal-zuigpomp, via de gewone glazen buis, de lucht weggezogen uit den cylinder, totdat de geheele cylinder met water is gevuld ; de capil- laire buis tot aan het terugslag-ventiel zal zieh dan tevens met water vullen. Mocht het terugslagventiel niet goed functioneeren en water doorlaten dan is

altijd het rechtsche kraantje van het laatste U-buisje af te sluiten, en zoodoende is te beletten dat het water in de U-buisjes en verder zou stroomen. Is de geheele cylinder met water gevuld — de gewone glazen buis is door een gummislang met het water- staal-zuigpompje verbonden en dus beweeglijk op- gesteld, zoodat met het einde dezer buis steeds het hoogste punt van den cylinder kan worden opgezocht en dus de laatste resten lucht zoodoende kunnen worden weggezogen — dan wordt met zuigen op- gehouden door de waterkraan af te draaien of wel door den bovengenoemden gummislang met een klemkraantje af te sluiten.

Door den kwikmanometer in het kleine bekerglas kan nu worden gemeten hoeveel m.m. onderdruk in de geheele toestel aanwezig is en deze onderdruk moet constant zijn, daar anders lekken in den toestel aanwezig zijn. Een andere contrôle is dat in het waschfleschje, gevuld met zwavelzuur géén gasbellen mögen opstijgen gedurende deze période, daar ook dit op lekkage zou wijzen en dus gedurende het ontgassingsproces van het monster steenkolen tot fouten aanleiding zou geven.

Blijkt het nu, na een kwartier of langer, dat het kwik in den manometer constant blijft en er geen gasbellen in het waschfleschje met zwavelzuur zijn te bespeuren, dan kan veilig worden aangenomen dat het geheele apparaat luchtdicht is en geen lekken aanwezig zijn.

Alsdan kan met het onderzoek een aanvang worden genomen. Alvorens echter de destillatie te beginnen moet de U-buis op een temperatuur van 170° C.

zijn gebracht. De retort wordt door een zuurstof- gasvlam verhit. De ontwikkelde teer wordt direct in de U-buis op 170° C. verhit.

Lichte olie, waarin naphtaline is opgelost en water, waarin ammoniak is opgelost, condenseeren in het bekerglas. Het zwavelzuur in de waschflesch absor- beert eventueele resten ammoniak, terwijl zwavel- waterstof, cyaan en koolzuur door de drie U-buisjes worden vastgehouden. Nadat de ontgassing heeft opgehouden en dus geen bellen meer in het zwavel- zuurwaschfleschje zijn waar te nemen, wordt de ver- hitting van de retort en U-buis gestaakt en laat men retort en U-buis afkoelen. Door deze afkoeling zal een gedeelte van de gassen in den cylinder via de capillaire buis wederom in den toestel terugstroomen.

(4)

Het doel van de capillaire buis is nu dat bij het begin der ontgassing het water in de capillaire buis door de zieh ontwikkelende gassen geheel en al er uit wordt verdreven. Alleen door een capillaire buis te gebruiken kan men dit bereiken. Gebruikt men n.l. geen capillaire buis, doch een gewone glazen buis van grooteren diameter, dan zal bij de afkoeling, hierin eventueel aanwezig water, door het afsluiten van het terugslagventiel, het gasevenwicht in het destillatie-apparaat beletten zieh in te stellen, doordat het gas in den cylinder daardoor zal worden verhinderd terug te stroomen. Of sluit het terug- slagventiel niet voldoende af, dan zal het terug- stroomende gas, tevens aanwezig water in de glazen buis, in de U-buisjes doen vloeien, Om dezelfde reden moet ook een „wijde” bolbuis worden genomen in het waschfleschje met zwavelzuur. Hierdoor zal toch worden verhinderd, dat bij de afkoeling het zwavelzuur in het kleine bekerglas zal vloeien.

Nadat tenslotte het evenwicht in den toestel zieh heeft ingesteld, wat te zien is aan den stand van het kwik in den manometer en dus de temperatuur in den toestel wederom gelijk is aan die van het vertrek, leest men het volume gas in den cylinder af en corrigeert dit voor het volume van de twee glazen buizen welke in dit mengsel steken. Het volume gas in den cylinder opgevangen, bestaat ten eerste uit het geheele volume lucht, vöör de ver- hitting van retort en U-buis, in den toestel aanwezig en ten tweede uit een gedeelte der door de onder- zochte steenkool geproduceerde gassen. Dit gemeten volume komt echter overeen, bij dezelfde temperatuur en atmosferischen druk, met de totale hoeveelheid gezuiverd gas door die zelfde steenkolen geleverd, omdat het volume lucht in den cylinder aanwezig even groot is als het andere gedeelte van het volume geproduceerd gas dat na de afkoeling in de toestel aanwezig is. Het percentage „vluchtige” bestand- deelen, aldus gevonden geeft bij deze werkwijze dus tevens aan het percentage „gas”, dat door diezelfde steenkolen in de stokerij zal worden geproduceerd, terwijl tevens ons tegelijkertijd een beeid wordt ge- geven van de quantiteit en qualiteit der bij deze ontgassing ontstane bijproducten, water enz.

Door tenslotte de cokes in de retort verder af- zonderlijk in een kroesje te verasschen is het per- centage asch te bepalen.

Delfl, April ’21, Laboratorium Gasfabriek.

628.511 + 628.53 ELECTRO-PRECIPITATIE VAN STOF

door A. VOSMAER.

Het is nog niet zoo heel lang geleden, dat Cottrell propaganda begon te maken voor electro-precipitatie van stof. De kwestie is trouwens al zeer oud ; Hohlfeld trachtte reeds in 1824 schoorsteenrook te precipiteeren door middel van zoogenaamde statische ontladingen. In 1882 was het niemand minder dan Sir Oliver Lodge, die de Liverpool-misten trachtte te verdrijven door hoogspanningsontladingen. Van zeer recenten datum is een begin van de installatie van een 1000000 volt 1000 K.V. A trartsformator

van de Panama Pacific International Exhibition van 1915 ter verdrijving van misten in San-Francisco, maar de oorlog vroeg andere belangstelling en de installatie is niet afgemaakt. (Cottrell en Thordarson).

In Amerika heeft men de zaak van twee kanten aangepakt — eerst alleen ter wille van klaring en zuivering der lucht van stof, roet en rook — daarna en met meer succès ook ter wille van herwinning van chemische producten, meer in het bizonder voor de S02 houdende gassen der kopersmelterijen. Jam- mer genoeg heeft men in Amerika en elders gemeend de oplossing van het probleem : hoe maak ik de S02-rookgassen onschadelijk, gezocht in het weg- voeren uit zeer hooge schoorsteenen.

(Japan : Sagonoreki, koperfabriek 190 Meter hoogte ! N. St. : Anaconda „ 180 „ „ ) Deze methode geeft natuurlijk slechts een onbe- vredigd resultaat. Behalve de koperfabrieken zijn ook andere industriën vaak atmosfeerverpesters. In de Selby Smelting and Lead Works ’) wordt het zilver ter scheiding van goud met kokend zwavel- zuur behandeld — de zwavelzuurdamp deed altijd veel schade aan den plantengroei, maar toen een- maal bij een bepaalden wind een tunnel van de Southern Pacific Railroad de gassen kreeg en men- schenlevens kostte, werd het tijd om naar middelen uit te zien ter precipitatie. Hoewel dit wel op een- voudigerwijze had kunnen geschieden, werd door Cottrell hier een installatie gemaakt voor de elec- tro-precipitatie, met als voordeel een terugwinning van een deel van het zwavelzuur. De Raritan Copper Works slaagden er niet in den rook en roostgassen geheel vrij van stof te maken. Door de installatie van een Cottrell-precipitator kon nagenoeg alle stuifasch worden verzameld. Deze vlieg- of stuifasch bevatte behalve Sb, As, Tl, Te, ook Ag en Au.

