• No results found

EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL MOBILITEIT EN VERVOER

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL MOBILITEIT EN VERVOER"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

EUROPESE COMMISSIE

DIRECTORAAT-GENERAAL MOBILITEIT EN VERVOER

Brussel, 19 augustus 2020

REV3 — vervangt de kennisgeving (REV2) van 28 april 20201

KENNISGEVING AAN BELANGHEBBENDEN

TERUGTREKKING VAN HET VERENIGD KONINKRIJK EN EU-REGELS OP HET GEBIED VAN HET SPOORVERVOER

Het Verenigd Koninkrijk heeft zich op 1 februari 2020 uit de Europese Unie teruggetrokken en is daarmee een “derde land” geworden.2 Het terugtrekkingsakkoord3 voorziet in een overgangsperiode die op 31 december 2020 eindigt. Tot die datum is het EU-recht onverminderd van toepassing op en in het Verenigd Koninkrijk.4

Tijdens de overgangsperiode zullen de EU en het Verenigd Koninkrijk onderhandelen over een akkoord over een nieuw partnerschap, dat met name een vrijhandelsgebied omvat. Het is echter niet zeker of dat akkoord aan het einde van de overgangsperiode is gesloten en in werking treedt. Hoe dan ook, dat akkoord zou een relatie tot stand brengen die wat betreft de voorwaarden voor toegang tot de markt heel anders zal zijn dan de huidige deelname van het Verenigd Koninkrijk aan de interne markt5, de douane-unie van de EU en het btw- en accijnsgebied.

Alle belanghebbenden, en met name marktdeelnemers, worden daarom gewezen op de juridische situatie die ontstaat na het einde van de overgangsperiode (deel A hierna). In deze kennisgeving wordt ook nader ingegaan op enkele relevante scheidingsbepalingen van het terugtrekkingsakkoord (deel B hierna), alsook op de regels die van toepassing zijn in Noord-Ierland na het einde van de overgangsperiode (deel C hierna).

1 De wijziging blijft beperkt tot het eerste gedachtestreepje in deel B van deze kennisgeving.

2 Een derde land is een land dat geen lid is van de EU.

3 Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (PB L 29 van 31.1.2020, blz. 7) (hierna “het terugtrekkingsakkoord” genoemd).

4 Behoudens enkele uitzonderingen waarin artikel 127 van het terugtrekkingsakkoord voorziet. Die uitzonderingen zijn echter niet relevant in het kader van deze kennisgeving.

5 Een vrijhandelsakkoord kent bijvoorbeeld niet de begrippen die eigen zijn aan de interne markt (op het gebied van goederen en diensten), zoals wederzijdse erkenning, het land-van-oorsprong-beginsel of harmonisatie. Evenmin voorziet een vrijhandelsakkoord in de opheffing van douaneformaliteiten en -controles, waaronder die betreffende de oorsprong van goederen en de grondstoffen ervan, of invoer- en uitvoerverboden en -beperkingen.

(2)

Advies aan belanghebbenden

Om op de in deze kennisgeving vermelde gevolgen voorbereid te zijn, wordt belanghebbenden in het bijzonder aangeraden om:

− voor vestiging in de EU te zorgen, indien dat nodig is om de toepasselijke vergunningen te behouden;

− voor machtiging door het Spoorwegbureau van de Europese Unie of de autoriteiten van de lidstaten te zorgen6;

− voor certificering door in de EU gevestigde aangemelde instanties en aangewezen instanties te zorgen.

Machinisten met een in het Verenigd Koninkrijk afgegeven vergunning of bevoegdheidsbewijs die in een andere lidstaat werken, dienen de nodige stappen te nemen om certificeringsdocumenten te verkrijgen die na het einde van de overgangsperiode geldig zijn in de EU. Daarom wordt spoorwegondernemingen of infrastructuurbeheerders in de EU die machinisten in dienst hebben die over certificeringsdocumenten beschikken die in het Verenigd Koninkrijk zijn afgegeven, verzocht die machinisten attent te maken op de verplichting om nieuwe certificeringsdocumenten aan te vragen die na het einde van de overgangsperiode geldig zijn in de EU.