De Riverside Portland Cement Works konden door electro-precipitatie heel wat potasch herwinnen uit de rookgassen. Ook de hoogovengassen bevatten veel potasch en de electro-precipitatie vindt ook hier toepassing. (Hierover straks meer). De instal- latie is zeer eenvoudig. Het werken met zeer hoog gespannen stroom — 60.000 à 100.000 volt — is tegenwoordig niet moeilijk meer. De toestellen voor de precipitatie kunnen ook zeer eenvoudig zijn en weinig kostbaar, zoodat de methode als zoodanig zeer groote en aantrekkelijke voordeelen biedt boven de andere methoden voor stofneerslag door filtree- ren, centrifugeeren, wasschen, bezinken enz.

Een vrij groote installatie voor de Holton Heath zwavelzuurfabriek (Tentelew contact systeem) doet sedert 1919 ongestoord zijn plicht en hetzelfde wordt gezegd van andere installâmes in zwavelzuurfabrieken.

Zooals gezegd, de electro-precipitatie voldoet in tweeledig opzicht. In sommige gevallen gaat de bevrijding van zwevende deeltjes gepaard met her- winning. Zulks is bijv. het geval bij de installatie voor de reiniging van het hoogovengas te Skin- ningrove in 1917 gemaakt. Het geldt hier de be- handeling van ongeveer 100.000 M3. gas per uur, hetwelk 4—6 gram stof per M3. bevat en daarvan moet worden bevrijd. Dit gelukt desverlangd ge- makkelijk tot een bedrag van 0.3 gram of minder.

Als bijkomende günstige omstandigheid is hier dat de neergeslagen stuifasch K-zouten bevat. Het

') Californie.

(5)

oplosbare deel bevat n.l. dr 20 °/0 KCl naast 8 °/0 NaCl en 7 °/0 CaCl2, welker scheiding gemakkelijk tot stand te brengen is door gefractioneerde kristal- lisatie. Met een instaliatie van slechts 50 K.W.

wordt het gehalte aan stof van 6 gram per M3. terug gebracht op 0.8 à 1.1 gram. Per week wordt + 50.000 K.G. stof vcrkregen met ± 27 °/0 KCl.

Als secundair voordeel wordt genoemd het feit, dat bij deze méthode de gassèn slechts zeer weinig van hun wärmte verliezen, terwijl bij filtreeren en wasschen alle wärmte verloren gaat. Een voordeel der methode is stellig ook de mogelijkheid van toe- passing in zeer klein als in zeer groot bedrijf. Hoewel voor de lezers van dit weekblad niet van belang, wil ik toch even mededeelen, dat uit de beschrijving van het zuiver electrische deel der instaliatie —- systeem-Lodge Fume Co. — blijkt, dat men nog niet is gekomen tot de eenvoudigste en beste op- lossing van de kwestie hoe de zoogenaamde statische ontlading te maken. De omzetting der hoogspannings- wisselstroom tot hoogspanningsgelijkstroom ter wille van „uni directional flow” is volkomen overbodig, Door doeltreffende keuze van vorm en arrangement der ontladers, n.l. scherp tegenvlak, is de „flow”

van zelf „uni directional”. (Zie hiervoor de hoofd- stukken handelende over electrische ontladingen in plenum in mijn boek over ozone).

BOEKAANKONDIGINGEN.

513.17:5 (022) Lectures on the Principle of Symmetry and its Ap-

plications in All Natural Sciences by F. M. Jaeger, Ph. D., Professor of Inorganic and Physical Che- mistry in the University of Groningen, Netherlands.

Second, augmented edition. With 173 diagrams and 3 portraits; Amsterdam, Publishing Company

„Elsevier”, 1920, 348 pp.

Drie jaren geleden werd in dit Weekblad de eerste druk van dit merkwaardige bdek aangekondigd ’), thans zijn wij in de gelegenheid den reeds verleden jaar ver- sehenen tweeden druk onder de aandacht van onze lezers te brengen. Te verwonderen is het niet, dat de eerste uitgave zoo spoedig was uitverkocht, want men heeft hier te doen met een werk, dat problemen behandelt, belangrijk voor onderzoekers van zeer verschillende richting. Hun, die de onderzoekingen van den schrijver kennen, behoeft niet op zijn veelzijdigheid te worden gewezen. De indruk, dien zij daarvan hebben, zal echter worden versterkt, indien zij met dit boek kennis maken.

IA dezen tijd van specialiseering werkt het verfrisschend, een Studie aan te treffen, die waarnemingen en beschou- wingen op zoo uiteenloopend gebied te zamen brengt en wij raden dan ook aile natuuronderzoekers aan dit werk ter hand te nemen. Een ieder zal er iets van zijn gading in vinden, de chemicus veel. Het boek — opgedragen aan Sir William Jackson Pope — „is intended rather to fascinate the more vivid and impulsive imagination of the observer and experimenter, than to satisfy the more slowly working and quiet mind of the mathematician”

en dit doel bereikt het volkomen !

W. P. Jorissen.

* *

537.1(022) L. Bloch, préparateur suppléant à la Sorbonne, Précis

d’électricité théorique ; Paris, Gauthier Villars, 1919, 476 pag„ 16 fig.

fl waarbij ook een inhoudsopgaaf werd afgedrukt (Chem.

Weekbl. 1918, 80—81).

Met de théorie der electrostatica, magnetostatica en inductie beginnend (pag. 1—260), gaat de behandeling, door invoering van den verschuivingsstroom, over tot de théorie van de electromagnetische en optische golven (260—368) ; de invoering der electronen levert dan verder de théorie van de dispersie en electrodynamica en boven- dien de optica in bewogen lichamen en daarmede een inleiding tot de relativiteitstheorie (368—470). Het hoofd- doel van het boek is een zooveel mogelijk heldere be- handeling van de grondslagen en logischen samenhang der théorie ; daarom wordt het experimenteele materiaal slechts gebruikt voorzoover het voor het gestelde doel kan dienen. Dit doel wordt nu voortreffelijk bereikt, dank zij de groote zorgvuldigKeid der formuleeringen (ver- moedelijk op grond van groote didaktische ervaring).

Men zal dus met succès dit boek ter hand nemen, wanneer men zieh over duistere punten in de behandelingswijzen van anderen meer helderheid wil verschaffen.

* * *

P. Ehrenfest.

551.521 +535.334(022) Prof. Dr. C. Dorno (Davos), Physik der Sonnen-

und Himmelstrahlung. „Die Wissenschaft” Bd. 63 ; F. Vieweg u. Sohn, Braunschweig, 1919, VIII + 126 Seiten, mit 16 Fig. im Text und auf Tafeln, 6 M. + Teuerungszuschlag.