Spoorwegondernemingen die grensoverschrijdende diensten tussen het Verenigd Koninkrijk en de EU aanbieden en dat willen blijven doen na het einde van de overgangsperiode, moeten ervoor zorgen dat machinisten op de delen van dergelijke diensten die zich op het grondgebied van de EU bevinden, over de vereiste in de EU afgegeven vergunningen of bevoegdheidsbewijzen beschikken.

A. JURIDISCHE SITUATIE NA HET EINDE VAN DE OVERGANGSPERIODE

Na het einde van de overgangsperiode zijn de EU-regels op het gebied van het spoorvervoer niet langer van toepassing op het Verenigd Koninkrijk.7 Dat heeft in het bijzonder de onderstaande gevolgen.

1. VERGUNNINGEN VAN SPOORWEGONDERNEMINGEN

Volgens hoofdstuk III van Richtlijn 2012/34/EU tot instelling van één Europese spoorwegruimte8 moeten spoorwegondernemingen die vervoersdiensten per spoor aanbieden een vergunning hebben, die moet worden aangevraagd in de EU-lidstaat

6 Zo zullen spoorwegondernemingen die houder zijn van een uniek veiligheidscertificaat en die na de overgangsperiode in de EU actief willen blijven, dat certificaat overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn (EU) 2016/798 moeten aanvragen bij het Bureau of in een EU-lidstaat (indien het activiteitengebied beperkt is tot die lidstaat).

7 Met betrekking tot de toepasselijkheid van de EU-wetgeving op bepaalde spoorwegproducten in Noord-Ierland, zie deel C van deze kennisgeving.

8 Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte (PB L 343 van 14.12.2012, blz. 32).

(3)

waar zij zijn gevestigd. De vergunning is geldig op het hele grondgebied van de Unie zolang de onderneming voldoet aan de verplichtingen van hoofdstuk III van Richtlijn 2012/34/EU. Na het einde van de overgangsperiode zijn door het Verenigd Koninkrijk afgegeven vergunningen niet langer geldig in de EU.

Spoorwegondernemingen die houder zijn van een dergelijke vergunning en na het einde van de overgangsperiode hun activiteiten in de EU willen voortzetten, zullen overeenkomstig hoofdstuk III van Richtlijn 2012/34/EU in een EU-lidstaat een nieuwe vergunning moeten aanvragen.

Spoorwegondernemingen die grensoverschrijdende diensten tussen het Verenigd Koninkrijk en de EU aanbieden en die dat na het einde van de overgangsperiode willen blijven doen, zullen moeten voldoen aan de wettelijke eisen van zowel de EU als het Verenigd Koninkrijk. Die ondernemingen moeten ervoor zorgen dat zij een in de EU geldige vergunning hebben voor die trajecten van grensoverschrijdende diensten die zich op het grondgebied van de EU bevinden. Uit artikel 17, lid 1, van Richtlijn 2012/34/EU volgt dat vestiging in een van de lidstaten van de EU een voorwaarde is om een vergunning voor de EU te kunnen krijgen.

2. SPOORWEGVEILIGHEID EN SPOORWEGINTEROPERABILITEIT

Voor de Unie zijn bepalingen inzake spoorwegveiligheid en spoorweginteroperabiliteit opgenomen in respectievelijk Richtlijn (EU) 2016/798 inzake veiligheid op het spoor9 en Richtlijn (EU) 2016/797 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (herschikking)10. Het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (Cotif), waarbij zowel de Unie en de lidstaten met een spoorwegsysteem11 als het Verenigd Koninkrijk partij zijn, bevat eveneens voorschriften aangaande die onderwerpen. Het Cotif is echter niet van toepassing op verkeer dat volledig op het EU-netwerk rijdt (d.w.z.

dat niet uit een derde land komt of er naartoe gaat)12. 2.1. Spoorwegveiligheid

Overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn (EU) 2016/798 wordt uitsluitend toegang tot de spoorweginfrastructuur in de Unie verleend aan spoorwegondernemingen die beschikken over een uniek veiligheidscertificaat dat is afgegeven door het Spoorwegbureau van de Europese Unie, of door een lidstaat indien het exploitatiegebied beperkt is tot die lidstaat. Na het einde van de overgangsperiode zijn in het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig

9 Richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 inzake veiligheid op het spoor (herschikking) (PB L 138 van 26.5.2016, blz. 102).

10 PB L 138 van 26.5.2016, blz. 44.

11 Malta en Cyprus beschikken niet over een spoorwegsysteem.

12 Artikel 2 van de overeenkomst tussen de Intergouvernementele organisatie voor het internationale spoorwegvervoer en de Europese Unie betreffende de toetreding van de Europese Unie tot het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (Cotif) van 9 mei 1980, als gewijzigd bij het Protocol

van Vilnius van 3 juni 1999

(http://otif.org/fileadmin/user_upload/otif_verlinkte_files/04_recht/02_COTIF/AG_10-5_ad1_e.pdf).

(4)

artikel 10 van de richtlijn afgegeven veiligheidscertificaten niet langer geldig in de EU.

Overeenkomstig artikel 14, lid 4, van Richtlijn (EU) 2016/798 moet elke met het onderhoud van goederenwagons belaste entiteit (ECM) worden gecertificeerd. Na het einde van de overgangsperiode zijn door het Verenigd Koninkrijk afgegeven certificaten niet langer geldig in de EU13. ECM’s met een door het Verenigd Koninkrijk afgegeven certificaat die hun professionele werkzaamheden in de EU willen voortzetten, zullen een certificaat moeten aanvragen in een EU-lidstaat.

Na het einde van de overgangsperiode kunnen ECM’s bovendien een certificaat aanvragen overeenkomstig het rechtskader van het Cotif14.

2.2. Spoorweginteroperabiliteit

 Het in de handel brengen van spoorwegproducten die onder Richtlijn (EU) 2016/797 vallen: In de technische specificaties van de EU inzake

interoperabiliteit zijn de toepasselijke

conformiteitsbeoordelingsprocedures voor die producten vastgesteld en is ook bepaald of er al dan niet een beroep moet worden gedaan op een derde partij (aangemelde of aangewezen instantie). Met het oog op het in de handel brengen van dergelijke producten moet deze kennisgeving worden gelezen in samenhang met de algemene kennisgeving aan de marktdeelnemers die onderworpen zijn aan de Uniewetgeving op het gebied van industriële producten15, met name punt 2 daarvan inzake conformiteitsbeoordelingsprocedures en aangemelde instanties. De in de algemene kennisgeving geschetste gevolgen van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de EU zijn volledig van toepassing op certificaten die zijn afgegeven door instanties die door het Verenigd Koninkrijk zijn aangemeld (in het geval van aangemelde instanties) of aangewezen (in het geval van aangewezen instanties) (hierna “in het Verenigd Koninkrijk aangemelde of aangewezen instanties”). In de volgende alinea’s wordt specifiek ingegaan op het in de handel brengen en het gebruik van interoperabiliteitsonderdelen, voertuigen en subsystemen en de indienststelling van vaste installaties.

 Het in de handel brengen en het gebruik van interoperabiliteitsonderdelen:

Overeenkomstig artikel 8 en artikel 10, lid 2, van Richtlijn (EU) 2016/797

13 Dat geldt ook voor certificaten van certificeringsinstanties die door het Verenigd Koninkrijk zijn erkend of door de accreditatie-instantie van het Verenigd Koninkrijk zijn geaccrediteerd overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EU) nr. 445/2011 betreffende een systeem voor de certificering van met het onderhoud van goederenwagons belaste entiteiten en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 653/2007 (PB L 122 van 11.5.2011, blz. 22).