„Legen die Wunden, die der . . . Krieg . . . geschlagen hat, nicht die Pflicht auf, die natürlichste aller Heilkräfte, die Sonnenstrahlung, systematischer als bisher anzuwenden mit ihrer Gesammtwirkung und der spcezifischen ihrer einzelnen Spektralteile ?... Den Errungenschaften der Physik und meteorologischen Optik hierin gebärend Rechnung zu tragen ist ernste Pflicht der Biologie, insbe- sondere der Medizin und gutes Recht jedes gebildeten Laien . . . Staunend wird man bei näherem Zusehen er- kennen, wie vielseitig die Probleme sind und welch ge- waltige Perspektiven sie eröffnen

Ziedaar het „Leitmotiv” van het met geestdrift ge- schreven boek. De inhoud möge worden geschetst door de volgende opsomming : I. De atmosfeer der aarde (samenstelling op verschillende hoogten), II. De zonne- straling (haar intensiteit, spectrale verdeeling, voor en na haar doorgang door de atmosfeer), III. De hemelstraling (de door de atmosfeer verstrooide stealing volgens inten- siteit, spectrale verdeeling, verdeeling over den hemel, polarisatiekarakter, het door het aardoppervlak terug- gekaatste licht, enz.). Niet slechts worden de resultaten in hun onderlingen samenhang geschetst, benevens de plannen voor de aanvulling der groote nog overblijvende leemten, maar ook worden uitvoerig de verschillende instrumenteele hulpmiddelen besproken en de methoden, waarmede de uitkomsten werden verkregen. Bijzonderen nadruk wordt op heldere nauwkeurige deflnities der te meten grootheden gelegd en haar theoretische samenhang zoover behandeld als deze reeds is opgehelderd. Door veelvuldige citaten wordt de aansluiting met talrijke oor- spronkelijke verhandelingen tot stand gebracht. Uit elken regel van het boek spreekt de wensch van den schrijver, den lezer tot medewerking te winnen aan dit grootendeels nog versehe onderzoekingsgebied, dat hemzelf zoo sterk bekoort. Het is alsof hij, als profeet en priester der schitterende zon van Davos, haar stralen door onze

nevelen wil jagen. p. Ehrenfcst

* * *

541.202:531.754(022) Dr. R. Rüther, Gold und Kohle in Wechselbeziehung

zum Weltaether ; R. Heydeck, Paderborn, 1920, 7 pag.

Onder herhaalde verwijzing naar een ander boek van hemzelf („Synthese der Elemente”) bespreekt de schrijver de „Schwere der Elemente relativ zu Wasser”, waarbij ook de vroeger berekende zwaarte van den (Licht-)aether

(6)

een rol speelt. Zoo vindt hij een genetischen samenhang tusschen aether, O en Fe en komt hij tot beschouwingen over C, die in menig opzicht van de gebruikelijke af- wijken ; men moet volgens hem koolstof „als das Symbol einer Kraft mit negatiever Tendenz bezeichnen, die entsprechend den mit ihr verbundenen Stoffen durch Wegnahme des halben Gewichtes jeweils verschiedene Grössen annimmt.... Im kosmischen Sinn wäre sein Wesen etwa folgendermassen zu schildern : Ist O das Licht, so ist C gewissermassen sein Schatten, wie Kraft und Schwerkraft, Welt und Gegenwelt bestehen Ideell erschaut ist es der Kampf des Weltprincips mit den verneinenden Mächten finstrer Tiefen”. De brochure besluit met een uitzicht op de „golderzeugende Zukunft”, waarin het kolenbezit van Duitschland een beslissende rol zal speien. p Ehrenfest.

* *

53(072) (42)1 The National Physical Laboratory. Collected Re-

searches Vol. XIV (1920). London, H. M. Statio- nary Office, 4°, 308 pag„ met talrijke tabeilen, grafische voorstellingen en figuren, 25 sh.

Vijftien verhandelingen over opto-technische onder- zoekingen, verricht van 1916 tot 1918, voornamelijk door T. Smith, eenige door Cheshire, Guild en Dale. Ze zijn vroeger reeds versehenen in Phil. Mag., Proc. Phys. Soc.

of London en Trans. Optic. 50c. en hebben grootendeels betrekking op methoden ter berekening van teleskoop- objectieven en verder op methoden voor het uitzoeken en beoordeelen van optisch glas. Wij willen hier de aandacht vestigen op drie der verhandelingen, die ook voor andere doeleinden nuttige wenken bevatten : 1.

Cheshire, A new method of measuring the refractive index and dispersion of glass. [Phil. Mag. 32 (, 1916)]. Een vol- komen onregelmatig gevormd stuk van het te onderzoeken glas wordt in een vloeistofmengsel met zooveel mogelijk evengrooten brekingsindex gedompeld en zoo volgens de

„Schlierenmethode” van Töpler onderzocht. 2. Guild, A spherometer of precision : het gebogen vlak rust op drie bolletjes : een vierde bolletje wordt nu zoo dicht bij het vlak gebracht, dat men in een daartoe ingericht mikros- koop een bepaalde interferentiefiguur ziet, dus niet totdat aanraking plaats vindt. Op deze wijze worden vervor- mingen en andere storingen vermeden. 3. Guild, Notes on the Pulfrich refractometer (Proc. Physic. Soc. Lond.

30 [1918]), onderzoekingen over de uiterste nauwkeurig- heidsgrens bij het verbeteren van alle hulpmiddelen.

Resultaat : bij geschikte contructie en behandeling kan men in günstige gevallen de absolute waarde van den brekingsindex op één eenheid van de 5de decimaal nauw- keurig meten. p Ehrenfest.

* * *

531.18^023) Dr. R. Laemmel, Die Grundlagen der Relativitäts-

theorie. Populärwissenschaftlich dargestellt ; Berlin, J. Springer, 1921, 158 pag., 32 fig., prijs 14 M. -j- verhooging.

Aan de hand van aanschouwelijk en meestal aardig gekozen vraagstukken uit de cinematica, meetkunde, me- chanica en natuurkunde en met behulp van leerzame figuren, poogt dit boekje den lezer in den gedachtengang van de relativiteitstheorie van Einstein in te leiden. In het bijzonder wordt er naar gestreefd, haar logische be- trekking tot de opvattingen van Galilei, Newton en vooral Mach te belichten. Afgezien van de bespreking der trans- formatieformules van Lorentz—Einstein en een paar bladzijden „Anhang”, geschiedt de behandeling zonder mathematische hulpmiddelen. De algemeene relativiteits- theorie wordt slechts aangeduid.

Op blz. 79 (noot bij genoemde transformatieformules) leest men : „Als ich die neue Anschauung in einer Zürcher Diskussion 1908 Einstein gegenüber ein „neues Weltbild”

nannte, meinte er abwehrend : „Nein, das sind ja nur mathematische Formeln. Inzwischen hat auch Einstein gelernt. . . .” En in de inleiding : „Da ich zu den sehr wenigen Menschen gehöre, die in der Lage waren, die Bedeutung der Relativitätsgedanken von Anfang an zu erkennen....” en „.... als Schulmeister einen nach- denklichen Unterricht durch zwei Jahrzehnte gegeben”.

Slechts met begrijpelijke schuchterheid veroorlooft onder- geteekende zieh daarom eenige opmerkingen te maken : Het was hem bij de lezing van het boekje dikwijls niet gemakkelijk den draad vast te houden en op blz. 101 en 140 bijv. heeft hij hem werkelijk verloren. Ook heeft hij

§ 8 van het aanhangsel („populär-wissenschaftliche” toe- lichting tot : Energie = massa) niet begrepen ; evenmin op blz. 105 de kategorische verwerping van een zeer juiste opmerking van Sommerfeld. Ook vreest hij, dat de interferentieproef van fig. 12, blz. 42, niet zal gelukken, daar de twee lichtstralen zieh van elkaar als „nicht- cohärent” niets zullen aantrekken. p Ehrenfest

* *

678.102 + 678.106 + 678.10014 Estate Rubber, its Preparation, Properties and Testing

by Dr. O. de Vries, Director of the Central Rubber Station Buitenzorg, Java ; Batavia, Drukkerijen Ruygrok en Co., 1930, XI 649 pag., prijs f 20.—.

In 1919 verscheen als uitgave van de Vereeniging Centraal Rubber Station van de hand van Dr. de Vries een boek getiteld : Bereiding en eigenschappen van Plantagerubber >). Het thans versehenen werk is daarvan een Engelsche vertaling, welke echter zeer aanzienlijk is uitgebreid (van 199 pag. in 1919 tot 649 pag. thans).