14 Zie artikel 15, lid 2, van aanhangsel G van het Cotif en de overeenkomstig dat artikel vastgestelde Uniforme Regelen inzake de certificering van ECM’s in het kader van het Cotif. Voor de interactie tussen de certificering van ECM’s overeenkomstig Richtlijn 2004/49/EG en het Cotif-kader, zie artikel 3 bis, lid 5, van hetzelfde aanhangsel.

15 https://ec.europa.eu/info/european-union-and-united-kingdom-forging-new-partnership/future- partnership/getting-ready-end-transition-period_en

(5)

kan voor het op de markt brengen van een interoperabiliteitsonderdeel een beoordeling van de conformiteit of de geschiktheid door een aangemelde instantie vereist zijn. Als een beoordeling door een aangemelde instantie vereist is, zijn de gevolgen van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de EU die zijn beschreven in de algemene kennisgeving over industriële producten waarnaar in de vorige alinea wordt verwezen, volledig van toepassing.

 Indienststelling van vaste installaties: Overeenkomstig artikel 18 van Richtlijn (EU) 2016/797 moet voor vaste installaties een vergunning voor indienststelling worden afgegeven door de nationale veiligheidsinstantie van de lidstaat op het grondgebied waarvan zij zich bevinden of worden geëxploiteerd. Na het einde van de overgangsperiode moeten vergunningen voor indienststelling overeenkomstig artikel 18 van Richtlijn (EU) 2016/797 gebaseerd zijn op keuringscertificaten die zijn afgegeven door aangemelde of aangewezen instanties in de EU.

 In de handel brengen van voertuigen en mobiele subsystemen:

Overeenkomstig artikel 21 van Richtlijn (EU) 2016/797 moet voor een spoorvoertuig, alvorens het op een netwerk wordt gebruikt, een vergunning voor het in de handel brengen worden afgegeven door de betrokken vergunningverlenende instantie (het Bureau of de bevoegde nationale instantie)16. Na het einde van de overgangsperiode moeten vergunningen voor het in de handel brengen overeenkomstig de artikelen 20, 21 en 24 van Richtlijn (EU) 2016/797 gebaseerd zijn op keuringscertificaten van aangemelde of aangewezen instanties in de EU.

Na het einde van de overgangsperiode wordt de toelating tot het verkeer of het gebruik in internationaal verkeer in de EU van in het Verenigd Koninkrijk vergund spoorwegmaterieel, geregeld door het Cotif en met name de aanhangsels G17 en F18 van dat verdrag19. Zoals hierboven uiteengezet, omvat dit niet de toelating tot of het gebruik in internationaal verkeer dat volledig op

16 Artikel 21, lid 8, van Richtlijn (EU) 2016/797 luidt: “Wanneer het gebruiksgebied is beperkt tot een of meer netwerken binnen één lidstaat, kan de nationale veiligheidsinstantie van die lidstaat op eigen verantwoordelijkheid en op verzoek van de aanvrager de voertuigvergunning voor het in de handel brengen afgeven.” In alle andere gevallen is de vergunningverlenende instantie het Spoorwegbureau van de Europese Unie.

17 “Uniforme Regelen betreffende de technische toelating van spoorwegmaterieel dat wordt gebruikt in internationaal verkeer.” Voor de interactie tussen voertuigvergunningen uit hoofde van Richtlijn 2008/57/EG en vergunningen uit hoofde van het Cotif-kader, zie artikel 3 bis van aanhangsel G van het Cotif.

18 “Uniforme Regelen betreffende de verbindendverklaring van technische normen en de aanneming van uniforme technische voorschriften die van toepassing zijn op spoorwegmaterieel bestemd voor gebruik in internationaal verkeer”.

19 In de praktijk zijn de in artikel 3 bis, lid 2, van aanhangsel G van het Cotif vermelde voorwaarden slechts vervuld voor de zogenoemde “GE”-wagons (“go everywhere”). De toepassing van het Cotif- kader op andere voertuigen (zoals locomotieven en reizigersmaterieel) voorziet in de praktijk niet in gelijkwaardigheid tussen een toelating overeenkomstig de Uniforme Regelen van het Cotif en een EU- vergunning voor indienststelling.

(6)

het EU-net rijdt (d.w.z. dat niet uit een derde land komt of er naartoe gaat);

dat valt onder het EU-recht.

3. CERTIFICERING VAN MACHINISTEN

Richtlijn 2007/59/EG20 voorziet in de voorwaarden en procedures voor de certificering van machinisten die locomotieven en treinen op het spoorwegsysteem in de Unie besturen. Machinisten moeten met name een specifieke vergunning en een specifiek bevoegdheidsbewijs behalen. Vergunningen worden afgegeven door de bevoegde autoriteiten van een lidstaat, bevoegdheidsbewijzen door spoorwegondernemingen en infrastructuurbeheerders. Op grond van artikel 7 is een door een lidstaat verleende vergunning geldig op het hele grondgebied van de Unie, terwijl een bevoegdheidsbewijs uitsluitend geldig is op de daarin genoemde infrastructuur en voor het daarin vermelde rollend materieel.

Na het einde van de overgangsperiode zijn door het Verenigd Koninkrijk afgegeven vergunningen niet langer geldig in de EU.

Overeenkomstig artikel 11, lid 2, en artikel 20 van Richtlijn 2007/59/EG moeten aanvragers van een vergunning een bewijs van medische geschiktheid verstrekken dat is afgegeven door een arts die door een accrediteringsinstantie van de EU is geaccrediteerd of door een EU-lidstaat is erkend.

Na het einde van de overgangsperiode kunnen EU-lidstaten niet langer vergunningen afgeven op basis van een bewijs van een door de Britse accrediteringsinstantie geaccrediteerde of door de nationale autoriteit van het Verenigd Koninkrijk erkende arts. Vergunningen die vóór het einde van de overgangsperiode door een EU-lidstaat zijn afgegeven op basis van een bewijs van een door de Britse accrediteringsinstantie geaccrediteerde of door de nationale autoriteit van het Verenigd Koninkrijk erkende arts, blijven geldig.

Na het einde van de overgangsperiode zijn door het Verenigd Koninkrijk afgegeven bevoegdheidsbewijzen niet langer geldig in de EU.

B. RELEVANTE SCHEIDINGSBEPALINGEN VAN HET TERUGTREKKINGSAKKOORD

In artikel 41, lid 1, van het terugtrekkingsakkoord is bepaald dat een bestaand en individueel identificeerbaar goed dat voor het einde van de overgangsperiode rechtmatig in de EU of het Verenigd Koninkrijk in de handel werd gebracht, verder op de markt van de EU of van het Verenigd Koninkrijk kan worden aangeboden en tussen deze markten kan worden verhandeld tot het de eindgebruiker bereikt.

Het is aan de marktdeelnemer die zich op die bepaling beroept om op basis van eender welk relevant document aan te tonen dat het goed voor het einde van de overgangsperiode in de EU of het Verenigd Koninkrijk in de handel werd gebracht.21

20 Richtlijn 2007/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 inzake de certificering van machinisten die locomotieven en treinen op het spoorwegsysteem van de Gemeenschap besturen (PB L 315 van 3.12.2007, blz. 51).

21 Artikel 42 van het terugtrekkingsakkoord.

(7)

Voor de toepassing van die bepaling wordt onder “in de handel brengen” verstaan, de eerste verstrekking van een goed voor distributie, consumptie of gebruik op de markt in het kader van een handelsactiviteit, al dan niet tegen betaling.22 “Verstrekking van een goed voor distributie, consumptie of gebruik” houdt in dat “een bestaand en individueel identificeerbaar goed, nadat de fase van vervaardiging is voltooid, het voorwerp is van een schriftelijke of mondelinge overeenkomst tussen twee of meer rechtspersonen of natuurlijke personen met het oog op de overdracht van de eigendom, enig ander eigendomsrecht of het bezit inzake het betreffende goed, dan wel het voorwerp vormt van een aanbod aan een of meer natuurlijke personen of rechtspersonen tot het sluiten van een dergelijke overeenkomst.”23

In artikel 41, lid 1, onder b), van het terugtrekkingsakkoord is bepaald dat een bestaand en individueel identificeerbaar goed dat vóór het einde van de overgangsperiode rechtmatig in de EU of het Verenigd Koninkrijk in de handel werd gebracht, in de EU of het Verenigd Koninkrijk in dienst mag worden gesteld.