Het is vrijwel ondoenlijk van dezen rijken inhoud in een zoo klein bestek een voldoende overzicht te geven. De stof is verdeeld in 22 hoofdstukken, waarvan de eerste 16 respectievelijk betrekking hebben op latex, hare win- ning en behandeling, de diverse methoden van coagulatie, de bereiding van First Latex Crêpe, Sheet en mindere kwaliteiten, afwijkende bereidingswijzen enz. Daarna volgen hoofdstukken (16—22) welke zieh speciaal met de keuring van de rubber bezighouden, waarvan de Vries 2 hoofd- stukken heeft gewijd aan een zeer minitieuse bespreking van de te Buitenzorg gevolgde keuringsmethode met behulp van vulcanisatieproeven. Daarna worden nog be- sproken andere keuringsmethoden met behulp van vul- canisatieproeven, physische keuring der ruwe rubber, waarbij in het bijzonder aandacht is besteed aan de vis- cositeitsbepaling, vervolgens chemisch onderzoek van ruwe rubber en beoordeeling van rubber naar het uiterlijk.

Bij ieder onderwerp vindt men tevens een korte be- spreking van de betreffende literatuur. Het boek levert een zeer volledig overzicht over het behandelde onder- werp en een systematische, critische besprekin van alle factoren, welke van invloed zijn of zouden kunnen zijn op de eigenschappen van het product. Speciaal erkentelijk heeft men de Vries te zijn voor de uitvoerige wijze, waarop hij de keuring der ruwe rubber heeft besproken.

Meer nog dan de kleinere Hollandsche editie, welke trouwens niet in den handel is, is dit boek te beschouwen als een standaardwerk voor hen, die de bereiding en de keuring van ruwe rubber wenschen te bestudeeren. Het lijdt geen twijfel of Dr. de Vries heeft met dit werk er tevens veel toe bijgedragen de belangrijke rubberonder- zoekingen, welke sinds de oprichting van het Centraal Rubber Station in 1916 aldaar zijn geschied ook in het buitenland, speciaal in de Engelsch sprekende landen, de waardeering te verzekeren, waarop deze onderzoekingen recht hebben. A. van Rossem.

* *

54(075) Beginselen der Scheikunde, door dr. G. J. van Meurs ;

Rotterdam, bij Nijgh en van Ditmar, 1920, 427 bldz., f 4.90.

9 Zie dit Weekblad 16, 1203 (1919).

(7)

Het bock onderscheidt zieh door de verzorgde uit- voering cn prettigen druk, waardoor het zeer gemakkelijk is te overzien, wat nog wordt bevorderd door uitvoerige inhoudsopgave en index. Aan de physische chemie is een behoorlijke plaats toebedacht, met eenige duidelijke diagrammen. Niet of weinig zijn besproken daarbij : de bereiding der conversiesalpeter, de dissociatie van CaC03, de invloed v/d druk op de dissociatie van ammoniak, terwijl de plaats van § 153 schijnbaar willekeurig is. Ook de dissociatie van HI is weggelaten misschien in verband met de onjuiste opmerking op p. 164, „de graad van dissociatie kan, zooals altijd, uit de dampdichtheid worden berekend ’. Voorts had de wet van Avogadro door n redeneering wat kunnen worden toegelicht. Een aantal portretten van beroemde chemici geven een cachet aan het boek. Wellicht is het bij een tweeden druk mogelijk, dat aantal te vergrooten en de afbeelding van Guldberg en Waage door 'n andere te vervangen. Een kenmerk van het boek is de indeeling der stof, die, hoewel niet steeds, zeer scherp is, wat z’n voor- en nadéelen mee- brengt. De ionentheorie is uitvoerig besproken, ook vele ion-reakties. Hier en daar neemt de schrijver in z’n betoog niet de feiten als uitgang, doch een daaruit te volgen algemeene regel, zooals o.a. in § 76, laatste alinea, § 82, en p. 341 regel 9 v. o.

Het tegendeel van mathematisch is de manier van be- rekenen der vraagstukken, evenals de afleiding van den dissociatie-graad uit de dampdichtheid in § 90, terwijl een aantal deflnities niet korrekt zijn. De definities van oplosbaarheid en peroxyde ontbreken. Onjuist is de deflnitie van katalysator (p. 51 en 185), en die van indi- cator (p. 74). In de def. van diss.-graad is het m.i. beter, voor „aantal oorspronkelijke molekulen” te schrijven :

„aantal mol. dat er zou zijn, als er niets was gesplitst,”

en in de omschrijving van de wet van Le Chatelier (p. 191) i. p. v. „tegengewerkt” : „ontweken,” of ,,ge- deeltelijk opgeheven.” Er zijn bezwaren te maken tegen de def. van zuur en base in § 271, en tegen die van gramaequivalent, waardoor het begrip normaal-oplossing z’n algemeene beteekenis niet verkrijgt. Overbodig is op bldz. 30 regel 23 t/m 26, en ongewenscht op p. 59 de opmerking, dat valentie niet ’n konstante eigenschap is.

Bij de bespreking der reaktie : zuur + zout, en ook bij de behandeling der massawet, worden alleen de reakties van opgeloste stoffen besproken. Het voorbeeld van

„terugtitreeren” in § 295 verwekt het denkbeeld, dat het een overbodige handeling is. Overigens is het boek zeer wel bruikbaar, en verdient het de aandacht der collega’s.

H. A. I. Pieters.

* * *

531.18 + 531.51 + 5301 Ueber Relativitätsprincip, Aether, Gravitation von P.

Lenard in Heidelberg. Dritte Auflage mit einem Zusatz, betreffend die Nauheimer Diskussionen ; S.

Hirzel, Leipzig, 1921, 44 blz.

Niettegenstaande deze brochure siecht en vervelend is geschreven (welk een Duitsch !) en bijna onleesbaar door de talrijke Noten, waaronder de eigenlijke tekst letterlijk is bedolven (er zijn plaatsen, waar iedere kwart- zin wordt afgebroken door een Noot van een halve, soms van een geheele bladz.), — bevat het boekje van den alge- meen bekenden natuurkundige Lenard veel goede en juiste opmerkingen.

De zwakke punten van het Relativiteitsprincipe worden in het licht gesteld, vooral van het later door Einstein ingevoerde „algemeene’ R. Pr., hetwelk de schrijver alleen op gevallen wenscht toegepast te zien, waar uitsluitend van prauifafie-werkingen sprake is, welke nl. evenredig met de massa zijn. (Gravitatie-principe). Ook komt Lenard op tegen de samenkoppeling van Ruimte en Tijd. „Men verbindt toch ook niet ruimte met temperatuur op grond, dat alle lengten met de temperatuur veranderlijk zijn”.

Bijzonder onaantastbaar lijkt mij de zeer juiste opmer-

king aangaande de absolute relativiteit van eenparig versnelde bewegingen, waar de schrijver er op wijst dat de plotselinge snelheidsverandering van een spoortrein b.v. toch alleen wordt gemerkt in dien trein zelf, doordat daar alles door elkaar wordt gesmeten — en niet in de omgeving. De kerktoren b.v. er naast blijft rüstig staan.

(p. 15—46). Men kan dus wel degelijk uit dergelijke traagheidswerkingen besluiten, welk van de beide Systemen in beweging is, en welk niet ! In de z.g. Nauheimer discussies (23 Sept. 1920, zie p. 36 e.v.), waar o.a. ook Einstein, Weyl en Mie tegenwoordig waren, is daartegen- over dan ook niet veel kunnen worden gezegd. Mie stelde, om dit bezwaar op te heffen, voor om sommige („vernunftmäszige”) köordinaatsystemen, „bevorzugt” te verklären, (zie ook reeds vroegere publicaties in de Phy- sik. Zeitschr, van 1917). Maar dat zou natuurlijk de vernietiging van het geheele algemeene R. Pr. beteekenen;

en ook het Gravitatieprincipe (zie boven) zou zelfs niet meer boven bedenking verheven zijn, hoewel de bezwaren daartegen veel minder groot zouden wezen. (ziep. 41, Noot).

Evenzoo bij de rotatie. Behalve dat men hier toch ook kan vaststellen (Foucault's slingerproef o.a.), welk systeem roteert, zou men bij het aannemen van een stilstaande Aarde b.v. en een roteerend Heelal toch zeer spoedig bij eenigszins verwijderde sterren bovenlichtsnelheden moeten aannemen. Welke zelfs in het „bijzondere" R. Pr. onmo- gelijk zijn! (Zie p. 16—17 en de Noten). Dat v steeds ( c blijft, is N.B. de hoeksteen van het geheele Relati- viteitsgebouw.

Verder vindt Lenard er iets tegenstrijdigs in dat er gravitatievelden zouden zijn (ingevoerd om het algemeene R. Pr. in alle gevallen te doen doorgaan) zonder dat er gravitatie-centra zijn, waarvan die werking zou uitgaan ; en hij wijst er op dat de beweging van het perihelium van Mercurius ook op andere wijze kan worden verklaard (Seeliger en Gerber, zie p. 12—20), hoewel de mathe- matische ontwikkelingen van den laatstgenoemde niet boven bedenking zijn ; hetgeen evenwel nog niet de onjuistheid van het verklaringsprincipe zelf bewijst.

Ook over de lichtquanten heeft Lenard het in zijn boekje. (p. 27). Hij brengt die in verband met z.g. „co- herente” golf bewegingen, en citeert in dit verband be- halve een eigen brochure van 1911 (Ueber Aether und Materie) ook een opstel van Lorentz in de Physik. Zeitsch.

11, 353 (1910).

Op p. 30—35 geeft hij een schets van een eigen theorie en ontwerpt een electromagnetisch gravitatiemodel, het- welk mij echter niet erg duidelijk is geworden, hoewel er ook daarin een bruikbare kern is te vinden.

Bijzonder fei keert Lenard zieh tegen degenen die den Aether willen „afschaffen”. De reeds genoemde Nauheimer discussies stonden geheel in het teeken van die afschaffing.

„Man hat nicht dazu gelacht”, teekent L. daarbij sarkas- tisch aan ! Die tegenstand zal wel bij iedereen opkomen, die meer physisch dan mathematisch denkt. Lenard heeft het in dit verband dan ook uitvoerig over beeiden van de le en die van de 2e soort. Vooral de meer mathe- matisch aangelegden stellen zieh spoedig tevreden met beeiden van de le soort, die meer een mathematische

„beschrijving” der verschijnselen beoogen. (klassiek voor- beeld : Kirchhoffs mechanica, waaruit zelfs de „krachten”

verbannen zijn) — terwijl de meer physisch denkenden en gevoelenden daardoor niet worden bevredigd, en naar beeiden van de 2e soort vragen, welke het diepere mechanisme der verschijnselen trachten te verklären, (p. 24—27). De Aether als bemiddelaar der licht-, elec- tromagnetische en gravitatiewerkingen moet dus blijven bestaan en men moet trachten er een beeid van te ont- werpen, gesymboliseerd in een daaruit voortvloeiend systeem van differentiaalvergelijkingen, welke de genoemde werkingen ongedwongen vermögen te verklären. Wellicht dat de thans in het vergeetboek geraakte werveltheorie daarbij nog kan worden toegepast.

Ten slotte (p. 43) recapituleert de schrijver de ver-

(8)

schillende gevolgen van de algemeene R. Th., welke als bewijs voor de juistheid dezer theorie zouden kunnen gelden, nl. de verplaatsing van het perihelium van Mer- curius, de kromming van lichtstralen in de nabijheid van groote aantrekkende lichamen (de zon b.v.) en de z.g.

verschuiving der spectraallijnen naar het rood. (Zie hier- over ook het belangrijke opstel van Wiechert in de Ann.

der Phys, 65, 301 (1920)). Lenard wijst er op dat, wat de laatste gevolgtrekking betreft, deze hoofdzakelijk in negatieven zin is beantwoord. [Amerika, Utrecht ( Julius)].

Alleen Bonn gaf een positief resultaat.

Ter Wille der groote belangrijkheid van het onderwerp meende Referent in deze aankondiging wat uitvoeriger te mögen zijn. Naast de vele pro-relativistische stemmen is het misschien nuttig ook eens naar een ander geluid te luisteren. De lezer koope dus het boekje en vorme zieh een zelfstandig oordeel. j j van Laar

* *

663.11 + 612.015.12(022) Beiträge zur Naturgeschichte der alkoholischen Gä-

rung, von Prof. Dr, P. Lindner, Vorsteher der biologischen Abteilung im Institut für Gärungs- gewerbe, Berlin ; Verlag Francken & Lang, G. m.

b. H. Berlin W. 57, 1920, mit 26 Abb. 28 pag., Mk. 3.—.

Schrijver geeft in een aantal artikeltjes een overzicht over : het algemeene voorkomen van gist en alcohol in de natuur, waar suiker en alcohol vanaf de vroegste Perioden optreden, hoe de alcohol door dieren niet wordt versmaad, over het voorkomen van gist in insecten en op vruchten, de uitwerking van gistgebruik enz. Tot besluit een voordracht tegen het anti-alcoholisme. Een boekje, juist in dezen tijd van „drooglegging’’ uitstekend geschikt, om, door het populair overzicht, meer licht te brengen in de breede lagen der bevolking over de z.g.

vergiftigende werking van alcohol. Met foto's wordt o.a.

de voedingswaarde van alcohol voor gist en schimmeis als uitsluitende C-bron aanschouwelijk gemaakt. Deze bro- chure is in ’t algemeen en fanatieken anti-alcoholisten in

’t bijzonder aan te bevelen. De druk en afbeeldingen zijn goed; 't papier kon beter zijn. L. Heintz.

* *

663.63 4- 628.16 Wasserbehandlung, verfasst und herausgegeben von den Deutschen Sanitätswerken, G. m. b. H. ; Frankfurt a. Main, 1918, 165 blz. (op aanvrage gratis verkrijgbaar).

Van de 165 blz. zijn er ongeveer 50 met tekst be- drukt, waaraan, blijkens een mededeeling vôôr in het boekje, hebben medegewerkt : H. Becker, H. Wehner, H. F. Zschocke, E. Meckel en O. Spengler. De overige blz. zijn meestal voorzien van teekeningen ter toelichting.

Er worden nl. in dit reclame-boek (in den günstigen zin) verschillende apparaten beschreven en aanbevolen, die ter verbetering moeten dienen van watersoorten, die voor direct gebruik ongeschikt zijn. Het voornaamste beschreven procédé is wel de ontgassing (bevrijding van koolzuur en zuurstof) door het z.g. Wirbelstrom-Vakuum-Verfahren, waarvan de naam het principe aangeeft, en hetwelk dienen moet om het water zijn metaalaantastende eigen- schappen te ontnemen. Indien de resultaten altijd zoo günstig zijn als wordt voorgespiegeld mag men er veel van verwachten. Een verdere toepassing van de ont- gassing is ook als vervolg op de chloorbehandeling van onzuiver water ; men kan dan met overmaat chloor werken, zonder dat ten slotte de smaak of reuk van het water wordt benadeeld. Ook op het gebied van ontharding wordt ter doseering der noodige chemicaliën een en ander beschreven, terwijl ten slotte de fabricage van kristal-ijs, zonder destillatie, door de D. S. W.