In de spoorwegsector betekent dat meer bepaald het volgende:

 Een interoperabiliteitsonderdeel dat vóór het einde van de overgangsperiode in de handel is gebracht met een verklaring van conformiteit of geschiktheid voor gebruik die is afgegeven door een aangemelde instantie in het Verenigd Koninkrijk, mag in voertuigen of subsystemen worden gebruikt zolang die verklaring van conformiteit of geschiktheid voor gebruik geldig is.

 Vergunningen voor de indienststelling van vaste installaties die vóór het einde van de overgangsperiode in de handel zijn gebracht, blijven na het einde van de overgangsperiode geldig, zelfs indien zij zijn vergund op basis van keuringscertificaten die zijn afgegeven door aangemelde of aangewezen instanties in het Verenigd Koninkrijk.

 Vergunningen voor het in de handel brengen van voertuigen die vóór het einde van de overgangsperiode in de handel zijn gebracht, blijven na het einde van de overgangsperiode geldig in het binnen de EU vastgestelde gebruiksgebied, zelfs indien zij zijn vergund op basis van keuringscertificaten die zijn afgegeven door aangemelde of aangewezen instanties in het Verenigd Koninkrijk. Hetzelfde geldt voor vergunningen voor het in de handel brengen van mobiele subsystemen.

C. IN NOORD-IERLAND GELDENDE REGELS NA HET EINDE VAN DE OVERGANGSPERIODE

Na het einde van de overgangsperiode is het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland (hierna “het IE/NI-protocol” genoemd) van toepassing.24 De toepassing van het IE/NI- protocol is afhankelijk van de periodieke instemming van de Noord-Ierse wetgevende

22 Artikel 40, onder a) en b), van het terugtrekkingsakkoord.

23 Artikel 40, onder c), van het terugtrekkingsakkoord.

24 Artikel 185 van het terugtrekkingsakkoord.

(8)

Assemblee, waarbij de initiële periode 4 jaar na het einde van de overgangsperiode afloopt.25

Krachtens het IE/NI-protocol zijn sommige bepalingen van het EU-recht ook van toepassing op en in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland. In het IE/NI-protocol zijn de EU en het Verenigd Koninkrijk bovendien overeengekomen dat, voor zover EU-regels van toepassing zijn op en in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland, Noord-Ierland wordt behandeld als een lidstaat.26

Krachtens het IE/NI-protocol is Richtlijn (EU) 2016/797 van toepassing op en in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland, voor zover het gaat om de voorwaarden en technische specificaties voor het in de handel brengen, het in dienst stellen en het vrije verkeer van spoorwegproducten.27

Dat betekent dat wanneer in de delen A en B van deze kennisgeving naar de EU wordt verwezen, Noord-Ierland daaronder ook wordt begrepen, terwijl met verwijzingen naar het Verenigd Koninkrijk uitsluitend Groot-Brittannië wordt bedoeld.

Meer bepaald betekent dat onder meer het volgende:

 Een in Noord-Ierland in de handel gebracht of in dienst gesteld spoorwegproduct moet voldoen aan Richtlijn (EU) 2016/797.