Wirbelstromklareisapparate wordt aanbevolen. Hetkeurig verzorgde boekje is zeker waard, dat er met belangstelling door belanghebbenden kennis van wordt genomen.

A. Massink.

668.3(022) F. Dawidowsky (em. professor en fabrikant), Die

Leim- und Gelatinefabrikation, 5' druk ; A. Hart- leben’s Verlag, Weenen en Leipzig, 1919, 293 blz., 6 M. -f 20%

In de Chemisch-technische bibliotheek van Hartleben beleeft als deel 15 dit werkje zijn 5en druk. Het geeft van het gebruik en de bereiding van de verschillende lijm- en gelatinesoorten een uitvoerig overzicht om ten slotte de inrichting van een lijmfabriek te bespreken.

Het onderzoek van lijm längs chemischen weg heeft tot nu toe weinig praktische resultaten opgeleverd om hieruit een juist beeid te vormen over de kwaliteit. Tot een oordecl over de bruikbaarheid van lijm komt men eerder door de vaststelling van de viscositeit en het smeltpunt van lijmoplossingen van bepaalde sterkte.

66(022) Pierre Carré, Précis de chimie industrielle, 3e ed.

2 dln. ; Paris, Bailliere, 1921, 2 dln., 1020 pgs.

(prijs ?)

In 1000 klein octavo pagina’s worden zoowat alle chemische processen, die in de industrie worden toegepast, behandeld, zoodat het geen wonder is, dat alles zeer beknopt is gehouden. De groote massa gegevens maakt deze kleine quasi encyclopédie wel bruikbaar om iets na te kijken, maar niet om een goed overzicht te krijgen. De illustraties zijn in het algemeen siecht en te weinig in aantal. Economische of handelsgegevens ontbreken geheel.

Bovendien ontbreken veelal fabricagemethoden, die wel van groot economisch belang zijn, maar in chemisch opzicht weinig bijzonders vertoonen. Behalve wat betreft het aantal behandelde verbindingen kan dit boek de vergelijking met Ost, Herzog e. a. algemeene leerboeken der chemische technologie niet doorstaan.

J. F. van Oss.

CHExMISCHE KRINGEN.

Haagsche Chemische Kving. Op de vergadering van Dinsdag 19 April sprak Ir. J. L. M. van der Horn van den Bos over:

De chemische ontzuring van vette oliën. Spreker begon met mede te deelen op welke wijze zure bestanddeelen in oliën terecht komen. ln den regel bleek dit het gevolg van de bereidingswijze te zijn, terwijl enkele oliën als katoen- en palmolie van nature vrije vetzuren bevatten. Soms komen ook vreemde kleurstoffen in de olie terecht (extractie), en hoewel dit gewoonlijk geen zuren zijn, worden ze wel bij het ontzuren verwijderd. Ten slotte ont- staan gewoonlijk vetzuren bij het bewaren van vette oliën.

Vervolgens wijst spreker er op, dat bij oliën de begrippen „zuur"

en „ranzig" niet identiek zijn. zooals wel wordt gemeend en hij geeft een overzicht van hetgeen de voornaamste handboeken hierover zeggen, waaruit blijkt, dat deze met elkaar in tegenspraak zijn en geen juiste verklaring geven van het ranzig worden.

Daarna gaat hij uitvoerig de proeven van Jacobsen na, die dit vraagstuk in 1918 heeft opgelost. Na er op gewezen te hebben dat het zuur uit de olie moet worden verwijderd, omdat deze de smaak, de geschiktheid voor hydreeren, de geschiktheid als smeermiddel en waarschijnlijk ook de voedingswaarde vermindert, gaat spreker over tot de behandeling der chemische méthodes voor het ontzuren van vette oben. Deze zijn in twee groepen te verdeelen. Bij de eerste wordt het zuur in zeep omgezet en als zoodanig verwijderd. Bij de tweede wordt het zuur veresterd, in den regel met glycerine en deze esters blijven dan in de olie.

Naar aanleiding van de tweede groep geeft spreker een overzicht van de onderzoekingen in 1917 door Treub verricht over de verestering met glycerine. Van beide groepen laat spreker ten slotte een overzicht volgen van de verschillende werkwijzen, die in den loop der tijden zijn aanbevolen, waarbij hij zoowel van de publicaties in tijdschriften als van de patentliteratuur heeft gebruik gemaakt.

(9)

PERSONALIA, VACATURES, ENZ.

Bij Kon. besl. van 16 April is, met ingang van 6 September, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend aan Dr. M. W. Beijerinck, als hoogleeraar aan de Technische Hoogeschool te Delft, onder dankbetuiging voor de vele en gewichtige diensten, door hem in dat ambt bewezen.

1 u * / *

Naar wij vernemen is, in de plaats van den hoogleeraar in de scheikunde aan Calvin College te Grand Rapids (Michigan, Noord-Amerika) de Heer J. Nieuwdorp, die een andere functie aanvaardt, als zoodanig benoemd de Heer H. G. Dekker.

* * *

Prof. Dr. H. I. Waterman is van zijn studiereis naar Amerika teruggekeerd.

* . * *

Aan de Universiteit te Utrecht is geslaagd voor het candidaats- examen artsenijbereidkunde Mej. M. M. de Borst.

* * *

Aan de Universiteit van Amsterdam zijn geslaagd voor het candidaatsexamen scheikunde de Heeren B. J. van Eyk, J. Zernike en W. H. Nagel.

* . * *

De Heer E. I. van Itallie, oud-militair-apotheker, is toegelaten als privaat-docent voor de levensmiddelenleer aan de Univer- siteit van Amsterdam.

* * *

Onderzoek van Surinaamsch hout. Van het Koloniaal Instituut te Amsterdam ontvingen wij de volgende mededeeling : Teneinde de houtrijkdommen van Suriname betervdan tot nu toe tot hun recht te laten komen, heeft het Koloniaal Instituut te Amsterdam op verzoek van het Ministerie van Kolonien een Commissie van Advies en Onderzoek in zake Surinaamsche houtsoorten benoemd, van welke als voorzitter Prof. Dr. G. van Iterson te Delft, en als secretaris Dr. L. P. de Bussy, directeur der Afd. Handels- museum van het Koloniaal Instituut, is opgetreden, terwijl de leden zijn : de Heeren M. A. Cornelissen, scheepsbouwkundig ingénieur, Amsterdam, Th. F. A. Delprat, wnd. algemeen secr.

van het Koloniaal Instituut, Amsterdam, G. D. van Es Gips, afgevaardigde van het Syndicaat voor Surinaamsche Bosch- exploitatie, Amsterdam, W. L. Ghijsen, Middelburg, afgevaardigde van het Syndidaat voor Surinaamsch Boschexploitatie, Amsterdam, Ir. J. Lely, Directeur Gemeentewerken, ’s-Gravenhage, J. M. van der Meij, architect, Amsterdam, F. Poulie, afgevaardigde van de Mij. tot Exploitatie van den Rijnhouthandel en de Stoomzagerij te Amsterdam, M. C. A. Schappart, procuratiehouder van de Arma G. de Vries & Zn., Amsterdam, Prof. Dr. G. Stahel, Wageningen, Prof. Ir. Chr. K. Visser, hoogleeraar Technische Hoogeschool, Delft, Prof. Dr. S. A. F. C. Went, hoogleeraar Rijksuniversiteit, Utrecht, en C. J. Witteveen, ingénieur bij Rijks- waterstaat, gewezen directeur van Openbare Werken en Verkeer, Suriname, Utrecht.

In de dezer dagen gehouden eerste vergadering heeft de com- missie zieh als taak gesteld : „het geven van leiding aan technisch- wetenschappelijk en praktisch onderzoek en het verschaffen van voorlichting op verzoek aangaande de hoedanigheden van Suri- naamsche houtsoorten, met het doel het gebruik van Surinaamsch hout hier te lande en in het buitenland te bevorderen.

De Commissie acht het in de eerste plaats noodzakelijk, dat een in de praktijk gemakkelijk bruikbare methode wordt uitgewerkt, waardoor het mogelijk zal zijn, ook aan het gekapte hout de soort te erkennen, en daardoor een einde te maken aan de schromelijke verwarring in namen en soorten, welke er op het oogenblik nog heerscht, en thans een van de voornaamste hinder- palen tegen geregelden afzet van Surinaamsch hout vormt. Het Staat vast, dat een dergelijke sleutel zal kunnen worden gevonden.

Naast dit onderzoek moet een ander geschieden over de tech- nisch mechanische eigenschappen van de verschiffende scherp omschreven soorten, een onderzoek, hetwelk zoowel in het labo- ratorium als met medewerking van de praktijk en van tal van instellingen van velerlei aard zal moeten worden verricht.

Maatregelen worden overwogen, die de aanstelling van een specialen deskundige voor de bovengenoemde onderzoekingen mogelijk zullen maken. Met hulp van Staatswege en van parti- culière zijde hoopt de Commissie weldra haar taak krachtig te kunnen aanvatten ; zij steh zieh voor t.z.t. tot de uitgave van kleine monografiën over de verschiffende Surinaamsche houtsoorten, haar eigenschappen en haar bruikbaarheid voor verschiffende doeleinden te kunnen overgaan.

INGEKOMEN VERHANDELINGEN.

Voor het Chemisch Weekblad : A. P. H. Trivelli, Brief uit Amerika.

G. de Clercq, Centraal Verslag der Arbeidsinspectie 1919.

F. Donker Duyvis, Reports of the Industrial Fatigue Research Board.

A. H. W. Aten, Electrolytische oxydatie VI.

Voor het Recueil trau. chim. Pays-Bas:

G. Berger, L'action catalytique des électrolytes sur la photolyse de la solution d’Eder.

E. J. E. Hüffer, Les trichlorodinitrobenzènes ; leur réaction avec le methylate de sodium et avec F ammoniaque.

F. W. Hisschemöller, Les équilibres des permutites.

VRAAG EN AANBOD.

Ter overneming gevraagd:

Chemiker-Ztg. 1908 tot en met 1920.

Rec. trav. chim., een reeks jaarg. tot en met 1919.

Ter overneming aangeboden:

Water, deelen 1 en 2.

Offen en vetten, deelen 3 en 4.

Pharm. Weekbl. 1918 en 1919.

Westphal-balans in glazen kast.

Chem. Zentral-Blatt 1910—1912 (Bde 81—83, voor de helft geb.

Ber. d. deutsch, chem. Ges. 1910—1912 (Bde 33 — 35).

Ber. d. deutsch, chem. Ges. 1909 tot en met 1914 geb., 1915 tot en met 1920 in afl.

Chem.-Ztg. met Repert. 1910 —1912.

Naturwissensch. Wochenschr. 1909—1910.

Beilstein’s Handbuch I, II, Iff (1919.—1921).

Brieven (met postzegel voor doorzending aan aanbieder of aanvrager) te richten tot den Hoofdredacteur.

TER BESPREKING ONTVANGEN BOEKEN.

E. Hart, A Textbook of Chemical Engineering ; Easton, Pa., 1920, 211 blz.

P. Rosset, Essais et analyses de produits commerciaux et indu- striels et exercices analytiques divers; Paris, 1920, 119 blz.

A. Calmes, Der Fabrikbetrieb; Leipzig, 1920, 255 blz.

E. Schnell, Betriebserfahrungen mit Braunkohlen und Generator- teer; Falkenstein i. V., 1920, 65 pp.

R. F. Yates, Soldering and Brazing; New-York, 1920, 90 blz.

F. H. Macdougall, Thermodynamics and Chemistry; New-York, 1921, 391 blz.

P. Groth, Elemente der physikalischen und chemischen Kristallo- graphie ; München, 1921, 363 blz.

D. L. Hammick, Atomic and Molecular Theory ; Winchester, 1920, 82 blz.

L. Bargeron, La protection des métaux contre la rouille ; les peintures sur fer ; possibilité de remplacer le minium de plomb ; Paris, 63 blz.

J. Humphrey, Drugs in Commerce, their Source, Preparation for the Market, and Description; London, 116 blz.

W. Vaas, Die Kautschukwarenindustrie Deutschlands ; Berlin, 1921, 282 blz.

CORRESPONDENTIE.

Marktbericht uit Weenen. 19 April: Die Stagnation auf dem Chemikalienmarkt hält weiter an. Schwacher Besuch, ein wei- terer Rückgang der Preise und völliger Stillstand der Geschäfts- tätigkeit sind über den heutigen Börsentag zu berichten. Gesucht zur prompten Lieferung würden : Alaun krist. Steinkohlenteer- Hartpech, Eisenvitriol, Stearin, Citronensäure.

22 April ; Die Abschwächung des Kronenkurses hat bei einigen Artikeln leichtes Anziehen der Preise bewirkt. Bessen ungeachtet war eine Belebung des Chemikalienmarktes nicht zu bemerken.

Das Anbot war verhältnismässig gering. Nachfrage bestand nur in greifbarer Ware und für kleinere Quantitäten. Im Uebrigen Käufer wie Verkäufer beobachten grosse Reserve und wollen von grösseren Engagements vorläufig nichts wissen.

Gesucht waren: Säuren, Magnesia usta, Magnesia carb. pharm., Aetznatron, Borax, Stearin.

(De noteeringen van 19 en 22 April zijn op aanvraag ver- krijgbaar bij den hoofdredacteur.)

(10)

L. te Z. Uw aanbod is aan den aanvrager overgebracht, met verzoek U te schrijven.

Er is in 1912 bij de Akademische Verlagsgesellsch. te Leipzig een voordracht versehenen van Prof. Planck „Ueber neuere thermodynamische Theorien (Nernstsches Wärmetheorien und Quantenhypothese)'’, gehouden 11 Dec. 1911 voor de Deutsche Chem. Gesellsch. Zie verder het Planck-Heft van het tijdschrift

„Die Naturwissenschaften”, 1918; Sommerfeld, Atombau und Spectrallinien ; het derde deel van Mc. C. Lewis, A System of Physical Chemistry.

Uw vraag in zake een stof, die de schadelijke werking van het rooken opheft, of die iemand den smaak in rooken doet ver- liezen, ligt op medisch gebied en komt dus hier eigenlijk niet in aanmerking te worden beantwoord. Misschien wil een onzer lezers U echter raadgeven. Het middel, dat de hoofdredacteur toepast, is : niet rooken.

R. te A. Van verscheidene industrieën hier te lande bestaan films. Nog onlangs werd een nieuwe film van de suikerfabriek

„Holland” getoond aan de leden van het departement Haarlem der Maatschappij van Nijverheid.

D. te R. De Oesterreichische Chemiker-Zeitung kost in Oos- tenrijk 50 Kronen per 3 maanden. Wat de prijs voor Holland is gelieve U te vragen aan de „Verwaltung”, Wien, I, Pesta- lozzigasse 6.

d. H. te D. De namen der aanvragers van ter bespreking ontvangen boeken worden op een Iijst geschreven achter de titels der boeken en ruim een week na de verschijning der titels in het Chem. Weekbl. wordt beslist aan Wien der aanvragers elk boek zal worden gezonden. De genomen beslissing blijkt den aanvrager hetzij bij ontvangst van het boek hetzij bij de publicatie der recensie. Reclames richte men daarna tot den hoofdredacteur.