Het IE/NI-protocol sluit echter uit dat het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord- Ierland de mogelijkheid heeft om:

 deel te nemen aan de besluitvorming van de Unie of aan de totstandkoming ervan28;

 bezwaar-, vrijwarings- of arbitrageprocedures in te leiden voor zover die betrekking hebben op regelgeving, normen, beoordelingen, registraties, certificaten, goedkeuringen en vergunningen die zijn afgegeven of uitgevoerd door EU-lidstaten29;

 op te treden als leidende autoriteit voor beoordelingen, onderzoeken en vergunningen30;

 zich te beroepen op het land-van-oorsprongbeginsel of de wederzijdse erkenning van producten die in Noord-Ierland legaal in de handel zijn gebracht; of voor

25 Artikel 18 van het IE/NI-protocol.

26 Artikel 7, lid 1, van het terugtrekkingsakkoord in samenhang met artikel 13, lid 1, van het IE/NI- protocol.

27 Artikel 5, lid 4, van het IE/NI-protocol en punt 28 van bijlage 2 bij dat protocol.

28 Indien er behoefte is aan informatie-uitwisseling of wederzijdse raadpleging, vindt die plaats in de bij artikel 15 van het IE/NI-protocol opgerichte gemengde raadgevende werkgroep.

29 Artikel 7, lid 3, vijfde alinea, van het IE/NI-protocol.

30 Artikel 13, lid 6, van het IE/NI-protocol.

(9)

certificaten die zijn afgegeven door in het Verenigd Koninkrijk gevestigde instanties31.

Meer bepaald betekent dat laatste punt onder meer het volgende:

 Vergunningen die na het einde van de overgangsperiode door het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland zijn afgegeven voor de indienststelling van vaste installaties of voor het in de handel brengen van voertuigen, zijn niet geldig in de EU.

 In Noord-Ierland gevestigde instanties kunnen producten certificeren, maar certificaten die zijn afgegeven door aangemelde instanties in Noord-Ierland, zijn alleen in Noord-Ierland geldig. Die certificaten zijn niet geldig in de EU32.

 Indien een product is gecertificeerd door een aangemelde instantie in Noord- Ierland, moet de aanduiding “UK(NI)” worden aangebracht naast de CE- markering of een andere toepasselijke conformiteitsmarkering33. Die aparte markering maakt het mogelijk producten te identificeren die legaal in de handel kunnen worden gebracht in Noord-Ierland, maar niet in de EU.

De website van de Commissie over spoorvervoer

(https://ec.europa.eu/transport/modes/rail_en) bevat algemene informatie over de regels voor het spoorvervoer in de Unie. Die webpagina’s zullen zo nodig worden geactualiseerd.

Europese Commissie

Directoraat-generaal Mobiliteit en Vervoer

31 Artikel 7, lid 3, eerste alinea, van het IE/NI-protocol.

32 Artikel 7, lid 3, vierde alinea, van het IE/NI-protocol.

33 Artikel 7, lid 3, vierde alinea, van het IE/NI-protocol.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voorts doet zij haar uiterste best om het effect van de huidige situatie op de vervoersector, waaronder exploitanten en passagiers, tot een minimum te beperken ( 14 ). De

Voor gerichte bemonstering wordt met name gebruikgemaakt van informatie over de voedselketen, die beschikbaar moet zijn in slachthuizen en gecontroleerd moet worden door

9. De volgende wijzigingen van de tijdelijke kaderregeling inzake staatssteun ter ondersteuning van de economie vanwege de huidige COVID-19-uitbraak worden van kracht vanaf 3

Indien de bevoegde autoriteit aan haar oorspronkelijke aanvraag wenst te handhaven: zorg ervoor dat de voorzieningen en uitrusting in de GIP voor alle onder de erkenning

Teneinde de continuïteit en de vlotte werking van de deskundigenpanels te waarborgen, kunnen personen op de lijst van in aanmerking komende en geschikte kandidaten die niet

De verschillende rijpingsperioden van vruchten met de BGA “Pesca di Delia” zijn het gevolg van het feit dat binnen het genoemde gebied de vroege cultivars (die niet veel warmte

De groep zal in 2009 nagaan hoe de administratieve lasten op alle resterende prioritaire gebieden kunnen worden verlaagd, en bijzondere aandacht blijven schenken aan rechtstreeks

In geval van kritieke tekorten aan essentiële toegelaten geneesmiddelen voor menselijk gebruik moet ook worden gekeken naar gelijkwaardige geneesmiddelen (met dezelfde werkzame