J. te D. In verband met Uw opmerking citeeren wij uit een brief van een Amerikaanschen uitgever, die ons een boek ter recensie zond : „We are very glad to co-operate in this way in growth of the closer relations between the United States and Holland, and hope you will let us hear if we can aid you further

in this connection.”

A. te M. Door de inzending eener advertentie tc bevorderen, handelt U in het belang van het Chem. Weekbl. en zijn lezers.

* * *

De Heer C. Landweer te Zürich vestigt de aandacht op de de voordeelen van het aanbrengen van een klein gaatje in de hals van praeparaten-fleschjes even boven de plaats, waar men ze later dichtsmelt. De, zoo noodig, uitgetrokken buis van den koeler, of de buis van het fractioneerkolfje laat hij beneden het gaatje uitmonden.

* * *

Op de Afdeeling Handel van het Departement van Landbouw, Handel en Nijverheid ligt ter inzage een mededeeling over de oprichting van een chemisch instituut te Rio de Janeiro, hetwelk beoogt de ontwikkeling van de bronnen van welvaart van Brazilië.

* * *

Gevraagd titel enz. van een chem.-techn. woordenboek in 3 of 4 talen.

* . * *

Gevraagd wordt literatuur over de Fransche chemische industrie.

Den aanvrager is het werkje van Löffi bekend.

$ * *

Welke bibliotheek (openbare of particulière) bevat het tijd- schrift „Chemical and Metallurgical Engineering” (New-York) van Oct. 1920 tot Febr. 1921?

* * *

Kan iemand een fabriek noemen, die kleine luchtcompressoren met bijbehoorenden windketel levert, om een klein laboratorium van perslucht te voorzien ?

VERBETERING.

Blz. 248, 1* kolom, regel 10 v.o., Staat : verzwakt, lees : verwacht.

CHEMISCH-ECONOMISCHE EN INDUSTRIEELE BERICHTEN.

Een nieuwe looistof.

De Fransche pers maakt melding van het feit dat het „Labo- ratoire général des productions coloniales” erin is geslaagd, uit de Acacia arabica een looistof te bereiden welke alleen of gecom- bineerd met sumac of eikenschors kan worden gebruikt. Het zou Siciliaansche sumac kunnen vervangen hetwelk in 1913 in een hoeveelheid van 7.000 ton à ruim fr. 2.000.000 werd ingevoerd.

De plant schijnt in Fransch West-Afrika overvloedig voor te körnen en kan dus in de toekomst een belangrijk coloniaal product worden. („Board of Trade”, 14 April).

Blijkens een mededeeling van den Tijdelijk zaakgelastigde te Athene zijn bij het Ministerie van Nationale Economie aanvragen ingekomen voor de levering van amaril van Naxos in groote steenen tot een totaal van 58.000 ton, waarvan 2.500 ton voor de Japansche markten, waar dit artikel eerst sedert kort is inge- voerd en zeer gezöcht blijkt.

(„Handelsberichten”, 21 April).

Bauxiet in Australie.

Nadat in Gippsland, Victoria, uitgebreide bauxietafzettingen waren ontdekt, werd in 1919 de „Sulphates Propietary, Ltd.”

opgericht welke de bauxietafzettingen verwerkt op aluin. De ertsen schijnen voor dit doel zeer geschikt te zijn; de aluin wordt geheel door de Australische papierfabrieken gebruikt. De geheele behoefte van de papierfabrieken kan eventueel door deze Maat- schappij worden gedekt.

Ook in New South Wales wordt bauxiet gevonden, dat echter geschikter is voor metallisch aluminium. Aangezien de vraag hiernaar in Australië gering is, wacht de Maatschappij met de ontginning hiervan tot een beter afzetgebied kan worden gevonden.

(„Times trade supplement”).

Volgens berichten uit Franschen bron is het departement van de Var zoo rijk aan bauxiet, dat het 80 °/0 van de totale productie levert. Vôôr den oorlog waren de Duitschers van plan die afzettingen aan te koopen en men bericht nu dat Duitsche mijn- ingenieurs er weer reclame voor gaan maken.

* * *

Protectie van de chemische industrie in de Ver. Staten.

Vertegenwoordigers van de Amerikaansche kleurstofindustrie zullen een commissie benoemen, welke in samenwerking met het Departement van Handel nieuwe bepalingen ter bescherming der chemische industrie zal ontwerpen. Vooral de kleurstofindustrie heeft op het oogenblik bescherming tegen de Duitsche noodig.

*** ii , Strontium in Canada.

Te Renfrew, Ontario, is een nieuwe Maatschappij opgericht ter ontginning van de daar ter plaatse voorkomende strontium- afzettingen. Deze stof zal worden gebruikt in de rubberfabricage ; Strontium geeft n.l. aan rubberbanden een stijfheid die met geen andere middelen is te verkrijgen.

De eigenaar van de mijn is de J. E. Wilder Mining Comp., Montreal, en heeft een contract afgesloten met de Dunlop Tyre and Rubber Comp., Toronto, om maandelijks een karrevracht strontium te leveren.

* * *

Productie van drogerijen in St. Petersburg.

Welke tafelbekleeding is in een ververij-laboratorium de beste ?

* * *

Wie is hier te lande de importeur van eponiet ?

* * *

Bestaan er monographieën over was (dierl.. plantaardige en minerale)? In welke bibl. zijn deze te vinden ?

In 't derde kwartaal 1920 werkten in Petersburg vier rijks- fabrieken voor drogerijen en vier particulière laboratoria. De fabrieken een en twee produceerden:

Vloeibare geneesmiddelen .... 14.924 K.G.

Poeders (medische) 7.509 Zalven 2.444 Pleisters 65 Chemische preparaten en mineralen 789

Chemische Verbandstoffen . . . . H/2 mill. Arschin.

Bovendien werd nog 150 K.G. Jodium gemaakt.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het geringe verschil met de opgaven van Kohlbausch en Rose (bij beide temperaturen 0.03. IO -5 hooger) zou aan den invloed der moeilijk te verwijderen onzuiverheden van

Brengt men een versch, pas gevormd schimmeldek van de voedingsvloeistof over op eene andere voedingsvloeistof, die geen kool- stofverbindingen bevat, maar wel de voor de

Nederlandsche Zondagsschool Vereeniging.. de penningmeester N.Z.V. maal te abonneren op het werkblad 'Jojo' - voor abonne- menstskosten zie pagina 4).. 0 wenst zich .... maal

^odat de bevolking van 't dorp zich niet verme- nigvuldigt, maar alleen door nieuwelingen wordt ingevuld. Bestaat over de erfelijkheid geen twijfel, over de besmettelijkheid zijn

\il^ Franck volbrachte en door v. In den daar nieuw gevormden staat kan dit-geschieden zonder ver- troebeling met ingeroeste toestanden. Wordt door hen onpartijdig,

opgenomen. In dit tweede artikel komen beschouwin- gen voor, die ik in het eerste deel van deze aantee- keningen nader heb trachten te verduidelijken. Daarop volgde op 10 Mei

Het onderzoek in bovenbedoelden zin is vooral begonnen door Bömer en draagt den naam van phytosterineacetaatproef. De proef is naar het voorschrift van Bömer uitgevoerd niet gemak-

verklagen à ± 20 cts. Opeiibaarmakingen van 15 September 19172). Verbeterde werk- wÿze tot het bereiden van oxaalzuur uit suiker en andere koolhydraten. Kinzlberger &amp; Comp,